Plan: | Katwijk aan Zee 2015 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0537.bpKATzee2015-va01 |
De belangrijkste aanleiding voor het maken van een nieuw bestemmingsplan voor Katwijk aan Zee is dat voor het plangebied een bijna verouderd bestemmingsplan van kracht is. Door de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 zijn gemeenten verplicht om binnen een periode van 10 jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, opnieuw een bestemmingsplan vast te stellen. Actualisering van het bestemmingsplan "Katwijk aan Zee 2004" is daarom gewenst.
De hoofddoelstelling van het te actualiseren bestemmingsplan voor Katwijk aan Zee is het kunnen beschikken over een adequate planologische regeling, waarin het meest recente ruimtelijke beleid in een juridisch bindende vorm is neergelegd.
Het plangebied van het bestemmingsplan "Katwijk aan Zee 2015" omvat De Noord, de Rooie Buurt, het Centrum, het Havengebied, Katwijk aan Zee Midden en de Zuid. De begrenzing wordt gevormd door de Boulevard aan de westzijde, de Rijnmond aan de noordzijde, de Industrieweg, de Karel Doormanlaan en de Meeuwenlaan aan de oostzijde en de Zuidduinen, de Laan van Nieuw-Zuid, de Drieplassenweg, de Schuitegatstraat en de Zeereepstraat aan de zuidzijde.
Momenteel gelden in het betreffende plangebied de volgende bestemmingsplannen:
- Haven, fase 2 (zuidoosthoek), vastgesteld door de raad op 19 juni 2014 en werd onherroepelijk op
9 augustus 2014;
- Haven fase 2 (Zuid), vastgesteld door de raad op 11 juli 2013 en werd onherroepelijk op 9 oktober 2013;
- Katwijk aan Zee - Centrum, vastgesteld door de raad op 13 juni 2013 en werd onherroepelijk op 9 augustus
2013;
- Zeeweg 82b en Zuidstraat 65, vastgesteld door de raad op 12 september 2013 en werd onherroepelijk op 9 november 2013;
- Paraplu Bestemmingsplan Gebruiksregels woningen, vastgesteld door de raad op 15 april 2010 en
werd onherroepelijk op 23 juli 2010;
- Paraplu Bestemmingsplan archeologie gemeente Katwijk, vastgesteld door de raad op 29 oktober 2009 en
werd onherroepelijk op 11 januari 2010;
- Katwijk aan Zee 2004, vastgesteld door de raad op 1 december 2005 en werd onherroepelijk op 9 mei
2007;
- Katwijk aan Zee 1982, vastgesteld door de raad op 26 augustus 1982 en werd onherroepelijk op 27 november
1986.
Deze herziening van het bestemmingsplan vervangt geheel of gedeeltelijk de genoemde bestemmingsplannen en tevens alle partiële herzieningen en besluiten tot afwijking van het bestemmingsplan die in de afgelopen planperiode zijn genomen in het betreffende plangebied van het bestemmingsplan "Katwijk aan Zee 2015".
Buiten het plangebied is het kustversterkingsplan, als ook een ondergrondse parkeergarage gerealiseerd. Een zelfstandige procedure, het opstellen van een bestemmingsplan, is hiervoor gevolgd. Het nieuwe bestemmingsplan "Katwijk aan Zee 2015" is afgestemd op het nieuwe bestemmingsplan "Kustwerk Katwijk".
Om een visie te ontwikkelen op een plangebied is het enerzijds van belang om inzicht te krijgen in de verschijningsvorm en het functioneren van een gebied. Anderzijds is een inventarisatie van beleidsdocumenten nodig, omdat deze documenten immers het kader vormen voor de toekomstige ontwikkeling van een gebied.
De toelichting is als volgt opgebouwd. Na de inleiding in hoofdstuk 1, wordt in hoofdstuk 2 de belangrijkste informatie uit diverse beleidsnota's van verschillende overheden vermeld. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied en hoofdstuk 4 besteed in het bijzonder aandacht aan de ruimtelijke en functionele aspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op de milieu & omgevingsaspecten en in hoofdstuk 6 wordt het juridisch kader nader toegelicht. Hoofdstuk 7 bevat de resultaten van het overleg met betrokken diensten, besturen en overheden en de resultaten van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Ook wordt in dit hoofdstuk de economische uitvoerbaarheid beschreven en in dit hoofdstuk bevindt zich de paragraaf met betrekking tot handhaving. Hoofdstuk 8 besteedt aandacht aan de procedure van een bestemmingsplan.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) regelt hoe ruimtelijke plannen tot stand komen en gewijzigd worden. Zowel rijk, provincies als gemeenten hebben de bevoegdheid om ruimtelijke plannen op te stellen. Hiervan is het bestemmingsplan het belangrijkste instrument, welke ook juridisch bindend is.
Als ruimtelijk toetsingskader worden door rijk, provincies en gemeenten structuurvisies vastgesteld. Het is de bedoeling dat de structuurvisies op elkaar worden afgestemd en als uitgangspunt gelden voor bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen, inpassingsplannen en omgevingsvergunningen waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3 van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken. Een gemeente kan daar alleen van afwijken indien er een goede motivering voor is. Rijk en provincies kunnen kaders stellen waarbinnen de gemeenten kunnen opereren, met zogenoemde reactieve en proactieve aanwijzingen.
De bestemmingsplanprocedure is in de nieuwe wet teruggebracht van ruim een jaar naar 26 weken. Indien er sprake is van meerdere samenhangende besluiten en plannen is het mogelijk de procedure te vereenvoudigen door middel van een coördinatieregeling.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de Wro verder uitgewerkt ten behoeve van de uitvoering. Onder andere bevat het Bro bepalingen over de verplichting om ruimtelijke visies, plannen, besluiten, verordeningen of algemene maatregelen van bestuur digitaal ('electronisch') beschikbaar te stellen. Alle ruimtelijke plannen zijn te vinden op www.ruimtelijkeplannen.nl.
Ook bevat het besluit gedetailleerde bepalingen over de vormgeving en inhoud van ruimtelijke plannen, overgangsrecht voor bestaande gebouwen, bouwwerken of bestaand gebruik, de procedure voor het afhandelen van een planschadeverzoek en bepalingen over het exploitatieplan en subsidieregelingen.
Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' daaraan toegevoegd. De ladder voor duurzame verstedelijking heeft, als motiveringseis, een wettelijke verankering gekregen.
De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De afweging is van toepassing op wonen, werken, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen.
Het afwegingskader van de ladder is als volgt:
Per 1 januari 2012 trad de wijziging van het Bro in werking die een verplichting inhoudt om in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo heeft ca. 25 regelingen geïntegreerd. Bouw-, milieu-, natuur- en monumenten-vergunningen, zijn opgegaan in één vergunning, de omgevingsvergunning. Burgers en ondernemers krijgen te maken met één loket, één beschikking en één procedure. De aanvraag kan digitaal worden gedaan en behandeld.
Voor de uitvoering van de Wabo zijn regels uitgewerkt in het Besluit omgevingsrecht (Bor). In dit besluit is vastgelegd voor welke activiteiten omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd, onder welke voorwaarden en wat de relatie is met het bestemmingsplan. Nieuwe bestemmingsplannen dienen te worden afgestemd op de bepalingen en terminologie in Wabo en Bor.
Gebiedsbescherming is geregeld in de Natuurbeschermingswet. De bepalingen uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet:
Natura2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden binnen het grondgebied van de Europese Unie. Natura2000 gebieden worden aangewezen middels een aanwijzingsbesluit. In dit besluit is aangegeven wat de reden is van aanwijzing, hoe de begrenzing is en wat de natuurdoelen voor het gebied zijn. Binnen Katwijk zijn twee Natura2000 gebieden aangewezen: Meijendel & Berkheide en de Coepelduynen.
In een beheerplan zal wordt vastgelegd hoe de doelstellingen zullen worden gehaald. Momenteel zijn voor de in Katwijk aanwezige gebieden nog geen beheerplannen vastgesteld door het bevoegde gezag (Gedeputeerde Staten).
Voor bepaalde activiteiten in Natura2000 gebieden is een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk. Dit geldt niet alleen voor activiteiten binnen het aangewezen gebied maar ook daarbuiten (zogenaamde 'externe werking' ). In het beheerplan zal worden vastgelegd welke activiteiten niet vergunningplichtig zullen zijn. Middels een zogenaamde 'passende beoordeling' of met een milieueffectrapportage (Mer) moet worden vastgesteld in hoeverre een activiteit een significant effect heeft op de natuurdoelen en of een NB-wet vergunning nodig is. Indien voor een activiteit een NB-wet vergunning vereist is zal deze bij de vaststelling van het bestemmingsplan moeten zijn verkregen.
Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet. Deze bepaalt dat indien in het plangebied beschermde planten en dieren voorkomen, schade aan de soort dient te worden voorkomen. Indien het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen toestaat dient te zijn aangetoond dat deze geen schade aan de instandhouding van de soort toebrengt, danwel dat eventuele schade wordt gecompenseerd.
De rijksoverheid kan algemene regels vaststellen ter bescherming van nationale ruimtelijke belangen, die vragen om een landelijke regeling omdat ze gemeente en regio overstijgend zijn. Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Voortaan moeten gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwijkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) rekening houden met het Barro.
In het Barro wordt een aantal projecten die van Rijksbelang zijn, met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen. En nieuwe of gewijzigde regels moeten binnen 3 jaar in de bestaande bestemmingsplannen worden verwerkt. In het Barro zijn voorlopig zes "projecten" beschreven:
Op 1 oktober 2012 zijn daaraan toegevoegd:
Van deze onderwerpen is voor Katwijk een tweetal relevant te weten het Kustfundament en de Limes, als onderdeel van Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. De laatste zal pas concreet in de bestemmingsplannen kunnen worden vertaald wanneer de provincies deze hebben uitgewerkt en begrensd.
De gemeente dient ervoor te zorgen dat gronden waarop een primaire waterkering is gelegen of die de functie van primaire waterkering hebben, als zodanig in het bestemmingsplan worden vastgelegd. Dit betekent dat deze gronden als hoofdbestemming "waterkering" moeten krijgen. Van belang is dat dit aansluit op de keur en leggers van de waterschappen: hierin is immers door de waterschappen de exacte ligging en begrenzing van de waterkering aangegeven. In dit gebied wordt ook de beschermingszone van de waterkering als gebied aangeduid in de bestemmingsplannen.
De Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimten (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. Deze beschrijft in welke infrastructuur-projecten het kabinet de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Ook is aandacht besteed aan leefomgeving, milieu en natuur, voorzover het nationale belangen betreft. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
In de structuurvisie en de daaraan gekoppelde Visie Erfgoed en Ruimte (“Kiezen voor karakter”) van het rijk is de Katwijkse Boulevard aangemerkt als "gebied van nationaal belang" met als aanduiding "Strook Atlantikwall Katwijk" met als kenmerken:
Vanuit dit kader investeert het rijk ook in het gebiedsbudget voor Holland Rijnland ten behoeve van de Rijnlandroute en het HOV-net Zuid Holland Noord voor de corridor Leiden-Katwijk-Noordwijk (voorheen RijnGouwelijn). De HOV-corridor loopt ook door het plangebied.
Omdat dit gebied is aangemerkt als gebied van nationaal belang dienen er via onderhavig bestemmingsplan beschermende maatregelen voor de cultuurhistorische waarden te worden genomen. Dit wordt gerealiseerd via de dubbelbestemming cultuurhistorie.
De Waterwet stelt de watersysteembenadering centraal en integreert acht bestaande wetten voor waterbeheer. De wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en regelt de juridische implementatie van Europese richtlijnen (o.a. Kaderrichtlijn Water en de Richtlijn Overstromingsrisico's).
De Waterwet kent één watervergunning. Met het wegvallen van vergunningen treedt een belangrijke wijziging op in de samenwerkingsrelatie tussen de gemeente en de waterbeheerder (Rijkswaterstaat of waterschap). Diverse activiteiten zoals bouwen en gebruik van de gronden zijn in, op grond van het waterbeleid, beschermde gebieden aan een watervergunning gebonden.
In de Watertoets van bestemmingsplannen (vooroverleg artikel 3.1.1 Bro) wordt bezien of de voorgenomen ingrepen in het watersysteem (juridisch) gefaciliteerd kunnen worden. Dat wil dus zeggen: of aannemelijk is dat vergunningen kunnen worden verleend, dat de noodzakelijke peilbesluiten (of peilvergunningen) genomen zullen worden en dat nieuwe waterstaatswerken in de legger kunnen worden opgenomen. Indien hierover iets gezegd kan worden, zal daaraan in het wateradvies aandacht worden besteed.
Formeel gezien staan vergunningen en andere besluiten volledig los van de watertoets. Het kan voorkomen dat regels uit het bestemmingsplan, zoals gebruiksregels, aanlegregels of bebouwingsregels, hetzelfde luiden en dezelfde belangen beschermen als watervergunningsregels op grond van de keur. Deze samenloop van regelgeving is in beginsel alleen toelaatbaar als de bestemmingsplanregels een ruimer belang dienen dan alleen het waterstaatkundig belang.
In de SVIR zijn door het Rijk een aantal wederopbouwgebieden aangewezen. Eén daarvan is de kern Katwijk. In de aan de SVIR gekoppelde Visie Erfgoed en Ruimte ("Kiezen voor karakter") wordt de wederopgebouwde kern (Katwijk) toegelicht.
In hoofdstuk 5 is een beschrijving opgenomen van de wijze waarop de gemeente rekening houdt met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten waarden.
Daarnaast bevat de SVIR onder meer een voorlopige lijst Werelderfgoed van de Unesco, die onder andere het Nederlandse deel van de Limes (de grens van het vroegere Romeinse Rijk en een zone bestaande uit wegen, verdedigingswerken en burgernederzettingen) bevat. De Limes loopt ook in Katwijk (volgt de route langs de Rijn).
Met een dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering zijn gronden bestemd voor bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering.
In hoofdstuk 5.11 is opgenomen hoe is omgegaan met de verplichte watertoets.
De in het bestemmingsplan beoogde visie, gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit, past functioneel en ruimtelijk gezien binnen de doelstellingen van het rijk.
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.
Beter benutten en opwaarderen
De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Steden bieden nog volop kansen om te bouwen en te verbouwen. Daardoor kan het landelijk gebied open blijven. Gemeenten stellen regionale visies voor woningen en kantoren op. Op deze wijze wil de provincie het overschot aan kantoren terugdringen en het tekort aan woningen voor bepaalde segmenten kleiner maken.
Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht)
Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra op het Europese en wereldtoneel. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Detailhandel is een belangrijke drager voor levendige centra. De VRM concentreert winkels zoveel mogelijk in bestaande winkelgebieden om leegstand in de binnenstad te voorkomen.
Versterken ruimtelijke kwaliteit
De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal in het provinciaal beleid. Per nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om het buiten bestaand stads- en dorpsgebied te realiseren.
Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving
In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen- en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij.
Programma Ruimte
Het programma ruimte beschrijft de operationele doelen en de realisatiemix om doelen te (doen) bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio's en provincie.
Programma Mobiliteit
In het programma mobiliteit staan de ambities en de provinciale belangen. Het programma mobiliteit kent een grotere dynamiek dan de visie. Deze kan elke vier jaar worden geactualiseerd. Daarbij wordt verbinding gelegd met de verschillende uitvoeringsprogramma's, beleidsuitwerkingen en verordeningen zoals deze al bestaan voor mobiliteit.
De Verordening Ruimte 2014 stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria en/of spelregels en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor. De provincie heeft in de Verordening Ruimte 2014 daarom onder meer regels opgenomen over kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouw, boom- en sierteelt, bollenteelt, ruimtelijke kwaliteit, agrarische bedrijven, waterkeringen, provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen, windenergie, archeologie en molen- en landgoedbiotopen.
De onderbouwing van een ontwikkeling dient ook op grond van provinciaal beleid te voldoen aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
De Provinciale Milieuverordening wordt in fasen, - tranches - genoemd, gewijzigd en geactualiseerd. In de Provinciale Milieuverordening zijn de hoofdlijnen van het milieubeleid en de belangrijkste ontwikkelingen op milieugebied beschreven. Op 1 april 2011 is de zevende tranche in werking getreden. De Provinciale Milieuverordening bevat o.a. regels over de milieubeschermingsgebieden voor stilte en voor grondwater. De milieubeschermingsgebieden hebben gevolgen voor toetsing van bepaalde activiteiten en vinden hun beslag in het bestemmingsplan.
De waterwingebieden zijn de meest kwetsbare zones van de beschermingsgebieden. In deze zone is het beschermingsregime dan ook het strengst. Binnen waterwingebieden dient elk risico van verontreiniging te worden voorkomen; in deze gebieden zijn dan ook in principe alleen activiteiten toegestaan in het kader van de grondwaterwinning zelf. Indien men toch activiteiten in soort gebieden wil uitvoeren dient ontheffing te worden aangevraagd. Rondom de waterwingebieden zijn ook grondwaterbeschermingsgebieden aangewezen, deze bevinden zich echter niet op Katwijks grondgebied.
In het Stiltegebied Berkheide, grotendeels samenvallend met het waterwingebied Berkheide, is sprake van strengere bepalingen ten aanzien van het gebruik van toestellen die de natuurlijke stilte van het gebied kunnen verstoren. De aanwijzing kan beperkingen opleggen aan planologische ontwikkelingen in en aangrenzend aan het Stiltegebied. Het Stiltegebied grenst aan het plangebied.
Het plangebied is in de structuurvisie opgenomen als (kwaliteit in) stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer en een primaire waterkering.
Het gehele plangebied valt binnen de bebouwingscontouren van de verordening. Dit betekent dat verstedelijking, die in overeenstemming is met de inhoudelijke bepalingen van de Verordening Ruimte, is toegestaan.
Op 24 juni 2009 is de Regionale StructuurVisie 2020 (RSV) door Holland Rijnland vastgesteld. De RSV verankert de intergemeentelijke afspraken in een ruimtelijke vertaling naar 2020 met een doorkijk naar 2030.
De deelnemende gemeenten werken samen aan ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken, natuur en landschap, verkeer en vervoer, samenleving en welzijn. Een goede balans tussen gebiedsontwikkeling en behoud van het oorspronkelijke karakter van de regio zijn daarbij het streven.
Met de visie worden de volgende kerndoelen nagestreefd:
Het plangebied is aangegeven als stedelijk gebied. Concentratie van woningbouw vindt plaats binnen bestaand stedelijk en dorpsgebied (conform de Provinciale Structuurvisie 2010 en de Verstedelijkingsafspraken Zuidvleugel 2010).
Uitgangspunt
In de regio Holland Rijnland zal het aantal huishoudens de komende 15 jaar toenemen. De woningbehoefte groeit en deze behoefte moet regionaal geaccommodeerd worden. Naast groei van de behoefte wordt de regio vooral geconfronteerd met een veranderende samenstelling van de huishoudens door vergrijzing en gezinsverdunning. Daar moeten de gemeenten in hun woningbouwprogrammering rekening mee houden.
In de Regionale Woonagenda 2014 wordt de gewenste ontwikkelrichting op hoofdlijnen aangegeven. Het is een leidraad waarmee de gemeenten binnen Holland Rijnland optimaal hun bijdrage kunnen leveren aan de versterking van de regionale woningmarkt. Dit kan door een goede regionale afstemming, voldoende sociale woningbouw voor de primaire doelgroep en aandacht voor kansrijke woonmilieus.
Kaders
Belangrijk kader voor de regionale woonagenda is de provinciale visie Ruimte en Mobiliteit (VRM). De provincie zet in deze visie in op het optimaal benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied, voldoende sociale woningen voor de primaire doelgroep en het realiseren van de juiste woning op de juiste plek. Belangrijk instrument hierbij is de ladder voor duurzame verstedelijking.
Iedere drie jaar wordt er door de provincie een berekening gemaakt van de verwachte woningbehoefte (Woning Behoefte Raming WBR) en de bevolkingsprognose (BP). In de regionale Woonagenda is uitgegaan van de meest recente WBR cijfers uit 2013. Deze WBR2013 cijfers worden door de provincie als bovengrens voor de woningbouw in de regio (en in de gemeente) gehanteerd. Het afstemmen van alle woningbouwplannen in de (sub)regio is een belangrijk onderdeel van de regionale Woonagenda.
Categorie-indeling woningbouwplannen
Binnen de regionale afstemming worden de woningbouwplannen ingedeeld in een aantal categorieën. Categorie 1 zijn de harde en kansrijke plannen; categorie 2 de harde en minder realistische en de kansrijke maar minder harde plannen, categorie 3 zijn de zachte plannen en de plannen na 2020 en categorie 4 zijn de plannen die gebaseerd zijn op provinciaal-(inter)gemeentelijke afspraken over bovenlokale giebiedsontwikkeling. Woningbouwlocatie Haven fase 2-Zuid omvat 160 woningen en is geplaatst in categorie 1. Het plan past daarmee binnen de door de provincie verwachte woningbehoefte (WBR).
Op 31 oktober 2012 heeft de regio Holland Rijnland de kantorenstrategie vastgesteld.
Nederland heeft een fors overschot aan kantoormeters en een steeds groter deel van de niet in gebruik zijnde panden staat langdurig leeg zonder perspectief op een nieuwe gebruiker. Regionale samenwerking is daarbij van bijzonder groot belang. Holland Rijnland wil met deze regionale kantorenstrategie ruimte bieden aan de ontwikkeling van duurzame kantoren op locaties met goede voorzieningen, die met openbaar vervoer en/of met de auto goed bereikbaar zijn.
Binnen Holland Rijnland zijn drie categorieën van kantorenlocaties te onderscheiden:-
De samenwerkende gemeenten van Holland Rijnland maken afspraken met betrekking tot:
De problematiek van leegstand in Holland Rijnland ligt bij de regionale vraag. De vastgoedvraag naar kantoren is als lokaal te bestempelen als het bruto vloer oppervlak minder dan 2.500 m2 bedraagt. De lokale vraag valt volledig binnen de autonomie van de gemeente waar de vraag zich manifesteert.
Het regionale verkeers- en vervoersplan: De Regio's Verbonden geeft de hoofdlijn ten aanzien van mobiliteit in de regio. De mobiliteitsbehoefte van de gebruikers staat daarbij centraal. Het gaat om alle facetten zoals de verschillende modaliteiten, verkeersveiligheid en de link met ruimtelijk beleid. Het RVVP is ook de basis geweest voor het regionale fietsplan en openbaar vervoerplan.
