direct naar inhoud van Regels
Plan: Schoonrewoerd Dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0545.BPSCHOONREWOERD-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Schoonrewoerd Dorp' van de gemeente 'Leerdam'.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0545.BPSCHOONREWOERD-VS01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.4 aanduidingsgrens

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.5 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.6 bebouwing

eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

1.7 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

 

1.8 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

 

1.9 bestaande bebouwing

bebouwing die op het tijdstip van eerste terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is, danwel na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waarbij de aanvraag van de vergunning voor dat tijdstip is ingediend.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.15 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.16 bruto vloeroppervlak

het totale gebouwde vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor de in het plan aangegeven doeleinden, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.17 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.18 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.19 gestapelde woning

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

1.20 hoofdgebouw

een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel/ bouwvlak door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.21 horeca

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

de volgende categorieën horeca- instellingen worden onderscheiden (oplopend van 'lichte' horeca naar zware horeca) :

  • I. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van (ter plaatse bereide) maaltijden/ snacks, al dan niet in combinatie met alcoholvrije drank om aldaar te nuttigen, afhaal mede inbegrepen (thee- en koffiehuizen, lunchrooms, broodjeszaken, ijssalons, cafetaria's, snackbars, shoarmazaken) Deze categorie geldt alleen voor inrichtingen binnen de bebouwde kom;

  • II. horeca-inrichtingen voor het overwegend bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden/etenswaren, al dan niet in combinatie met alcoholhoudende of -vrije drank, voor gebruik ter plaatse, niet in combinatie met detailhandel en niet zijnde afhaal (restaurants, eetcafés, café-restaurants, grand-cafés);

  • III. horeca-inrichtingen zoals aangegeven bij categorie I en II, die uitsluitend toegankelijk zijn voor vooraf gereserveerde groepen vanaf twee personen (kookstudio's); voor zover een hiervoor bedoeld bedrijf zich bevindt binnen de bestemming "wonen", "woongebied" of "agrarisch" wordt het geacht een ondersteunend karakter te hebben binnen de hoofdbestemming;

  • IV. horeca-inrichtingen waar binnen een woon-, agrarische of tuinbestemming gelegenheid word geboden tot overnachting, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van ontbijt en /of maaltijden. Tevens horeca-inrichtingen zoals genoemd bij categorie I, voor zover deze zich buiten de bebouwde kom bevinden (Bed & Breakfast, theetuinen, kleine terrassen). Voor regels met betrekking tot de exploitatie (o.a. openingstijden) wordt verwezen naar de horecanota van Leerdam;

  • V. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse (cafés, bars, pubs);

  • VI. horeca-inrichtingen voor het gelegenheid geven tot dansen in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende of -vrije drank en kleine etenswaren (discotheken, danceclubs, feestzalen);

  • VII. horeca-inrichtingen als genoemd in categorie V, waarbij tevens gelegenheid wordt geboden tot overnachting (hotels), al dan niet in combinatie met de activiteiten als genoemd in categorie III en VI.

1.22 kiosk

een binnen het gebied voor verkeersdoeleinden gelegen gebouw van beperkte omvang dat is bedoeld als muziektent. Het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken alsmede rookwaren is uitdrukkelijk niet toegestaan.

1.23 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.24 maatschappelijk

overheidsvoorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, zorgwonen, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.25 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.26 niet-publiekgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

1.27 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.28 ondergeschikt gebruik

gebruik dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. Het ondergeschikt gebruik dient van beperkte functionele en/of ruimtelijke omvang te zijn, zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

1.29 openbaar groen

bomen en struiken in parken en plantsoenen waar iedereen in mag.

1.30 overkapping

een bijbehorend bouwwerk voorzien van een gesloten dak.

1.31 partycentrum

een bedrijf waar het houden van feesten en partijen met een besloten karakter middels het verhuren van (delen van) de accommodatie centraal staat, voor een van tevoren in omvang bekend staande groep van personen tussen welke een duidelijke min of meer duurzame band bestaat waarbij tevens het verstrekken van drank en maaltijden voor consumptie ter plaatse mogelijk is.

