direct naar inhoud van Artikel 15 Woongebied
Plan: Langeland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0542.BPLangeland-VA01

Artikel 15 Woongebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, waarbij geldt dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal dat ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig is;
  • b. dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
  • c. erven, tuinen en paden;
  • d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen en wegen;
  • e. al dan niet ondergrondse parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen.
  • j. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, zoals beschreven staat in artikel 1 lid 1.3, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 40% van de totale vloeroppervlakte van het hoofdgebouw inclusief de bijbehorende bouwwerken op het zelfde perceel bedragen;
    • 2. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
    • 3. er mag geen onevenredige milieu- of verkeers- en parkeerhinder ontstaan;
    • 4. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
    • 5. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. er mag geen buitenopslag plaatsvinden;
  • k. webwinkels aan huis, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de webwinkel mag geen ruimtelijke uitstraling van detailhandel hebben, reclame-uitingen op het perceel zijn niet toegestaan;
    • 2. er mogen vanuit huis geen producten tentoongesteld, afgehaald, gekocht en/of worden uitgekozen;
    • 3. er mag geen grootschalige opslag plaatsvinden;
    • 4. de transactie mag uitsluitend via internet plaatsvinden;
    • 5. de te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 40% van de totale vloeroppervlakte van het hoofdgebouw inclusief de bijbehorende bouwwerken op het zelfde perceel bedragen, zulks met een maximum van 50 m², waarbij de uitoefening van het beroep niet op aangrenzende gronden/in aangrenzende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
    • 6. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
    • 7. er mag geen onevenredige milieu- of verkeers- en parkeerhinder ontstaan;
    • 8. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
    • 9. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 10. er mag geen buitenopslag plaatsvinden.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Hoofdgebouwen

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden mag ten aanzien van hoofdgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter, tenzij anders is aangeduid;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 11 meter, tenzij anders is aangeduid;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is bebouwing op de eerste bouwlaag niet toegestaan.
15.2.2 Bijgebouwen/aanbouwen en/of uitbouwen

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden mag ten aanzien van bijgebouwen, aanbouwen en/of uitbouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. voor de voorgevelrooilijn zijn slechts aanbouwen en/of uitbouwen van het hoofdgebouw toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de diepte mag niet meer bedragen dan 1 meter;
    • 2. de afstand tot de bouwperceelgrens grenzend aan de openbare ruimte mag niet minder bedragen dan 1 meter;
  • b. achter de (verlengde) voorgevelrooilijn zijn uitbouwen, aanbouwen en/of bijgebouwen toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. ten minste 25 m² van het bouwperceel achter de voorgevelrooilijn dient onbebouwd te blijven;
    • 2. het gezamenlijke bebouwde oppervlak van de voornoemde bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50 m²;
    • 3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 4. indien niet plat afgedekt, dient de dakvorm en dakhelling overeen te komen met de dakvorm en dakhelling van het hoofdgebouw.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 meter voor terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn;
    • 2. 2 meter voor overige terrein- en erfafscheidingen;
    • 3. 7 meter voor palen en masten;
    • 4. 5 meter voor speelvoorzieningen;
    • 5. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van gebouwen indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
  • c. behoud van parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • d. de aansluiting aan structurele groenelementen;
  • e. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Afwijken met betrekking tot hoofdgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 15.2.1

  • a. onder a, voor bouwen buiten het bouwvlak ingeval het een vrijstaande woning betreft, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte van het hoofdgebouw mag maximaal 25% meer bedragen dan de oppervlakte van het bouwvlak, mits de oppervlakte van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 2. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet minder bedragen dan 75%;
    • 3. de afstand van het hoofdgebouw tot de bouwperceelgrens grenzend aan de openbare ruimte bedraagt minimaal 1 meter;
    • 4. de afstand van het hoofdgebouw tot de as van de weg waar het hoofdgebouw aan gelegen is, mag niet minder zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • 5. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu, waarbij stedenbouwkundige kwaliteit, woonkwaliteit, bezonning en wegverkeerslawaai worden afgewogen;
  • b. onder b, c, d of e voor bouwen hoger dan de toegestane goot- en/of bouwhoogte, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 14 meter;
    • 3. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan de helft van de afstand tot de tegenoverliggende gevel;
    • 4. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu, waarbij stedenbouwkundige kwaliteit, woonkwaliteit, bezonning en wegverkeerslawaai worden afgewogen.
15.4.2 Afwijken met betrekking tot bijgebouwen, uitbouwen en aanbouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 15.2.2 sub b

  • a. onder 2 voor het bouwen van een groter bebouwd oppervlak, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. het gezamenlijke bebouwde oppervlak van de voornoemde bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m²;
    • 2. ten minste 75 m² van het bouwperceel achter de voorgevelrooilijn dient onbebouwd te blijven;
    • 3. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu, waarbij stedenbouwkundige kwaliteit, woonkwaliteit, bezonning en wegverkeerslawaai worden afgewogen;
  • b. onder 4 voor het bouwen van een andere dakvorm en/of dakhelling, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu, waarbij stedenbouwkundige kwaliteit, woonkwaliteit, bezonning en wegverkeerslawaai worden afgewogen.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
15.5.1 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.1, waarbij wordt toegestaan dat een hoofdgebouw mede als inwoning ten behoeve van mantelzorg en/of een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 50 m2.
15.5.2 Afwijken ten behoeve van Bed & Breakfast voorziening

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.1 ten behoeve van een Bed & Breakfast voorziening, met dien verstande dat:

  • a. parkeren op eigen terrein plaatsvindt en er geen nadelige effecten op de verkeersafwikkeling plaatsvinden;
  • b. er een nachtregister wordt bijgehouden;
  • c. de oppervlakte van de Bed & Breakfast ten hoogste 50 m2 bedraagt;
  • d. er geen keukenfaciliteiten zijn toegestaan;
  • e. het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven niet onevenredig aangetast wordt;
  • f. de Bed & Breakfast aan maximaal 5 personen aangeboden mag worden;
  • g. ter voorkoming van permanente bewoning een maximum verblijfsduur van zeven dagen per verblijf wordt gehanteerd;
  • h. het authentieke uiterlijk of de verschijningsvorm van de woning of bijgebouw worden gehandhaafd.