De regionale visie voor het openbaar vervoer is vastgelegd in de OV-visie Holland Rijnland. Hierin gaat de inzet naar een systeem met hoogwaardige lijnen en ontsluitende lijnen. Eén van de hoogwaardige lijnen betrof de lightrailverbinding Leiden-Katwijk-Noordwijk (Rijngouwelijn). Inmiddels is dit omgezet naar Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV, met hoogwaardige bussen). De HOV rijdt op en langs de N206 en door Katwijk. De HOV rijdt door het plangebied.
Met het regionale Uitvoeringsprogramma Fiets wil Holland Rijnland de omstandigheden scheppen waardoor er eerder voor de fiets als vervoermiddel wordt gekozen. De leidende doelstelling is het optimaal faciliteren van woon-werk en schoolverkeer per fiets. Om mensen op de fiets te krijgen moeten de routes zo snel mogelijk zijn, met zo min mogelijk oponthoud, maar ook veilig en aantrekkelijk. Ook de fiets in combinatie met het openbaar vervoer is een gewenste vervoerwijze, hiervoor is een goede overstap van fiets op OV-haltes belangrijk.
Voor het bestemmingsplan Katwijk aan Zee zijn de volgende fietsprojecten relevant:
Op 17 februari 2010 heeft het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland het Regionaal Groenprogramma 2010-2020 vastgesteld. In dit programma worden de groene ambities van de regio verder uitgewerkt in een visie, doelstellingen en een uitvoeringsstrategie. Twee kernbeslissingen uit de Regionale Structuurvisie dienen daarbij als uitgangspunt. De eerste is "groenblauwe kwaliteit staat centraal", de tweede luidt "de Bollenstreek, Veenweide en Plassen en Duin, Horst en Weide blijven open".
In het plan wordt de groenblauwe toets voor ruimtelijke projecten geïntroduceerd. De kwaliteit van het groen binnen het ruimtelijk project moet worden beschreven aan de hand van verschillende functies van groen. Hierbij wordt aangesloten bij het regionale Beleidskader Duurzame Stedenbouw van de Milieudienst. Daarnaast moeten ontwikkelingen passen binnen het kader van het Groenprogramma: de visie, de doelstellingen en de Groenvisie in kaart. Er mag ook geen verstoring optreden van natuur- en recreatiegebieden of verbindingen daartussen door woningbouw, infrastructuur of bedrijventerrein, tenzij met compensatie. Er moet aandacht zijn voor beleving en kwaliteit van het water in wijk of polder alsook aandacht voor groen op en aan de rand van bedrijventerreinen, infrastructuur en woningbouw. Ook moet er aandacht zijn voor landschappelijke inpassing van bedrijventerreinen, infrastructuur en woningbouw en moet bij nieuwe infrastructuur worden gezorgd voor (snel)wegovergangen, zoals faunapassages en fiets- en wandelbruggen.
Het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland, geldig voor de periode 2010-2015, is vastgesteld door het Hoogheemraadschap van Rijnland. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen.
Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. De verandering van het klimaat zal naar verwachting leiden tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing.
Hoogheemraadschap Rijnland is gestart met de voorbereidingen voor de herziening van het Waterbeheerplan.
Watertoets
Een zogenaamde "watertoets", uitgevoerd door de waterbeheerder het Hoogheemraadschap van Rijnland, is gewenst bij de opstelling van de bestemmingsplannen. De watertoets vormt een bindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen.
Het voorontwerp bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk verplicht vooroverleg (zie hoofdstuk 7.1) toegezonden aan het Hoogheemraadschap. Deze heeft in dit kader een positief wateradvies verstrekt.
Op 11 maart 2015 heef het bestuur van het hoogheemraadschap van Rijnland een nieuwe Keur en daarbij behorende uitvoeringsregels vastgesteld. Deze regels zijn per 1 juli 2015 in werking getreden.
De “Keur en Beleidsregels” maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De handelingen die invloed hebben op het functioneren van het watersysteem wordt gereguleerd via een zorgplicht, algemene regel, vergunningplicht of een absoluut verbod.
Deze Keur is vastgesteld na een grootschalige dereguleringsslag waardoor het uitgangspunt 'ja, tenzij' wordt gebruikt. In beginsel zijn handelingen en/of werken in het watersysteem toegestaan, tenzij expliciet in deze Keur anders is bepaald. Indien dat het geval is, zijn er nadere regels voor die handelingen vastgesteld. Nadere regels zijn voorschriften van een algemene regel of voorwaarde waaronder een vergunningplichtig(e) werk of handeling wordt toegestaan. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. Bepalingen van de Keur en de Beleidsregels horen niet in bestemmingsplannen te worden vertaald, om dubbele regelgeving te voorkomen.
In regionaal verband zijn afspraken gemaakt over duurzaamheidsaspecten en vastgelegd in de volgende plannen:
Het beleid heeft tot doel om voor duurzaamheidsaspecten al op het schaalniveau van stedenbouw afspraken te maken over ambities en maatregelen. Deze beleidskaders zijn ook lokaal vastgesteld en daarom in paragraaf 2.4 nader uitgewerkt.
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Rijnland volgt de principes van duurzaam waterbeheer:
De gevaren van risicovolle objecten strekken zich uit over een gebied dat vaak tot over de gemeentegrens heen reikt. In de in regionaal verband opgestelde Omgevingsvisie externe veiligheid 2008 zijn afspraken gemaakt over gebiedsgerichte normstelling waarbij woongebieden veiliger moeten zijn dan bedrijfsterreinen.
In de regionale structuurvisie is het plangebied opgenomen als stedelijk gebied. Aan de rand van het plangebied (Boulevard) is recreatie- / natuurgebied aangegeven. Het voorliggende bestemmingsplan betreft een herziening van reeds bestemd woongebied en komt overeen met de inhoudelijke bepalingen van de regionale structuurvisie.
Bestemmingsplannen
In het algemeen geldt dat de vigerende rechten zullen worden gerespecteerd en overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan, tenzij sprake is van een ruimtelijk ongewenste ontwikkelingsmogelijkheid. Voor de verschillende gebieden zal eenzelfde regeling gaan gelden, zoals ook elders in de gemeente Katwijk, waardoor meer rechtsgelijkheid ontstaat voor wat betreft bouw- en gebruiksmogelijkheden. Alleen waar nodig zullen afwijkende bepalingen worden opgenomen.
Ten aanzien van de plansystematiek in voorliggende plan, in relatie tot de vigerende rechten, dient het volgende te worden opgemerkt:
a. Het voorliggende plan is opgesteld volgens de nieuwe standaard wijze van bestemmen;
b. Het bestemmingsplan Katwijk aan Zee - Centrum is opgenomen in dit nieuwe bestemmingsplan en is aangepast aan de inzichten van het recent vastgestelde Masterplan Katwijk aan Zee;
c. Voor het gebied ten noordoosten van het Prins Hendrikkanaal - het uit te werken gebied met woondoeleinden - is de uitwerkingsstatus vanuit het bestemmingsplan Prins Hendrikkanaal e.o., herziening fase 2 niet overgenomen. Het betreffende gebied zal door nieuwe ruimtelijke inzichten worden gewijzigd waarbij een eigen ruimtelijke procedure wordt doorlopen zodra de plannen voldoende concreet zijn;
d. Rond het Prins Hendrikkanaal is de transformatie van het industriegebied, naar voornamelijk een woonlocatie, in de Zwaaikom, afgerond. Deze gerealiseerde ontwikkeling wordt samen met de vastgestelde ontwikkeling Haven, fase 2 (zuid) en Haven, fase 2 (zuidoosthoek) in dit nieuwe plan overgenomen;
f. De dubbelbestemming voor Archeologie is aangepast naar aanleiding van onderzoeken die in de afgelopen 10 jaar in het plangebied zijn uitgevoerd;
g. Er is een dubbelbestemming Cultuurhistorische Waarde toegevoegd voor het behoud van de kenmerken van de in de Visie Erfgoed en Ruimte ("Kiezen voor karakter") genoemde wederopgebouwde gebied;
h. De in het bestemmingsplan opgenomen bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de in het beeldkwaliteitplan Boulevard Katwijk en welstandsnota opgenomen criteria;
i. Voor zover het beeldkwaliteitplan Boulevard Katwijk het toevoegen van een bouwlaag toestaat, wordt deze in het bestemmingsplan direct opgenomen, danwel als een wijzigingsbevoegdheid;
j. Voor de ontwikkeling Zeehospitium, fase 1a is een vrijstelling, conform artikel 19 lid 1 WRO, van het geldende bestemmingsplan Katwijk aan Zee 1982 verleend. Deze gerealiseerde ontwikkeling is in dit nieuwe plan overgenomen.
Aangrenzend bestemmingsplan Kustwerk Katwijk (vastgesteld 4 april 2013)
In het Kustwerk Katwijk is aan de Boulevard een grote nieuwe parkeergarage opgenomen. De routes van en naar de entrees van de parkeergarage gaan door het gebied van het Bestemmingsplan Katwijk aan Zee.
Kruimelgevallenbeleid
In het nieuwe kruimelgevallenbeleid, vastgesteld op 24 maart 2015, is aangegeven voor welke bouwinitiatieven standaard van bestemmingsplannen kan worden afgeweken. Deze mogelijkheden worden waar mogelijk doorvertaald in de regels van de bestemmingsplannen.
Paraplubestemmingsplannen
In de tussenliggende jaren zijn drie paraplubestemmingsplannen opgesteld die golden voor het plangebied. Dit betreft de paraplubestemmingsplannen "Archeologie gemeente Katwijk", "Dakopbouwen"en "Gebruiksregels woningen". De regels in deze plannen zijn eveneens vertaald in het bestemmingsplan.
Omgevingsvergunningen
Ontwikkelingen, die overeenkomstig de oude vrijstellingsmogelijkheid, ontheffingsmogelijkheid of via de huidige omgevingsvergunningen in de afgelopen periode zijn verleend, worden in het nieuwe plan overgenomen.
Tot slot geldt dat het bestemmingsplan op internet digitaal beschikbaar komt, waardoor vlot kan worden gezien wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden van een perceel zijn.
Het samenvoegen van de gemeenten Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg heeft geresulteerd in een nieuwe structuurvisie, de Brede Structuurvisie Katwijk 2007-2020. Het vormt een nieuw regiedocument, wat de gemeente in staat stelt de aanwezige kansen en kwaliteiten te vertalen in concrete acties.
In de Brede Structuurvisie wordt ten aanzien van een aantal aspecten de visie uiteengezet. Middels een zogenaamd mozaïek van ruimtelijke segmenten wordt invulling gegeven aan mogelijkheden voor de aanwezige kansen en kwaliteiten. Er is onder meer aandacht voor wonen, werken en voorzieningen.
De Brede Structuurvisie Verdiept is op 15 april 2010 als structuurvisie onder de nieuwe Wro vastgesteld. Hiermee is de BSV grondexploitatie-proof gemaakt. Ook zijn kleine wijzigingen aangebracht als gevolg van voortschrijdend inzicht.
De visie voor Katwijk aan Zee is het opwaarderen van het functioneren van deze kern tot bovenlokaal centrum van Katwijk, inclusief het verbeteren van de verbinding met het Havengebied. Als uitwerking van dit sleutelproject is het Masterplan Katwijk aan Zee in 2014 vastgesteld.
De gemeente Katwijk heeft het Masterplan Katwijk aan Zee op 5 juni 2014 vastgesteld. Aandacht is besteed aan de historisch gegroeide en huidige opzet van Katwijk aan Zee, aan de vele functies die Katwijk aan Zee rijk is (winkels, recreatie en toerisme, maatschappelijke voorzieningen, wonen, bereikbaarheid en parkeren, openbare ruimte en horeca) en aan de vier identiteiten van Katwijk aan Zee (hart, duin, maritiem en zee). Het Masterplan Katwijk aan Zee biedt een actueel ruimtelijk-functioneel beleidskader waarmee de gemeente Katwijk voor de komende tien tot vijftien jaar richting geeft aan ruimtelijke ontwikkelingen, prioriteert, en initiatieven van derden stimuleert en zal toetsen. In het Masterplan is gekozen voor een combinatie van "ruimtelijk concentreren" en "functioneel thematiseren". Dit betekent een compact kernwinkelgebied, een tweede ring (Zwaaikom en woongebieden in de luwte), de zeezijde en zogenoemde visitekaartlocaties.
Dit Masterplan kiest voor:-
De opgaven waarvoor Katwijk aan Zee de komende jaren staat zijn:-
De uitgangspunten uit het Masterplan zijn, indien concreet genoeg en van toepassing voor juridisch- planologische regels, in het nieuwe bestemmingsplan verwerkt.
Voor het sleutelproject Katwijk langs de Rijn is een masterplan "Vizier op de rivier" opgesteld waarin de ambities uit de Brede Structuurvisie zijn vertaald naar meer specifieke uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling. In het Masterplan worden de verschillende deelgebieden en bijbehorende sferen langs het water en de ambities voor de toekomst beschreven. Deze ambities richten zich op een betere beleving van de Rijn en haar oevers door:
De cultuurhistorische waarden zijn van grote betekenis voor onze leefomgeving. Daarom willen rijk, provincie maar ook de gemeente deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Het rijk doet dat door de Modernisering van de Monumentenwet, waarbij het eerste speerpunt is: "cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening". Inmiddels is het aangepaste Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden, wat betekent dat er in het bestemmingsplan een beschrijving moet komen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening wordt gehouden. Ook de provincie wil cultuurhistorie betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen en heeft daarom het erfgoed van Zuid-Holland in kaart gebracht, middels de Cultuurhistorische Hoofdstructuur en de Regioprofielen Cultuurhistorie. De cultuurhistorische waarden bestaan uit historische stedenbouw, historische bouwkunst, historisch landschap en archeologie.
De gemeente Katwijk stelt in de Beleidsnota monumentenzorg uit 2006 dat een beleid moet worden opgesteld dat voorwaarden schept om de gemeentelijke cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend te laten zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen.
De Woonvisie 2015-2019 is in oktober 2015 vastgesteld in de gemeenteraad. In deze Woonvisie ligt het accent op het voorzien in de woonwensen van de verschillende doelgroepen: de starters, de jonge gezinnen die door willen stromen, de vitale ouderen die langer zelfstandig willen blijven wonen of door willen stromen en de ouderen die met een zorgvraag te maken krijgen. Samen met andere betrokken partijen (ontwikkelaars, Dunavie, zorginstellingen, beleggers e.d.) wordt gewerkt aan het oplossen van knelpunten en de inzet van de juiste instrumenten, acties en product-markt combinaties om dit te bereiken.
Bij de inzet van instrumenten en maatregelen worden deze getoetst aan drie hoofddoelstellingen:
De instrumenten en/of maatregelen die worden ingezet worden altijd getoetst aan de mate waarin ze bijdragen aan het dichterbij brengen van de drie hoofddoelen.
De woningbouwprogrammering is/wordt afgestemd op het voorzien in de kwalitatieve woningbehoefte passend binnen het kwantitatieve WBR kader vanuit de provincie.
Het uiteindelijke doel voor de gemeente bij het ontwikkelen van woningbouwplannen is om zo goed mogelijk te voorzien in de woningbehoefte van de (toekomstige) inwoners van Katwijk. Dit vraagt om een op de vraag/behoefte afgestemd programma met daarin de juiste product-marktcombinaties op de juiste locatie.
Bij de woningbouwprogrammering worden de kenmerken en de ligging van de locatie in beeld gebracht om deze optimaal af te stemmen op de wensen en eisen ten aanzien van de woning en de woonomgeving van de verschillende doelgroepen.
Katwijk aan Zee heeft een voor de gemeente uniek woonmilieu dat gekoesterd, behouden en waar mogelijk benut en/of uitgebouwd moet worden. Dit vraagt om maatwerk als het gaat om de toevoeging van woningen. Nieuwe woningbouwplannen worden getoetst op basis van een toetsingskader waarbij gelet wordt op de meerwaarde van het plan (voor doelgroep en omgeving) en de mate waarin het plan bijdraagt aan de versterking van het unieke woonmilieu.
Op 26 april 2012 heeft de raad de Welstandsnota Katwijk 2012 vastgesteld.
De gemeentelijke Welstandsnota geeft inzicht in de regels die gelden ten aanzien van de toetsing aan eisen van welstand. De Welstandsnota geeft een typering van de bebouwing in bestaande wijken (gebiedsindeling) en hoe hiermee in het kader van de toetsing door de stadsbouwmeester wordt omgegaan (welstandsniveau). Initiatiefnemers van een bouwplan kunnen daarmee vóór het indienen van het daadwerkelijke bouwplan inzicht krijgen in de beoordelingscriteria die gelden voor het betreffende gebied. Doel van het welstandsbeleid is het behartigen van een aantrekkelijke gebouwde omgeving en het bieden van heldere en eenvoudige procedures met objectieve beoordelingscriteria.
De relatie tussen bestemmingsplan en welstandscriteria is als volgt. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Bestemmingsplanregels prevaleren dus boven welstandscriteria. De architectonische vormgeving, uitstraling van bouwwerken en inpassing in de gebouwde omgeving vallen echter buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief door de welstandsnota geregeld.
Het Integraal Verkeers- en Vervoersplan Katwijk (IVVP) is op 29 januari 2009 vastgesteld en biedt een samenhangende visie op het verkeer en het vervoer in de gemeente Katwijk. Het IVVP stelt de voorwaarden waarbinnen de gewenste ruimtelijke en economische ontwikkeling van de gemeente wordt gefaciliteerd en biedt oplossingsrichtingen waarmee de negatieve effecten van het verkeer kunnen worden voorkomen.
De acht kernpunten van het IVVP zijn:
De robuuste randwegenstructuur is voor Katwijk van essentieel belang om de dreigende onbalans tussen bereikbaarheid, leefklimaat en economisch klimaat te kunnen voorkomen. Aan de ring wordt een aantal functies toegekend:
De beoogde randwegenstructuur bestaat uit twee ringen, die in elkaar haken. De hoofdring vormt een robuuste structuur die de verschillende stedelijke gebieden van Katwijk “aan elkaar rijgt” en verbindt met het rijkswegennet (A44). De tweede ring is de subring. De subring is opgebouwd uit bestaande wegen en de nieuw aan te leggen verlengde Westerbaan naar de Meeuwenlaan. Realisatie van de randwegenstructuur heeft tot gevolg dat de lokale wegen in de verschillende kernen aanzienlijk minder verkeer gaan verwerken.
Een andere manier om het autoverkeer op de lokale wegen terug te dringen is het verschuiven van de modal split in het voordeel van het fietsverkeer. De fiets is een milieuvriendelijk voertuig en neemt ook minder ruimte in beslag dan de auto. Voor de fiets is een apart uitvoeringsplan opgesteld.
Op 5 juni 2014 heeft de raad besloten om de hoofdverkeersstructuur naar het centrum en de parkeerrouting vanaf de subring (Meeuwenlaan-Karel Doormanlaan-Rijnmond-Binnensluis) te laten gaan via drie routes naar de Parkeergarage Boulevard: de noordroute via de Rijnmond, de zuidroute via de Parklaan/Drieplassenweg en de centrale route via de Zeeweg en de Tramstraat naar de parkeergarages Princehaven en Tramstraat. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar een knip in de Tramstraat waarmee autoverkeer langs die route naar de Boulevard wordt ontmoedigd, fietsverkeer en het openbaar vervoer wel van deze route gebruik kunnen blijven maken en waardoor de leefbaarheid van Katwijk aan Zee wordt verbeterd. De beide parkeergarages in de Tramstraat blijven wel bereikbaar voor autoverkeer.
Uitvoeringsplan Fiets
Eén van de hoofddoelen van het IVVP is om meer automobilisten op de fiets te krijgen. Daarom is in het IVVP opgenomen dat er sterk wordt ingezet op verbetering van het fietsklimaat. Het Uitvoeringsplan Fiets (juli 2011) concretiseert het fietsbeleid in het IVVP naar maatregelen. Hieronder de onderdelen die in het Uitvoeringsplan Fiets aan de orde komen:
Voor het bestemmingsplan Katwijk aan Zee zijn de volgende fietsprojecten relevant:
Op het gebied van parkeren stelt de Brede Structuurvisie Katwijk (BSV) dat er voorzien moet worden in voldoende en efficiënte parkeervoorzieningen. Het gedeelte verkeer uit de BSV is verder uitgewerkt in het Integraal Verkeers- en Vervoersplan. Daarvan is het Parkeerbeleid 'Stilstaan bij parkeren' weer een verdere uitwerking. "Stilstaan bij parkeren" is op 29 januari 2009 door de raad vastgesteld. Hierin is opgenomen dat er in bestaande woongebieden, met een hoge parkeerdruk, samen met bewoners oplossingen gezocht zullen worden om de parkeerdruk te verminderen. In het centrum wordt het parkeren gereguleerd met behulp van een streng gehandhaafd gefiscaliseerd systeem van betaald parkeren. Daarnaast is "Stilstaan bij parkeren"opgenomen wat de parkeernorm is bij nieuwbouw, uit- en inbreidingsplannen en functieveranderingen. Het Parkeernormenbeleid Katwijk (januari 2010) is een nadere uitwerking op het gebied van de parkeernormering en hoe met de parkeerbehoefte om te gaan in ruimtelijke plannen. Dit is op 2 februari 2010 door het college vastgesteld en vanaf 26 februari 2010 van kracht. Voor parkeren is niet alleen van belang dat er voldoende parkeerplaatsen zijn, maar ook dat de parkeerplaatsen goed te gebruiken zijn. Het parkeernormenbeleid gaat daarom over:
Het parkeernormenbeleid is uitgangspunt op het gebied van parkeren bij ruimtelijke ontwikkelingen, bestemmingsplannen en bouwplannen.
