direct naar inhoud van Artikel 10 Wonen
Plan: Trappenberg - Kloosterschuur
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0537.bpRBGsierteelttk-va01

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water.
10.2 Bouwregels

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen, alleen binnen het bouwvlak, worden gebouwd:
    • 1. indien het bouwperceel ten minste 600 m2 bedraagt; met dien verstande dat bestaande bouwpercelen niet mogen worden gesplitst in meerdere bouwpercelen;
    • 2. op een afstand van minimaal 10 m uit de kant van de weg;
    • 3. op tenminste 5 m afstand van elkaar;
  • b. per bouwperceel mag ten hoogste één woning worden gebouwd;
  • c. als hoofdgebouw mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van een woning bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de bouwhoogte van een woning bedraagt ten hoogste 9 m;
  • f. de inhoud van een woning bedraagt ten hoogste 1.000 m3;
  • g. de oppervlakte van een hellend voor- dan wel zijdakvlak mag met maximaal 15% worden doorbroken met dakkapellen en dakvensters;
  • h. de oppervlakte van een hellend achterdakvlak mag met maximaal 25% worden doorbroken met dakkapellen en dakvensters, met dien verstande dat daar waar het dakvlak doorloopt over meerdere verdiepingen, slechts een dakkapel is toegestaan op het dakvlak van de eerste verdieping, tenzij de woning deel uitmaakt van een aaneengesloten bouwblok waar reeds een dakkapel op het betreffende dakvlak van de zolderverdieping aanwezig is;
  • i. het geheel of gedeeltelijk afschermen van balkons aan het hoofdgebouw met doorzichtige materialen, is toegestaan tot ten hoogste 1,8 m of tot aan de onderkant van het bovenliggende balkon;
  • j. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens van gronden waaraan de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw 1 of Agrarisch - Glastuinbouw 2 is toegekend dient ten minste 25 m te bedragen.
10.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 25% van het gehele bijbehorende erf, tot ten hoogste 65 m² met dien verstande, dat:
    • 1. het grondoppervlak achter (het verlengde van) de voorgevel ten hoogste 50 m² bedraagt en ten minste 50% van het achtererf onbebouwd blijft;
    • 2. het grondoppervlak voor (het verlengde van) de voorgevel ten hoogste 15 m2bedraagt;
  • c. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • d. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen van de woning mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
  • f. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen van de woning bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • g. in afwijking van het bepaalde hiervoor bedraagt de bouwhoogte van aan- en uitbouwen aan de zijgevel van een woning ten hoogste 6 m;
  • h. op uitbouwen en bijgebouwen voorzien van een kap zijn geen dakkapellen toegestaan;
  • i. op aan- en uitbouwen bijgebouwen voorzien van een plat dak zijn dakterrassen dan wel balkons toegestaan en zijn borstweringen toegestaan met een maximale hoogte van 1 m;
  • j. de afstand van aan- en uitbouwen van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens van gronden waaraan de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw 1 of Agrarisch - Glastuinbouw 2 is toegekend dient ten minste 25 m te bedragen.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. bouwwerken, geen bebouw zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor of ten hoogste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – afwijkende hoogte' een toegangspoort met een maximale hoogte van 1,80 meter;
  • d. de bouwhoogte van erfafscheiding elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen bedraagt ten hoogste 5 m, waarbij geldt dat per bouwperceel ten hoogste 3 vlaggenmasten of verlichtingsarmaturen mogen worden gebouwd;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 sub b ten behoeve van het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw met maximaal 50 m² ten behoeve van mindervaliden, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. voorafgaande aan het afwijken winnen burgemeester en wethouders advies in omtrent de (medische) noodzaak bij een onafhankelijke deskundige;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het straat- en bebouwingsbeeld waarbij rekening wordt gehouden met een verantwoorde, samenhangende en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit, mede gelet op:
    • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en gevelbeeld;
    • 2. de samenhang tussen bebouwing.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden is het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep in of bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m2;
    • 2. er geparkeerd wordt op eigen terrein;
    • 3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op een normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel; uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 5. prostitutie niet is toegestaan;
    • 6. voor de activiteiten geen melding- of vergunningplicht op grond van artikel 2.1 lid 1 onder d van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt;
    • 7. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • b. permanente of tijdelijke bewoning van vrijstaande bijgebouwen is niet toegestaan;
  • c. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan.
  • d. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van:
    • 1. woningen (waaronder tevens woningen binnen het niet nader gedefinieerde begrip 'wonen' in de bestemmingsomschrijving);
    • 2. woonwagens;
    • 3. woonboten en woonschepen;
    • 4. woningen in meergezinshuizen;

anders dan door één huishouden of als zorgwoning.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.4 onder a voor het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf, in of bij de woning en/of in de bijgebouwen, waarbij tevens consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt,
  • c. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen publiekgerichte voorzieningen betreft;
  • d. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • e. het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte;
  • f. er geparkeerd wordt op eigen terrein;
  • g. het gebruik geen nadelige invloed heeft op een normale afwikkeling van het verkeer;
  • h. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel en/of publiekgerichte voorzieningen, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en detailhandelsactiviteiten van ondergeschikte aard;
  • i. prostitutie niet is toegestaan;
  • j. het een eenmansbedrijf betreft;
  • k. eventuele detailhandelsactiviteiten van ondergeschikte aard zijn.
10.5.2

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.4 onder d. voor de vestiging van pensions in woningen, waarbij geldt dat:

  • a. aangetoond moet zijn dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is;
  • b. de overige bepalingen van de betreffende bestemmingsregeling onverminderd van kracht blijven.