1.32 peil
  • a. gebouwen in niet-geaccidenteerd terrein: de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten.
  • b. gebouwen in geaccidenteerd terrein:
    • 1. voor zover de voorgevel van een gebouw is gelegen binnen een afstand van 3 meter uit de grens met het openbaar gebied en tot en met een afstand van 13 meter vanaf de grens met het openbaar gebied: de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten;
    • 2. overig: het hoogste punt van het aan het gebouw aansluitende bestaande afgewerkte terrein;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein.

1.33 publiekgerichte dienstverlening

op het publiek gerichte dienstverlening met een baliefunctie, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, stomerijen, wasserettes, makelaarskantoren, bankfilialen, apotheken en internet- en belwinkels.

1.34 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.35 voorgevelrooilijn

een naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan.

1.36 vrijstaande woning

een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.

1.37 waterhuishoudkundige voorzieningen

waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.38 waterpeil

de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.

1.39 wet/wettelijke regelingen

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.40 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.41 zorgbehoevende

een persoon waarvan de zorgbehoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.42 zorgwonen

een woonvorm die dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte in combinatie met medische en/of verzorgende ondersteuning, bijvoorbeeld voor personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. grondgebonden agrarisch grondgebruik;
  • c. bedrijfswoningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel en loonbedrijf' tevens een groothandel annex loonbedrijf, zoals opgenomen in Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige, archeologische en ecologische waarden;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Indien op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is opgenomen, mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van aanbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 m, met een maximum van 4 m;
  • e. de oppervlakte van kassen mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  • f. indien bijgebouwen en aanbouwen naast of aan het bijbehorende hoofdgebouw worden gebouwd, dient de voorgevel ervan ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te worden gebouw;
  • g. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij een agrarisch deskundige omtrent de vraag of de voorgenomen bouwactiviteit voor het voeren van een doelmatige bedrijfsvoering, gelet op de aard, inrichting, omvang en continuïteit van het bedrijf, noodzakelijk zijn.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:

  • a. 3 m binnen het bouwvlak;
  • b. 2 m buiten het bouwvlak;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. en b. geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m indien wordt gebouwd voor de voorgevel van gebouwen of het verlengde daarvan en/of binnen een afstand kleiner dan 3 m gemeten uit een aangrenzende bestemming Verkeer - Verblijfsgebied;
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering van de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien over een lengte van meer dan 5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw;
  • b. de situering en de afmetingen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met de karakteristieke kleinschalige bebouwingsstructuur van de hoofdbebouwing van deze percelen, met dien verstande dat:
    • 1. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
    • 2. de goot- of boeiboordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder c. voor het toestaan van een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. mestsilo's zijn niet toegestaan.
  • b. per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
  • c. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest is niet toegestaan, tenzij het noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kleinschalige bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • b. bedrijfswoningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2 bedrijfswoningen' twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - plaatwerkerij' tevens voor een plaatwerkerij;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bakkerij' tevens voor een bakkerij;
  • e. er plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verkoop aardappelen, groente en fruit' tevens voor de verkoop van aardappelen, groente en fruit;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf/timmerwerkplaats' tevens voor een aannemersbedrijf en/of timmerwerkplaats;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verkoop tweedehands goederen' tevens voor de inname en verkoop van tweedehands goederen;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en een geluidscherm ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geluidscherm';
  • i. alsmede voor het uitoefening van detailhandel voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening tot ten hoogste 20% van het totale bruto vloeroppervlak, zoals ingevolge het voorafgaande is toegestaan.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Indien op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is opgenomen, mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van aanbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 m, met een maximum van 4 m;
  • e. indien bijgebouwen en aanbouwen naast of aan het bijbehorende hoofdgebouw worden gebouwd, dient de voorgevel ervan ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te worden gebouw.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • c. de bouwhoogte van geluidschermen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidscherm' mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 7 m.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering van de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien over een lengte van meer dan 5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw;
  • b. de situering en de afmetingen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met de karakteristieke kleinschalige bebouwingsstructuur van de hoofdbebouwing van deze percelen, met dien verstande dat:
    • 1. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
    • 2. de goot- of boeiboordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen met bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