Het groenbeleid richt zich op het verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving, nu en in de toekomst. Het Groenbeleidsplan geeft de beleidskaders aan voor het groen en de groenstructuren in de gemeente voor de komende 10 tot 15 jaar. Het geeft daarnaast uitgangspunten en randvoorwaarden voor het groenbeheer. De meest in het oog springende veranderingen die het Groenbeleidsplan voorstelt, zijn:
Het Speelruimtebeleidsplan geeft het beleidskader voor de speelruimte in de gemeente Katwijk. Er zijn ambities bepaald die betrekking hebben op de wijze waarop wordt omgegaan met formeel en informeel speelaanbod in de gemeente. Verder zijn normen vastgesteld waaraan de formele en informele speelruimte in de gemeente Katwijk moet voldoen. Normen voor formele speelplekken zijn:
Naast de formele speelplekken, in groengebieden en op pleinen, dient op 'redelijk veel plaatsen' ruimte te zijn om informeel te spelen, zoals in groenvoorzieningen en op straat. Daarbij wordt aandacht besteed aan de bezonning, de veiligheid, bereikbaarheid en aan verschillende leeftijdsgroepen.
Beide vormen van spelen vinden binnen de gebruikelijke bestemmingen, groen en verblijfsdoeleinden, plaats. Alleen wanneer sprake is van bijzondere voorzieningen of bouwwerken wordt een specifieke bestemming opgenomen
Volgens de Gewijzigde Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg is het verplicht om in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling aandacht te schenken aan mogelijk aanwezige archeologische waarden. Indien planontwikkelingen bodemverstoringen tot gevolg hebben en daarbij archeologische waarden in het geding kunnen komen is men tegenwoordig verplicht om archeologisch onderzoek te laten verrichten. De kosten voor eventueel verplicht archeologisch onderzoek komen ten laste van de initiatiefnemer voor de verstoringen.
De gemeente Katwijk heeft opdracht gegeven voor de vervaardiging van een eigen archeologische verwachtingskaart (RAAP Archeologisch Adviesbureau, 2007: Gemeente Katwijk: een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, Amsterdam, RAAP-rapport 1340). Deze kaart en het eigen gemeentelijk archeologiebeleid maken dat de gemeente zeggenschap heeft over haar eigen bodemarchief. Ze heeft namelijk met dit beleid de garantie afgegeven dat in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling archeologische belangen worden meegewogen, dit is een landelijk wettelijke plicht. Het gevolg is dat elke inwoner van de gemeente Katwijk met archeologisch onderzoek in aanraking kan komen. Toetsing op de aanwezigheid van archeologische waarden of verwachtingen is immers een standaard onderdeel geworden van de vergunningsprocedures.
Indien ontwikkelaars of individuele inwoners van de gemeente Katwijk van plan zijn om een omgevingsvergunning aan te gaan vragen kunnen deze zelf vooraf al bekijken of ze daarbij rekening moeten houden met archeologische verwachtingen en een onderzoeksplicht. De hier volgende termen komen ook terug in het archeologisch protocol en de bestemmingsplanregels.
Archeologische Monumenten.
Er bestaan twee soorten archeologische monumenten, 'beschermde monumenten' en 'monumenten'. Het rijk verzorgt de bewaking over de beschermde archeologische rijksmonumenten. Net als voor monumentale gebouwen bestaat voor de archeologische rijksmonumenten een vergunningprocedure (www.cultureelerfgoed.nl). Met betrekking tot terreinen die archeologische rijksmonument zijn, moet voor werkzaamheden en activiteiten die bodemverstoringen tot gevolg kunnen hebben een monumentenvergunning worden aangevraagd. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed verstrekt deze monumentenvergunningen.
Archeologische monumenten zijn terreinen waarvan de archeologische waarde al duidelijk is geworden aan de hand van eerder gedaan archeologisch onderzoek. De provincie bewaakt deze terreinen door ze te beschermen middels de Verordening Ruimte. Het liefst ziet de provincie deze terreinen behouden. In sommige gevallen mag een deel van een archeologisch terrein met monumentale status worden opgegraven, maar alleen onder strenge kwaliteitseisen en onderzoeksvoorwaarden.
Waarde – Archeologie (WR – A)
Archeologisch waardevolle gebieden zijn gebieden waarvan de archeologische waarde al bepaald is aan de hand van eerder gedaan archeologisch onderzoek, meestal zijn dit de archeologische monumenten waar de provincie zeggenschap over heeft. Daarnaast zijn de historische dorpskernen van Katwijk, Valkenburg en Rijnsburg archeologisch waardevol gebied. Voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen bestaat voor de archeologisch waardevolle gebieden geen vrijstellingsnorm. Indien er sprake is van voorgenomen verstoringen van de bodem is het verplicht vooraf archeologisch onderzoek uit te laten voeren. Pas na overlegging van een rapport van archeologisch onderzoek aan het bevoegd gezag, over het algemeen de gemeente, kan een vergunning worden afgegeven.
Waarde – Archeologisch verwachtingsgebied (WR – AV)
Archeologische verwachtingsgebieden zijn gebieden waarvan nog geen bepaling van archeologische waarden bestaat. Daar is dus nog geen archeologisch onderzoek verricht. De verwachting is uitgedrukt in lage, middelmatige en hoge archeologische verwachting. In het geval van een middelmatige tot hoge archeologische verwachting wordt archeologisch onderzoek voorafgaande aan de afgifte van een vergunning verplicht gesteld. Net als voor gebieden met een lage archeologische verwachting, bestaat voor bodem verstorende activiteiten met een totaal gebiedsomvang kleiner dan 100 m2 een vrijstelling van de onderzoeksplicht.
Indien er tijdens graafwerkzaamheden, ongeacht de locatie en de omvang, onverwachte archeologische resten worden aangetroffen, blijft in alle gevallen nog altijd een wettelijke meldingsplicht voor archeologische vondsten bestaan. In het geval het bijzondere vondsten betreft, kan de gemeentelijke archeoloog deze dan namelijk nog laten opgraven met behulp van een noodopgraving of bergen voordat ze worden afgevoerd met het stort.
Een verplichting op archeologisch onderzoek geldt voor alle bodemingrepen binnen gebieden die staan beschreven als 'archeologisch waardevol gebied'. Ook geldt de plicht op archeologisch onderzoek binnen alle gebieden met een middelmatige tot hoge archeologische verwachting maar alleen indien de bodemingreep groter is dan 100 m2. Aan de diepte van de bodemingreep zijn eveneens specifieke vrijstellingsnormen verbonden.
Er bestaat geen verplichting op archeologisch onderzoek in gebieden waarvoor een lage archeologische verwachting geldt. Indien er sprake is van een middelmatige of hoge archeologische verwachting en de bodemingreep is kleiner dan 100 m2 vervalt eveneens de plicht op archeologisch onderzoek. Indien aantoonbaar (!) is dat al eerder bodemverstoringen hebben plaatsgevonden die dieper reiken dan de bodemverstoringen die zijn voorgenomen dan is archeologisch onderzoek eveneens niet langer verplicht.
Hierbij moet wel worden opgelet dat ook het onderheien van bouwconstructies onder bodemverstoringen valt. In het geval van heiwerkzaamheden wordt de ondergrond tot op vele meters diepte verstoord en zal dus archeologisch onderzoek plaats moeten vinden indien die plicht bestaat. Ook bij het aanleggen van leidingen en kabels kan de bodem soms tot op grote diepte verstoord worden, ook daar moet rekening mee worden gehouden.
Op 12 augustus 2008 heeft de raad het Duurzaamheidsprofiel Katwijk vastgesteld. De gemeente geeft een overkoepelende visie op hoe zij zich wil ontwikkelen op het gebied van duurzaamheid de komende jaren. Katwijk wil vanuit haar traditie en identiteit de samenleving duurzaam inrichten waarbij het voor huidige en toekomstige inwoners en bezoekers aangenaam en goed wonen, werken en leven is, en zal daartoe waar nodig vernieuwend handelen.
Het aspect duurzaamheid komt met name naar voren in het lokale milieubeleid. In nieuwe planvorming wordt de duurzaamheid meegewogen. Een duurzaamheidstoets draagt aan deze functie bij. De gemeente zal zich richten op duurzaam inrichten en bouwen, duurzaam wijkbeheer en leefomgeving, sociale duurzaamheid en duurzaam handelen. Kaders daarbij zijn de volgende:
De gemeente Katwijk heeft op 18 augustus 2009 de nota Geluidbeleid vastgesteld. Daarin zijn ook kaders opgenomen voor het vaststellen van hogere grenswaarden. Ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, moeten voldoen aan de Wet geluidhinder. In de wet is als uitgangspunt opgenomen dat de geluidsbelasting van een geluidgevoelig object niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. Ruimtelijke plannen worden eerst uitvoerig onderzocht op mogelijke maatregelen om het geluidsniveau te beheersen, zodat aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan. Pas na een ongunstig onderzoeksresultaat kan een procedure tot het verlenen van ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden ingezet. De hogere waarde procedure vereist een zorgvuldige afweging tussen het gevraagde geluidsniveau en een voldoende bescherming van het woonklimaat.
Objectieve criteria om tot een afgewogen ontheffingsbesluit te komen zijn opgenomen in bovengenoemde nota.
De gemeente Katwijk en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben gezamenlijk het Waterplan Katwijk opgesteld. De gemeente Katwijk heeft het plan op 18 december 2008 vastgesteld en het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft het op 11 februari 2009 vastgesteld.
Het doel van het waterplan is het samen realiseren van een gezond en veerkrachtig watersysteem. Dit watersysteem moet voldoen aan landelijke en Europese normen en is gebaseerd op een gezamenlijke visie van gemeente en hoogheemraadschap op een duurzame waterhuishouding in de gemeente. De planperiode is gesteld op 2009 tot 2019 met een doorkijk naar 2027. Thema's die aan de orde komen zijn onder andere het verbeteren van de waterkwaliteit en het voorkomen van (grond)wateroverlast, maar ook het benutten van kansen voor de beleving van het water, ecologie en waterrecreatie.
Het Concept Strandbeleid 2016 is een herziening van het Strandbeleid 2010 en is in concept door het college vastgesteld. Voordat dit beleid definitief wordt, kunnen belanghebbenden zienswijzen indienen en ook vindt er een informatieavond plaats. Het concept beleid beslaat de volgende drie onderwerpen:
Voor de exploitatie van een paviljoen zijn diverse regels en bepalingen van toepassing. Zo moeten de exploitanten bijvoorbeeld in het bezit zijn van een omgevingsvergunning voor het opbouwen van hun paviljoen en gelden er, op basis van het bestemmingsplan, maximale afmetingen voor het terras en de opstal. Op 30 juni 2011 heeft de gemeenteraad het stedenbouwkundig advies Strandbebouwing Katwijk aan Zee vastgesteld. Dit is het nieuwe kader om uitbreiding van de strandpaviljoens tot 1000 m² en de uitbreiding van het aantal strandhuisjes mogelijk te maken en, onder randvoorwaarden, mee te werken met deze uitbreiding tot de definitieve locaties in het nieuwe bestemmingsplan dan wel uitwerkingsplan zijn vastgelegd.
Voor het rijden met voertuigen op het strand is een vergunning nodig van burgemeester en wethouders, er is echter een aantal instanties/bedrijven dat geen vergunning nodig heeft, namelijk de Politie, de gemeente Katwijk, de Katwijkse reddingsbrigade (KRB), de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM), strandexploitanten (uitsluitend voor het rijden met een voertuig van, naar en op het eigen strandvak in verband met de uitoefening van het strandbedrijf), personen en/of bedrijven die in opdracht van de gemeente werkzaamheden verrichten op het strand. Verder zijn voor het aan- en aflanden met (motor)vaartuigen bepaalde gedeelten van het strand aangewezen.
Het strand is ook een locatie waar evenementen kunnen worden georganiseerd. Deze evenementen moeten in ieder geval aan de volgende voorwaarden voldoen:
In het bestemmingsplan Kustwerk is aangegeven binnen welke functies het gebruik voor evenementen is toegestaan. Zo voorziet dit bestemmingsplan in een evenementenplein dat bestemd is voor het houden van (meerdaagse) muziekevenementen. In 2015 is voor het eerst gebruik gemaakt van dit evenementenplein of strandplein en dit is geëvalueerd in gesprekken met omwonenden, evenementorganisatoren en strandpaviljoenhouders.
Het strand valt buiten het plangebied, waardoor dit beleidskader geen rechtstreekse doorwerking heeft voor het plangebied.
Het horecabeleid 2016 is op 19 januari 2016 door burgemeester en wethouders vastgesteld. De horeca binnen de gemeente Katwijk heeft een economische betekenis en speelt een belangrijke rol in sociaal culturele, recreatieve en toeristische activiteiten. Horeca heeft ook aspecten van openbare orde en veiligheid, overlast en ruimtelijke ontwikkeling.
In het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen verruimend, consoliderend en reducerend beleid. Verruimend beleid houdt in dat het beleid gericht is op een uitbreiding van (een bepaald soort) horecabedrijven in (delen van) de gemeente, terwijl consoliderend beleid er op gericht is om het bestaande niveau van horecabedrijven te handhaven.
In het horecabeleid wordt aangeraden om zeer terughoudend om te gaan met het opstarten van planologische procedures ten behoeve van de realisering van nieuwe horeca om te voorkomen dat er wildgroei ontstaat. In alle gevallen dienen de belangen tegen elkaar afgewogen te worden. Enerzijds de komst van een horecabedrijf, anderzijds de invloeden die dit voor de omgeving kan opleveren zoals geluids- en parkeeroverlast.
Harde horecabeleid centrumgebied Katwijk aan Zee
Op 19 februari 2008 heeft het college ingestemd met de uitbreidings- en vestigingsmogelijkheden voor harde horecabedrijven (zoals bars en discotheken) in het centrumgebied van Katwijk aan Zee. Dit besluit is geborgd in het horecabeleid 2016.
In het harde horecabeleid centrumgebied Katwijk aan Zee is bepaald dat:
Het economisch beleidsplan Katwijk is in 2010 vastgesteld. Vanwege onder andere de gewijzigde economische omstandigheden is het economisch beleidsplan uitgewerkt in het uitvoeringsplan economie. Het uitvoeringsplan economie is in december 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. In het uitvoeringsplan economie zijn de ambities en speerpunten geformuleerd ten aanzien van het economisch beleid. Aan de speerpunten zijn prestaties gekoppeld. Er zijn de volgende speerpunten genoemd:
Deze speerpunten vormen de pijlers voor de toekomstige economische ontwikkeling van de gemeente Katwijk.
De voor dit plan meest relevante prestaties zijn:
De gemeente Katwijk heeft de Detailhandelsvisie Katwijk op 27 september 2012 vastgesteld. De detailhandelsvisie geeft inzicht in het functioneren van de huidige detailhandel en formuleert een positionering voor de komende 10 jaar met daarbij passende strategieën en acties om deze positionering op termijn te bereiken. In de detailhandelsvisie is ervoor gekozen om een structuur na te streven met één hoofdcentrum (Katwijk aan Zee), een beperkt aantal duurzame winkelcentra te ontwikkelen en te versterken.
Winkels mogen zich in principe alleen in winkelgebieden vestigen. Voor de traditionele PDV-branches zijn er ruimtelijk-relevante redenen (aard en omvang van de artikelen) die vestiging buiten de reguliere winkelgebieden rechtvaardigen.
Bestaande winkels die buiten de gewenste winkelstructuur van het hoofdwinkelgebied, wijkcentra en PDV-cluster gevestigd zijn kunnen hun bedrijfsvoering voortzetten. Hiervoor geldt dat een uitbreiding van de winkel in principe niet is toegestaan, tenzij dit planologisch-juridisch is verankerd. Nieuwe initatieven van detailhandel buiten de gewenste structuur die niet passen binnen het bestemmingsplan zijn uitgesloten.
De doelstellingen van de detailhandelsvisie voor het plangebied Katwijk aan Zee zijn verder uitgewerkt in het masterplan Katwijk aan Zee.
Op 26 maart 2013 is het ligplaatsenbeleid vastgesteld. Nu is het innemen van een ligplaats in gemeentelijk openbaar water verboden. Aanmeren aan private grond of in de jachthavens mag wel. Het college wil het aanmeren aan de meeste openbare oevers officieel toestaan. Zo wordt het gebruik en de beleving van de waterlopen aantrekkelijker. Dit nieuwe ligplaatsenbeleid maakt voor iedereen duidelijk waar het innemen van een ligplaats officieel wel en niet mag. Door het nieuwe beleid komen er bijna geen extra ligplaatsen bij, behalve aan de openbare oever langs de Rijn ter hoogte van de Overrijn. Het gemeentelijk ligplaatsenbeleid geldt niet voor de provinciale vaarwegen: de Rijn, Additioneel Kanaal en het Uitwateringskanaal. Hiervoor geldt het provinciaal beleid. In het Prins Hendrikkanaal worden aanlegplaatsen voor varend erfgoed mogelijk gemaakt. Deze boten mogen worden bewoond. Er worden echter geen vaste ligplaatsen aangewezen.
Samen met de toeristische sector is in 2015 de Toeristische Agenda opgesteld. Op 15 oktober 2015 is de agenda vastgesteld in de raad. De ambitie is om het toerisme in Katwijk jaarlijks met 5% te laten groeien. Om deze groei te bereiken wordt ingezet op meer marketing, versterking van het toeristisch product en samenwerking in de regio. Bij versterking van het toeristisch product wordt onder andere ingezet op uitbreiding van het aantal bedden door het opstellen van een bed&breakfast beleid, faciliterend rode loper beleid en een haalbaarheidsonderzoek uit te voeren naar een hotel. De doelstelling is om het aantal bedden in vier jaar tijd met 200 uit te breiden.
In de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken en de Waterwet is de zorgplicht van de gemeente uitgebreid met zorg voor het hemelwater en grondwater. Uiterlijk in 2012 moest iedere gemeente in Nederland een verbreed gemeentelijk rioleringsplan hebben vastgesteld, met daarin opgenomen de beleidskeuzes ten aanzien van de zorgplichten afvalwater, hemelwater en grondwater. In maart 2011 is voor Katwijk het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 vastgesteld.
In het VGRP zijn maatregelen opgenomen waarmee wordt gezorgd dat het rioolstelsel goed blijft functioneren, zodat de volksgezondheid en ook natuur en milieu op een duurzame wijze worden beschermd.
Het totale beleid voor bomen is vastgelegd in het bomenbeleidsplan, het bomenbeheerplan en het bomenwerkplan. Het bomenbeleid dient er toe om een goed functionerend bomenbestand duurzaam te kunnen behouden. In het Bomenbeleidsplan 2011-2025, vastgesteld in 2011, is aangegeven welke beplantingen, bomenrijen en solitaire bomen van belang zijn voor de beeldkwaliteit in de gemeente Katwijk en op welke wijze de ontwikkeling en instandhouding hiervan worden nagestreefd.
Op 19 januari 2016 is door burgemeester en wethouders de concept nota Evenementenbeleid 2016 vastgesteld. De basis wordt gevormd door regels die betrekking hebben op reguliere (alle) evenementen. Aan de andere kant bestaan er traditionele volksfeesten met een ruimer regime. Daar waar nodig is in het beleid aangegeven wat de mogelijkheden zijn per locatie. Daarbij is rekening gehouden met openbare orde, veiligheidsaspecten, milieuaspecten en overlast naar omwonenden. Ook in de vergunningverlening op grond van de APV worden deze aspecten meegewogen.
Om de collectieve festiviteiten en volksfeesten mogelijk te maken zullen deze evenementen ook op grond van de bestemming mogelijk worden gemaakt.
De gemeente Katwijk heeft de Sportnota 2012-2017 op 27 september 2012 vastgesteld. Deze integrale nota bevat alle onderdelen van het gemeentelijk beleid waar sporten en beweging in terugkomen. Hierbij valt ook te denken aan de ruimtelijke ordening. Sporten en bewegen is hierin niet de hoodzaak maar het vormt wel degelijk een belangrijk onderdeel. Een checklist sport en bewegen in ruimtelijke planvorming is als tiende bijlage gevoegd bij de sportnota en bevat 17 aspecten die van belang zijn voor het sporten en bewegen binnen de gemeente.
Op 2 december 2014 heeft het college de beleidsregels voor huisvesting van arbeidsmigranten vastgesteld. Deze beleidsregel is een uitwerking van het regionale convenant Huisvesting Arbeidsmigranten en heeft tot doel de besluitvorming rond de huisvesting te bespoedigen.
In de beleidsregel is onderscheid gemaakt tussen verschillende gebieden waarbinnen, onder voorwaarden, huisvesting van arbeidsmigranten mogelijk kan worden gemaakt middels een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan. Ook is aangegeven in welke gevallen een individuele beoordeling aan de hand van ruimtelijke aspecten dient plaats te vinden.
Indien de beleidsregel stelt dat vestiging in een bepaald gebied of pand kan, dan wordt dit planologisch mogelijk gemaakt met een omgevingsvergunning of door een bestemmingswijziging. Wanneer omgevingsvergunning wordt verleend zal het gebruik/de bestemming worden aangeduid als 'specifieke vorm van horeca – pension voor tijdelijke bewoning'.
De beleidsregel is overgenomen in het gemeentelijke kruimelgevallenbeleid en wordt tevens meegenomen in bestemmingsplanherzieningen, in de vorm van afwijkingsregels. De gebiedscategorieën, behorende bij de beleidsregel, worden in de bestemmingsplannen vertaald naar perceelsniveau.
In augustus 1998 heeft de raad het beeldkwaliteitplan voor Katwijk aan Zee vastgesteld. Ondanks het feit, dat dit beeldkwaliteitplan geruime tijd geleden is opgesteld en op onderdelen is ingehaald door nieuwe ontwikkelingen en beleidsdocumenten, blijft het een belangrijk inspiratiedocument voor het waarborgen van de ruimtelijke kwaliteit en karakteristiek van het plangebied van het bestemmingsplan Katwijk aan Zee 2015. Dit in het bijzonder vanuit het perspectief van de historische ontwikkeling van het gebied.
Het beeldkwaliteitplan is één van de gemeentelijke instrumenten voor de beeldkwaliteitszorg in de bestaande of te realiseren bebouwde omgeving. De voornaamste functies van het beeldkwaliteitplan zijn een communicatiefunctie, een referentiefunctie en een integratiekader.
In het beeldkwaliteitplan is een omschrijving opgenomen van het gewenste visueel-ruimtelijk kader en zijn randvoorwaarden en richtlijnen voor toekomstige stedenbouwkundige en architectonische ingrepen geformuleerd.
