direct naar inhoud van Artikel 16 Wonen
Plan: Leiden Noordwest
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00002-0301

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. kamerbewoning;
  • c. zorgwoningen;
  • d. aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, waaronder een bed & breakfast;
  • e. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • f. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • g. kinderdagverblijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kinderdagverblijf';
  • h. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garageboxen';
  • i. overdekte parkeervoorziening met eventueel inpandige garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - (inpandige) parkeervoorziening';
  • j. beeldbepalend pand, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - beeldbepalend pand';
  • k. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  • l. met de daarbij behorende voorzieningen zoals erven, tuinen, verhardingen, water, speelruimte, nuts-, groen-, (ondergrondse) parkeer- en fietsvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', 'gestapeld', 'twee-aaneen', 'vrijstaand' mogen uitsluitend de aangeduide type(n) worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden opgericht;
  • c. de goothoogte mag niet hoger zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte mag niet hoger zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • e. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'vrijstaand' mag aan beide zijden niet minder dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat daar waar de zijdelingse perceelafstand ten tijde het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerp van het plan minder dan 3 m bedraagt, de bestaande zijdelingse perceelsafstand als maximum geldt;
    • 2. 'twee-aaneen' mag aan één zijde niet minder dan 3 meter bedragen;
    • 3. 'aaneengebouwd' mag alleen bij de eindwoningen: niet minder dan 3 meter bedragen;
  • f. ter plaatse van een onderdoorgang mag op de begane grond geen bebouwing worden opgericht tot de onderkant van de vloer van de eerste verdieping.
16.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het achtererfgebied worden opgericht;
  • b. bijbehorende bouwwerken mogen de denkbeeldige lijn, te meten vanaf het punt waar de voorgevel en de zijgevel van het hoofdgebouw samenkomen met een hoek van 45° ten opzichte van de zijgevel van dat hoofdgebouw, niet overschrijden;
  • c. bijbehorende bouwwerken achter en aansluitend op het bouwvlak mogen het bouwvlak met niet meer dan 2,5 meter overschrijden;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken op een afstand van 2,5 meter van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,3 meter, met een maximum van 4 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken op een afstand van meer dan 2,5 meter buiten het bouwvlak mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • f. de gezamenlijk oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50 % tot ten hoogste 35 m² van het totale oppervlak van het bouwperceel;
  • g. dakterrassen op bijbehorende bouwwerken en overkappingen zijn niet toegestaan.
16.2.3 Erkers, balkons, luifels en portalen

Voor het bouwen van erkers, balkons, luifels en portalen buiten het bouwvlak en aan een naar de weg gekeerde gevel van een gebouw binnen het bouwvlak, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de diepte van een erker, balkon, luifel of portaal mag niet meer bedragen dan 1,5 meter;
  • b. de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 meter;
  • c. de bouwhoogte van een erker en/of portaal mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw binnen het bouwvlak plus 0,3 meter, met een maximum van 4 meter;
  • d. de bouwhoogte van een ballustrade op een balkon mag niet meer bedragen dan 1,20 meter vanaf de bovenkant vloer van het balkon;
  • e. de breedte van een erker en portaal samen tezamen mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het gebouw binnen het bouwvlak.
16.2.4 Garageboxen en (inpandige) parkeervoorziening
  • a. Voor het bouwen van garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garageboxen' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de oppervlakte van een garagebox mag niet meer dan 15 m2 bedragen;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen.
  • b. Voor het bouwen van (inpandige) parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen -(inpandige) parkeervoorziening' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de goothoogte mag niet hoger zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
    • 2. de bouwhoogte mag niet hoger zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven.
16.2.5 Beeldbepalende panden
  • a. Bouwwerken, welke op de verbeelding zijn voorzien van een aanduiding 'specifieke vorm van wonen - beeldbepalend pand', mogen slechts gedeeltelijk worden vernieuwd en/of veranderd, mits:
    • 1. het uitwendig karakter van het bouwwerk niet wordt veranderd voor wat betreft de hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen, de dakvorm, de nokrichting en de dakhelling alsmede de gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers;
    • 2. voor het overige voldaan wordt aan het bepaalde in de bouwregels.
16.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
16.3 Nadere eisen
16.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en de hoogte van bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ten behoeve van de bezonningssituatie, (bestaande) (boom)beplanting, de ligging van leidingen, de waterhuishouding, de situering van parkeerplaatsen, de bereikbaarheid van hulpdiensten en dergelijke, dan wel indien dit uit een oogpunt van stedenbouwkundige of ruimtelijk/functionele kwaliteit wenselijk is.

16.3.2 Beeldbepalend pand

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en maatvoering van bouwwerken indien en voor zover dat noodzakelijk is om de beeldbepalende en karakteristieke waarden van een op hetzelfde bouwterrein gelegen en op de verbeelding van een aanduiding 'specifieke vorm van wonen - beeldbepalend pand' voorzien bouwwerk te beschermen.

16.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 16.2.5 mits:

  • a. de karakteristieke waarden van het bouwwerk niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • b. bij verandering of complete vernieuwing van het beeldbepalend pand met het desbetreffende beeldbepalende pand identieke en/of gelijkwaardige beeldbepalende en karakteristieke waarden worden teruggebracht;
  • c. vooraf een advies is gevraagd aan de welstands- en monumentencommissie.
16.5 Specifieke gebruiksregels

De uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteiten mag in totaal niet meer bedragen dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de bebouwing, voor zover gesitueerd binnen het bouwvlak;
  • b. de activiteiten mogen alleen in gebouwen (binnen en buiten het bouwvlak) worden uitgeoefend;
  • c. het gebruik mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben;
  • d. de activiteit dient milieughygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.