direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Symfonia, fase 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0542.BPLZSymfonia2-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en opgave

Het project Symfonia is na de bouw van de eerste fase van 19 woningen mede ten gevolge van de economische crisis stil komen te liggen. Om fase 2 van het project een nieuwe impuls te geven, is ervoor gekozen om de 3 woningen dezelfde bouwmassa te geven als de eerste fase van het project met een enigszins versoberde uitvoering en 10 nieuw ontworpen woningen (Living On One Floor-woningen) met een compactere bouwmassa te introduceren.

Deze fase 2 van het project Symfonia (in totaal 13 woningen) is met het besluit 'Lansingh-Zuid, Uitwerkingsplan 12' in 2010 reeds planologisch mogelijk gemaakt en vervolgens herbevestigd in het bestemmingsplan Lansingh-Zuid. Echter, de huidige bestemmingslegging maakt enkel de bouw van vrijstaande en/of twee-onder-één-kap woningen mogelijk.

Dit bestemmingsplan wordt opgesteld om het herontwikkelde plan voor fase 2 van Symfonia planologisch mogelijk te maken. Hiertoe past dit plan de bouwvlakken in enige mate aan, zodat alle 13 woningen in geschakelde vorm kunnen worden gebouwd. In hoofdstuk 3 is het exacte bouwplan beschreven.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de noordwestzijde van de Ouverturelaan (zie figuur 1.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPLZSymfonia2-va01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Lansingh-Zuid'. Dit plan is op 13 mei 2013 vastgesteld. Het plan voorziet reeds in een woonbestemming met de mogelijkheid om woningen te bouwen. De bouwvlakken zijn echter zodanig gesitueerd dat het aangepaste plan niet binnen deze vlakken kan worden uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPLZSymfonia2-va01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Lansingh-Zuid'.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 geeft een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving gegeven van het bouwplan. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieuaspecten en de overige onderzoeken beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In hoofdstuk 6 ten slotte wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de juridische regeling, zoals deze op de verbeelding en in de regels is opgenomen.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk beleidskader

2.1 Inleiding

Het bestemmingsplan moet worden getoetst aan het nu geldende rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid- en toetsingskader. Hieronder is dit beleid- en toetsingskader nader beschreven. Paragraaf 2.2 behandelt het rijksbeleid. Het provinciale en regionale beleid- en toetsingskader is opgenomen in paragraaf 2.3. Het relevante gemeentelijk beleid staat in paragraaf 2.4. Paragraaf 2.5 geeft de conclusies.

2.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (maart 2012)

Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor Krimpen aan den IJssel relevante belangen zijn:

  • een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • een robuust hoofdnetwerk van weg en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  • betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg en vaarwegen;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • ruimte voor behoud en versterking van (inter-)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Deze belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro (voorheen AMvB Ruimte) bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen met ruimtelijke onderbouwing moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart) en Erfgoed (Unesco). Het Barro is niet van invloed op de ontwikkelingen binnen het plangebied.

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (SER ladder). Bij de ladder moet de regionale behoefte aangetoond worden, of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied opgevangen kan worden, en of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten.

Toetsing

Dit bestemmingsplan voorziet in de bestendiging van het aantal woningen dat reeds in het bestemmingsplan Lansingh-Zuid mogelijk is gemaakt. De ontwikkeling waarop dit plan ziet, betreft enkel een wijziging van de stedenbouwkundige opzet van een deel van de woningen langs de Ouverturelaan. Hiermee wordt een optimalisatie van de gebruiksruimte per woning beoogd. Van een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 3.1.6 Bro is om die reden geen sprake. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking kan hierdoor achterwege blijven.

2.3 Provinciaal beleid

Provinciale Structuurvisie

In deze 'Visie op Zuid-Holland' beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. Daarnaast is er een doorkijk naar 2040.