In het beeldkwaliteitplan wordt naast een schets van de historische ontwikkeling van Katwijk aan Zee de beelddragers van het plangebied behandeld. De beelddragers zijn voor het gebied kenmerkende elementen die bijdragen aan de herkenbaarheid en 'leesbaarheid' van het stedelijk gebied. Er worden verschillende beelddragers onderscheiden, namelijk: de deelgebieden, de randen, de routes, de herkenningspunten en de knooppunten. Per type beelddrager wordt het huidige beeld en het richtbeeld benoemd, waarbij uitspraken zijn gedaan over de structuur, de bebouwing en de openbare ruimte.
Het beeldkwaliteitplan bevat zogenaamde harde en zachte richtbeelden (uitspraken). De harde richtlijnen, die vooral betrekking hebben op de bebouwing, zijn in het bestemmingsplan in de regels en de verbeelding vertaald in de bebouwingsgrenzen, de goot- en bouwhoogten en bebouwingspercentages. De zachte richtlijnen, over de straat- en pleininrichting, de kleur en het materiaalgebruik en de architectuur, zijn van belang voor het opstellen van nieuwe inrichtingsplannen en voor de toetsing van de bouwplannen door de stadsbouwmeester. Overigens zijn veel richtlijnen opgenomen in de gemeentelijke welstandsnota.
Op 2 juli 2009 heeft de raad het Beeldkwaliteitplan Boulevard vastgesteld. Het Beeldkwaliteitplan Boulevard biedt uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden voor de bebouwing langs de Boulevard. Dit betreft het uitbreiden van woningen, het realiseren van verblijfsaccommodaties en extra ontwikkelruimte in het centrumdeel van de Boulevard, waaronder bijvoorbeeld voor de locatie van voormalig Hotel Riche. Het behoud van de waardevolle karakteristiek van de Wederopbouwboulevard is bepalend voor de mogelijkheden. Op hoofdlijnen is de Boulevard onder te verdelen in de 'bebouwingslinten' en het 'centum', de specifieke bebouwing rondom de Andreaskerk/Andreashof en de Vuurbaak hierbij uitgezonderd. Voor de onderscheidende deelgebieden gelden specifieke bouwmogelijkheden.
Bij de 'bebouwingslinten' tussen de Rijnmond/Koningin Wilhelminastraat, de Voorstraat/Andreasplein en de B.J. Blommerstraat/Seinpoststraat geldt, dat maximale bouwdiepte van de hoofdgebouwen 13 meter bedraagt. Bij de bepaling van de maximale bouwdiepte van de hoofdgebouwen wordt een differentiatie aangebracht, teneinde de ruimtelijke effecten voor de aangrenzende percelen te beperken. Waar dit geen belemmeringen oplevert geldt, dat de bebouwing die zijn voorzijde heeft aan de Boulevard, vanaf de Boulevard gemeten in principe maximaal 13 meter diep mag zijn als er hoger dan één bouwlaag wordt gebouwd. Bebouwing van maximaal één bouwlaag is als uitgangspunt op het gehele perceel toegestaan. Tot maximaal 15 meter uit de voorgevelrooilijn zijn dakterrassen toegestaan. Indien achtererven aansluiten op de openbare weg, mag hier gebouwd worden in twee lagen met kap (nokhoogte maximaal 8 meter) met een maximale diepte van 7 meter en een minimale afstand tot het hoofdgebouw van 5 meter.
In het centrumdeel van de Boulevard, tussen de Koningin Wilhelminastraat en de Voorstraat, zijn - onder voorwaarden - diverse uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden geboden.
Bij de bebouwing ten weerszijden van de Voorstraat vormt poortwerking het uitgangspunt. Deze toegang vormt de verbinding met het achterliggende winkelgebied. Hotel Noordzee geeft hiertoe met de markante gevel een eerste aanzet. De nieuwe bebouwing op de locatie van voormalig hotel Riche dient een dialoog aan te gaan met hotel Noordzee, dat als beeldmerk van de wederopbouwperiode geldt. De architectuur van het nieuwe pand moet hier recht aan doen, maar mag (deels) afwijkend en beeldbepalend zijn. De uitstraling van dit pand heeft zowel een belangrijke functie aan de zijde van de Boulevard als aan de zijde van de Voorstraat. Het gebouw dient te worden voorzien van een transparante plint die qua functie (bijvoorbeeld horeca) en vorm mag afwijken van het hoofdgebouw. Het nieuwe hoekpand meet maximaal zes bouwlagen en heeft een gevelbreedte die smaller is dan het hoekpand van hotel Noordzee. De aansluiting op het zuidelijke bebouwingslint van drie lagen met flauwe kap wordt gerealiseerd middels een passend intermediair tussen lint en hoekaccent. Ook dient een zorgvuldige aansluiting gezocht te worden met bestaande bebouwing in de Voorstraat. Een ontwikkeling op deze locatie kan uitsluitend na het doorlopen van een aparte planologische procedure. Daarbij vormt het beeldkwaliteitplan het beoordelingskader.
Uitbreiding van de laagbouw ten noorden van het hoofdgebouw van hotel Noordzee met één laag is mogelijk. De extra bouwlaag direct grenzend aan hotel Noordzee dient omwille van het zicht op het hoofdgebouw naar achteren te liggen ten opzichte van de voorgevelrooilijn.
Tussen het Waaigat en de Koningin Wilhelminastraat en tevens op de noordelijke punt van de Koningin Wilhelminastraat, kan volgens het huidige ontwikkelingskader tot vier bouwlagen worden gebouwd (eventueel met flauwe kap), indien sprake is van een integrale (her)ontwikkeling en de samenhang van de panden gewaarborgd blijft. Het hoekpand aan het Waaigat bedraagt in uitzondering hierop maximaal vier lagen met een terugliggende vijfde bouwlaag. Tussen twee panden onderling mag het hoogteverschil hier in principe maximaal één bouwlaag bedragen. Nieuw- of verbouwingen dienen in de stijl van het pand en de aangrenzende panden plaats te vinden.
Aan de Boulevard ter hoogte van het centrumdeel worden bouwplannen van enige omvang getoetst door een supervisor die toeziet op de uitstraling en (architectonische) samenhang. Wanneer sprake is van verhoging van het aantal bouwlagen of een ingrijpende gevelwijziging kan de supervisor bovendien bepalen dat een toekomstvisie opgesteld dient te worden. Deze toekomstvisie dient een ruimtelijk samenhangend beeld te schetsen voor de gewenste ontwikkeling in relatie tot het aanpalende gebied. Om voornoemde redenen is een dergelijke ontwikkeling slechts mogelijk na het wijzigen van het bestemmingsplan, uitgezonderd de bouwmogelijkheden die reeds in het geldende bestemmingsplan waren opgenomen.
Voor de bebouwing rondom de Andreaskerk/Andreashof zijn, gelet op de monumentale status hiervan, geen directe uitbreidingsmogelijkheden voorzien. Dit geldt ook voor de Vuurbaak. De Boulevardbebouwing tussen de Vuurbaak en de Seinpoststraat wijkt af van de overige bebouwingslinten, doordat er sprake is van verspringende gevelrooilijnen.
Tenslotte zijn de meeste criteria van het Beeldkwaliteitplan Boulevard opgenomen in de gemeentelijke welstandsnota.
De belangrijkste uitgangspunten uit het Masterplan Katwijk aan Zee zijn het versterken van de centrumfunctie Katwijk aan Zee tot een bovenlokaal centrum en het opwaarderen van de toeristische functie van de strandzone. De voorstellen uit het Masterplan Katwijk aan Zee zijn, voor zover mogelijk, in dit nieuwe bestemmingsplan verwerkt. De uitgangspunten zijn onder meer vertaald naar:
1. planologisch mogelijk maken van meer verblijfsaccommodaties, van meer evenementen en van meer lichte horecabedrijven aan de Zwaaikom, en
2. de panden aan de Voorstraat-Oost te benutten als woning of horeca.
De ruimtelijke kaders van de ontwikkelingen aan de Secr. Varkevisserstraat 64 en de Visserijkade 2 (zie wijzigingsgebieden 2 en 3) voldoen aan het gemeentelijk beleid.
Katwijk aan Zee is als vissersdorp ontstaan, in een naar het strand aflopende duinvallei. De kern van het middeleeuwse Katwijk aan Zee was het kerkplein met de Sint Andraeskapel. Deze kerk heeft tot het begin 17de eeuw midden in het toenmalige dorp gestaan: na een aantal stormen, waarbij de bebouwing aan de strandkant in zee verdween, kwam de kerk aan de kust te staan.Het kerkplein kreeg via de Zuidstraat een aantakking op de Zeeweg naar Katwijk aan den Rijn. Hier wordt al de basis gelegd van het uitwaaierend stratenpatroon dat zo kenmerkend is voor het vissersdorp. De vestiging van de bewoners meer landinwaarts leidde tot de eerst bescheiden uitbreidingen van het dorp. Door afzanding werden verschillende duinpannen bij het dorp betrokken en bebouwd met kleine visserswoningen en boerderijen. Hofjes zoals de Schippersdam, dat overigens eind jaren '70 gebouwd is, geven een indruk van het karakter van de toenmalige bebouwing.
Het vissersdorp was gericht op de kerk en keerde zich af van de zee vol gevaren. Door de aanleg van de Boulevard (verhard in 1883) kreeg het dorp een zeefront, gericht op de horizon. Het zeefront bestond uit een gevarieerde verzameling gebouwen: vissershuizen, villa's, een weeshuis, hotels en pensions. Van dit zeefront is nu niets meer over omdat deze in 1942 en '43 werd gesloopt in opdracht van de Duitse bezetter.
Na de Tweede Wereldoorlog werd het geamoveerde gebied weer bebouwd, volgens het wederopbouwplan van Van der Kloot Meijburg. Het zeefront kreeg een nieuwe noord-zuid gerichte verkaveling, aan de zeezijde, begrensd door een brede boulevard. De bebouwing bestaat uit twee en drie bouwlagen. De overgang tussen de woningen en de Boulevard wordt vormgegeven door gemetselde terrasafscheidingen. Dit nieuwe zeefront bepaalt nog steeds het beeld van de badplaats; een veel homogener beeld dan het oude zeefront. Achter het zeefront ontstonden de parallelstraten Koninginneweg en Princestraat. Voor onder andere de Princestraat en het Emmaplein zijn vanaf eind jaren '70 nieuwe centrumplannen opgesteld om het dreigende verval te weren.
Als onderdeel van het wederopbouwplan voor Katwijk aan Zee uit 1945, werden ook nieuwe uitbreidingswijken gebouwd. Voor de oorlog was het vissersdorp met name in noordelijke en zuidelijke richting gegroeid. In de jaren '20 en '30 werden respectievelijk arbeiderswijken ontwikkeld tussen het Uitwateringskanaal en de Prins Hendrikkanaal aan de noordzijde van het dorp en tuinwijken tussen de Secretaris Varkevisserstraat en de Parklaan aan de zuidzijde.
De na-oorlogse uitbreidingen gingen deels gepaard met omvangrijke saneringen. De voor de vissersplaats zo karakteristieke wirwar van vissershuisjes en boerderijtjes werd opgeruimd, mede omdat de woningen naar de toenmalige inzichten te klein waren om er een gezin in te huisvesten.
Het gemeentelijk beleid is gericht op het behoud van het huidige karakter. Dit betekent dat er zorgvuldig moet worden omgegaan met het handhaven van de aanwezige ruimtelijke kwaliteit enerzijds en met toekomstige veranderingen in het ruimtelijk beeld anderzijds. Het ruimtelijk beeld is een belangrijke identiteitsdrager. Omdat het ruimtelijk beeld een continuüm vormt tussen verleden en heden, is het belangrijk dat gestreefd wordt naar het handhaven, herstellen en versterken van historische straten, natuurlijke hoogteverschillen, monumentale panden en karakteristieke structuren.
Omvang en aard, maat en schaal van de bebouwing in het centrum van Katwijk hebben ondanks ingrijpende veranderingen in het verleden het karakter behouden van een dorp aan zee. Het centrum wordt gekarakteriseerd door de aanwezigheid van het hoofdwinkelcentrum van de gemeente, het strand met de daaraan verbonden toeristische activiteiten en de alom vertegenwoordigende woonfunctie. Naast het unieke karakter van een centrum aan zee is de woonfunctie in belangrijke mate gezichtsbepalend voor het Katwijkse centrum. In dit beeld onderscheidt Katwijk zich duidelijk van de meer grootschalige, vooral op het toerisme gerichte, ontwikkelingen in bijvoorbeeld andere kustplaatsen als Noordwijk aan Zee en Scheveningen.
Straten en gebouwen
De belangrijkste straten in Katwijk aan Zee zijn, naast de Wurf (nu de Boulevard), van oudsher de Louwestraat, de Zuidstraat, de Baljuwstraat en de Voorstraat, die toen allemaal op de Wurf uitkwamen. In 1543 gaat er ten zuiden van de Oude kerk al een weg naar Katwijk aan den Rijn. De Voorstraat bestaat al sinds 1561 en de straat gaat sinds de 19de eeuw naar het oosten over in de Zeeweg. Later werd de Voorstraat bestraat en kreeg tolheffing. De Zeeweg loopt tegenwoordig door in de Rijnstraat in Katwijk aan den Rijn.
Aan de Boulevard stond het weeshuis dat in 1615 werd opgericht en dat in 1618 gereed kwam. Het weeshuis stond ten noorden van de Oude kerk. De Weeshuisstraat was toen een straat die de Baljuwstraat en de Louwestraat met elkaar verbond (en parallel liep aan de huidige Princestraat). De Baljuwstraat werd in 1881 bestraat. Langs de Zuidstraat stonden verschillende Rederijschuren en Boetzolders en aan de zuidzijde lagen de visdrogerijen.
Boulevard (Wurf)
De Wurf bestond uit een zandpad langs de duinen met daarlangs bebouwing en werd pas in 1883 verhard. In het noorden, tegen de Uitwatering aan stond vanaf 1901 Villa Allegonda (het huidige Hotel Savoy). Daarna volgden wat pensions en losse villa's en het Badhotel, dat hoog op het Badhuisduin stond en waar rond 1880 de Wurf nog in het noorden eindigde. Aan de zuidzijde van het Badhotel had de Baron van Wassenaer in 1871 een postkantoor laten bouwen. Ook liet hij er in 1881 een Koffiehuis neerzetten, dat de naam "Het Paviljoen" kreeg.
Andere opvallende panden aan de Boulevard waren herberg De Zwaan, het Weeshuis en natuurlijk de Oude kerk. Tussen de Oude kerk en de Vuurbaak heeft lange tijd alleen duingebied gelegen. Vanaf 1908 lag achter de Vuurbaak in de duinen het Zeehospitium, met gebouw Feyenoord, later de Waaijer, als beëindiging van de bebouwing langs de Boulevard.
Louwestraat
De naam "louwe" komt waarschijnlijk van luwte. De Louwestraat liep voor de Tweede Wereldoorlog door tot de Boulevard en is één van de oudste straten van het dorp. Het pand Louwestraat 10 dateert uit het derde kwart van de 18de eeuw en is, nadat het als rijksmonument werd aangemerkt, geheel gerestaureerd. Het samengestelde pand functioneerde onder andere als bakkerij en boerderij. Aan de Louwestraat 3 staat een timmerschuur uit het begin van de twintigste eeuw. De schuur maakte deel uit van Bouwbedrijf Van Duijvenbode dat in 1905 is opgericht.
Voorstraat
Langs de Voorstraat, toch wel de meest "voorname" straat in Katwijk aan Zee, lagen de herbergen De Zwaan en het Hof van Holland, de Vredeskerk en de Nieuwe kerk. Een bijzonder en nog steeds bestaand pand is het Gasthuis op nummer 59 (tegenwoordig jongerencentrum De Schuit). In 1481 werd een Gasthuis opgericht, vermoedelijk op de plek van Voorstraat 55 en 57. Dit pand is na 1625 uitgebreid met de bouwdelen die nu nog op nummer 59 staan. Het Post- en Telegraafkantoor uit 1891 ligt op nummer 43, tegenover de rederswoning van Meerburg (nu Katwijks Museum). Langs de Voorstraat hadden ook vele kapiteins hun woonhuis staan.
Het gebied dat valt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan Katwijk aan Zee 2015 is omvangrijk en divers. De ruimtelijke en functionele karakteristiek is zeer gevarieerd, mede door de rijke historie van het gebied. Om deze variatie in de karakteristiek te kunnen beschrijven is een globale onderverdeling gemaakt in deelgebieden, voor een belangrijk deel gebaseerd op de historische ontwikkeling van het totale gebied. Grofweg zijn er zeven deelgebieden te onderscheiden, waarbinnen ook een aantal kleinere gebieden bestaan en enkele (toekomstige) ontwikkelgebieden (zie afbeelding: overzichtskaart deelgebieden Katwijk aan Zee 2015). Deze indeling volgt de bestaande ruimtelijke hoofdstructuren van het gebied, maar vormt geen "harde" begrenzing in de aanwezige ruimtelijke en functionele karkateristieken. Er is dus sprake van enige overlap tussen de deelgebieden. In deze paragraaf wordt de bestaande ruimtelijke en functionele karakteristiek per deelgebied beschreven.
I. Centrum
Het centrumgebied ligt in het hart van Katwijk aan Zee en wordt ruimtelijk omsloten door de Boulevard en een tweetal linten: de Zuidstraat en de Tramstraat/ Koningin Wilhelminastraat. Aan de oostzijde wordt de grens ter hoogte van de Dwarsstraat/Noordeinde gemarkeerd door de overgang van het centrumgebied naar de omliggende woonwijken.
De twee linten zijn oude ontsluitingswegen van Katwijk aan Zee met het achterland. Tussen deze linten is door de jaren heen het centrumgebied met een diversiteit aan centrumfuncties ontwikkeld. Een deel van het gebied vormt de oorspronkelijke kern van het oude Katwijk aan Zee (het oude vissersdorp). Door de eeuwen heen, met name in de vorige eeuw, zijn tal van veranderingen doorgevoerd. Van de authentieke (woon)bebouwing als vissersdorp is nog maar weinig over. Deze transformatie heeft veelal geleidelijk plaatsgevonden, maar soms ook sprongsgewijs. Niettemin is door de variatie aan schaal en maat en door de veelal individuele verschijningsvormen in de straatwanden het waardevolle dorpse karakter behouden gebleven. Schaalvervlakking (verlies aan diversiteit) en schaalvergroting passen niet bij het vissersdorpcentrum. In het centrumgebied is thans naast winkels en woningen een scala van centrumvoorzieningen aanwezig.
Dwars door het centrumgebied loopt nog een van oudsher belangrijk lint, de Voorstraat. Dit is tevens een oorspronkelijke verbindingsweg tussen het strand en het achterland. De Voorstraat loopt nagenoeg door tot op het strand en is een belangrijke ruimtelijke structuurdrager van het gebied. Het centrumgebied en het dorp zijn, door de aanhechting van de linten met het strand, verweven met de Boulevard en de zee.
Door de drie linten en enkele noord-zuid georiënteerde straten wordt het centrumgebied in vier deelgebieden opgedeeld. Deze deelgebieden verschillen ruimtelijk en/of functioneel van elkaar.
II. Dorp
Dit gebied omvat een deel van het dorp, vooroorlogse woonbebouwing langs de oude toegangsweg van het dorp (de Voorstraat) en nieuwbouw langs één van de toegangswegen naar de Boulevard (Zeeweg / Tramstraat).
De ruimtelijke hoofdstructuur wordt bepaald door het uitwaaierend stratenpatroon van de Zeeweg / Tramstraat, Voorstraat en Zuidstraat. Binnen deze doorgaande straten kunnen drie deelgebieden onderscheiden worden:
a. het kleinschalige dorp tussen de Voorstraat en de Zuidstraat;
b. kleinschalige vooroorlogse uitbreiding tussen de Zuidstraat en de Secretaris Varkevisserstraat;
c. grootschalige na-oorlogse vernieuwing tussen Voorstraat en Zeeweg / Tramstraat.
De woningbouw tussen de Zuidstraat en de Secretaris Varkevisserstraat is kleinschalig van aard: twee lagen plus kap. Het beeld van de bebouwing is uniformer dan in het oude dorp. In de meeste straten staat de bebouwing evenwijdig langs de weg (langskappen). Enkele recentere woonblokken (hoek Zuidstraat / Schelpendam, hoek Zuidstraat / Dwarsstraat) vallen qua maat, schaal en kleur- of materiaalgebruik uit de toon.
Tevens wordt de woonbuurt tussen de Zeeweg/Tramstraat en de J. van der Vegtstraat tot het deelgebied Dorp gerekend. De karakteristiek van het oude (vissers)dorp overlapt gedeeltelijk met het deelgebied Centrum.
De woningbouw tussen de Zuidstraat en de Secretaris Varkevisserstraat is kleinschalig van aard: bebouwing in overwegend twee lagen plus kap. Het beeld van de bebouwing is uniformer dan in het oude dorp. In de meeste straten staat de bebouwing in kleine bouwblokken evenwijdig langs de weg (langskappen). De woonbebouwing tussen de Roest van Limburgstraat en de Meeuwenlaan (ten oosten van de Oude Begraafplaats) is gevarieerder en bestaat uit relatief veel twee onder één kap woningen met een dwarskap (haaks op de weg). Enkele recentere woonblokken (hoek Zuidstraat/Schelpendam, hoek Zuidstraat/Dwarsstraat) vallen qua maat, schaal en kleur- of materiaalgebruik uit de toon. In dit deelgebied staan tenslotte enkele scholen (zoals de Farèlschool en de Oranjeschool), de gemeentewerf van Katwijk en de aangrenzende Oude Begraafplaats en ligt de locatie van de voormalige BMW garage.
Tussen de Voorstraat en de Zeeweg/ Tramstraat is grootschalige nieuwbouw gepleegd. Langs de Tramstraat staan drie massieve, losse bouwblokken in deels drie, deels vier bouwlagen en met een lengte tussen de 60 en 80 meter. De inrichting van de openbare ruimte laat te wensen over. De meeste straten zijn kaal en sober ingericht. Eén van de oorzaken is het ontbreken van bomen. Ondanks enkele grootschalige invullingen is in grote lijnen de kleinschalige structuur van het oude dorp nog herkenbaar. Deze kleinschaligheid moet behouden blijven en als uitgangspunt dienen bij nieuwe ontwikkelingen.