5.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaald in lid 5.2.2 onder a. voor het toestaan van een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m. Geen omgevingsvergunning mag worden verleend indien niet in voldoende mate vaststaat, dat de verhoging nodig is voor een goede uitoefening van de functie.

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitsluitend op de begane grondlaag:
    • 1. detailhandel;
    • 2. publiekgerichte dienstverlening;
  • b. wonen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals magazijnruimten, groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van aanbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 m, met een maximum van 4 m;
  • e. indien bijgebouwen en aanbouwen naast of aan het bijbehorende hoofdgebouw worden gebouwd, dient de voorgevel ervan ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te worden gebouw.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van geluidschermen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidscherm' mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - met uitzondering van luifels- mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 3 m binnen het bouwvlak;
    • 2. 2 m buiten het bouwvlak;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1. en 2. geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m indien wordt gebouwd voor de voorgevel van gebouwen of het verlengde daarvan en/of binnen een afstand kleiner dan 3 m gemeten uit een aangrenzende bestemming Verkeer - Verblijfsgebied;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt dat buiten het bebouwingsvlak luifels bij gebouwen ten behoeve van detailhandel zijn toegestaan, waarvan de diepte niet meer mag bedragen dan 3 m gerekend vanuit de betreffende gevel.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering van de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien over een lengte van meer dan 5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw;
  • b. de situering en de afmetingen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met de karakteristieke kleinschalige bebouwingsstructuur van de hoofdbebouwing van deze percelen, met dien verstande dat:
    • 1. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
    • 2. de goot- of boeiboordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder a sub 3. voor het toestaan van een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. per perceel is ten hoogste één woning toegestaan;
  • b. verkooppunten van motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplanting, plantsoenen, bermen, natuurvriendelijke oevers, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  • b. recreatief gebruik;
  • c. (ondergrondse) afvalcontainers;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen;
  • e. bouwwerken ten behoeve van de verbinding van oevers ter plaatse van openbaar groen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Gebouwen
  • a. uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 60m².
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 7.2.1 voor het toestaan van een hogere bouwhoogte of grotere oppervlakte indien dit voor de realisatie van een openbare nutsvoorziening noodzakelijk is.

 

7.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. parkeren is niet toegestaan.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Afwijken met betrekking tot parkeren

Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 7.4 voor het toestaan van parkeren, met dien verstande dat:

  • a. aangetoond wordt dat er op eigen terrein en directe omgeving onvoldoende ruimte aanwezig is om in de parkeerbehoefte te voorzien;
  • b. aangetoond wordt dat geen onevenredige aantasting van groen en ecologische waarden plaatsvindt;
  • c. rekening gehouden wordt met de waterhuishouding;
  • d. de verkeersveiligheid niet in het geding komt;
  • e. de parkeervoorziening moet grenzen aan de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

7.5.2 Afwijken voor het gebruik als tuin

Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 7.1 voor het gebruik van de gronden als tuin, met dien verstande dat:

  • a. aangetoond wordt dat geen onevenredige aantasting van groen en ecologische waarden plaatsvindt;
  • b. rekening gehouden wordt met de waterhuishouding;
  • c. aangetoond wordt dat geen onevenredige aantasting van stedebouwkundige en beeldkwaliteit plaatsvindt;
  • d. de tuin moet grenzen aan de bestemming 'Tuin' en/of 'Wonen'.

