Plan: | Transvaal |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0546.BP00001-0301 |
Nota ruimte (2006)
De Nota Ruimte is een nota van het rijk, waarin de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd worden. De nota is op 23 april 2004 door het kabinet vastgesteld en is tevens door de Tweede Kamer aangenomen.
In de Nota Ruimte gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland een belangrijke rol zal spelen. Onderwerpen die aan bod komen zijn: wonen, woonlocaties en verstedelijking, natuur, landschap en waterbeheer, bereikbaarheid en het ruimtelijk accommoderen van de economie.
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen:
- versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
- bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
- borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
- borging van de veiligheid.
Het rijk wil zich niet meer met alles bemoeien en wil strategisch op hoofdlijnen sturen. Decentrale overheden krijgen meer ruimte om hun eigen weg te gaan. Het gaat er uiteindelijk om dat de besluitvorming over de inrichting van de ruimte dichter bij de direct belanghebbenden komt te liggen. De Nota Ruimte kenmerkt zich dan ook door:
- Ontwikkelingsplanologie: het ruimtelijk beleid moet beter gaan voldoen aan maatschappelijke wensen en sneller uitgevoerd worden. Het accent zal meer liggen op wat kan en minder op wat moet.
- Decentralisatie: nationale prioriteiten en decentralisatie bepalen de inhoud. De nationale ruimtelijke hoofdstructuur is daarbij een belangrijk kader.
- Deregulering: dit betekent minder rijkssturing. Provincies en gemeenten kunnen hun eigen verantwoordelijkheid verschillend gaan invullen.
- Uitvoeringsgerichtheid: het kabinet legt het accent op uitvoering met onder meer een periode die financieel gedekt is tot aan 2010.
Voor verstedelijking, infrastructuur en vestiging van bedrijven en economische activiteiten geldt een zogenaamd bundelingsbeleid: nieuwe woongebieden en bedrijvigheid moeten zoveel mogelijk worden aangesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. Hierbij moet bovendien rekening worden gehouden met recreatieve voorzieningen, groen en water.
Stedelijke vernieuwing en GroteStedenBeleid
Eind jaren 90 is een nieuwe beleidsvorm ontwikkeld om problemen in met name de naoorlogse wijken van de grotere steden van Nederland aan te pakken. Het gaat hier om stedelijke vernieuwing als onderdeel van het GroteStedenBeleid (GSB). Stedelijke vernieuwing geldt in feite als opvolger van het 'klassieke' stadsvernieuwingsbeleid en is een integrale beleidsvorm welke gericht is op het wegwerken van fysieke achterstanden in stedelijke gebieden. Uiteindelijk gaat het om het scheppen van condities voor de kwaliteitsverbetering van het woon-, werk-, productie- en leefmilieu in en rond de steden. Dit moet bereikt worden door het treffen van maatregelen die met name gericht zijn op de aard en het beheer van de fysieke leefomgeving.
Voor 30 grote steden, waaronder Leiden, maakt stedelijke vernieuwing deel uit van het GSB. Het GSB richt zich naast de fysieke pijler ook op de sociale en economische pijler. Vanuit deze drie invalshoeken wordt gewerkt aan het verbeteren van de concurrentiepositie van de steden.
Streekplan Zuid-Holland West (2003)
Het streekplan Zuid-Holland West geeft een samenhangende visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Zuid-Holland West voor de periode tot aan 2015. Het streekplan vormt het kader voor de toetsing van plannen van andere overheden; het vormt ook de basis voor een op ontwikkeling gericht beleid en een concreet uitvoeringsprogramma.
Het ruimtelijk beleid van de provincie is gericht op verbetering van het woon- en leefklimaat in Zuid-Holland West door een verdergaande ruimtelijke en functionele differentiatie. Die wordt verkregen door het scheiden van stedelijke eenheden en het versterken van de groene en blauwe kwaliteiten in de tussenliggende gebieden.
In Zuid-Holland West is stedelijke vernieuwing prioriteit nummer één. De ruimte voor verstedelijking wordt aangegeven door rode contouren. Om het tekort aan bedrijventerreinen te lenigen zet de provincie primair in op zorgvuldige (her)ontwikkeling van bestaand areaal. De landelijke gebieden zijn opgenomen in het groenblauwe raamwerk. Zij hebben een belangrijke functie in de sfeer van openluchtrecreatie en bieden ruimte aan duurzaam waterbeheer. Om de bereikbaarheid in Zuid-Holland West te verbeteren moeten functies die veel mobiliteit generen gevestigd worden op knopen van infrastructuur.