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

In de provinciale structuurvisie zijn geen beleidslijnen opgenomen die van invloed zijn op de ontwikkelingen in het plangebied.

Verordening Ruimte

In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte vastgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke plannen. In de Verordening Ruimte zijn geen bepalingen opgenomen die relevant zijn voor dit bestemmingsplan.

Visie ruimte en mobiliteit (ontwerp, 2013)

Er is een nieuwe structuurvisie in voorbereiding. De locatie is in de ontwerpvisie Ruimte en mobiliteit aangeduid als bebouwde ruimte. Hierdoor is de ontwerp Visie ruimte en mobiliteit in lijn met de ontwikkelingen in het plangebied.

2.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2003-2030 (2004)

De gemeente Krimpen aan den IJssel heeft in september 2004 de structuurvisie 'Ruimte voor Ontwikkeling, een structuurvisie voor Krimpen aan den IJssel' vastgesteld. Deze structuurvisie stuurt vooral op beheer, ontwikkeling en vernieuwing van het bestaande stedelijk gebied, waar het vorige beleid uit ging van uitbreiding met nieuw stedelijk gebied. Veranderende maatschappelijke omstandigheden en de daarmee samenhangende veranderende behoeften van de bevolking dienen hierbij als uitgangspunten voor onderhoud en aanpassing van het bestaand stedelijk gebied.

Dit bestemmingsplan ziet enkel op een optimalisatie van de stedenbouwkundige opzet van de woningbouw langs de Ouverturelaan. De structuurvisie ziet niet op wijzigingen van dit schaalniveau.

2.5 Conclusie

Het bestemmingsplan Symfonia fase 2 past net zoals het op dit gebiedje betrekking hebbende oude bestemmingsplan Lansingh Zuid 2013 binnen alle bestaande ruimtelijke beleidskaders.

De optimalisatie van de verkaveling van een deel van het gebied Lansingh-Zuid betreft een planologische wijziging van ondergeschikte aard. Beleidsmatig gezien bestaan hiertegen noch bezwaren, noch vloeien er vanuit de verschillende beleidsdocumenten kaders voort waarmee rekening moet worden gehouden.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Bouwplan

Het bouwplan ziet op 13 woningen langs de Ouverturelaan. Het bestemmingsplan Lansingh-Zuid bepaalt welke combinatie en afwisseling van geschakelde, vrijstaande en twee-onder-een-kap woningen mogelijk is. Deze opzet is in enige mate gewijzigd. Het betreft de woningen op de locaties in de rode balken in figuur 3.1. Deze wijziging zorgt ervoor dat woningtypen kunnen worden gebouwd die in de huidige woningmarkt beter verkoopbaar zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPLZSymfonia2-va01_0003.png"

Figuur 3.1. Uitsnede plankaart Lansingh-Zuid

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPLZSymfonia2-va01_0004.png"

Figuur 3.2. Nieuw bouwplan (N.B. de zwarte blokjes zijn de onbebouwde opritten)

In figuur 3.2 is de nieuwe stedenbouwkundige opzet weergegeven. Ten opzichte van de beoogde situatie in het bestemmingsplan Lansingh-Zuid, worden in de nieuwe stedenbouwkundige opzet alle woningen in geschakelde vorm gebouwd en blijft de realisatie van vrijstaande woningen en twee-onder-één-kap woningen achterwege. De 10 compactere woningen (ten oosten van Huys ten Donck) zijn indirect met elkaar verbonden via een eenlaagse tussenbouw. De voorgevelrooilijn uit het plan Lansingh-Zuid blijft in stand, zodat deze aansluit bij de voorgevellijn van de reeds gerealiseerde woningen aan de oostzijde van het bouwplan. De 3 woningen ten westen van Huys ten Donck worden met de garage of de woning zelf geschakeld. Voor deze 3 woningen zijn de bouwvlakken qua omvang en projectie afgestemd op het nieuwe bouwplan.