De woonbuurt tussen de Zeeweg/Tramstraat en de J. van der Vegtstraat bestaat uit kleinschalige één tot tweelaagse bebouwing met kappen overwegend aan de straat (langskappen). Met name het deel van de buurt ten oosten van de Mr. C. Fockstraat is nog redelijk uniform en herkenbaar als kleinschalig planmatig ontworpen tuindorp met voortuinen en straten met bomen. Het westelijk deel van de buurt is steniger van karakter. De bebouwing langs de Mr. C. Fockstraat en een deel van de Zeeweg is gevarieerder met individuele woningen en verschillende kapvormen en -richtingen.
Delen van het oude dorp, die in belangrijke mate de identiteit bepalen, moeten behouden blijven. Dit zijn met name de straatwanden van het waaierpatroon en de ertussen gelegen introverte hoven en dammen. Het architectuurbeeld van het dorp moet behouden blijven en als uitgangspunt dienen bij nieuwe ontwikkelingen. De bestaande bebouwing is qua bouwhoogte korrel en verschijningsvorm richtinggevend.
III. Haven
Het deelgebied Haven bestaat uit drie verschillende gebieden, te weten de Zwaaikom, het in ontwikkeling zijnde woongebied Haven fase 2 en het gebied aan de Visserijkade.
Zwaaikom
De Zwaaikom is grotendeels rond de eeuwwisseling volgens het plan Princehaven herontwikkeld van verouderd industrieterrein naar woningbouw ten weerszijden van het Prins Hendrikkanaal en langs de noordzijde van de Tramstraat. De grotere schaal, maat en verkavelingswijze staan op zichzelf. Het deelgebied is binnen de ruimtelijk structuur van Katwijk autonoom en vormt een ruimtelijk samengestelde eenheid. Aan de zuidzijde van het kanaal zijn gesloten bouwblokken met binnenhoven gesitueerd met woningbouw in de vorm van appartementen. In de plint langs de Prins Hendrikkade zijn niet-woonfuncties aanwezig. Aan de noordzijde staan vier kleinschaliger woongebouwen in de vorm van losse torentjes in het talud richting de hogergelegen Wethouder Mr. F.E. Meerburg sr. kade. De bebouwingsstrook met woningen en niet-woonfuncties in de plint direct ten noorden van de Zwaaikom dateert uit de jaren tachtig van de vorige eeuw en wijkt af van de nieuwbouw van het plan Princehaven. Tussen de zone langs het Prins Hendrikkanaal en de buitenste randen van het deelgebied is een aanzienlijk hoogteverschil aanwezig. In dit hoogteverschil is aan de zuidzijde een tweelaagse parkeergarage ingepast. Op de westelijk kop van het deelgebied is door de vorm van de verkaveling en door winkels in de plint, waaronder een supermarkt, een ruimtelijk-functionele overgang gemaakt met het aangrenzende centrumgebied.
Haven fase 2
Het gebied tussen de Hans van der Hoevenstraat en de Visserijkade, ten zuiden van de Prins Hendrikkade, wordt momenteel getransformeerd van verouderd industrieterrein naar woningbouw. Dit betreft een zorgcomplex van DSV en grondgebonden woningen en mogelijk incidenteel op kleine schaal appartementen. Aansluitend op de bebouwing in de Zwaaikom wordt een zorgcomplex in maximaal vijf bouwlagen gerealiseerd met een parkeervoorziening op eigen terrein. Het oude pand van Parlevliet blijft hierbij behouden en opnieuw voorzien van een kap haaks op de kade. In het complex komen zorgappartementen, een eetzaal, zorgkamers voor tijdelijke zorgopvang en een kantoor van DSV.
Langs de Prins Hendrikkade worden overwegend grondgebonden woningen met een individuele uitstraling gerealiseerd in drie tot vier bouwlagen, langs de achterliggende woonstraten komen grondgebonden rijwoningen in twee bouwlagen met kap. De voormalige directeurswoning op Mr. C. Fockstraat 36 is ingepast in het stedenbouwkundige plan en blijft behouden. Op het centrale binnenterrein worden de voorzieningen van het gasstation ingepast en worden parkeerplaatsen en een grote groen ingerichte speelplaats gerealiseerd. De bebouwing in haven fase 2 is kleinschaliger dan de bebouwing langs de Zwaaikom, de (terugliggende) bebouwing van het zorgcomplex vormt hierin een overgang. De karakteristiek van de bebouwing en inrichting van de openbare ruimte verwijst naar het havenverleden en verschilt met het beeld van de bebouwing en inrichting langs de Zwaaikom. De noordzijde van het Prins Hendrikkanaal is nog gedeeltelijk in gebruik als industrieterrein met kleinschalige bedrijvigheid. Voor de herontwikkeling van deze strook langs het kanaal zijn op dit moment nog geen concrete plannen.
Visserijkade
Het gebied rondom de Visserijkade wordt aan de noord- en oostzijde begrensd door grotere ruimelijke structuren zoals het Prins Hendrikkanaal en de Industrieweg / Karel Doormanlaan. Aan de zuid- en westzijde wordt de begrenzing gevormd door de J. van der Vegtstraat en de Mr. E.N. Rahusenstraat. De invulling van het gebied is divers en weinig samenhangend. In het gebied staan een brandweerkazerne, een supermarkt, een tankstation en verschillende woningen.
De brandweerkazerne ligt op de hoek van het Prins Hendrikkanaal en de Industrieweg . De kazerne heeft een voorterrein voor het opstellen van brandweerauto's. Hierdoor ligt de kazerne in tegenstelling tot andere bebouwing langs het kanaal ligt dit gebouw niet direct aan de kade.
De supermarkt ligt ten zuiden van de brandweerkazerne en is gehuisvest is een gebouw in één tot twee bouwlagen. Het parkeren voor de supermarkt gebeurt zowel aan de noord- als aan de zuidzijde van het gebouw. Op het parkeerterrein aan de noordzijde ligt tevens het tankstation.
De woningen liggen aan de oost- en zuidzijde van het gebied Visserijkade. Aan de Karel Doormanlaan staat een blok met gestapelde woningen van drie en een halve bouwlaag met kap Langs de J. van der Vegtstraat staan grondgebonden woningen van één en twee bouwlagen met kap. De woningen maken deel uit van straatwanden met soortgelijke woningen langs de J. van der Vegtstraat en aangrenzende woonstraten.
IV. Noord
Dit gebied omvat vooroorlogse woningbouw op de Noordduinen. Te onderscheiden zijn de Rooie Buurt en de Noord. De Rooie Buurt ligt aan de noordzijde van het Prins Hendrikkanaal. De Noord ligt ingesloten tussen de randbebouwing van de Boulevard en Rijnmond en de Rooie Buurt. De karakteristiek van de randbebouwing wordt apart beschreven.
Het woongebied is tegen de hellingen van de Noordduinen opgebouwd, het hoogteverschil tussen het zuidelijk en noordelijk deel bedraagt ongeveer 5 meter. De buurtontsluitingswegen lopen loodrecht op de hoogtelijnen. De interne ruimtelijke hoofdstructuur van het gebied wordt bepaald door de Sluisweg, de Rooie Buurt, het Prins Hendrikkanaal, Jan Tooropstraat, Te Brittenstraat en Mr. D. Donker Curtiusstraat/Rijnmond. De stedenbouwkundige structuur is orthogonaal van opzet, met als verbijzondering de diagonaal van de Sluisweg.
Rooie Buurt
De Rooie Buurt, gebouwd tussen 1916 en 1923, is een voorbeeld van een sociaal woningbouwcomplex tot stand gekomen in het kader van de Woningwet 1901. De Rooie Buurt is een gemeentelijk monument heeft de volgende structuurkenmerken: langgerekte vorm; de stedenbouwkundige eenheid wordt bepaald door twee hoofdassen aan de randen met daartussen korte zijstraatjes en in het midden een woonstraat die parallel loopt aan de hoofdassen; binnen de stedenbouwkundige eenheid is sprake van variatie in het ruimtelijk beeld door oplopende straten en verspringende rooilijnen. Deze buurt heeft de volgende kenmerken: rijtjeswoningen in één laag (goothoogte 3,2 meter) en zadeldaken met steekkappen; langsgevels met hier en daar een topgevel over twee woningen; de hoekpanden zijn voorzien van een wolfseind; voorgevels van rode baksteen in kruisverband; portieken en tuinmuren in dezelfde architectuur bepalen de overgang tussen openbaar en privé.
In 2006/2007 is een deel van de Rooie Buurt als onderdeel van een totaal renovatieproject gesloopt en nieuw gebouwd. Dit betreft het bouwblok tussen de Te Brittenstraat en de Friesenstraat. Tevens zijn de bestaande woningen aan de achterzijde uitgebreid in twee bouwlagen als onderdeel van de renovatie. De openbare ruimte is heringericht, samen met de nieuwbouw in de karakteristiek en sfeer van de Rooie Buurt.
De Noord
Het woongebied 'tussen kanaal en haven' is kleinschalig van karakter. De woningen in de Noord hebben een sterk gevarieerd karakter. De Noord bestaat voornamelijk uit arbeiderswoningen in één of twee lagen plus kap; de goothoogte van de woningen ligt globaal tussen de 3 en 6 meter; de oriëntatie van de kappen is divers; het materiaal- en kleurgebruik van de woningen is divers; de korrelgrootte bedraagt zo'n 5.5 meter; de woningen zijn gebouwd in blokken van twee, drie of vier woningen. De Noord, gebouwd direct na de eeuwwisseling, heeft de volgende structuurkenmerken; een rechthoekig stratenpatroon; gesloten bouwblokken; de verkaveling en het ontbreken van groen in de openbare ruimte geeft de buurt een stenig karakter.
De essentie van het ruimtelijk beeld in de Noord is variatie, terwijl in de Rooie Buurt juist de eenheid van het geheel essentieel is voor het beeld. Beide deelgebieden hebben een kleinschalig en stenig karakter. Dit karakter dient gehandhaafd te worden. Versterking van de ruimtelijke samenhang tussen de verschillende deelgebieden kan plaatsvinden door de onderdelen van de ruimtelijke hoofdstructuur op een uniforme en continue manier vorm te geven. Het gevarieerde beeld van de Noord heeft zijn eigen charme en kwaliteit. Deze variatie moet behouden blijven. Derhalve kan volstaan worden met enkele richtlijnen ter voorkoming van ongewenste bouwinitiatieven. De toegestane goothoogte moet gerelateerd worden aan de profielbreedte in een verhouding van ± 1:2. De korrelgrootte van nieuwbouw moet worden afgestemd op het huidige beeld.
Rijnmond
De Rijnmond vormt de noordelijke bebouwingsrand van het plangebied Katwijk aan Zee. De bebouwingsrand heeft een transparant karakter. Vijf grootschalige bouwblokken worden afgewisseld door vier hoven, die een ruimtelijke relatie vormen tussen de Noordduinen en de woonwijk. Het hotel Savoy vormt de visuele beëindiging van de Rijnmond op de Boulevard. De bebouwing langs de Rijnmond wordt gevormd door kleinschalige woningbouw rond vier hoven. Op de koppen bevinden zich grootschalige bouwblokken. De kleinschalige woningbouw is gesitueerd in een u-vorm rond de hoven. De woningen bestaan uit één bouwlaag plus kap (goothoogte 3,6 meter). De grootschalige bouwblokken op de koppen bestaan uit gestapelde woningbouw in vier lagen.
De vier hoven aan de Rijnmond hebben een sobere groene inrichting, gecombineerd met een parkeerplaats en / of een speeltuintje.
Het transparante karakter van de noordelijke dorpsrand dient behouden te blijven. Architectonische ingrepen moeten passen binnen de stedenbouwkundige context van middelhoogbouw aan de rand, met daartussen laagbouw rond hoven. Dit betekent dat de huidige goot- en bouwhoogten richtinggevend zijn. De inrichting van de hoven aan de Rijnmond kan, met name met betrekking tot de speelfunctie, verbeterd worden.
De Visserijschool is een gemeentelijk monument en ligt op een bijzondere en markante locatie in Katwijk. De locatie ligt zowel bij het kruispunt van de oude noordelijke uitvalsroute met het Uitwateringskanaal, als in de nabijheid van de Binnensluis. Het gebouw onderscheidt zich in vorm en oriëntatie duidelijk van in de planmatig opgezette omgeving. In het Masterplan Katwijk aan Zee (2014) is de locatie Visserijschool benoemd als `visitekaartlocatie` en doet de locatie mee in de reeks van sfeerbepalende complexen zoals Hotel Savoy, waarmee het maritieme karakter van Katwijk aan Zee versterkt moet worden. Het bestaande tankstation langs de Rijnmond is opgeheven en is inmiddels gesloopt.
V. Zuid
Het deelgebied Zuid bestaat uit het gebied tussen de Varkevisserstraat en de Parklaan en het gebied tussen de Parklaan en de Zuidduinen.
Gebied tussen Varkevisserstraat en Parklaan
Dit gebied omvat de planmatig aangelegde tuinwijken uit de jaren '30 op de Zuidduinen. De tuinwijken op de Zuidduinen hebben een heldere, formele stedenbouwkundige opzet. De hoofdstructuur wordt bepaald door lange lijnen, die conform het waaierpatroon, in oost-westrichting lopen (Secretaris Varkevisserstraat en Parklaan). Haaks op deze lijnen liggen de kortere woonstraten. Binnen de scheg Secretaris Varkevisserstraat/ Parklaan zijn de bouwblokken afwisselend noord-zuid en oost-west georiënteerd. De wisseling in oriëntatie is in de openbare ruimte verbijzonderd door een viertal pleinen. Gesloten bouwblokken grenzen met de voorzijde aan de straat. De wijk heeft een relatief groen karakter door de aanwezigheid van voortuinen en straatbomen.
De Parklaan is onderdeel van de hoofdontsluitingsstructuur en vormt een groene overgang tussen de tuinwijk en de Zuidduinen. In de parcellering is onderscheid tussen de twee-onder-één-kap-woningen en de gevels van rijwoningen met een lengte variërend van vier woningen tot het hele bouwblok. De gemiddelde korrelgrootte bedraagt circa 5,5 meter. De meeste woningen bestaan uit één laag plus kap, op de hoeken en aan de randen vaak twee lagen plus kap. Hoekoplossingen hebben een afwijkende detaillering en soms een afwijkende functie.
Het openbaar gebied bestaat voornamelijk uit straten. Veel woonstraten maken een flauwe knik, wat een besloten ruimtewerking tot gevolg heeft. Vier pleinen zorgen voor een verbijzondering in de ruimtelijke structuur. Dit zijn het Kamperfoelieplein, het Abeelplein, het Duinrustplein en het plein aan De Waal Malefijtstraat.
De tuinwijken zijn waardevolle en gewaardeerde woonmilieus. Het huidige beeld moet derhalve behouden blijven. De stedenbouwkundige opzet dient gehandhaafd te worden. Afstemming van materiaal- en kleurtoepassingen woningbouw moet plaatsvinden. Speciale aandachtspunten zijn: de afwijkende detaillering van hoekoplossingen; de kapvormen en dakkapellen; bij voorkeur één dakkapel per dakvlak en identieke dakkapellen in één straat. De vier pleinen moeten gehandhaafd blijven als groene plantsoenen / speelplekken.
De omgeving rondom de Randweg (voormalige Calvijnschool) heeft een eigen karakteristiek die afwijkt van de opzet van de tuinwijken. Hier zijn voornamelijk maatschappelijke voorzieningen gevestigd.
Gebied tussen Parklaan en Zuidduinen
De Zuidduinen vormen de zuidelijke rand van het plangebied Katwijk aan Zee. Kenmerkend voor de zuidrand van het plangebied is de tamelijk autonome ligging van een aantal functies in de uitloper van de zuidduinen. Ten zuiden van de Boslaan staan, tussen de Leeuweriklaan en de Meeuwenlaan, woningen uit de jaren '50. Ten westen hiervan ligt de begraafplaats Duinrust. Hiernaast liggen enkele verzorgingscomplexen en een woonbuurtje (Nieuw Zuid), dat hoort bij de aan de noordkant van de Parklaan gelegen tuinwijken. Ten zuiden van dit woonbuurtje ligt een sportcomplex. Ten westen van de Sportlaan tenslotte bevinden zich het Zeehospitium en een aantal villa's. Het architectuurbeeld van het woonbuurtje Parklaan / Duindoornlaan / Laan van Nieuw-Zuid is conform het beeld van de aangrenzende tuinwijk. Het architectuurbeeld van het woonbuurtje Boslaan / Leeuweriklaan / Nachtegaallaan / Meeuwenlaan wordt bepaald door vijf evenwijdige rijen woningen in oost-west richting.
Het karakter van deze rand als duinzoom moet behouden blijven. Het groene karakter van de duinvegetatie en de struiken rondom de sportvelden, de begraafplaats en de verzorgingscomplexen moet behouden blijven. Bouwinitiatieven in de Zuidduinen moeten in principe geweerd worden.
VI. Boulevard
De Boulevard is één van de meest kenmerkende elementen van Katwijk aan Zee. Het zeefront, onderdeel van het wederopbouwplan voor Katwijk aan Zee, is nog in vrijwel oorspronkelijke staat aanwezig. De Boulevard vormt een lineair element die de overgang vormt tussen het dorp Katwijk aan Zee en het strand Katwijk aan Zee. Binnen de stedenbouwkundige eenheid is een vierdeling te constateren: het centrumgebied tussen Waaigat en Andreasplein, de woongebieden tussen respectievelijk Rijnmond en Waaigat en Andreasplein en Seinpoststraat en het duingebied tussen Seinpoststraat en Sportlaan. Het ruimtelijk effect van het verloop van de Boulevard wordt versterkt door de in hoogte tamelijk uniforme bebouwing. Hierdoor is er, ondanks de opbouw uit individuele panden, een in grote mate samenhangend geheel ontstaan. De boulevardbebouwing is opgebouwd uit baksteen in donkere of lichte tinten. De panden hebben flauw oplopende langskappen. De dakhelling bedraagt maximaal 20°. Karakteristiek zijn de brede bakstenen schoorstenen en uitkragende daklijsten. De verschillen van de individuele panden worden geaccentueerd door kleine verschillen in goothoogte. De goothoogte van de woonbebouwing varieert tussen 5,9 meter (2 bouwlagen) en 9,7 meter (3 bouwlagen). Architectonische accenten worden gevormd door de Vuurbaak, de Andreaskerk met het Andreashof, het hotel Savoy aan de Rijnmond en Triton aan het zuideinde van de Boulevard.
Met de bebouwingswand langs de Boulevard dient zeer zorgvuldig te worden omgegaan. De karakteristieke lineaire structuur van de Boulevard moet behouden blijven. Een verspringende voorgevelrooilijn is niet toegestaan. De boulevardbebouwing dient het huidige karakter te behouden. Behoud van bestaande dakhellingen en subtiele hoogteverschillen tussen belendende panden is wenselijk. De maximale goothoogte moet conform het huidige beeld zijn.
De uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden van de Boulevardbebouwing zijn opgenomen in het Beeldkwaliteitplan Boulevard (2009) en zijn vertaald naar het nieuwe bestemmingsplan.
VII. Zeehospitium
Het terrein van het Zeehospitium wordt in fasen ontwikkeld tot een bijzondere woon- en zorglocatie. Een deel van dit terrein valt binnen de grenzen van het bestemmingsplan Katwijk aan Zee 2015. Dit betreft het al gerealiseerde deel van de woonlocatie langs de Seinpoststraat en de Schuitegatstraat. Hier staat een drietal woongebouwen in twee tot drie bouwlagen met flauwe kap in de vorm van vijfhoekige paviljoens en een zestal woonblokken met rijwoningen langs de Schuitegatstraat in twee tot drie bouwlagen met flauwe kap. In de woonblokken zijn zowel grondgebonden woningen met een gebouwd terras als appartementen met balkons gerealiseerd. Het open en natuurlijke duinlandschap vormt een collectieve (visuele) buitenruimte bij de woningen, die niet over een eigen tuin beschikken. Het bestemmingsplan voor dit gebied is sterk conserverend van aard, zodat de karakteristiek van de losse bebouwing in het geaccidenteerde en open duinlandschap gewaarborgd blijft. Dit geldt ook voor de specifieke architectonische verschijningsvorm van de bebouwing, die als 'afgerond' wordt beschouwd. Het bestemmingsplan voorziet dan ook voor dit specifieke gebied niet in uitbreidingsmogelijkheden voor de bebouwing. Voor de resterende deelgebieden van het terrein van het Zeehospitium worden aparte bestemmingsplannen opgesteld, mede omdat deze fasen nog niet (geheel) zijn gerealiseerd.
Bevolking en dichtheid
In het plangebied wonen 13.860 bewoners (CBS, Kerncijfers Wijken en Buurten, 2013). Van deze bewoners is 29% jonger dan 25 jaar, 50% tussen 25 en 65 jaar en 21% ouder dan 65 jaar.
Het plangebied omvat 160 ha. De bevolkingsdichtheid is 8942 inwoners per km2. Daarmee gaat het om een stedelijke dichtheid.
Woningen en huishoudens
In het plangebied staan 5416 woningen. Van die woningen is 52% een eengezinswoning en 48% een appartement. Het aandeel koopwoningen bedraagt exact twee derde. Een derde van de woningen zijn huurwoningen, daarvan is de helft van Dunavie en de andere helft van een andere verhuurder.
Er zijn 5285 zelfstandige huishoudens in het gebied. Daarbij gaat het bij 31% om een eenpersoonshuishouden, 33% is een meerpersoonshuishouden en 36% is een meerpersoonshuis-houden met kinderen.
Energiegebruik
Het gemiddelde elektriciteitsgebruik van de appartementen in het plangebied is 2317 kWh, van de tussenwoningen 3583 kWh. Het gemiddelde aardgasgebruik van de appartementen is 1183 m3 . Het gemiddelde aardgasgebruik van de tussenwoningen is 1825 m3. Het elektriciteitsgebruik van hoekwoningen en twee-onder-een-kapwoningen wijkt nauwelijks af van de tussenwoningen, het aardgasgebruik is wel iets hoger dan de tussenwoningen (circa 2200 m3).
Bedrijvigheid bestaat in hoofdzaak uit detailhandels- en horecabedrijven. Daarnaast zijn er enkele andere bedrijven met een lage milieucategorie.
