direct naar inhoud van Artikel 21 Leiding - Riool
Plan: Leerdam West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0545.BPLEERDAMWEST-VS01

Artikel 21 Leiding - Riool

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolwatertransportleiding ten behoeve van het transport van afvalwater.

21.2 Bouwregels

Op de in 21.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan:

  • a. bouwwerken ten dienste van de leiding zoals meet- en regelkasten en afsluiterputten;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de omgevingsvergunning door het bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:

  • a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen, het bebossen van gronden en het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • c. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van rioleringen, overstorten, leidingen of kabels (anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven);
  • e. het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen).


21.4.2 Uitzonderingen op de omgevingsvergunning


Het onder 21.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in 21.3;
  • b. normale onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;


21.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De in 21.4.1 bedoelde werken en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien het leiding belang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.