Het bestemmingsplan Lansingh-Zuid biedt de mogelijkheid om tot een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 m en 12 m te bouwen. Deze ruimte wordt benut door het bouwplan voor de woningen die aan de oostzijde van Huis ten Donck worden gerealiseerd. De drie woningen die hier worden gebouwd hebben een grotere footprint en zijn hoger dan de 10 woningen die ten oosten van Huis ten Donck worden gebouwd. Voor de woningen ten oosten van Huis ten Donck is namelijk voor een kleinschaligere opzet gekozen. In plaats van twee lagen met een kap, is sprake van 1 laag met vervolgens de tweede en de derde laag in de kap. Dit neemt overigens niet weg dat ook voor deze woningen de planologische mogelijkheid behouden blijft om tot de oorspronkelijke hoogte (6/12) te kunnen bouwen. Zie figuur 3.3 en 3.4 voor een impressie van de betreffende woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPLZSymfonia2-va01_0005.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPLZSymfonia2-va01_0006.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPLZSymfonia2-va01_0007.png"  

Figuur 3.3. Impressie voorgevel (l), achtergevel (m) en zijgevel kopse kant (r) van de woningen ten oosten van Huis ten Donck

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPLZSymfonia2-va01_0008.png"

Figuur 3.4 Impressie achtergevel van de woningen ten westen van Huis ten Donck

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In het voorliggende hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor het bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

4.2 Milieueffectrapportage

Gelet op het feit dat dit plan niet een vermeerdering van woningaantallen mogelijk maakt, maar enkel in een optimalisering van de verkaveling, kan worden uitgesloten dat dit plan leidt tot nadelige gevolgen voor het milieu. Om die reden is het plan niet planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig.

4.3 Wegverkeerslawaai

Dit plan maakt planologisch gezien geen extra woningen mogelijk ten opzichte van de geldende planologische mogelijkheden. De herverkaveling leidt er niet toe dat de woningen dichterbij de weg komen te staan. Ook voorziet dit plan niet in hogere bebouwing of meer bouwlagen. Om die reden kan akoestisch onderzoek achterwege blijven.

4.4 Watertoets

Waterbeheer en watertoets

Bij een ruimtelijk plan dient in een vroeg stadium overleg gevoerd te worden met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Hoogheemraadschapsbeleid

Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.

De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:

  • het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe;
  • de waterkwaliteit voldoet ten minste aan de algemene milieukwaliteitseisen;
  • het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd;
  • het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.

Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van HHSK 2010-2015 van het Hoogheemraadschap van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2010-2015 is beschreven hoe het Hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.

Gemeentelijk beleid

Het Stedelijk Waterplan Krimpen aan den IJssel is in 2001 tot stand gekomen door samenwerking tussen de gemeente Krimpen aan den IJssel, het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden. De reden voor het opstellen van het plan was de wens van de waterschappen in Zuid-Holland-Zuid om voor alle stedelijke kernen in hun beheersgebied een stedelijk waterplan op te stellen. Bij het opstellen van dit plan was er nog sprake van twee waterbeheerders, waarbij het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard de waterkwantiteit verzorgde en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden ging over de waterkwaliteit. Na 1 januari 2005 is bij de uitvoering van het plan sprake van een integraal waterschap het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

Het doel van het Stedelijk Waterplan Krimpen aan den IJssel is het ontwikkelen van een gezamenlijke visie op het stedelijk water van gemeente, hoogheemraadschap, zuiveringsschap en belangenvertegenwoordigers. Deze visie wordt vervolgens uitgewerkt in een maatregelenplan. De visie is geënt op het idee dat het stedelijk water in Krimpen aan den IJssel schoon en gezond moet zijn en geen overlast mag veroorzaken. Tevens is in het plan rekening gehouden met het belang van alle overheden, verenigingen, stichtingen en bewoners.