Detailhandel
Het centrum van Katwijk aan Zee is veruit het grootste reguliere winkelgebied (± 23.500 m² wvo) van de gemeente Katwijk, met de meeste winkels (± 140). Het dagelijkse winkelaanbod is met circa 3.500 m² wvo relatief klein. Wel is het centrum het enige winkelgebied in de gemeente met twee supermarkten. Vanwege het brede aanbod heeft het centrum niet alleen een boodschappenfunctie voor inwoners nabij het centrum, maar ook voor het overige deel van de gemeente.
Buiten het centrum van Katwijk aan Zee, maar wel binnen het plangebied van dit bestemmingsplan, ligt een derde supermarkt aan de Visserijkade 2.
Het niet-dagelijkse winkelaanbod (mode, huis en tuin, overig niet-dagelijks) is sterk geconcentreerd in het centrum van Katwijk.
Het niet-dagelijkse winkelaanbod in Katwijk-Centrum is circa 20.000 m² wvo groot. Ruim 60% van het totale aanbod mode en overig niet-dagelijks van de gemeente ligt in het centrum van Katwijk aan Zee.
Het centrum heeft relatief veel leegstand, met name in de randzones van het centrum, Noordzeepassage en Prins Hendrikkanaal. In deze delen is het investeringsniveau soms ook laag. Oorzaken van de leegstand en het lage investeringsniveau zijn onder andere de decentrale ligging van de supermarkten (trekkers) en de matige routing in het centrum. Dit zorgt voor een versnipperde en daardoor uitgedunde passantenstroom.
Horeca
In het plangebied is een aantal horecabedrijven gevestigd, waaronder hotels, pensions, restaurants, café's, lunchrooms en een discotheek. Tijdens de voorliggende planperiode zijn enkele vergunningen voor horeca in het plangebied verleend, al dan niet als ondergeschikte activiteit.
Recreatie en Toerisme
Wat betreft recreatie en toerisme wordt in voorliggend bestemmingsplan onderscheid gemaakt naar hotels, pensions en bed & breakfast.
Een bed & breakfast is ondergeschikt aan de woonfunctie, en bestaat uit de toeristische verhuur van één of twee kamers aan maximaal vier personen.
Een pension is een term die in het verleden meestal werd gebruikt (zo ook in het vigerende plan) voor die aan de woonfunctie ondergeschikte functie. Omdat er behoefte bestond aan het formuleren van een extra categorie, tusen hotel en bed & breakfast, wordt in voorliggend plan de term pension gebruikt voor een functie die in den lande vaak wordt gebruikt voor het bieden van nachtverblijf (zonder dat er sprake hoeft te zijn van een ondergeschiktheid aan de woonfunctie).
De laatste categorie is het hotel, vergelijkbaar met een pension, maar tevens met een zaalfunctie. In alle voornoemde gevallen is geen sprake van zelfstandige verhuur van kamers waarbij tevens zelfstandige voorzieningen (zoals een keuken) ter beschikking staan aan de huurders (in dat geval zou er sprake zijn van een kamerverhuurbedrijf).
Uit een inventarisatie is een overzicht gegeven van bestaande bedrijvigheid, detailhandel, horeca, toerisme en (maatschappelijke) dienstverlening. Dit overzicht is als Bijlage 1 bij de toelichting gevoegd bij dit bestemmingsplan.
Er zijn enkele bestaande locaties in het plangebied die een maatschappelijk gebruik hebben. Uit de in hoofdstuk 3.4 genoemde inventarisatie is ook een overzicht gegeven van de maatschappelijke voorzieningen.
Bijzondere gebouwen
Andreaskerk
De Andreaskerk en het naastgelegen Andreashof symboliseren het oude dorpscentrum van Katwijk aan Zee. Het hof met visserswoningen ontleent haar waarde mede aan de stedenbouwkundige samenhang met de kerk. Met name door de kleinschaligheid en de witgepleisterde gevels dragen de kerk en het hofje bij aan de identiteit van Katwijk aan Zee.
Nieuwe Kerk
De Nieuwe Kerk is een kruiswerk in neo-renaissancestijl. De kerk is een belangrijk herkenningspunt, gelegen op het punt waar de Zuidstraat en de Voorstraat samenkomen.
Vuurbaak
De rechthoekige witgepleisterde toren met een schuine zwarte plint is karakteristiek voor het beeld van Katwijk aan Zee als voormalige vissersplaats.
De genoemde gebouwen moeten hun functie als landmark behouden. Dit betekent dat de gebouwen continue goed onderhouden moeten worden. Ook de plek waar de gebouwen staan, het omringende openbaar gebied, moet er verzorgd uitzien. De gebouwen vormen namelijk één van de visitekaartjes van Katwijk. Daarnaast moet er bij bouwplannen in de directe omgeving van de landmarks gelet worden op de belangrijkste zichttassen die richten op deze gebouwen.
Onderwijs
In het plangebied zijn vijf basisscholen. De verwachting is dat deze scholen, nu en op termijn, voldoende gelegenheid bieden om onderwijs binnen loopafstand van de woning te volgen. De gebouwen verkeren in een goede staat van onderhoud. Omdat het al wat oudere gebouwen zijn, her en der aangepast en uitgebreid, is er aanleiding om ze door te lichten op diverse aspecten (algehele bouwkundige staat, functionaliteit en duurzaamheid). Een werkgroep, vanuit het overleg van schoolbesturen en gemeente, gaat zich daar de eind 2014, begin 2015 over buigen.
Farèlschool
De Farèlschool is met de laatste uitbreiding/verbouwing op de verdieping aangepast. Het gebouw biedt nu en op termijn voldoende ruimte om te kunnen voldoen aan de vraag. De aanpassing op de verdieping, in het kader van onderwijskundige vernieuwing, maakt het gebouw meer functioneel.
Oranjeschool
De Oranjeschool maakte tot voor kort gebruik van 2 gebouwen. Het hoofdgebouw aan de Secr. Varkevisserstraat en de dislocatie aan het Abeelplein. Omdat er nog maar 1 groep op de dislocatie zat, is het hoofdgebouw uitgebreid (en aangepast) om deze groep onder te kunnen brengen. Het gebouw biedt nu en op termijn voldoende ruimte om te kunnen voldoen aan de vraag. Door het realiseren van extra ruimtes is het schoolgebouw meer functioneel geworden.
Christelijke Opleidingsschool
De Christelijke Opleidingsschool is ondergebracht in het hoofdgebouw aan de Parklaan en sinds kort in de door de Oranjeschool verlaten dislocatie aan het Abeelplein. Voorheen had deze school het schoolgebouw aan de Randweg (de zogenaamde Kameleon) als dislocatie in gebruik. De Kameleon is afgestoten als onderwijslocatie en zal huisvesting gaan bieden aan de Coepel (Tahoed).
In de verbouwde en geschikt gemaakte dislocatie aan het Abeelplein kunnen vier groepen van de Christelijke Opleidingsschool onderwijs volgen. Tevens is daar de peuterspeelzaal Pinkeltje in ondergebracht. Het hoofdgebouw aan de Parklaan, grotendeels daterend uit 1953, voldoet naar de mening van het schoolbestuur niet meer aan de eisen van modern in te richten onderwijs. In het kader van de werkzaamheden van de eerdergenoemde werkgroep zal hier onderzoek naar worden gedaan. Het gebouw en de dislocatie bieden nu en op termijn wel voldoende ruimte om te kunnen voldoen aan de vraag.
Ds. R.P.A. Rutgersschool
Met de laatste verbouwing is het schoolgebouw aan de Jan Tooropstraat aangepast aan de eisen van deze tijd. Het wachten is nog op mogelijkheden om de zolderruimte af te werken.
Ook dit gebouw biedt nu en op termijn voldoende ruimte om te kunnen voldoen aan de vraag.
Gaspard de Colignyschool
Met de vervanging van het noodlokaal door een permanente uitbouw is het gebouw aan de Meerburgkade aangepast aan de eisen van deze tijd. Het gebouw biedt nu en op termijn voldoende ruimte om te kunnen voldoen aan de vraag.
Ook het voormalige postkantoor heeft momenteel een maatschappelijke betekenis. Er zijn verenigingen die gebruik maken van dit pand. Er is op dit moment geen zicht op het nieuwe gebruik van het postkantoor.
Wegenstructuur
Het plangebied sluit aan op de binnenring van de hoofdwegenstructuur van Katwijk. Vanaf deze binnenring zijn er drie gebiedsontsluitingswegen (50km/u) die het gebied in gaan. Aan de flanken de Parklaan en de Rijnmond en in het midden de Tramstraat. De inrichting van deze wegen is afgestemd op een snelle en veilige afwikkeling van het verkeer. Dichter bij zee gaan deze over in 30 km/u wegen. De gebiedsontsluitingswegen zijn aangemerkt voor verkeersdoeleinden. Daarnaast zijn er in het gebied ook een aantal belangrijkere 30 km/u wegen met een verzamelfunctie (zoals bijvoorbeeld Noordeinde, Dwarsstraat, Zuidstraat, Koninginneweg en Boulevard). Ook deze wegen zijn aangemerkt als verkeersdoeleinden. De overige wegen zijn als verkeersverblijfgebied aangemerkt.
Parkeergarages
De belangrijkste parkeergarages voor de centrumfuncties liggen aan de Tramstraat. Daarnaast zijn er meerdere pleinen en enkele straten (waaronder de Boulevard) waar geparkeerd kan worden voor de centrumfunctie en het strand. Momenteel is er een nieuwe grote parkeergarage in aanbouw net buiten het plangebied aan de Boulevard.
Parkeren
Het bewonersparkeren vindt zowel op eigen terrein als in de openbare ruimte plaats. De parkeerdruk is hoog en er is voor een groot deel gereguleerd parkeren door middel van vergunningen en betaald parkeren. Hierin wordt onderscheid gemaakt in betaald parkeren (voor iedereen) en vergunninghoudersparkeren (voor bewoners van en bedrijven in het gebied). In het vergunninghoudersgedeelte is onderscheid gemaakt in zones waartussen geen uitwisseling van parkeerders plaats vindt (vergunning voor een bepaalde zone). Het gereguleerde gebied is in de loop van de jaren steeds verder gegroeid, vanwege verdringingseffecten.
Fietsroutes
Hoofdfietsroutes in en direct langs het plangebied zijn: Boulevard, Parklaan-Sportlaan, Tramstraat-Koningin Wilhelminastraat, Sluisweg, Meeuwenlaan-Karel Doormanlaan-Rijnmond (tot aan Binnensluis) en de Drieplassenweg. Er is een beoogde fietssnelweg vanaf de Vuurbaak via de Drieplassenweg, Laan van Nieuw Zuid, Westerbaan en langs de N206 naar Leiden. De fiets is van en naar het centrum en het strand een belangrijk vervoermiddel. Langs het strand en in het centrum zijn diverse plekken om de fiets dichtbij de bestemming te kunnen plaatsen.
Openbaar vervoer
Meerdere buslijnen gaan door het plangebied heen. Hiervoor worden naast de binnenring de drie hoofdroutes in het plangebied gebruikt en de Boulevard. De meest frequente busverbinding door het plangebied komt vanuit de Poolster en rijdt in het plangebied via de Rijnmond, Boulevard, Koningin Wilhelminastraat en Tramstraat, langs het gemeentehuis en via de N206 naar Leiden. Dit is een goede snelle verbinding met Leiden. Er zijn meerdere haltes in het gebied aanwezig. Het Vuurbaakplein is het begin/eind van meerdere buslijnen. De belangrijkste halte in het gebied is Noordeinde, maar ook de halte Tramstraat en diverse haltes langs zee worden veel gebruikt.
De omvang en kwaliteit van de openbare ruimte is van belang voor de leefbaarheid en de duurzaamheid van woonwijken. Daarom zullen deze middels bestemming worden gewaarborgd. Binnen de groengebieden zal wel de nodige flexibiliteit wat betreft de inrichting worden geboden om de inrichting en bereikbaarheid te kunnen verbeteren.
In het plangebied zijn geen bomen en beplantingen aanwezig die voorkomen in het landelijk register van Monumentale bomen of gemeentelijk register van Monumentale bomen, waaronder toekomstbomen.
Binnen het plangebied bevindt zich de primaire waterkering. Deze bestaat uit de zeewering langs de kust en een daarachter liggende (verholen) waterkering door de bebouwde kom.
Het Prins-Hendrikkanaal heeft een recreatieve functie. In het kanaal zijn ligplaatsen voor boten van het varend erfgoed aanwezig.
Direct in de omgeving van het plangebied liggen het Uitwateringskanaal, het Prins Hendrikkanaal en de Noordzee die invloed hebben op de waterhuishouding van het plangebied.
Het bestemmingsplan betreft een reguliere herziening. De wijzigingen in bouwmogelijkheid of bestemming die zijn opgenomen betreffen daarom voornamelijk wijzigingen die al mogelijk zijn gemaakt met vrijstellingen, ontheffingen, omgevingsvergunningen of wijzigingen ten gevolge van een andere manier van bestemmen.
Daarnaast is het beleid, zoals genoemd in hoofdstuk 2, verwerkt in het plan.
De stedenbouwkundige opzet van het plangebied is onderhevig aan nieuw beleid, verleende bouwvergunningen, nieuwe ontwikkelingen en initiatieven. In deze paragraaf worden relevante veranderingen, ontwikkelingen en initiatieven beschreven en toegelicht op welke wijze deze al dan niet gevolgen hebben voor het nieuwe bestemmingsplan Katwijk aan Zee 2015. Deze paragraaf wordt in de ontwerpfase van het bestemmingsplan waar nodig nog aangevuld.
Verleende omgevingsvergunningen
De verleende vergunningen in het plangebied gedurende de lopende bestemmingsplanperiode zijn geïnventariseerd. De in afwijking van het vigerende bestemmingsplan verleende vergunningen zijn (grotendeels) positief bestemd in het nieuwe bestemmingsplan, tenzij nieuwe inzichten uitwijzen dat sprake is van een ongewenste ontwikkeling. Het betreft onder andere verleende vergunningen voor nokverhogingen, dakkapellen, wijziging van dakhellingen, vergroten van de bouwmassa of erfbebouwing. In veel gevallen voorziet de nieuwe regelgeving in het bestemmingsplan inmiddels in deze mogelijkheden.
Ruimer bestemmen
In het gehele plangebied van het nieuwe bestemmingsplan Katwijk aan Zee 2015 zijn de mogelijkheden voor het "ruimer bestemmen" onderzocht. Het ruimer bestemmen houdt in dat er voor de (reguliere) uitbreiding vanBeeld bestaande (woon)bebouwing meer flexibiliteit wordt geboden, door deze mogelijkheden direct in bestemmingsplan op te nemen. Dit betreft in het bijzonder verruiming van bouwvlakken, goot- en bouwhoogten van hoofdgebouwen. Het behoud van de ruimtelijke karakteristiek en het voorkómen van ongewenste precedentwerking is hierbij leidend geweest. De inventarisatie van de in afwijking van het vigerende bestemmingsplan verleende vergunningen is hiervoor als basis gebruikt. Daarnaast is ook een aantal nieuwe initiatieven hierbij meegewogen. In specifieke situaties blijft tenslotte maatwerk onvermijdelijk, zoals de vormgeving van bijzondere hoekpanden.
In het plangebied is op diverse plekken sprake van de vergroting van de goot- en bouwhoogten binnen een bouwblok of binnen meerdere bouwblokken in een straat. In bouwblokken waar een grotere goot- en bouwhoogte is toegestaan in afwijking van het vigerende bestemmingsplan, gelden deze in het nieuwe bestemmingsplan in de meeste gevallen ook voor de overige woningen binnen de betreffende bouwblokken of vergelijkbare bouwblokken in een straat of een gedeelte van een straat. Enkele voorbeelden hiervan zijn diverse bouwblokken in onder andere de Paul Krugerstraat, de Jan Tooropstraat, de J. van der Vegtstraat, de Boorsmastraat en de Tijmstraat.
In de Cronjéstraat is het straatbeeld gedurende de bestemmingsplanperiode gewijzigd als gevolg van meerdere afwijkende bouwplannen. Hierdoor is het karakteristieke straatbeeld gewijzigd van overwegend woningen in één bouwlaag met kap naar twee bouwlagen met kap. Deze mogelijkheid wordt ook voor de overige woningen geboden. In de Chr. de Wetstraat en de W. Taatstraat is het karkateristieke straatbeeld van overwegend woningen in één bouwlaag met kap nog voor een belangrijk deel intact. Gezien de beperkte breedte van deze straten is het hier ruimtelijk niet wenselijk de straatwanden aan weerszijden te verhogen naar twee volledige bouwlagen met kap.
Bij een aantal diepe percelen met een naar verhouding klein hoofdgebouw is de diepte van de bouwvlakken verruimd tot een maximale bouwdiepte van 12 meter. Dit geldt bij percelen met een diepte vanaf 30 meter, gerekend vanuit de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw. Daarbij is een voorwaarde dat een minimale openheid van de achtererven gewaarborgd wordt. Tevens zijn de effecten van de vergroting van de hoofdgebouwen op de ruimtelijke beleving van de aangrenzende percelen meegewogen. Deze verruiming wordt geboden bij een aantal percelen langs de Bestevaerweg en langs de Secretaris Varkevisserstraat.
Tevens voorziet het vigerende bestemmingsplan Katwijk aan Zee 2004 ook al in verruimingsmogelijkheden van woningen, zoals bijvoorbeeld de ruimte voor het realiseren van dakopbouwen in de Seinpostdwarsstraat en de omgeving van de Duinroosstraat (Nieuw-Zuid), de ruimte voor vergroting van de goot- en bouwhoogten van kleinere woningen in diverse straten, zoals de Secretaris Varkevisserstraat, de Sluisweg en de Adrianastraat. Tenslotte voorzien het kruimelgevallenbeleid en het beleid voor de Boulevard uit het Beeldkwaliteitplan Boulevard ook in verruimingsmogelijkheden.
Beeldkwaliteitplan Boulevard (2009)
Het beleid van het Beeldkwaliteitplan Boulevard is concreet vertaald in het nieuwe bestemmingsplan Katwijk aan Zee 2015. Op enkele aspecten is dit beleid gewijzigd of nader uitgewerkt. Dit betreft de gedeeltelijk gewijzigde visie op het ontwikkelingskader van het centrumdeel, de toepassing van de gewenste differentiatie van bouwdiepten van panden tot een maximum van 13 meter en de juiste vertaling van het beleid voor de locatie van hotel Riche en hotel Noordzee.
* Ontwikkelingskader centrumdeel
Het ontwikkelingskader voor de mogelijke uitbreiding van het centrumdeel richting de Koningin Wilhelminastraat komt te vervallen, omdat de vergroting van het centrumgebied gelet op de huidige economische ontwikkelingen niet meer realistisch is. De gewijzigde uitbreidingsmogelijkheden zijn daarom in het nieuwe bestemmingsplan gebaseerd op de verrruimingsmogelijkheden van de bestaande woningen en niet meer op een integrale visie voor de uitbreidingsmogelijkheden van het centrumgebied.
Tussen het Waaigat en de Koningin Wilhelminastraat wordt nu de mogelijkheid geboden om de bestaande woningen in twee bouwlagen met flauwe kap te voorzien van een extra bouwlaag. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is dit aanvaardbaar, omdat deze woningen direct tegen het centrumdeel van de Boulevard zijn gelegen en het overwegende bebouwingsbeeld van de Boulevard bestaat uit woningen in drie bouwlagen met flauwe kap. Deze verhoging past ruimtelijk in het totale hoogteverloop van de bebouwing en het maaiveld langs de Boulevard, waarmee een goede ruimtelijke overgang wordt bereikt tussen het bebouwingslint en de hogere bebouwing in het centrumgebied. Nieuw- of verbouwingen dienen in de stijl van het pand en de aangrenzende panden plaats te vinden.
De hoekpanden aan de Boulevard ten weerszijden van de Koningin Wilhelminastraat en de bestaande hogere panden ten noorden van het Waaigat kunnen op basis van deze bijgestelde visie niet (meer) worden voorzien van een extra bouwlaag, waarmee de huidige goot- (en bouw)hoogten hiervan zijn vastgelegd. Voor het overige deel van het centrum, waarin het Beeldkwaliteitplan een extra bouwlaag regelt, blijft deze middels een wijzigingsbevoegdheid onder voorwaarden mogelijk.
* Differentiatie bouwdiepten
Bij de maximale bouwdiepten van de panden langs de Boulevard is een differentiatie toegepast, omdat de situaties langs de Boulevard onderling verschillen. Hierbij is rekening gehouden met de diepte van de percelen, de effecten ten opzichte van de omliggende woonbebouwing en de mogelijkheden van hogere erfbebouwing op de achtererven die grenzen aan de openbare weg. Bij percelen met een diepte vanaf 20 meter - gerekend vanaf de voorgevelrooilijn - zonder direct achterliggende woonbebouwing is een maximale bouwdiepte van 13 meter toegestaan.
Dit geldt voor de bouwblokken tussen de Jan Tooropstraat en de Koningin Wilhelminastraat en tussen de Voorstraat en het Andreasplein. Het bouwblok ten zuiden van de B.J. Blommerstraat vormt hierop een uitzondering met een maximale bouwdiepte van 12 meter, omdat de resterende diepte van deze percelen anders niet toereikend is voor de mogelijkheden van de hogere erfbebouwing op de achtererven van de Vuurbaakstraat.
Bij percelen met een diepte tot 20 meter - gerekend vanaf de voorgevelrooilijn - èn percelen met direct achterliggende woonbebouwing is een maximale bouwdiepte van 12 meter toegestaan. Dit geldt voor de bouwblokken tussen de Rijnmond en de Jan Tooropstraat, tussen de Koningin Wilhelminastraat en het Waaigat en tussen de B.J. Blommerstraat en het Vuurbaakplein.
De Boulevardbebouwing tussen het Vuurbaakplein en de Seinpoststraat wijkt af van de overige bebouwingslinten, doordat er sprake is van verspringende gevelrooilijnen. De specifieke bebouwingsmogelijkheden aan de achterzijde zijn nader onderzocht en het wordt ook hier ruimtelijk mogelijk geacht om de bouwdiepte te verruimen naar maximaal 13 meter, gerekend vanaf de bestaande (verspringende) voorgevelrooilijnen.
Daar waar de bestaande situatie afwijkt van de verruimingsmogelijkheden is deze in de regel leidend voor de mogelijkheden.