Station Leiden Centraal is in dit kader aangewezen als een bovenregionale knoop met OV-gerelateerde functies waar de nadruk ligt op zakelijke en maatschappelijke diensten, kenniscentra, cultuur en toerisme.
Een goede onderlinge afstemming van knopen en infrastructuur, zoals rond Leiden Centraal, moet onder meer bijdragen aan:
- bevordering van de bereikbaarheid,
- optimalisering van het ruimtegebruik,
- functiemenging- en differentiatie,
- energiebesparing en goede omgevingskwaliteit.
Provinciale structuurvisie Zuid-Holland 2020 (PRSV)
De visie op het provinciaal ruimtelijk beleid is beschreven in de provinciale ruimtelijke structuurvisie. Deze structuurvisie heeft geen juridische status in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, maar zij is voor de provincie wel een zelfbindend en richtinggevend document, waarin de streekplangebieden in onderlinge samenhang worden bezien.
De ruimtelijke strategie in de PRSV richt zich op 2020 met een doorkijk naar de nog langere termijn. Deze structuurvisie helpt bij het duidelijker positioneren van streekplangebied overschrijdende zaken als de Zuidvleugel en het Groene Hart.
Het doel van de structuurvisie is om tijdig en actief in te spelen op ruimtelijke processen. De provincie Zuid Holland wil een samenhangende en richtinggevende ruimtelijke strategie schetsen die inspeelt op rijksbeleid, zoals in de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit, en die actuele provinciale en regionale plannen en visies integreert: de streekplannen, het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan, het Beleidsplan Milieu en Water, de Provinciale Economische Visie, de Deelstroomgebiedsvisies, de Zuidvleugelvisie en de Kwaliteitszonering Groene Hart.
De ruimtelijke opgave richt zich op locaties voor de kennisintensieve en stuwende industrie (onder meer Leiden), herstructurering en intensivering van bestaande bedrijventerreinen en ontwikkelingskansen voor kleinschalige stadseconomie in het bestaand stedelijk gebied. Voor herstructurering en intensivering van bedrijventerreinen is schuifruimte nodig. Om die te krijgen zet de provincie in op een proces van doorstroming en ontmenging. Kleinschalige, intensieve bedrijvigheid kan ter plaatse intensiveren of doorstromen naar knooplocaties. Dit moet leiden tot intensiever en hoogwaardiger ruimtegebruik op binnenstedelijke bedrijventerreinen, kansen voor broedplaatsmilieus, creatieve diensten en een betere integratie met het overig stedelijk gebied.
Knopen Leggen
Het rapport Knopen Leggen bevat de beleidsinzet van de sectoren Ruimtelijke Ordening, Verkeer en Vervoer, Economie en Milieu. De betrokkenheid van deze vier beleidsvelden komt voort uit de overtuiging dat doelen van deze vier sectoren met één ruimtelijk concept ('knopen') worden gediend:
Ruimtelijke Ordening
- Realisatie Zuidvleugel als goed functionerend stedelijk netwerk.
- Bevorderen intensief ruimtegebruik, functiemenging en differentiatie.
Verkeer en Vervoer
- Optimale benutting van de bestaande infrastructuur.
- Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer (mede door het verbeteren van de overstapfunctie van knopen).
Economie
- Optimaal gebruik van unieke locaties.
- Realisatie van een concurrerend vestigingsklimaat in de Zuidvleugel door middel van selectiviteit en segmentering.
Milieu
- Energie- en ruimtebesparing.
- Verbetering van omgevingskwaliteit op knopen.
Knopen zijn locaties in het stedelijk netwerk die bestaan uit een concentratie van vervoersstromen (uitgedrukt in vervoerswaarde) en stedelijke functies (uitgedrukt in de functiewaarde). Cruciaal voor een goed functionerende netwerkstad is de juiste match tussen infrastructuur en verstedelijking. Dat betekent dat voor de knopen een evenwicht tussen vervoerswaarde en functiewaarde gewenst is. In het rapport zijn knopen beschreven naar schaalniveau, gewenste vervoers- en functiewaarden, gewenste hoofdfuncties en thema's.