De ambitie van dit Stedelijk Waterplan is het realiseren van een zo goed mogelijk functionerend watersysteem zowel op het gebied van waterkwantiteit als waterkwaliteit binnen de planperiode die loopt tot 2015. Voor de waterkwantiteit houdt dit in dat binnen de grenzen van Krimpen aan den IJssel geen knelpunten optreden in de afvoer van water door de watergangen.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied ligt aan de Ouverturelaan te Krimpen aan den IJssel en bestaat in de huidige situatie uit braakliggend terrein. De planologische situatie maakt ter plaatse woningen met tuinen mogelijk.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland (www.bodemdata.nl) bestaat de bodem ter plaatse van het plangebied uit zeekleigrond. Er is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,5 en 0,8 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte in het plangebied is circa NAP -1,5 m.

Waterkwantiteit en - kwaliteit

Ten oosten van het plangebied ligt een waterplas. Deze waterplas is niet opgenomen in de legger van het waterschap. Daarnaast behoort de waterplas ook niet tot een Kader Richtlijn Water (KRW)-lichaam.

Veiligheid en waterkeringen

In de directe omgeving van het plangebied ligt de Graafkade. Dit is een historische polderscheiding tussen twee peilgebieden, die tegenwoordig geen functie meer heeft als waterkering en extensief recreatief wordt gebruikt. Er zijn geen waterkeringen gelegen. Het plangebied ligt dan ook niet in de kern-/beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Er wordt in het plangebied een verbeterd gescheiden stelsel aangelegd.

Toekomstige situatie

Algemeen

Het bestemmingsplan ziet op een gewijzigde verkaveling van het aantal woningen dat ter plaatse reeds planologisch is toegestaan. Deze wijziging leidt tot 366 m² extra verharding.

Waterkwantiteit

Bij een toename in verharding dient deze toename te worden gecompenseerd door de aanleg van functioneel open water. 5% van toename in verharding dient gecompenseerd te worden, mits deze toename meer dan 500 m2 bedraagt. Nu de toename minder bedraagt dan 500 m² is geen extra compensatie benodigd.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

Veiligheid en waterkeringen

De beoogde ontwikkeling is niet van invloed op de waterveiligheid in het omliggende gebied.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, gegraven, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Het plangebied is niet binnen de beschermingszone van een watergang of waterkering gelegen. Voor voorliggende plan is dan ook geen watervergunning vereist.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.5 Ecologie

Soortenbescherming

In het kader van het Uitwerkingsplan 12, vastgesteld op 16 februari 2010, is door het bureau Waardenburg onderzoek gedaan naar beschermde natuurwaarden (Notitie bevindingen veldonderzoek, Bureau Waardenburg bv, 13-5-2008). Dit onderzoek zag op de gronden van alle beoogde woningen tussen de Ouverturelaan en de Graafkade.

Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de realisatie van de woningbouw op deze gronden geen effect zal hebben op strikt beschermde soorten (tabel 2 en tabel 2 Flora en faunawet). Incidenteel kunnen er amfibieën of grondgebonden zoogdieren uit tabel 1 Ffw voorkomen. De conclusies uit dit onderzoek waren dat er - vanwege het beperkte oppervlak van het terrein en de kenmerken van het gebied - de incidenteel voorkomende soorten, naar alle waarschijnlijkheid doortrekkende exemplaren zullen betreffen. Vaste verblijfplaatsen van deze soorten worden niet verwacht. Er zijn zodoende geen soorten en/of situaties aangetroffen waarvoor een ontheffing van de Ffw zou moeten worden aangevraagd.

Inmiddels is het grootste deel van de woningbouw tussen de Ouverturelaan en de Graafkade gerealiseerd (fase 1). Bij de realisatie van deze fase zijn geen beschermde exemplaren aangetroffen. Het onderhavige plangebied is ingeklemd tussen de nieuw gerealiseerde woningen, zodat de aanwezigheid van beschermde exemplaren ook voor de gronden voor fase 2 op dit moment niet aannemelijk is.