* Locaties voormalig hotel Riche en hotel Noordzee
Het Beeldkwaliteitplan Boulevard (2009) biedt ontwikkelingsmogelijkheden langs de Boulevard, waaronder ook voor de locatie van voormalig hotel Riche en hotel Noordzee en aangrenzende panden.
In het vigerende bestemmingsplan Katwijk aan Zee-Centrum (2013) is de locatie van voormalig hotel Riche conserverend bestemd. Dit houdt in dat de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn vastgelegd. De locatie is vanwege het Kustwerk tijdelijk in gebruik voor de situering van het Duna Atelier en de kunstwerken langs de Boulevard. Er is op dit moment nog geen helderheid over de ontwikkelingsrichting van de locatie. Om deze reden wordt de locatie in het nieuwe bestemmingsplan Katwijk aan Zee 2015 wederom conserverend bestemd.
Zodra er concrete plannen voor de herontwikkeling van de locatie voorhanden zijn worden deze, middels een aparte ruimtelijke procedure, planologisch mogelijk gemaakt.
De ontwikkelingsmogelijkheden van het Beeldkwaliteitplan Boulevard voor hotel Noordzee en aangrenzende panden zijn gedeeltelijk onjuist vertaald in het vigerende bestemmingsplan Katwijk aan Zee-Centrum (2013). Dit betreft de geboden mogelijkheid tot het bebouwen van de voorruimte tussen Hotel Noordzee en de twee naastgelegen woningen op Boulevard 71/71A. Hiermee komt het behoud van de verbijzonderde positie van hotel Noordzee aan de Boulevard in het geding, dat los staat van de strook met serres van de aangrenzende bebouwing ten noorden hiervan. De voorruimte is daarnaast in gebruik als parkeermogelijkheid met een vijftal gereserveerde parkeerplaatsen voor gasten van hotel Noordzee.
In het nieuwe bestemmingsplan Katwijk aan Zee (2015) is deze bebouwingsmogelijkheid dan ook vervallen. De verbeelding is in het ontwerpbestemmingsplan hierop aangepast, door de voorgevelrooilijn terug te leggen naar de bestaande voorgevelrooilijn.
Project "Parkeervrije Pleinen en Princestraat"
Het project "Parkeervrije Peinen en Princestraat" behelst de herinrichting van een deel van het kernwinkelgebied van Katwijk aan Zee. Met de bouw van de parkeergarage in het duin zullen er parkeerplaatsen en daarmee autoverkeer uit het kernwinkelgebied verdwijnen. De Princestraat en het Andreasplein worden zo ingericht dat het gebied een autovrij karakter krijgt. De openbare ruimte die het betreft, is in het bestemmingsplan bestemd als Verkeer- en Verblijfsgebied. De omvang en de bestemming van de gebieden blijven als gevolg van de herinrichting grotendeels ongewijzigd. Als gevolg van de herinrichting zal er wel een aantal verschuivingen in het gebied plaatsvinden.
Het Andreasplein wordt een verblijfsplein, ingericht met zitplekken, bomen en plantsoenen. Integraal onderdeel van de herinrichting is de verplaatsing van de viskiosk, die van de west naar de zuidkant van het plein verschuift waardoor de oriëntatie op het plein verbetert. Met de viskiosk zal ook het bijbehorende terras verplaatsen. Omdat het Definitief Ontwerp voor de herinrichting nog niet gereed is en de ruimtelijke en economische haalbaarheid van de verplaatsing van de viskiosk nog niet is aangetoond, is bovenstaande ontwikkeling niet verwerkt in het nieuwe bestemmingsplan Katwijk aan Zee 2015. De openbare ruimte van het Andreasplein en de Princestraat worden conserverend bestemd; de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn vastgelegd.
Voor de viskiosk en het bijbehorende terras geldt dat zodra er uitsluitsel is over de haalbaarheid daarvan, deze middels een aparte ruimtelijke procedure (omgevingsvergunning) planologisch mogelijk wordt gemaakt.
Ook de terrassen in de Princestraat en op het Andreasplein zijn in de verbeelding van het bestemmingsplan Katwijk aan Zee 2015 conserverend opgenomen. Zodra het herinrichtingsplan is uitgevoerd, zullen de nieuwe terrassen middels een aparte ruimtelijke procedure (omgevingsvergunning) planologisch mogelijk worden gemaakt.
Het Voorlopig Ontwerp is vastgesteld door de gemeenteraad op 15 oktober 2015. Realisatie van het werk staat gepland vanaf september 2016.
Onderstaande tekening verbeeldt de situatie van het Andreasplein en de Princestraat ná herinrichting. De viskiosk is verplaatst naar de zuidzijde van het plein en een aantal eilandterrassen heeft een andere plek gekregen.
Uitbreiding begraafplaats Duinrust
Vanwege het garanderen van voldoende begraafcapaciteit in Katwijk aan Zee tot 2035 is het noodzakelijk om de begraafplaats Duinrust uit te breiden. Er wordt onderzoek verricht naar de uitbreidingsmogelijkheden richting de Nachtegaallaan. Voor de uitbreiding richting de Parklaan is een inrichtingsplan ontwikkeld. Dit betreft een integraal ontwerp voor de zone langs de Parklaan, waarbij een optimum is gezocht tussen het behoud van het groene karakter en de vergroting van de capaciteit van de begraafplaats aan deze zijde. Het behoud van zoveel mogelijk waardevolle bestaande bomen in combinatie met toevoeging van een nieuwe groeninrichting en terreinafscheiding leidt tot een kwalitatief hoogwaardige inrichting van deze zone langs de Parklaan. Om deze uitbreiding mogelijk te maken is de bestemming 'Begraafplaats' met circa 6,5 meter verruimd richting de Parklaan, waarmee de resterende groenstrook (plaatselijk) minimaal 2,5 meter breed is.
Er is op dit moment nog geen helderheid over de uitbreidingsmogelijkheden richting de Nachtegaallaan. Zodra er concrete plannen voor de uitbreiding aan deze zijde voorhanden zijn worden deze, middels een aparte ruimtelijke procedure, planologisch mogelijk gemaakt.
Secretaris Varkevisserstraat 64 en omgeving
Voor de locatie van de voormalige BMW garage en omgeving is in het nieuwe bestemmingsplan een wijzigingsmogelijkheid naar "Wonen" opgenomen. Dit betreft twee wijzigingsgebieden, wijzigingsgebied 3 (Secretaris Varkevisserstraat 64) en wijzigingsgebied 4 (Secretaris Varkevisserstraat 58) die aan elkaar grenzen. Deze wijzigingsgebieden liggen in het binnenterrein in een gesloten bouwblok met overwegend woningbouw in één tot twee bouwlagen met kap georiënteerd op de omliggende woonstraten. In het westelijk deel van het bouwblok staat de Farèlschool.
Een kleinschalige opzet met grondgebonden woningen in een hofvorm ontsloten vanaf de Secretaris Varkevisserstraat wordt als een passende invulling gezien. Dit betreft in wijzigingsgebied 3 maximaal vijf woningen exclusief de bestaande woning op Secretaris Varkevisserstraat 64 en in wijzigingsgebied 4 maximaal drie woningen. Het gaat daarbij om woningen, geschikt voor ouderen in maximaal twee bouwlagen. Het parkeren dient hierbij op een kwalitatieve manier op het binnenterrein te worden gerealiseerd.
Uitgangspunt bij de herontwikkeling van het perceel is dat er op het binnenterrein een kwalitatief hoogwaardig woonmilieu wordt gerealiseerd. In bijlage 4 bij de planregels (wijzigingsgebied 3 Secretaris Varkevisserstraat 64) en bijlage 5 bij de planregels (wijzigingsgebied 4 Secretaris Varkevisserstraat 58) worden de stedenbouwkundige randvoorwaarden bij de wijzigingsmogelijkheid gegeven. In ruimtelijke zin is het op passende wijze omzetten van het verouderde bedrijfsperceel en de bedrijfsgebouwen in een vitale woonfunctie een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Parklaan 116
In het vigerende bestemmingsplan Katwijk aan Zee (2004) is op de locatie van de huidige gymzaal van de Christelijke Opleidingsschool de mogelijkheid tot de bouw van vier woningen opgenomen. Dit vanuit de intentie om de huidige gymzaal te slopen en elders nieuw te bouwen. Gelet op de huidige ontwikkelingen in het onderwijs is het wenselijk om eventuele vrijkomende ruimte op deze locatie te benutten voor de vergroting van het schoolplein. Hierdoor komt de mogelijkheid van de woningbouw op deze locatie te vervallen en wordt deze omgezet in de bestemming 'Maatschappelijk'.
Visserijkade en omgeving
Het plan is gemaakt met respect voor de omgeving en hierbij behorende belangen. Gedurende de ontwerpfase van het plan zijn niet alleen de afspraken van de gemeente met D-winkels vertaald, er is ook gezocht naar verbeterpunten ten opzichte van de huidige situatie.
Hierbij de hoofdlijnen voor wat betreft de diverse planonderdelen:
Bouwmassa / Architectuur
Op begane grond niveau wordt dezelfde hoeveelheid bouwvolume gerealiseerd, als thans aanwezig. Een deel aan de Mr. E.N. Rahusenstraat wordt woningen, om deze gevel zoveel mogelijk een "woninggevel-uitstraling" te kunnen geven. De begane grond aan de Visserijkade krijgt een specifiek winkel-uitstraling met een duidelijke hoofdentree. De begane grond aan de Mr. E.N. Rahusenstraat wordt mee ontworpen in de sfeer van de woningen. Het plan wordt uitgevoerd als verticaal gelede gevel met individuele panden. Dit alles in baksteen-architectuur met verschillende kleurnuances. Bij het plan zijn hiervoor referentiebeelden gevoegd (Bijlage 2 bij de toelichting).
Beeldkwaliteitsparagraaf
(Bijlage 3 bij de planregels)
Voetgangers
De voetgangers-entree voor het winkelend publiek komt centraal in de gevel aan de Visserijkade. De woningentree's komen zoveel mogelijk aan de Mr. E.N. Rahusenstraat en aan de zijde van het bewoners-parkeren.
Fietsen
Aan de zijde van de Visserijkade wordt voldoende ruimte gecreëerd voor het stallen van fietsen voor winkelend publiek.
Parkeren auto's
Voor de auto's zal de situatie verbeterd worden door een duidelijke splitsing tussen bewoners en winkel-parkeren te realiseren. Het parkeerterrein gelegen aan de zijde van de J. van der Vegtstraat wordt hiermee een bewoners-parkeerterrein. Dit is een duidelijke verbetering voor de bewoners van de J. van der Vegtstraat. Het winkelend publiek moet aan de zijde van de Visserijkade zijn. Dit is een verbetering, omdat dit duidelijkheid schept en voorkomt dat auto's heen en weer rijden.
Door de vernieuwde indeling van de parkeerterreinen ontstaat er een minimaal tekort volgens de huidige normen. Derhalve is er in de plannen een éénlaags parkeerdek aan de Visserijkade in de plannen opgenomen. In de ontwerpfase van het bestemmingsplan wordt getoetst of dit kan worden gerealiseerd, als ook of de parkeernormen volgens het parkeernormenbeleid worden behaald.
Laden/lossen
Het laden en lossen gebeurt niet meer via de J. van der Vegtstraat en Mr. E.N. Rahusenstraat, zoals nu het geval is. Het laden en lossen gebeurt inpandig aan de Visserijkade. Inpandig, omdat dit een verbetering voor de omgeving is en een kwaliteit voor de toekomstige bovenbewoners en omgeving. Op het parkeerterrein wordt ruimte geschapen voor de vrachtwagen-bewegingen.
In het plangebied van Katwijk aan Zee 2015 zijn alle initiatieven geïnventariseerd. Voor deze initiatieven is een integrale afweging gemaakt of deze, al dan niet na aanpassing van het initiatief, kunnen worden meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan. In een aantal gevallen is nader overlegd met de initiatiefnemers om te komen tot passende oplossingen en alternatieven. Hierbij is tevens gekeken naar de mogelijkheden van het "ruimer bestemmen". In deze paragraaf zijn alle initiatieven beschreven en is toegelicht of deze al dan niet zijn meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
Akkoord
Voorstraat 69
Het bouwplan betreft het realiseren van twaalf garageboxen op het achterterrein van de woning op Voorstraat 69. Op het betreffende perceel is een groter oppervlak aan erfbebouwing stedenbouwkundig aanvaardbaar. De ruimtelijke impact van het bouwplan is minimaal, omdat het perceel grotendeels onbebouwd blijft en de garageboxen van een plat dak worden voorzien. De entree van het terrein wordt voorzien van een nieuw transparant toegangshek als open beëindiging van de Lijdweg. Gesteld kan worden dat de nieuwe invulling van het perceel op deze wijze een positief effect heeft op de ruimtelijke kwaliteit van de Lijdweg en omgeving.
Vuurbaakstraat 19
Het bouwplan betreft het realiseren van een gewijzigde kap op de woning met een geveloptrekking in het zijdakvlak. De verbouwing van de kap blijft binnen de in het vigerende bestemmingsplan toegestane goot- en bouwhoogten. Met de geveloptrekking wordt de toegestane goothoogte overschreden. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is de geveloptrekking aanvaardbaar, omdat deze ondergeschikt is ten opzichte van de hoofdkap en deze terugligt ten opzichte van de voorgevel. Hiermee heeft deze verhoging weinig tot geen invloed op de beleving van de hoogte van het pand. Er wordt tevens aangesloten op een soortgelijke bestaande geveloptrekking op het aangrenzende pand op Vuurbaakstraat 17.
Voorstraat 57
Het verzoek betreft de uitbreiding van de woonbestemming van het pand met de bestemmingen 'Horeca', 'Gemengd' en 'Detailhandel'.
In het Masterplan Katwijk aan Zee is gekozen voor een combinatie van “ruimtelijk concentreren” en “functioneel thematiseren”. Dit betekent een versterking van de inmiddels gegroeide en bewust geclusterde horecalocaties in Katwijk aan Zee. Eenmaal geparkeerd in de parkeergarage aan de Tramstraat nodigt de afstand tussen de voorzieningen in de tweede ring naar het kernwinkelgebied uit om wandelend af te leggen. Voorstraat 57 bevindt zich op de kruising Voorstraat/Dwarsstraat/Noordeinde. Dit schakelpunt is gelegen tussen het woongebied en de tweede ring. Rondom dit schakelpunt is al menging tussen wonen en niet-woonfuncties. Het verruimen van de bestemming “Wonen” naar “Gemengd: horeca categorie I, kantoren en dienstverlening” is voorstelbaar, mede omdat aan de overzijde van de Voorstraat horeca aanwezig is als ook dat het gebruik kantoren en dienstverlening is toegestaan. Tevens zijn in het nieuwe bestemmingsplan de bestaande bestemmingen in de tegenover gelegen Voorstraat-Oost, conform het vastgestelde Masterplan Katwijk aan Zee, verruimd met de horecafunctie. Een horecabedrijf categorie I of een kantoor of een dienstverleningsbedrijf past goed bij de functies rondom het betreffende perceel. Zo profiteren de horeca, de parkeervoorzieningen, de maatschappelijke voorzieningen en het museum optimaal van elkaars nabijheid.
Detailhandel is vanuit het Masterplan Katwijk aan Zee niet gewenst. De locatie valt buiten het centrumgebied en is gelegen in het gebied dat is opgespannen tussen Hema/Hoogvliet/Albert Heijn. Dit gebied valt al buiten het kernwinkelgebied (KWG). Het is wenselijk om de detailhandel binnen het KWG te concentreren om de omgeving van de Princestraat te stimuleren. Realisatie van detailhandel op de Voorstraat 57 staat hiermee op gespannen voet en is daarom niet wenselijk.
Roest van Limburgstraat 15b
Het bouwplan betreft het verbouwen van de voormalige (monumentale) bedrijfsschuur op het perceel Roest van Limburgstraat 15b tot een tweetal woningen. Hierbij wordt het bestaande pand tevens voorzien van een gezamenlijke dakopbouw en een tweetal aaneengesloten dakterrassen.
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het voorstelbaar dat de voormalige bedrijfsbebouwing wordt benut voor een woonfunctie, omdat de bebouwingsdichtheid op het perceel niet toeneemt, het parkeren op eigen terrein kan worden opgelost en op een goede manier ontsloten kan worden vanaf de openbare weg. Het op deze wijze omzetten van verouderde bedrijfspercelen en bedrijfsgebouwen in een vitale woonfunctie wordt gezien als een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De bestemming 'Gemengd' is gewijzigd in de bestemming 'Wonen' op de verbeelding.
In de planvormingsfase is met de stedenbouwkundige van de gemeente, de stadsbouwmeester en de Erfgoedcommissie gesproken over de mogelijkheden voor het realiseren van een dakterras en een dakopbouw op het monumentale pand. De contouren van de dakopbouw en het dakterras zijn overgenomen in de verbeelding, met de daarbij behorende maximale bouwhoogte, te weten 9,5 meter voor de dakopbouw.
Milieu
Vanuit milieu beoordeeld is dit plan haalbaar nadat is aangetoond dat de functiewijziging geen nadelige gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering van de naastgelegen bakkerij. De normen uit het Activiteitenbesluit zijn hierin leidend. Wel is er nog aanvullende informatie nodig over de bodemkwaliteit.
Wonen
Vanuit Wonen worden nieuwe woningbouwplannen beoordeeld op basis van het “Toetsingskader Nieuwe Woningbouwplannen”. Dit instrument wordt ingezet voor projectmatig aangepakte nieuwbouwplannen, met een planomvang vanaf 2 woningen, die worden gerealiseerd met het oogmerk deze woningen uit commercieel belang op de markt te zetten voor verkoop aan derden. Het plan aan de Roest van Limburgstraat 15B valt gelet op de aard en de omvang van het project niet onder het Toetsingskader en wordt dan ook niet afzonderlijk beoordeeld. Er is ruimte in het Woningbouwprogramma Gemeente Katwijk 2015-2019 voor “Overige kleinschalige woningbouwplannen” en daar wordt dit plan ook in meegenomen.
Cultuurhistorie
De Erfgoedcommissie van Katwijk heeft op 7 juli 2015 een positief advies gegeven op het voorliggende plan en gaat uit van het plaatselijk herstel van de gevels zoals afgesproken met de aanvrager tijdens de vergadering.
Boulevard 59
Het verzoek betreft de mogelijkheid tot het realiseren van een grotere goot- (en bouw)hoogte, zodat de bestaande woning in de toekomst kan worden voorzien van een extra bouwlaag. Het beeldkwaliteitplan Boulevard Katwijk (2009) biedt onder voorwaarden mogelijkheden om de goot- en bouwhoogten in het betreffende deel van de Boulevard te verhogen. De visie op de uitbreiding van het centrumgebied is echter gewijzigd, waarmee ook de verruimingsmogelijkheden en bijbehorende voorwaarden. De gewijzigde uitbreidingsmogelijkheden voor het betreffende bouwblok zijn in het nieuwe bestemmingsplan gebaseerd op de verruimingsmogelijkheden van de bestaande woningen en niet meer op een integrale visie voor de uitbreidingsmogelijkheden van het centrumgebied.
De mogelijkheid wordt geboden om de bestaande woningen in twee bouwlagen met flauwe kap te voorzien van een extra bouwlaag. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is dit aanvaardbaar, omdat deze woningen direct tegen het centrumdeel van de Boulevard zijn gelegen en het overwegende bebouwingsbeeld van de Boulevard bestaat uit woningen in drie bouwlagen met flauwe kap. Deze verhoging past ruimtelijk in het totale hoogteverloop van de bebouwing en het maaiveld langs de Boulevard, waarmee een goede ruimtelijke overgang wordt bereikt tussen het bebouwingslint en de hogere bebouwing in het centrumgebied.
Het bouwblok is in het nieuwe bestemmingsplan voorzien van een hogere goothoogte van 9,0 meter, zodat alle woningen in het betreffende bouwblok direct kunnen worden vergroot tot drie bouwlagen met een flauwe langskap. Bij de hoekwoning op Koningin Wilhelminastraat 1 blijft de maximale goothoogte van 8,5 meter gehandhaafd, omdat deze woning al bestaat uit drie bouwlagen met kap.
Koningin Emmastraat 12
Het verzoek betreft de mogelijkheid tot het realiseren van een dakterras op de bovenste bouwlaag. Hiermee wordt de maximale bouwhoogte overschreden. De woning is onderdeel van een kleinschalig appartementenblok in drie bouwlagen met een plat dak en weinig buitenruimte aan de achterzijde vanwege de dichte bebouwing op het achterliggende binnenterrein.
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de realisatie van een dakterras, mits de ballustrade hiervan tenminste 1,5 meter terugligt ten opzichte van de gevels van het bestaande pand en een maximale hoogte van 1,0 meter krijgt. Op deze manier is deze niet zichtbaar vanaf de straat en verandert het gevelbeeld niet. Tevens is de privacy van de achterliggende woningen hiermee gegarandeerd.
Secretaris Varkevisserstraat 260
Het bouwplan betreft de vergroting van het hoofdgebouw, door de bouwdiepte van de woning aan de achterzijde over meerdere bouwlagen met 3 meter uit te breiden.
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is de beoogde vergroting van het hoofdgebouw onder voorwaarden aanvaardbaar. Dit vanuit de specifieke situatie dat sprake is van een relatief klein hoofdgebouw op een perceel met een totale diepte van circa 34 meter - gerekend vanaf de voorgevelrooilijn naar achteren - en de aanwezige erfbebouwing vanuit het (bedrijfsmatige) verleden. Op het betreffende perceel heeft de beoogde uitbreiding geen wezenlijk effect op de ruimtelijke beleving van de openheid van het achtererf. De uitbreiding leidt echter tot een mogelijke verdere verdichting van het achtererf en schept een precedent voor meerdere omliggende percelen. Het is wenselijk om een minimale openheid van de percelen te behouden, door als voorwaarden te stellen dat de diepte het hoofdgebouw ná uitbreiding maximaal 12 meter bedraagt / het bestaande hoofdgebouw met maximaal 3 meter wordt uitgebreid en het perceel per saldo niet verder kan worden verdicht. Dit vanuit de visie dat het bedrijfsmatige gebruik van de percelen op langere termijn wordt omgezet ten gunste van het gebruik voor wonen. De vertaling van de precedentwerking voor meerdere omliggende percelen langs de Secretaris Varkevisserstraat, waar de specifieke gebruiksaanduiding sw-b2 geldt, is opgenomen in het ontwerpbestemmingslan als wijzigingsbevoegdheid.