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca van categorie I en II;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals terrassen, groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van aanbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 m, met een maximum van 4 m;
  • e. indien bijgebouwen en aanbouwen naast of aan het bijbehorende hoofdgebouw worden gebouwd, dient de voorgevel ervan ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te worden gebouw.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:

  • a. 3 m binnen het bouwvlak;
  • b. 2 m buiten het bouwvlak;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. en b. geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m indien wordt gebouwd voor de voorgevel van gebouwen of het verlengde daarvan en/of binnen een afstand kleiner dan 3 m gemeten uit een aangrenzende bestemming Verkeer - Verblijfsgebied.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering van de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien over een lengte van meer dan 5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw;
  • b. de situering en de afmetingen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met de karakteristieke kleinschalige bebouwingsstructuur van de hoofdbebouwing van deze percelen, met dien verstande dat:
    • 1. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
    • 2. de goot- of boeiboordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 8.2.2 onder c. voor het toestaan van een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. per perceel is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan.

Artikel 9 Kantoor

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens voor een exameninstelling;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven. Indien geen maximum bebouwingspercentage is opgenomen mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum en bouwhoogte (m) is aangegeven.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 meter. Voor masten bedraagt de maximale bouwhoogte 15 meter.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de opslag van meer dan 10.000 KG vuurwerk is niet toegestaan.
  • b. verkooppunten van motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
  • c. perifere detailhandel is niet toegestaan.
  • d. seksinrichtingen zijn niet toegestaan.
  • e. wonen is niet toegestaan.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen inzake overheid, welzijn, volksgezondheid, zorgwonen, cultuur, religie, sport, onderwijs alsmede buitenschoolse opvang, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. ondergeschikte detailhandel van religieuze artikelen en voedings- en genotmiddelen met een maximale brutovloeroppervlakte van 50 m²;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor ondergeschikte horeca van categorie I en II, tot ten hoogste 20% van het totale bruto vloeroppervlak;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - partycentrum' tevens voor een partycentrum;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' uitsluitend voor een begraafplaats;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.2.1 Gebouwen
  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde in sub d.
  • b. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven. Indien geen maximum bebouwingspercentage is opgenomen mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.
  • c. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van een minaret 20 meter mag bedragen en de bouwhoogte van de molen niet meer mag bedragen dan de bestaande hoogte.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' mogen gebouwen van ondergeschikte aard buiten het bouwvlak worden gebouwd indien:
    • 1. de maximale gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m² per begraafplaats;
    • 2. de (bouw)hoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 meter.
  • b. Voor masten bedraagt de maximale bouwhoogte 15 meter.
  • c. De bouwhoogte van een klokkentoren mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de bestaande bebouwing.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen ten hoogste 2 meter de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 4 meter.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. per perceel is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. bij zorgwonen is bewoning uitsluitend toegestaan voor een huishouden waarvan ten minste één persoon zorgbehoevend is;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b. geldt ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' dat bewoning tevens is toegestaan voor de partner van een zorgbehoevende, indien de zorgbehoevende komt te overlijden. Deze situatie mag voortduren totdat de overgebleven partner uit de zorgwoning trekt dan wel zelf komt te overlijden.

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - partycentrum' bij beëindiging van de activiteiten van het daar aanwezige partycentrum. Hierbij komt de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - partycentrum' te vervallen en blijft het overige bepaalde in lid 10.1 onverkort van toepassing.

Artikel 11 Recreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' uitsluitend voor een kinderboerderij;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein' uitsluitend voor een speelterrein;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals dierenverblijven, groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.2.1 Kinderboerderij

Ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. bij gebouwen:
    • 1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 2. het gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
  • b. bij bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1 meter;

11.2.2 Speelterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan en/of grenzen aan het openbaar gebied niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 meter.

11.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van de gronden geldt dat er niet geparkeerd mag worden.