Leiden Centraal is vanwege de intercitystatus geclassificeerd als een bovenregionale knoop, met een concentratie van publieke en economische functies. De corebusiness van de knoop wordt bepaald door een selectie van functies die een publiek en/of economisch karakter heeft en vooral bereikbaar moet zijn per openbaar vervoer. Daarbij moeten deze functies aansluiten bij het karakter van Leiden. De vestiging van functies met een bovenregionale reikwijdte uit de functiecategorieën kenniscentrum (gerelateerd aan de universiteit), maatschappelijke voorzieningen (gerelateerd aan het academisch ziekenhuis), cultuur en toerisme (vanwege de nabijheid van de binnenstad) en zakelijke diensten (vanwege de redelijke autobereikbaarheid en de aanwezige ontwikkelingsruimte) moet worden gestimuleerd. Vergelijkbare functies met een minder grote reikwijdte mogen zich op de knoop vestigen, waarbij in aanvulling op de genoemde categorieën ook een uitbreiding van het winkelprogramma mogelijk moet zijn. Leiden vervult immers ook een belangrijke centrumfunctie voor de Leidse regio.
Regels voor ruimte
Op 8 maart 2005 hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland de nota Regels voor Ruimte vastgesteld. Deze nota komt ter vervanging van de nota Planbeoordeling. De nota vormt naast de streekplannen het beoordelingskader voor gemeentelijke ruimtelijke plannen en bevat beleidsregels ten behoeve van de goedkeuring van ruimtelijke plannen.
De nota Regels voor Ruimte benadrukt en bewaakt de provinciale belangen beter en laat de gemeenten meer vrijheid, onder andere op het gebied van agrarische bebouwing, inrichtingseisen voor het stedelijke gebied, en voor toerisme en recreatie. Procedures worden korter door het overleg over ontwerpbestemmingsplannen in te perken en indieningvereisten voor ruimtelijke plannen te vereenvoudigen. Bij de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening blijft de nota Regels voor Ruimte van kracht. De provinciale nota Interimbeleid WRO geeft aan dat de inhoud van de nota Regels voor Ruimte gedurende de interimperiode gehandhaafd blijft.
Interimbeleid WRO
In de periode vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 tot de vaststelling van de Provinciale Structuurvisie eind 2009, zal het bestaande ruimtelijke beleid worden voortgezet. Uitgangspunt is het beleid zoals vastgelegd in de diverse streekplannen en het toetsingskader, de nota Regels voor Ruimte. Er wordt niet vooruitgelopen op de inhoudelijke keuzes die gemaakt zullen worden in het kader van de nieuwe Provinciale Structuurvisie. Verder hebben Gedeputeerde Staten ingestemd met de gedragslijn voor de inzet van Wro-instrumenten in de interimperiode. De gedragslijn gaat uit van overleg vooraf, ter voorkoming van juridische procedures achteraf. Inpassingsplannen worden alleen opgesteld indien dit een duidelijke provinciale meerwaarde oplevert of waar de provincie een opdracht heeft. Voor het overige wordt het opstellen van bestemmingsplannen in eerste instantie overgelaten aan de gemeenten. De bestemmingsplannen worden gemonitord op provinciaal belang. Inpassingsplannen kunnen eveneens worden opgesteld wanneer gemeenten weigeren een bestemmingsplan op te stellen. Voor de interimperiode worden geen verordeningen opgesteld, tenzij uit de monitoring blijkt dat het provinciaal belang structureel wordt geschaad.
Structuurvisie Leidse Regio (1992)
De Structuurvisie Leidse regio is in 1992 vastgesteld door de Stuurgroep Leidse Regio en schetst een beeld van de wenselijke ruimtelijke ontwikkelingen tot 2015. Met onder meer het Vinex-beleid (toen nog) in het vooruitzicht wordt in de Structuurvisie de conclusie getrokken dat de Leidse regio de behoefte aan wonen en werken niet binnen de eigen grenzen kan opvangen. Andere hoofdlijnen zijn een betere ruimtelijke afstemming van stedelijke functies en daardoor een goed evenwicht tussen nabijheid en bereikbaarheid, de verbetering van de kwaliteit van het openbaar vervoer en fietspadennet, en versterking van een samenhangende groenstructuur.
Regionaal programma van afspraken
Voor de uiteindelijke invulling van het streekplan speelt regionaal beleid een belangrijke rol. Hiervoor hebben het Samenwerkingsorgaan Leidse Regio en het Samenwerkingsorgaan Duin- en Bollenstreek gezamenlijk een regionaal Programma van Afspraken opgesteld dat doorvertaald zal worden naar het streekplan. De belangrijkste afspraken die van invloed zijn op Leiden Noord zijn de volgende:
- Inpassing en financiering van de RijnGouweLijn: Voor deze light-railverbinding tussen Gouda, Alphen a/d Rijn, Leiden (binnenstad), Transferium 't Schouw (A44), Katwijk en Noordwijk moet een reservering worden gemaakt voor een eventuele uitbreiding van de lijn over de Willem de Zwijgerlaan.
