direct naar inhoud van 4.18 Samenvatting
Plan: Stormpolder
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0542.BPStormpolder-oh01

4.18 Samenvatting

In deze paragraaf is de samenvatting van de verschillende milieuaspecten in het planMER beschreven.

Milieuzonering

In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorggedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van aanwezige woningen buiten het plangebied (en bedrijfswoningen en woonschepen in het plangebied) en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd. De ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt leiden niet tot relevante negatieve milieugevolgen.

Voor de milieuzonering in dit bestemmingsplan is gebruikgemaakt van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) voor gezoneerde industrieterreinen. De milieuzonering heeft dan geen betrekking op het aspect geluid, maar alleen op de aspecten geur, stof en gevaar. Op industrieterrein Stormpolder wordt de geluidsbelasting van de bedrijven gereguleerd via de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (vergunningverlening en meldingen/maatwerkvoorschriften) en het zonebeheer van het bevoegd overheidsorgaan. Voor een zorgvuldig zonebeheer van het industrieterrein is een geluidruimteverdeelplan opgesteld, dat in de regels van het bestemmingsplan is verankerd (zie tevens onder 'industrielawaai').

Industrielawaai

Het plangebied behoort tot het gezoneerde industrieterrein Stormpolder. De begrenzing van het gezoneerde industrieterrein wordt op de verbeelding opgenomen. Ook de geluidszone, die deels in het plangebied ligt, wordt op de verbeelding opgenomen. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies toegestaan. De geluidsbelasting van de bedrijven wordt vanwege de status als gezoneerd industrieterrein cumulatief bewaakt. Hiervoor zijn normen vastgesteld die niet mogen worden overschreden. De daadwerkelijke milieueffecten op het gebied van industrielawaai als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan zijn beperkt van aard. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan niet tot relevante negatieve milieugevolgen zullen leiden. Hierbij is rekening gehouden met de versterking van het maritieme cluster zoals deze wordt voorzien en de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt.

Ten behoeve van een zorgvuldig zonebeheer is een geluidruimteverdeelplan voor het industrieterrein opgesteld. Dit geluidruimteverdeelplan is aan de regels van het bestemmingsplan Stormpolder gekoppeld. Het geluidruimteverdeelplan strekt tot een optimale verdeling van de beschikbare ruimte en een optimale geluidsverkaveling over de bedrijfskavels op het gezoneerde industrieterrein. Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd, waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de geldende geluidsnormen. Het geluidruimteverdeelplan waarborgt dat de geluidsbelasting van alle bedrijven op het gezoneerde industrieterrein tezamen de normen niet overschrijden (bewaking van de geluidszone). Het geluidruimteverdeelplan beschermt daarmee tevens het woon- en leefklimaat in de omgeving van het industrieterrein.

Het plangebied ligt deels binnen de geluidszone van twee andere industrieterreinen, IJsselmonde Noordrand en De Zaag/Noord. De geluidszones van deze industrieterreinen zijn op de verbeelding opgenomen.

Externe veiligheid en planologisch relevante leidingen

Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Randvoorwaarden voor ruimtelijke ontwikkelingen zijn daar waar noodzakelijk opgenomen in de regels en op de verbeelding. De ontwikkelingsmogelijkheden in dit bestemmingsplan hebben geen tot zeer beperkte gevolgen voor de situatie met betrekking tot externe veiligheid. Er wordt voldaan aan de wetgeving en het beleidskader en de gemeente heeft de hoogte van het GR verantwoord. Er is dan ook geen sprake van belangrijke negatieve milieugevolgen op dit vlak.

In het plangebied bevinden zich verschillende risicovolle inrichtingen. Rondom deze inrichtingen wordt voldaan aan de risiconormen voor het plaatsgebonden risico. Er vindt geen overschrijding van het groepsrisico plaats, ook niet in de toekomstige situatie. Vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen is alleen onder voorwaarden via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk. Door deze voorwaarden wordt voldaan aan de normstelling voor het plaatsgebonden risico en ook ruimschoots aan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico.