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk ligt op ruim 3 km ten zuidoosten van het plangebied. Belangrijke weidevogelgebieden zijn eveneens niet op korte afstand aanwezig.

Bovendien voorziet dit plan enkel in een herverkaveling zonder dat extra of meer functies mogelijk worden gemaakt. Het plan heeft om die reden geen invloed op in de omgeving gelegen natuur- en groengebieden.

Conclusie

Het aspect ecologie staat de uitvoering van dit plan niet in de weg.

4.6 Luchtkwaliteit

Het plan maakt een herverkaveling van woningen mogelijk. Er wordt niet in extra woningen voorzien. Het plan zorgt om die reden niet voor een toename van het gehalte stikstofdioxide in de lucht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Uit de monitoringstool die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) blijkt dat de N210 de maatgevende weg voor luchtkwaliteit vormt. In de directe omgeving van de N210, ter hoogte van het plangebied, werd in 2011 en wordt in de prognosejaren 2015 en 2020 ruimschoots aan de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 voldaan. Deze grenswaarde wordt langs wegen nauwelijks meer overschreden in Nederland.

Voor NO2 geldt dat in de directe nabijheid van wegen concentraties kunnen voorkomen die raken aan de toetsingswaarde van 40 µg/m³ die vanaf 2014 moet worden behaald. In de nabijheid van de N210 werd deze toetsingswaarde in 2011 en wordt deze in de prognosejaren 2015 en 2020 niet overschreden, de jaargemiddelde concentraties bedragen overal minder dan 35 µg/m³.

Op grotere afstand van de N210 wordt eveneens aan de jaargemiddelde grenswaarden voldaan aangezien concentraties van luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate de afstand tot de weg groter wordt. De bijdrage van overige bronnen in de omgeving, zoals industrie, is overigens in de achtergrondconcentratie verwerkt.

Conclusie

Op basis van de achtergrondconcentraties kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.7 Bedrijven en milieuhinder

In het plangebied zijn op grond van de voorkomende bestemmingen geen bedrijfsactiviteiten toegelaten. Ook in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van bedrijfsactiviteiten of overige milieurelevante activiteiten die nader moeten worden beschouwd. Een uitzondering wordt gevormd door de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van het hoogspanningsstation van Tennet gelegen aan de Edisonweg 1, ten oosten van het plangebied. Op het betreffende 150 kV en 380 kV schakel- en transformatorstation, met een transformatorvermogen van 1400 MVA is een richtafstand van 500 m van toepassing. Dit betreft een richtafstand vanwege het aspect geluid. Voor het aspect gevaar geldt daarnaast een richtafstand van 50 m. De richtafstand voor geluid is niet relevant omdat voor het terrein een industriële geluidszone is vastgesteld. Daarmee is in het ruimtelijk spoor en het milieuspoor zeker gesteld dat buiten de geluidszone geen geluidsniveaus van meer dan 50 dB(A) (langtijdgemiddelde beoordelingsniveau) voorkomen. Voor meer informatie over het aspect industrielawaai zie paragraaf 4.8. De richtafstand van 50 m voor het aspect gevaar reikt niet tot in het plangebied.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van milieugevoelige bestemmingen, zoals wonen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.8 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Onderzoek

In de omgeving van het plangebied zijn de volgende EV-bronnen aanwezig:

  • gevaarlijk transport over de N210 - op circa 480 m afstand;
  • tankstation op de hoek an de Vijverlaan en de Veld-Ieplaan - op circa 530 m;
  • transport door buisleidingen: aardgastransportleiding onder de Graafkade - op circa 100 m.