- Oost-westverbinding A4-A44: partijen zullen zich inzetten om, samen met Rijkswaterstaat, zo spoedig mogelijk een studie te starten ten behoeve van de capaciteitsuitbreiding tussen de A4 en de A44. In deze studie zullen de twee belangrijkste alternatieven, herstructurering van de huidige doorgaande route door Leiden over de Churchilllaan én aanleg van een nieuwe verbinding ten zuiden van Leiden, met elkaar vergeleken worden.
- Afstemming van het woonbeleid: dit betekent onder meer de ambitie om te komen tot één regionale woningmarkt en een verkenning en programmering van de woonbehoefte en herstructurering.
- Ontwikkelingsmogelijkheden voor recreatie en toerisme: hierin wordt onder meer ingezet op de Leidse binnenstad en het plassengebied ten noorden van Leiden.
Structuurplan Leiden, Boomgaard van kennis (1995)
Het Structuurplan van Leiden 'Boomgaard van kennis' is vastgesteld in 1995, en beschrijft in hoofdlijnen de meest gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Leiden. Het is bedoeld als een sturingskader voor op te stellen bestemmingsplannen. De drie pijlers zijn de versterking van de kennisintensieve werkgelegenheid, het gebruik van de monumentale binnenstad, en het bieden van gevarieerde woonmilieus. Ook hier is geconstateerd dat in het stedelijk gebied van Leiden nagenoeg geen ruimte meer is voor geschikte bouwlocaties. Bij het (voornamelijk) binnenstedelijk realiseren van (woning)bouwopgaven wordt dus gestreefd naar doelmatig ruimtegebruik en een verbetering van de stedenbouwkundige vervlechting en ruimtelijke kwaliteit.
In het structuurplan wordt in het bijzonder aandacht geschonken aan de functie van het Stationsplein en de Schipholweg als onderdeel van de stedelijke boulevard Plesmanlaan, Stationsplein, Schipholweg, Willem de Zwijgerlaan. Een hoge ruimtelijke kwaliteit, die tegenwicht biedt aan de drukke verkeersfunctie, met de voorkant van de gebouwen gericht op de weg is daarbij vereist ten behoeve van de verbetering van het stedelijk verblijfsklimaat en vermindering van de barrièrewerking. Werkgelegenheidsfuncties maar ook woonfuncties als de geluidssituatie dat toelaat, zijn daarlangs in de eerste plaats gewenst.
In het structuurplan wordt een verbetering van de openbare ruimte voorgestaan, waarbij de centrale as Stationsplein, Stationsweg, Steenstraat, Beestenmarkt, Breestraat/Haarlemmerstraat voorrang moet hebben. Voorts wordt de versterking van de groene singelrand rondom de aan de overzijde gelegen binnenstad voorgestaan.
Bij de inbreidingslocaties heeft het de voorkeur de stedenbouwkundige kwaliteit te versterken, bijvoorbeeld door duurdere woningen toe te voegen in wijken met relatief veel sociale huurwoningen. Dit komt het woonmilieu ten goede en draagt bij aan meer variëteit in woningtypes. Aandachtspunten zijn verder de dalende woningbezetting, de toenemende vergrijzing en het op peil houden van wooneenheden voor studenten. Door een toename aan leefstijlen en verscheidenheid in de samenleving dient Leiden te voorzien in voldoende gevarieerde woonmilieus.
Leiden, Stad van ontdekkingen: profiel 2030 (2005)
In 2004 is een gemeentelijke ontwikkelingsvisie verschenen waarin een toekomstbeeld wordt geschetst van de stad Leiden. De kwaliteiten van de stad worden benoemd, evenals de kansen en de bedreigingen. De historie, de ligging en de levendigheid zijn duidelijke kwaliteiten. Daarnaast valt op dat de Leidse bevolking jong is en een goed opleidingsniveau heeft. Anderzijds is de stad nagenoeg volgebouwd; is er spanning op de woningmarkt en de ruimte voor wonen, werken en recreatie is beperkt. In navolging van deze nota wordt het structuurplan Boomgaard van Kennis geactualiseerd.