Daarnaast vindt relevant vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het water (Nieuwe Maas en Hollandse IJssel). Ook hier wordt voldaan aan de normen voor het plaatsgebonden risico. Gelet op de bevolkingsdichtheid (ruim minder dan 1.500 bewoners/ha) is een berekening van het groepsrisico niet nodig. Voor de Nieuwe Maas wordt het plasbrandaandachtsgebied op de verbeelding opgenomen. Het invloedsgebied van de N210 reikt niet tot aan het plangebied. Vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg heeft dus geen invloed op de externe veiligheidssituatie in het plangebied. De ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt leiden niet tot een relevant ander groepsrisico, gelet op de bestaande situatie (industrieterrein) en de aard van de verwachte ontwikkelingen (bedrijfsvestigingen). Gelet op de lage bevolkingsdichtheid in het gebied zijn verdere groepsrisicoberekeningen niet noodzakelijk.

Het straalpad dat over het plangebied loopt is op de verbeelding opgenomen.

Verkeer

De bereikbaarheid van het bedrijventerrein is voor alle modaliteiten matig. De verkeersafwikkeling van het autoverkeer is in de huidige situatie niet optimaal. Dit hangt met name samen met de capaciteit van de Algerabrug. Na volledige ingebruikname van het bedrijventerrein zal de bereikbaarheid niet wezenlijk verslechteren. Aandachtspunt is de verkeersveiligheidssituatie voor fietsers en de gelijkwaardige voorrangssituatie op de verschillende kruispunten gecombineerd met een 50 km/h-regime. De situatie met betrekking tot de verkeersontsluiting van het langzaam verkeer en openbaar vervoer als ook de verkeersveiligheids- en parkeersituatie wijzigt na volledige ingebruikname van het bedrijventerrein niet. Het aspect verkeer en vervoer staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

Wegverkeerslawaai

Er worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies toegestaan. De eventuele vestiging/wijziging of uitbreiding van individuele, mogelijk mer-(beoordelings)plichtige bedrijven (in het milieuspoor) heeft geen relevante milieugevolgen voor het aspect wegverkeerslawaai. Het geluidsniveau zal maximaal 0,8 dB toenemen ten opzichte van de autonome situatie. Een dergelijke toename is voor het menselijk oor niet hoorbaar.

Luchtkwaliteit

De ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan zorgen voor een relatief beperkte toename van de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Ook na realisatie van deze ontwikkelingen wordt voldaan aan de normen die gelden voor luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitswetgeving staat de uitvoering van van het bestemmingsplan niet in de weg. Op het gebied van luchtkwaliteit zijn dan ook geen belangrijke negatieve milieugevolgen te verwachten.

Passende beoordeling Natuurbeschermingswet

Het bestemmingsplan maakt de vestiging van nieuwe bedrijven mogelijk. In een zogenoemde passende beoordeling is onderzocht of hierdoor negatieve effecten op kunnen treden bij nabij gelegen Natura 2000-gebieden. Hieruit blijkt dat in het Natura 2000-gebied Biesbosch de stikstofdepositie als gevolg van de maximale planontwikkeling beperkt toeneemt. De belangrijkste sturende processen bij ontstaan en behoud van de stikstofgevoelige habitattypen zijn rivierdynamiek, winddynamiek, ijsgang, maaibeheer en begrazing. Overstromingen door extreem hoogwater zijn sturend voor de instandhouding van het type, omdat daarmee basenrijk water of vers zand en zavel worden aangevoerd die zorgen voor een blijvende buffering van de standplaats. Deze stroomdalgraslanden worden door jaarlijks maaien en afvoeren, eventueel in combinatie met (na)beweiding in stand gehouden. Daarbij worden jaarlijks grote hoeveelheden stikstof afgevoerd en de zeer geringe extra stikstofdepositie vanaf de A15 zal door dit beheer eveneens worden afgevoerd. De geringe extra stikstofdepositie leidt dan ook niet tot negatieve effecten:

In een vergelijkbare situatie (N348 Zutphen) oordeelde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dat een geringe extra stikstofdepositie van 4,1 mol N/ha/jr ter plaatse van goed beheerde en jaarlijkse overstromende stroomdalgraslanden de instandhoudingsdoelen voor dit habitattype niet in gevaar brengt en dat significant negatieve effecten geheel kunnen worden uitgesloten. De extra depositie als gevolg van het plan Stormpolder bedraagt sechts een beperkt aandeel (8%) van de extra depositie als gevolg van de N348. De achtergronddepositie ter plaatse van de stroomdalgraslanden in de casus Zutphen is bovendien aanzienlijk hoger dan ter plaatse van hetzelfde habitat in de Biesbosch. DLG, die het Beheerplan voor dit Natura 2000-gebied opstelt, geeft verder aan dat met beheerder Staatsbosbeheer is overeengekomen om de stroomdalgraslanden (H6120) extra te maaien en de hooilanden (H6510A) extra te beweiden. Daarmee worden grote hoeveelheden stikstof afgevoerd, veel meer dan via atmosferische depositie. Vooral maaien en afvoeren is zeer effectief.

Dat stroomdalgraslanden toch vaak te maken hebben met verruiging komt voor een belangrijk deel doordat dergelijke graslanden nog altijd voor agrarische doeleinden worden bemest, dan wel na het uit agrarisch gebruik nemen onvoldoende worden beheerd. De bemestingserfenis uit het verleden leidt dan snel tot verruiging. In de Biesbosch is deze situatie niet anders. Bij een adequaat beheer (niet bemesten, wel maaien en afvoeren) kunnen dus ook in gebieden met een (veel) te hoge achtergronddepositie toch goed ontwikkelde stikstofgevoelige habitats behouden of ontwikkeld worden.

In het kader van onder meer de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) wordt een inventarisatie verricht naar instandhoudingmaatregelen voor de betrokken Natura 2000-gebieden. Daaronder vallen ook maatregelen als (intensivering van) het maaibeheer. Deze maatregelen zullen worden opgenomen in het beheerplan en vooruitlopend daarop worden met de terreinbeherende organisaties beheerafspraken gemaakt. Gezien de geringe extra depositie in relatie tot de instandhoudingsmaatregelen zullen geen effecten optreden en zullen de wezenlijke kenmerken niet worden aangetast, ook niet cumulatief.

Overige ecologie-aspecten

De activiteiten in dit bestemmingsplan vinden hoofdzakelijk plaats op het bestaande bedrijventerrein. Over het algemeen zijn hier alleen licht beschermde soorten aanwezig. Plaatselijk kunnen activiteiten echter leiden tot negatieve effecten op matig en zwaar beschermde soorten, zoals aantasting van vaste nestplaatsen van broedvogels. In het kader van de Flora- en faunawet moeten deze effecten worden gemitigeerd en/of gecompenseerd. In het bestemmingsplan is aangegeven waarmee in het kader van de Flora- en faunawet bij concrete toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden. De Flora- en faunawet staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

Bodem en water

Er zullen geen relevante negatieve effecten op de bodemkwaliteit optreden. Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. Eventuele waterhuishoudkundig relevante ontwikkelingen die binnen de kaders van het bestemmingsplan kunnen worden uitgevoerd, dienen te voldoen aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.

Archeologie en cultuurhistorie

Het aspect archeologie is geen belemmering. Voor nieuwe ontwikkelingen die binnen het bestemmingsplan passen, geldt als randvoorwaarde dat gestreefd wordt naar behoud van mogelijk aanwezige archeologische waarden 'in situ' (in de grond). Afhankelijk van locatie en grootte van een toekomstige ontwikkeling geldt een verplichting voor de uitvoer van archeologisch vooronderzoek. Om eventuele aanwezige waarde te waarborgen bij toekomstige bodemingrepen, zijn, afhankelijk van de verwachtingswaarde, dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie opgenomen voor delen van het plangebied.

Het aspect archeologie en cultuurhistorie staat, met inachtneming van enkele mitigerende maatregelen, de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg. Er zullen ten aanzien van dit aspect geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.

Duurzaamheid

De gemeente Krimpen aan den IJssel heeft een duurzaamheidsvisie opgesteld waarmee ze bij ontwikkelingen rekening houdt. De vestiging/wijziging of uitbreiding van bedrijven kan negatieve gevolgen hebben voor het energiegebruik en daarmee voor de duurzaamheid, maar kan ook juist kansen bieden bij vervanging van bestaande activiteiten. Krimpen aan den IJssel maakt deel uit van samenwerkingsprogramma's en heeft verschillende programma's ontwikkeld om deze kansen voor energiebesparing beter te benutten.