In de directe omgeving van het plangebied vindt verder geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het water over over het spoor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPLZSymfonia2-va01_0009.png"

Dit bestemmingplan ziet niet op een toename van het aantal kwetsbare objecten. Ook komen de woningen als gevolg van de optimalisatie van de verkaveling niet dichterbij de EV-bronnen te liggen. Gelet op voorgaande vormen de EV-bronnen geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.9 Bodem

Er is in 1990 bodemonderzoek uitgevoerd voor het hele gebied Lansingh-Zuid. Destijds is geconcludeerd dat de bodem geschikt was voor de beoogde woningbouw. Aangezien de bewoning en het gebruik in de directe omgeving van het plangebied in de voorbije 15 jaar sterk is geïntensiveerd, heeft er een actualisatie plaatsgevonden van dat onderzoek (Actualisatie bodemonderzoek Lansingh-Zuid te Krimpen aan den Ijssel, DCMR d.d. 24-02-2009). Het resultaat van dat onderzoek is dat er geen redenen zijn om te verwachten dat er in de tussengelegen periode een substantiële beïnvloeding van de bodemkwaliteit heeft plaatsgevonden. De onderzoeksresultaten van destijds kunnen nog steeds als representatief en geschikt worden geacht. Dit wordt bevestigd door de boringen en analyses uit 2009. Er bestaat bovendien geen aanleiding dat deze uitkomsten op moment van voorbereiding van dit plan niet meer actueel zijn, nu zich in de periode tussen 2009 en anno nu geen activiteiten hebben voorgedaan die tot bodemvervuiling hebben kunnen leiden.

4.10 Kabels en leidingen

Ten zuiden van het plangebied ligt een 150 kV hoogspanningsverbinding. Deze verbinding, noch de zakelijk rechtstrook reikt over het plangebied, zodat dit geen belemmeringen oplevert voor de herverkaveling.

In verband met de aanwezigheid van een straalpad voor telecomverbindingen in het plangebied is een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone-straalpad' waarbinnen hoogtebeperkingen gelden voor nieuwe bebouwing. De woningen reiken niet tot de maximaal toegestane hoogten, zodat dit aspect geen belemmering oplevert voor de woningbouw.

4.11 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Het plangebied heeft in de nota Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland een lage kans op archeologische sporen. Dit wordt bevestigd door de archeologische verwachtingen- beleidskaart van de gemeente. Nader onderzoek naar archeologie is gelet op voorgaande niet nodig.

Cultuurhistorie

Het aspect cultuurhistorie speelt voor het plangebied geen rol. Het meest nabijgelegen cultuurhistorisch element betreft de Graafkade. Het gaat hier om een lint met redelijk hoge cultuurhistorische waarde. De bebouwing wordt op ruime afstand van dit lint gerealiseerd, waardoor de cultuurhistorische waarde van de kade niet in het geding komt.

4.12 Eindconclusie

Op basis van de onderzochte informatie worden geen bijzondere belemmeringen verwacht voor de vaststelling van het bestemmingsplan ten aanzien van de milieu- en overige aspecten.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Als gevolg van de wijziging van de stedenbouwkundige opzet kan de ontwikkelaar van het plangebied nog beter op de wensen vanuit de markt inspelen. De economische uitvoerbaarheid van het bouwplan wordt om die reden versterkt als gevolg van dit bestemmingsplan.

Van verhaalbare kosten zoals bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening is geen sprake nu dit plan niet in een aangewezen bouwplan voorziet. De kosten voor de planvorming komen voor rekening van de algemene middelen.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan voor vooroverleg toegezonden aan diverse overleginstanties.

In de nota inspraak en overleg (zie Bijlage 1) zijn de ingediende reacties uit het vooroverleg samengevat en voorzien van een reactie. De reacties hebben niet geleid tot aanpassingen aan het ontwerpbestemmingsplan 'Symfonia, fase 2'.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

Voor dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de regeling zoals die voor deze gronden gold in het bestemmingsplan Lansingh-Zuid. Dit betekent dat op deze gronden de bestemming 'Woongebied' van toepassing is. Hierbij is de regeling uit het bestemmingsplan Lansingh-Zuid - voor zover van toepassing - integraal overgenomen.