direct naar inhoud van Artikel 13 Wonen
Plan: Vinkenwegzone
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0537.bpRBGvinkenwegzone-va01

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water;

tevens voor:

  • c. een hovenier: ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
  • d. een aannemer: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemer';
  • e. een loonbedrijf: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf';
  • f. een schoonmaakbedrijf: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schoonmaakbedrijf'.
13.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

13.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' [aeg]: aaneengebouwde woningen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding twee-aaneen [tae]: twee-aaneengebouwde woningen, met dien verstande dat ook vrijstaande woningen zijn toegestaan mits geschakeld door aan-, uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding vrijstaand [vrij]: vrijstaande woningen, met dien verstande, dat ook vrijstaande hoofdgebouwen zijn toegestaan die zijn geschakeld door aan-, uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen, bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sublid 13.2.1 onder c mag de bouwhoogte van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' worden overschreden door verlenging van het voordakvlak met één meter naar achteren mits:
    • 1. er sprake is van een zadeldak waarvan de dakhelling niet meer is dan 40º, en
    • 2. het hoofdgebouw niet meer dan twee bouwlagen heeft, en
    • 3. de nieuwe nokhoogte maximaal 10 m beddraagt, en
    • 4. de verlenging van het dakvlak over de volledige breedte van het dakvlak plaatsvindt;
  • e. bij de hoofdgebouwen mag de oppervlakte van een hellend dakvlak maximaal 25% worden doorbroken met dakkapellen en dakvensters, met dien verstande dat daar waar het dakvlak doorloopt over meerdere verdiepingen, slechts een dakkapel is toegestaan op het dakvlak van de onderste verdieping;
  • f. waar een maatvoering is aangegeven, bedraagt de dakhelling ten hoogste het met de maatvoeringaanduiding aangegeven dakhellingspercentage;
  • g. uitgezonderd het bepaalde in sublid 13.2.1 onder f en in afwijking van het bepaalde in lid 21.3 mag de bestaande dakhelling van een hoofdgebouw worden vergroot tot maximaal 52° mits:
    • 1. de goothoogte van de voor- of zijgevel van de woningen niet meer bedraagt dan 5 m en en er geen aanduiding 'plat dak' is opgenomen op de verbeelding, en
    • 2. het een vrijstaande woning betreft die ten minste 2 m van de aangrenzende woning of gebouwen staat, of
    • 3. het een twee-aaneengebouwde woning betreft waarvan de andere woning reeds een grotere hellingshoek heeft, of
    • 4. het een woning betreft in een bouwvlak waarvan reeds een woning een dakhelling heeft die groter is dan 45°, of
    • 5. het een woning betreft die is voorzien van een dwarskap.
  • h. uitgezonderd het bepaalde in sublid 13.2.1 onder f en in afwijking van het bepaalde in lid 21.3 mag de bestaande dakhelling van een mansardekap worden vergroot tot maximaal 70° mits:
    • 1. het het eerste deel van het dakvlak betreft;
    • 2. de helling van het tweede dakvlak naar de nok minimaal 20° en maximaal 45° bedraagt.
13.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. bij percelen kleiner dan 300 m² bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde, geschakelde en vrijstaande woningen ten hoogste 25% van het gehele bijbehorende erf, de bebouwde oppervlakte daarvan inbegrepen, tot ten hoogste 50 m² met dien verstande dat ten minste 50% van het achtererf onbebouwd blijft;
  • b. bij percelen gelijk aan of groter dan 300 m² bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde, geschakelde en vrijstaande woningen ten hoogste 25% van het gehele bijbehorende erf, de bebouwde oppervlakte daarvan inbegrepen, tot ten hoogste 65 m² met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van een uitbouw of een bijgebouw als onderdeel van de maximaal mogelijke achter- en voorerfbebouwing ten hoogste 50 m² bedraagt en ten minste 50% van het achtererf onbebouwd blijft;
  • c. waar een maatvoering is aangegeven, bedraagt de goothoogte en bouwhoogte van de bijgebouwen, ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
  • e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt te hoogste 3,25 m;
  • g. op uitbouwen en bijgebouwen voorzien van een kap zijn geen dakkapellen toegestaan;
  • h. op aan- en uitbouwen en bijgebouwen voorzien van een plat dak zijn dakterrassen dan wel balkons toegestaan en zijn borstweringen toegestaan met een maximale hoogte van 1 m;
  • i. bij de berekening van de in 13.2.2 sub a en b genoemde percentages en/of maximale oppervlaktes, worden de onder het overgangsrecht vallende dan wel op grond van eerder verleende bouwvergunning en dan wel omgevingsvergunning om te bouwen nog te bouwen aan- en uitbouwen en bijgebouwen meegerekend.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheiding elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. overkappingen zijn niet toegestaan.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijken ten behoeve van mindervaliden

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 13.2.2 sub a en b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen- en bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot met maximaal 30 m² ten behoeve van mindervaliden, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. voorafgaande aan het afwijken winnen burgemeester en wethouders advies in omtrent de (medische) noodzaak bij en onafhankelijke deskundige;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het straat- en bebouwingsbeeld waarbij rekening wordt gehouden met een verantwoorde, samenhangende en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit, mede gelet op:
    • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en gevelbeeld;
    • 2. de samenhang tussen bebouwing.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Algemeen

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden is het gebruik van een aan-huis-gebonden beroepen in of bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m2;
    • 2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
    • 3. het geen voorzieningen betreft met een publiekaantrekkend karakter;
    • 4. prostitutie niet is toegestaan;
    • 5. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
    • 6. voor de werkzaamheden geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt;
  • b. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  • c. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 13.1 voor een bedrijf aan eigen huis, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m2;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
    • 1. dit betekent onder meer dat:
      • voor de activiteiten geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt;
      • het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen voorzieningen betreft met een publiekaantrekkend karakter;
      • het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de ac-tiviteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • c. het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlastveroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte en/of er geparkeerd wordt op eigen terrein;
  • d. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
  • e. prostitutie niet is toegestaan;
  • f. het in geval van een consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten het een eenmansbedrijf betreft.