Plan: | Transvaal |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0546.BP00001-0301 |
a. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige functies worden opgericht, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.
b. Buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de geluidsbelasting vanwege het bedrijfsterrein niet meer dan 50dB(A) bedragen.
Op de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop - 1' en 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop - 2' gelden met betrekking tot de bouw van bouwwerken de volgende voorwaarden:
a Aanlegvergunning
Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop1' en 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop2' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
1. Het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover het geen bouwwerken betreft;
2. Het ophogen van gronden;
3. Het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing.
b Uitzonderingen
Het in artikel 19.2.2 sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
1. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
c Toelaatbaarheid
De in artikel 19.2.2 sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 19.2.1, sub a en b, teneinde hogere bebouwing toe te laten, mits daardoor de windvang, het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet in onevenredige mate wordt aangetast.
a. Voorafgaande aan het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 19.2.3. winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een molendeskundige instantie met betrekking tot de vraag of bij het bouwplan de belangen van de molen als werktuig en beeldbepalend element voldoende worden ontzien en de eventueel te stellen voorwaarden;
b. bij het verlenen van de ontheffing als bedoeld in lid 19.2.3 zijn de algemene procedureregels zoals in artikel 21 van deze regels.
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van ondergrondse hoogspanningsleidingen met een strook van 3 meter ter weerszijden van de aangeduide leiding.
Binnen deze dubbelbestemming mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd. Voor de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de maximale hoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde onder 1.3 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
a. Het is verboden op de tot Leiding - Hoogspanning bestemde grond, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
4. het aanbrengen van diepgewortelde beplanting en of bomen;
5. het vellen of rooien van houtgewas.
b. Het onder 19.3.5.a vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de hoogspanningsleiding;
2. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 19.3.5.a zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de hoogspannings en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.
d. Advisering
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 19.3.5.a wordt het advies ingewonnen van de leiding beheerder / directeur van het energiebedrijf.