Plan: | Transvaal |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0546.BP00001-0301 |
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een herziening van een aantal verouderde bestemmingsplannen, waarbij slechts het juridisch-planologisch regime is geactualiseerd. In het bestemmingsplan wordt een ontwikkelingslocatie meegenomen, namelijk het realiseren van een parkeergarage bij de Morspoort. Met betrekking tot de realisatie van het overige deel van het bestemmingsplan, zijn er geen financiële consequenties voor de gemeente Leiden.
Uitvoerbaarheid Morspoortgarage
Het doel is om in 2010 een bovengrondse garage te realiseren op het zogenaamde Morspoortterrein, tussen Morsweg, Morssingel, Bloemfonteinstraat, Jan C. Smutsstraat en het gebouw Morsweg 1. De gemeente is in gesprek met de eigenaar, het rijk, om het gebouw te verwerven. Na verwerving zal getracht worden het gebouw te verhuren; het parkeerterrein bij dit gebouw zal deel uitmaken van het terrein waarop de garage wordt gebouwd.
De parkeergarage zal in enkele maanden worden gerealiseerd in systeembouw en een capaciteit krijgen van 400 à 500 parkeerplaatsen. De exploitatietijd is bepaald op ongeveer tien jaar. Daarna zal dit gebied samen met dat van het aangrenzende voormalige belastingkantoor tussen treinspoor en Bloemfonteinstraat worden herontwikkeld.
In de op 26 mei 2009 door de Raad vastgestelde Kadernota Bereikbaarheid wordt gesteld dat het uurtarief voor parkeergarages voor bezoekers van het centrum op termijn zal worden gelijkgetrokken met het straattarief in het centrum. De Raad besloot op 16 juni 2009 dat het straattarief in het centrum vanaf 1 juli 2009 € 2,40 per uur bedraagt. Om die reden is bij de berekening van de parkeerexploitatie van de Morspoortgarage dit tarief aangehouden, met ingang van 2010. Verder is uitgegaan van een jaarlijkse aanpassing van het tarief met de gangbare prijsindex. Daarnaast is gerekend met een aantal abonnementen. In de woonstraten tussen Morssingel en het spoor zal het parkeren gereguleerd worden met betaald parkeren (parkeerautomaten en parkeervergunningen voor belanghebbenden) zodat hier zo min mogelijk uitwijkmogelijkheden zullen bestaan voor parkeerders die geen bestemming hebben in die straten.
Een raming van de exploitatie van de Morspoortgarage is, samen met het financiële resultaat van het handhaven van 450 parkeerplaatsen op het Haagwegterrein en het voortzetten van de Stichting Stadsparkeerplan Leiden (die het Haagwegterrein als P+R-terrein exploiteert), verwerkt in de ontwikkeling van de gemeentelijke reserve Parkeren (ook wel parkeerfonds genoemd). In de gemeentelijke financiële administratie is de reserve Parkeren ingesteld om inkomsten uit parkeren te reserveren voor het realiseren en beheren van parkeervoorzieningen in de stad.
Op 26 mei 2009 heeft de gemeenteraad de kadernota Bereikbaarheid vastgesteld. In dat besluit is onder meer bepaald dat de reserve Parkeren volledig ten dienste zal gaan staan van doelen die gerelateerd zijn aan parkeren. De huidige afdracht van deze reserve aan de algemene middelen wordt geleidelijk tot nul teruggebracht. De hoogte van parkeertarieven wordt gekoppeld - behalve aan algemene prijsindexeringen - aan de investeringen in parkeervoorzieningen. Met dit besluit is bepaald dat de tekorten op de realisatie en exploitatie van de Morspoortgarage (en van het Haagwegterrein) financieel verrekend worden met de reserve Parkeren. In de jaren dat er sprake is van negatieve kasstanden, komen die ten laste van de vereveningsreserve. Op termijn zal de reserve Parkeren positief worden.
Grondexploitatie
Op grond van het feit dat de bouwgrond ter plaatse van de garage van de gemeente is, is de gemeente verantwoordelijk voor het welslagen van het plan. De gemeente voert de grondexploitatie, draagt de kosten en ontvangt de opbrengsten uit hoofde van gronduitgifte. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid verzekerd. Op deze grond is het verhaal van de kosten van de grondexploitatie bij derden niet aan de orden en zogenaamd anderszins verzekerd. Voor het overige bepaalt de gemeente het tijdvak en de fasering als bedoeld in art.6.13 lid 1 van de Wro en de uitwerking van regels als bedoeld in art. 6.13 lid 2 van de Wro. Derhalve behoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld (conform de situatie zoals bedoeld in artikel 6.12 lid 2 van de Wro).