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan en/of grenzend aan het openbaar gebied niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. Entrees gebouwd aan de voorgevel van het aangrenzende hoofdgebouw zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
    • 2. de breedte van de entree niet meer mag bedragen dan 30% van de breedte van de bestaande voorgevel van het hoofdgebouw tot maximaal 3,5 m
    • 3. een diepte niet mag bedragen dan 1 m;
    • 4. de afstand van de entree tot de voorste bestemmingsgrens minimaal 3 meter bedraagt.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken:

  • a. van het bepaalde in 12.2 voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
    • 1. het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 60 m²;
    • 2. de maximale goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
    • 3. de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m;
    • 4. voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn uitsluitend bijbehorende bouwwerken toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m².
  • b. van de bouw van ten hoogste één carport per bouwperceel, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m. Geen omgevingsvergunning mag worden verleend indien niet in voldoende mate vaststaat, dat deze bouwwerken noodzakelijk zijn ten behoeve van de vergroting van de parkeercapaciteit.

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'terras' tevens voor terrassen ten behoeve van de aangrenzende horecafunctie;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, (ondergrondse) afvalcontainers, duikers, bruggen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

13.2.1 Gebouwen
  • a. uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 20m².

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • b. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • c. De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wateraanvoer, waterafvoer en waterberging;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers en bruggen.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd die ten dienste staan van de bestemming en die voldoen aan de volgende regels:

14.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met niet-publiekgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten' tevens publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en of bedrijfsactiviteiten mogen plaats vinden;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens voor maatschappelijk op de begane grond;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bijzondere woonvorm', tevens voor de begeleiding, opvang en huisvesting van jongeren;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'garage' voor garageboxen ten behoeve van woningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte', tevens voor een zelfstandige kantoor-/praktijkruimte;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en tuinen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

15.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. Daar waar binnen het bouwvlak de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijbehorend bouwwerk' is opgenomen is, in afwijking van het gestelde onder a, alleen een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een loods of berging toegestaan;
  • c. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. De maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, met dien verstande dat het is toegestaan de aangegeven bouwhoogte met 2 meter te verhogen ten behoeve van toevoegen van een dakopbouw aan de achterzijde van de woning. De nok mag door de verhoging maximaal 2 meter naar achteren verschuiven waarbij voor de dakhelling van een dergelijke dakopbouw moet worden aangesloten op de oorspronkelijke kap;
  • e. Het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan aanwezig op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven aantal woningen gebouwd mag worden.

15.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. De bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • d. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken op de gronden gelegen buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 50% van het perceel tot een maximum van 100 m²;
  • e. In afwijking van het bepaalde onder d. mag ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken op de gronden gelegen buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 50% van het perceel tot een maximum van 150 m2.

15.2.3 Garages
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn garages toegestaan;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter.

15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 1 meter.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 15.2.2 en 15.2.4 en de bouw toestaan van ten hoogste één carport per bouwperceel, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter. Geen omgevingsvergunning mag worden verleend indien niet in voldoende mate vaststaat, dat deze bouwwerken noodzakelijk zijn ten behoeve van de vergroting van de parkeercapaciteit.

15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit

De vloeroppervlakte ten behoeve van niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 25 m², met dien verstande dat:

  • a. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • b. geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaats vindt;
  • c. geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
  • d. horeca of detailhandel niet zijn toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit;
  • e. de activiteiten door de bewoner worden uitgeoefend.

15.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het een vrijstaande bijbehorend bouwwerk betreft;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • c. zorgwonen;
  • d. kamerbewoning;
  • e. seksinrichtingen.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels
15.5.1 Publieksgerichte dienstverlening

Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in 15.4.1 voor het toestaan van publiekgerichte dienstverlening, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken dienen in overwegende mate te worden gehandhaafd;
  • b. de vloeroppervlakte die voor het aan een woning gebonden beroep of bedrijf wordt benut, mag niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van alle vloeren van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken bedragen, zulks tot een maximum van 25 m²;
  • c. de activiteit in ieder geval wordt uitgeoefend door de (mede)bewoner van de betreffende woning;
  • d. de ruimtelijke uitstraling door het beroep of bedrijf beperkt dient te blijven;
  • e. behoudens in- en uitladen, zijn bedrijfsmatige activiteiten en buitenopslag in de (openbare) ruimte rond de woning niet toegestaan;
  • f. door het afwijken van het bestemmingsplan mogen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en mag er geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu ontstaan. Dit geldt bijvoorbeeld voor lichtinval, bezonning, privacy en uitzicht van naastgelegen percelen, milieuhinder, toename van de parkeerdruk en een verhoging van de verkeersaantrekkende werking;
  • g. geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte mag ontstaan en voldoende parkeervoorzieningen op het eigen terrein gerealiseerd moeten worden. Conform het parkeerbeleid van de gemeente Leerdam zal aan de hand van de “publicatie 182 parkeercijfers - basis voor parkeernormering” van de CROW (maart 2004) bepaald worden hoeveel parkeerplaatsen benodigd zijn;
  • h. Alleen detailhandel is toegestaan in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, verwerkt of bewerkt, en dit een ondergeschikt deel van de bedrijfsvoering is;
  • i. Er is/zijn geen horeca, horeca-activiteiten en seksinrichting toegestaan.

15.5.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in 15.4.2 sub a en b voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg';
  • c. er geen belemmeringen zijn op het gebied van externe veiligheid;
  • d. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • f. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • g. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.

15.5.3 Zorgwonen

Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in 15.4.2 sub c voor het toestaan van zorgwonen, met dien verstande dat:

  • a. een zorgindicatie is gesteld waaruit de noodzaak van zorgwonen blijkt;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de brandweer;
  • c. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • e. kan worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte;
  • f. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van zorgwonen mag worden verleend;
  • g. bij beëindiging van de zorgbehoefte het gebruik wordt teruggebracht naar de bestaande situatie.

Artikel 16 Waarde - Archeologie - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

16.1.2 Voorrangsregel

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

16.2 Bouwregels

Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de in 16.1 omschreven doeleinden, tenzij:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • b. het nieuw te bebouwen oppervlak, in aanvulling op het bepaalde onder a, niet groter is dan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1', 30 m2;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2', 100 m2;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3', 250 m2;

of

  • c. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.

16.3 Nadere eisen
16.3.1 Behoud archeologische waarden in situ

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.

De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Afwijking oprichten bouwwerken t.b.v. andere bestemming(en)

Burgemeester en wethouders kunnen bij verlening van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan het afwijken in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
16.4.2 Verplichting rapportage

Aan de afwijking als bedoeld in 16.4.1 wordt geen medewerking verleend voordat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord en naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.

16.4.3 Advies archeologische deskundige

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een afwijking als bedoeld in 16.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.5.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven/ aanleggen of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
16.5.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het onder 16.5.1 vervatte verbod geldt niet:

  • a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld; of
  • b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1': over een maximale oppervlakte van 30 m²;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2': over een maximale oppervlakte van 100 m²;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3': over een maximale oppervlakte van 250 m²;
  • c. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning in dit kader is verleend;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een afwijking op grond van het bepaalde in 16.4.1.
16.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 16.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

16.6 Wijzigingsbevoegdheid
16.6.1 Wijziging verwijdering bestemming Waarde - Archeologie 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1', met inbegrip van de aldaar voorkomende aanduiding, geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

16.6.2 Wijziging naar bestemming Waarde - Archeologie 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, teneinde aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' toe te kennen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 17 Waarde - Archeologie - 2

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische vondsten en historische elementen.

17.1.2 Voorrangsregels

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

17.2 Bouwregels

Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de in 17.1 omschreven doeleinden, tenzij:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • b. het nieuw te bebouwen oppervlak, in aanvulling op het bepaalde onder a, niet groter is dan 50 m²; of
  • c. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.

17.3 Nadere eisen
17.3.1 Behoud archeologische waarden in situ

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.

De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Afwijking oprichten bouwwerken t.b.v. andere bestemming(en)

Burgemeester en wethouders kunnen bij verlening van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan het afwijken in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
17.4.2 Verplichting rapportage

Aan de afwijking als bedoeld in 17.4.1 wordt geen medewerking verleend voordat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord en naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.

17.4.3 Advies archeologische deskundige

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een afwijking als bedoeld in 17.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven/ aanleggen of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
17.5.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het onder 17.5.1 vervatte verbod geldt niet:

  • a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld; of
  • b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 50 m²;
  • c. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning in dit kader is verleend;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende ontheffing op grond van het bepaalde in 17.4.1.
17.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 17.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorie

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en het herstel van de aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerken van de oorspronkelijke dorpsstructuur.

18.1.2 Voorrangsregels

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd.


Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan en/of grenzend aan het openbaar gebied niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. overige bebouwing is slechts toegestaan in de zone achter het oorspronkelijke hoofdgebouw aan de Dorpsstraat (uitsluitend voorzover deze bebouwing opgericht wordt binnen een zone zoals bepaald door de breedte van de achtergevel).

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijking oprichten bouwwerken t.b.v. andere bestemming(en)

Burgemeester en wethouders kunnen bij verlening van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien is aangetoond dat ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

18.3.2 Advies archeologische deskundige

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een afwijking als bedoeld in 18.3.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een cultuurhistorisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

Artikel 19 Waterstaat - Obstakelvrije zone

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Obstakelvrije zone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een obstakelvrije groen- en/of waterstrook ten behoeve van het beheer en onderhoud van de watergang.

19.1.2 Voorrangsregels

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

19.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd die niet ten dienste staan van de bestemming Water.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

21.1 Geluidzone - industrie

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen of in te richten ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie", te weten de 50 dB(A) zone behorende bij het industrieterrein.

21.2 Beeldbepalende panden
21.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, aangemerkt als beeldbepalende objecten. Het beeldbepalende karakter en de cultuurhistorische waarden ter plaatse dienen te worden gerespecteerd, of waar mogelijk te worden verstrekt, daarbij gebruik makend van de beschrijving zoals opgenomen in bijlage 2 Beeldbepalende objecten.

21.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek':

  • 1. de bestaande maatvoering als maximale maatvoering;
  • 2. dat het verboden is zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen;
  • 3. dat de aanvraag van een onder lid 2 bedoelde omgevingsvergunning wordt beoordeeld door de Monumentencommissie.

Artikel 22 Algemene bouwregels

22.1 Hoogteregels
  • a. Voor de ten hoogste toelaatbare hoogte van gebouwen dienen - onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 van de regels is bepaald - de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven hoogten in acht genomen te worden.
  • b. De ten hoogste toelaatbare hoogten mogen uitsluitend worden overschreden door (schotel)antenne-installaties, schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk 2 van de regels anders is geregeld. Voor zover met de maatvoeringsaanduiding of in sub c de goothoogte is aangegeven, mag de ten hoogste toelaatbare hoogte tevens worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels en dakkapellen.
  • c. Voor zover noch op de verbeelding noch in de regels zijn opgenomen ten aanzien van de afdekking van gebouwen, mogen de gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt. Voor zover een platte afdekking wordt toegepast, geeft de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven goothoogte de ten hoogste toelaatbare hoogte van het boeibord van het platte dak aan.

22.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

22.3 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

Artikel 23 Algemene gebruiksregels

  • a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.
  • b. voor de gronden van dit plan gelden de parkeernormen uit de gemeentelijke beleidsnota parkeernormen Leerdam.

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

24.1 Algemeen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd -tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken van het bestemmingsplan- door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van de bepalingen in het plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

24.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 25 Algemene wijzigingsregels

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Artikel 26 Algemene procedureregels

26.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

26.2 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

27.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Schoonrewoerd Dorp'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 13 mei 2015.  
         
………………………  
         
         
  De voorzitter,     De griffier,    
  ……….     ………