Niet akkoord / niet akkoord, tenzij
Chr. de Wetstraat 20 en W. Taatstraat 1-11/2-20
De verzoeken betreffen het vergroten van de hoofdgebouwen in beide straten naar twee volledige bouwlagen met een kap. In het bestemmingsplan Katwijk aan Zee (2004) is ervoor gekozen om de bestaande variatie aan goot- en bouwhoogten vast te leggen door deze per pand te specificeren op de plankaart. Deze beleidslijn wordt in het nieuwe bestemmingsplan voortgezet. Het oorspronkelijke straatbeeld van de Chr. de Wetstraat, de W. Taatstraat wordt bepaald door woningen in één bouwlaag met kap. Er zijn enkele afwijkingen in deze straten gerealiseerd op basis van het ruimere beleid dat vigeerde vóór het bestemmingsplan Katwijk aan Zee (2004). In de loop der tijd zijn diverse afwijkingen van het bestemmingplan toegestaan. Om de karakteristiek van het gebied te behouden zijn nog meer afwijkingen echter niet gewenst. De breedte van de straat laat dit niet toe. Met de maten die in het bestemmingsplan zijn vastgelegd voor de Chr. de Wetstraat, is beperkte uitbreiding van de verdieping mogelijk. Uitgangspunt voor een uitbreiding van de woning blijft één laag met een langskap (zadeldak).
Josef Israëlsweg 18A
Het bouwplan betreft het realiseren van een viertal (vakantie)woningen in twee bouwlagen op het verouderde bedrijfsperceel achter de woningen langs de Jozef Israëlsweg. Verwezen wordt naar Tijmstraat 17A/E, waar in het verleden soortgelijke woningen zijn gerealiseerd. Deze situatie is overigens een situatie vanuit het verleden, het voorliggende plan betreft een geheel nieuwe ontwikkeling. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het beoogde bouwplan niet wenselijk, omdat de bebouwingsdichtheid toeneemt en de woningen te dicht op de bestaande woningen worden gesitueerd. Het is daarnaast niet wenselijk om in een nieuwe situatie dergelijke woningen op een binnenterrein te realiseren, waarbij geen extra parkeergelegenheid mogelijk is en de bereikbaarheid (bij calamiteiten) niet is gegarandeerd als gevolg van de (te) smalle toegangsslop. Vanuit ruimtelijke optiek ligt in deze situatie het behoud van het (kleinschalige) bedrijfsmatige karakter van het perceel meer voor de hand of uitgifte als achtertuinen bij de aangrenzende woningen langs de Josef Israëlsweg.
Hessenstraat 26/28
Het verzoek betreft het vergroten van de maximale goot- en bouwhoogten naar respectievelijk 6,0 meter en 9,5 meter. De toegestane goot- en bouwhoogten bedragen respectievelijk 4,5 meter en 8,5 meter. Hierbij wordt verwezen naar de gerealiseerde grotere goot- en bouwhoogten van de buurpanden op Hessenstraat 30 en 32.
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is de gevraagde verruiming niet gewenst. De Hessenstraat is een smalle, relatief korte straat met in de huidige situatie nog overwegend woningen in één bouwlaag met kap. Het is wenselijk om dit karakteristieke straat beeld te behouden.
De in het verleden vergrote woningen in twee bouwlagen met kap op Hessenstraat 30 en 32 zijn afwijkend van dit straatbeeld en worden door de hoge topgevels in de smalle straat als te fors ervaren.
Dit beleid wordt ook in andere smalle straten in De Noord gehanteerd, waarmee afwijking hiervan een ongewenst precedent schept.
Ten opzichte van de bestaande situatie zijn de woningen op Hessenstraat 26 en 28 wel beperkter te verruimen tot een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4,5 meter en 8,5 meter. Een goed voorbeeld hiervan ter vergelijking is de vergrote woning op Jan Tooropstraat 80. Op deze wijze kunnen de kleine woningen worden vergroot en blijft het karakteristieke straatbeeld met overwegend woningen met één bouwlaag met kap intact.
Annastraat 16/16A
Het bouwplan betreft het verzoek tot woningsplitsing en het realiseren van een ruimere kap op het bestaande pand. Het verzoek tot woningsplitsing kan in deze situatie echter niet worden gehonoreerd, omdat de extra parkeerbehoefte van het toevoegen van een woning hier niet in de openbare ruimte en op eigen terrein kan worden opgelost. Het bestemmingsplan staat daarnaast de realisatie van een langskap toe. Het betreft echter een hoekpand met een verbijzondering in de vorm van een afgeschuinde hoekentree. Dit heeft consequenties voor het ontwerp voor een bij deze hoekwoning passende kapvorm. De voorgestelde kapvorm is door de gekozen compositie niet evenwichtig en fors, door het recht optrekken van de achter- en zijgevel over drie bouwlagen en de compositie van de verbijzonderde kapvorm op de afgeschuinde hoek van het pand.
De aanvrager wordt geadviseerd een gewijzigd plan te ontwikkelen binnen de contouren van het bestemmingsplan, er van uit gaande dat de te realiseren kap worden ontworpen ter vergroting van de bestaande woning op de verdieping.
Meeuwenlaan 39-87
Het bouwplan betreft het realiseren van een bergruimte aan de zuidgevel van het appartementengebouw.
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is de beoogde bergruimte niet wenselijk, omdat deze als niet passend bij een appartementengebouw wordt gezien. De aanwezige bergingen zijn geïntegreerd in (de plint van) het hoofdgebouw, danwel geschakeld in rijen achter het appartementengebouw. De beoogde berging verstoort de hoofdvorm van het gebouw en is tevens zichtbaar vanaf de Meeuwenlaan en daarmee een verstoring in het straatbeeld. Het is ruimtelijk denkbaar dat een losse rij extra bergingen achter het appartementengebouw wordt gerealiseerd in lijn met de bestaande bergingen. Dit gaat waarschijnlijk ten koste van de hier aanwezige drie parkeerplaatsen op eigen terrein. De aanvrager wordt geadviseerd om dit alternatief nader te onderzoeken.
Jan Tooropstraat 38
Verzocht wordt de mogelijkheid te bieden om op de woning op Jan Tooropstraat 38 een kap te kunnen realiseren door de bouwhoogte te verruimen tot circa 9 á 9,5 meter. De bestaande woning is een hoekpand grenzend aan zowel de Jan Tooropstraat als de Mr. D. Donker Curtiusstraat in twee bouwlagen met een plat dak en heeft een maximale toegestane goot- en bouwhoogte van 6,5 meter.
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het realiseren van de kap op de woning zoals beoogd niet wenselijk. Het karakteristieke straatbeeld bestaat uit overwegend woningen in één tot twee bouwlagen met kap. De bestaande noklijn in de straat is relatief laag met bescheiden kappen, met maximale bouwhoogten van circa 8 á 8,5 meter. In de Jan Tooropstraat komen enkele woningen in twee lagen met plat dak voor met een relatief hoge bestaande goothoogte van 6 á 6,5 meter. De bestaande goot- en bouwhoogten van deze woningen zijn vastgelegd vanwege het rijzige karakter van de bebouwing in de smalle straat. Afwijking van de bestaande goot- en bouwhoogten schept mogelijk een ongewenst precedent.
In dit specifieke geval betreft het een bijzondere hoeksituatie op het kruispunt met de bredere doorgetrokken Mr. D. Donker Curtiusstraat, waardoor de oorspronkelijke tussenwoning nu een hoekwoning is geworden. Het is denkbaar dat de bestaande woning wordt voorzien van een bescheiden kap met een eenduidige kapvorm, zoals een schildkap met een bouwhoogte van maximaal 8,5 meter en naar verhouding kleine dakkapellen. De beoogde kap doet vanwege de afgeknotte kapvorm onvoldoende recht aan de bijzondere hoeksituatie van de woning. De eventuele mogelijkheid van een dakopbouw is in dit geval maatwerk en afhankelijk van het uiteindelijke ontwerp.
Mr.C.Fockstraat 18
Het verzoek betreft een wijziging van de geldende bestemming. In het verleden was een bakkerij gehuisvest op dit adres. De winkel was gevestigd aan de voorzijde van de woning en de bakkerij in het bijgebouw (ingang zijde Remisestraat). Volgens het bestemmingsplan "Katwijk aan Zee 2004" is de bestemming wonen toegestaan en is de winkelbestemming niet meer van kracht.
Er is een verzoek ingediend om de geldende bestemming van het bijgebouw te verruimen naar (web)winkel/showroom (bezichtigen en afhalen van artikelen) en openstelling/schuurverkoop. Vanuit ruimtelijk oogpunt gaat het bij een webwinkel om het verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom. Een webwinkel, zoals hierboven beschreven, valt onder het begrip “aan-huis-gebonden beroep” en is in het nieuwe bestemmingsplan toegestaan.
Alles wat hier niet onder valt, zoals het afhalen en het showen van de goederen, als ook de schuurverkoop valt onder de bestemming detailhandel. In het provinciaal beleid is bepaald dat nieuwe detailhandel primair gevestigd wordt binnen of direct aansluitend aan de bestaande winkelconcentraties. De betreffende detailhandelsactiviteiten worden gezien als nieuwe winkelvloeroppervlakte en zijn niet gewenst aangezien het betreffende perceel niet is gelegen in het kernwinkelgebied.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.
Locaties Secretaris Varkevisserstraat 64 en Visserijkade 2
Het bestemmingsplan Katwijk aan Zee 2015 bevat twee potentiële woningbouwlocaties die met dit plan een concrete bouwtitel krijgen. De vraag is of deze plannen de toets met de duurzaamheidsladder kunnen doorstaan. De duurzaamheidsladder kent drie criteria. In deze paragraaf gaan we in op deze drie criteria in relatie tot de twee genoemde woningbouwlocaties.
1. Voorzien in regionale behoefte
De provincie heeft bij de opstelling van de Visie Ruimte en Mobiliteit de lokale en regionale autonome woningbehoefte bepaald. Dit is terug te vinden in de provinciale Woningbehoefteraming (WBR 2013). Hierin is het plafond voor de regio(gemeenten) bepaald. De regio Holland Rijnland is opgedeeld in drie sub-regio's en Katwijk maakt deel uit van de sub-regio West samen met Leiden, Oegstgeest, Leiderdorp en Voorschoten. Voor de sub-regio West wordt nog een flinke groei in huishoudens voorzien die groter is dan de huidige planvoorraad.
Volgens de WBR neemt het aantal huishoudens in Katwijk in de periode 2012-2030 met 4.114 toe. De groei van het aantal huishoudens met 1 volwassene bedraagt 2.400. De groei van het aantal huishoudens met 2 volwassenen neemt toe met ruim 1.600. |
Op regionaal niveau is de bestaande plancapaciteit geïnventariseerd waarbij onderscheid is gemaakt in 4 categorieën. Categorie 1 bestaat uit de planologisch harde en realistische plannen. Categorie 2 bestaat uit de zachte, maar realistische plannen en/of harde maar niet realistische plannen. Categorie 3 bestaat uit de zachte plannen of harde plannen die geprogrammeerd zijn vanaf 2020. Categorie 4 bestaat uit plannen met een bovenlokaal, regionaal of zelfs bovenregionaal karakter die gebaseerd zijn op regionale/provinciale afspraken. De Provincie Zuid Holland heeft een Woning Behoefte Raming (WBR 2013) uitgevoerd en de uitkomsten daarvan gelden als een plafond voor de woningbouw per regio/sub-regio/gemeente. Dit WBR plafond heeft uitsluitend betrekking op de plannen uit de categorieën 1 en 2. Op sub-regionaal niveau (Holland Rijnland West) is de aanwezige harde planvoorraad kleiner dan het WBR plafond. Er is dus sprake van een regionale restcapaciteit.
Op gemeentelijk niveau is er ook een plafond bepaald en voor de gemeente Katwijk ligt dit op 2007 woningen voor de periode 2012-2019. Uit de gemeentelijke woningbouwprogrammering blijkt dat er op dit moment plannen zijn voor 1807 woningen. Het woningbouwplan Digros (55 woningen) is opgenomen in categorie 2A en het plan Varkevisserstraat (8 woningen) is opgenomen onder de noemer "Overige kleine plannen" in categorie 2. Beide plannen vallen dus binnen de regionale en lokale plafonds.
2. Voorzien in lokale behoefte
De lokale markt in de gemeente Katwijk bestaat uit 3 sub-markten die gekoppeld zijn aan de voormalige gemeenten Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg. Een groot deel van de mensen wil alleen een woning in de eigen kern en zal zeker niet uitwijken naar een andere kern. Dit blijkt ook uit het recente woningbehoefteonderzoek (november 2014) en wordt ook bevestigd door de verschillende doorstroomonderzoeken (Duinvallei en Rijnsoever) waaruit blijkt dat de vraag voor 85-90% uit de direct omgeving van de locatie (dus uit de kern zelf) komt. Uit het woningmarktonderzoek blijkt ook dat er een zekere behoefte bestaat aan appartementen in de goedkope en middeldure koopsector en vrije huursector. Ook is er vraag naar grondgebonden woningen geschikt voor ouderen. Beide plannen vallen dus in de woningcategorie waar aantoonbaar vraag naar is.
Het plan Digros aan de Visserijkade bestaat uit 56 appartementen in de vrije sector huur. Het plan valt qua fasering in de periode 2020-2024.
Het plan Varkevisserstraat bestaat uit 8 grondgebonden woningen, geschikt voor ouderen, in een hofje in de middeldure koopsector (periode 2017/18). Deze categorie is een niche in Katwijk aan Zee.
3. Vergelijking met ander aanbod (nu en toekomstig)
In Katwijk aan Zee zijn de volgende plannen bekend:
- Haven fase 3 (fasering 2014-2017)
- Haven fase 2b (fasering 2015-2017)
- Zeehospitium (fasering tot 2018)
- Rijnsoever Noord (fasering 2018-2019)
Woningbouwprogramma 2013-2025
Bron: gemeentelijk Woningbouwprogramma
Conclusie
De twee plannen - Varkevisserstraat en Digros - zijn inbreidingslocaties, vallen binnen de regionale en lokale behoefte, sluiten aan bij de vraag (Woningbehoefteonderzoek november 2014), passen in het woningbouwprogramma en zijn regionaal afgestemd. Daarmee voldoen de plannen aan de criteria van de Duurzaamheidsladder.
Functionele structuur
Speelvoorzieningen
Bij nieuwe ontwikkelingen geldt volgens het speelplaatsenbeleid dat de formele speeloppervlakte binnen het plangebied 3% van het totale oppervlakte van het uitgeefbare terrein bedraagt. Gelet op de beoogde doelgroep voor de locatie (m.n. jonge gezinnen) en de beperkte bestaande speelruimte in de directe omgeving is er in de nieuwe stedenbouwkundige opzet hierin voorzien. Op het binnenterrein van het middelste woonblok worden speelvoorzieningen gerealiseerd voor de jongste doelgroepen. Dit betreffen voorzieningen in de categorie A (0-6 jaar) en categorie B (7-12 jaar). Voor oudere jeugd is in het gebied geen voorziening opgenomen. Net buiten het plangebied ligt voor deze doelgroep een basketbalveld.
Bedrijven
Vanuit het economisch beleidsplan zijn speerpunten en prestaties benoemd om de economie te verbreden, ondermeer door het toestaan van bedrijvigheid aan huis en in woonwijken. Dientengevolge dient een regeling voor bedrijvigheid aan huis te worden opgenomen in nieuwe bestemmingsplannen. Hieraan is in voorliggend bestemmingsplan voldaan.
Detailhandel
De detailhandelsvisie, welke is vastgesteld in september 2012, streeft naar zorgvuldige ruimtelijke ordening van winkelvoorzieningen in centra met voldoende kritische massa, goede ruimtelijke randvoorwaarden, in de nabijheid van een woning en passend bij het aanwezige draagvlak. Uit de detailhandelsvisie blijkt dat de huidige winkelstructuur niet duurzaam is en niet voldoet aan de wensen van ondernemers en consument. De detailhandelsvisie streeft naar een structuur met één hoofdcentrum (Katwijk aan Zee), vier duurzame wijkwinkelcentra en één pdv locatie ('t Heen).
In de detailhandelsvisie is ook onderzoek gedaan naar het aanwezige draagvlak in Katwijk. Er blijkt kwantitatief geen aanleiding voor substantiële uitbreiding, wel een kwalitatieve noodzaak voor keuzes en herontwikkeling.
De doelstellingen van de detailhandelsvisie zijn voor Katwijk aan Zee verder uitgewerkt in het masterplan Katwijk aan Zee. In het masterplan is gekozen voor een compact kernwinkelgebied. Door een compact kernwinkelgebied worden passantenstromen geconcentreerd die met extra trekkers combinatiebezoeken vergroot. Ofwel: keuze voor concentratie en kwaliteitsverbetering, waardoor bezoekersaantallen en bestedingen tenminste behouden blijven en zo mogelijk toenemen.
Het kernwinkelgebied bestaat uit de Princestraat, Voorstraat tussen Boulevard en Badstraat, Badstraat, en via de Noordzeepassage en het Emmaplein weer naar de Voorstraat. Buiten het kernwinkelgebied wordt geen nieuwe detailhandel toegestaan. Dit geldt dus ook voor de Zwaaikom, waar de vestigingsbeperkingen voor detailhandel van kracht blijven.
Ook de locatie supermarkt Dirk behoort niet tot het kernwinkelgebied van Katwijk aan Zee danwel tot één van de wijkwinkelcentra. De bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel wordt in dit supermarktcentrum conserverend bestemd.
Op de locatie van Riche wordt, volgens het Masterplan Katwijk aan Zee, bij voorkeur detailhandel gevestigd waarbij ook horeca op deze plek denkbaar is.
Horeca
In het masterplan Katwijk aan Zee doet het masterplan de volgende uitspraken ten aanzien van horeca:
Daarnaast zijn in dit bestemmingsplan:
Terrassen
Bestemmingsplan Katwijk aan Zee - Centrum laat terrassen t.b.v. centrumvoorzieningen toe, via een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid, op de gronden met de bestemming Verkeer-Verblijf.
Het toevoegen van terrassen in het kernwinkelgebied van Katwijk aan Zee draagt bij aan het verlevendigen van het winkelgebied en het vergoten van de (gastvrijheids) beleving van consumenten. Het toevoegen van terrassen past ook bij het type bezoeker dat vooral naar Katwijk komt, in leefstijltermen de 'gele' consument die ook op zoek is naar gezelligheid en saamhorigheid. Het toevoegen van terrassen moet in balans zijn met het winkelaanbod zodat de winkelfunctie van het gebied overeind en sterk blijft.
Ruimtelijke relevante belangen zijn van belang om het rechtstreeks toestaan van terrassen in het nieuwe bestemmingsplan ruimtelijk te onderbouwen. Het is onder ruimtelijke voorwaarden toegestaan om het gebruik als terras rechtstreeks, onder voorwaarden, toe te voegen aan het geldende gebruik. Het betreft de volgende ruimtelijke relevante belangen:
Woon en leefklimaat
Vanuit de wet milieubeheer maakt een terras onderdeel uit van de horeca-inrichting. De bescherming van het woon- en leefklimaat is op milieuaspecten onderbouwd door de milieuparagraaf (hfd. 5), zoals onder andere de milieuzonering van bedrijven (inrichtingen). Terrassen kunnen op basis van het Activiteitenbesluit wel gecontroleerd worden op bijvoorbeeld geurhinder en mechanisch versterkt geluid, maar in beginsel niet op stemgeluid. Stemgeluid wordt wel getoetst als het terras ligt op een omsloten binnenplaats of als het terras verwarmd of overdekt is. Met de regels van het Activiteitenbesluit en het toezicht op de openbare inrichtingen wordt de woon- en leefomgeving voldoende beschermd. Het activiteitenbesluit kent echter geen bescherming tegen overlast. Daarvoor gelden de APV-regels (afdeling 8 toezicht op de openbare inrichtingen).
Van die horeca-activiteiten is in onderstaande tabel een overzicht gegeven van de gemiddeld gangbare geluidsniveaus. Gemiddeld; dat wil zeggen dat in individuele situaties bij een specifieke bedrijfsvoering afwijkende niveaus kunnen voorkomen.
Tabel: Geluidniveaus in horecagelegenheden¹
Type bedrijf | Activiteiten | Gemiddeld geluidsniveau in dB(A) | Categorie van de horeca-activiteit |
Cafetaria, lunchroom | (rustig) praten | 55 – 65 | 1 |
Restaurant | Praten, achtergrondmuziek | 65 – 75 | 1 |
Café, bar | Drukte en muziek | 70 – 90 | 2 |
Disco, danscafé | Luide muziek | > 85 | 3 |
Buitenterras | (druk) praten | 50 – 80 | * |
* Behorend bij een inrichting uit één van de drie categorieën.
¹ Bronnen:
- Horecalawaai en evenementen (editie 2009-2010), praktijkreeks geluid en omgeving, SDU-uitgevers;
- Factsheet Activiteitenbesluit Horeca, januari 2008, Ministerie VROM.
Uit deze gegevens kan worden opgemaakt dat de specifieke bedrijfsvoering bepalend is voor het optredende geluidniveau. In het plangebied zijn voornamelijk horecabedrijven in categorie 1 en 2 actief. Er is slechts één bedrijf in horecacategorie 3 bestemd. Alle horeca-activiteiten zijn in het bestemmingsplan met een functie aangeduid. Uit de verbeelding blijkt dat de horecabedrijven redelijk gespreid zijn gesitueerd. Ook blijkt dat de fysiek beschikbare ruimte voor een terras beperkt is omdat anders de (verkeers-)doorstroming onaanvaardbaar wordt beperkt. Bovendien gaat het geluid van de terrassen op in het omgevingsgeluid.
Er zijn geen milieu-hygiënische belemmeringen om de gronden als terras te gebruiken voor zover deze direct grenzend aan horecabedrijven en detailhandelsbedrijven met horeca als ondergeschikte nevenactiviteit.
Parkeren
In de CROW is geen parkeernorm opgenomen voor terrassen bij horecagelegenheden. Een terras is maar een klein deel van het jaar bezet en als dit in gebruik is, dan is meestal het binnengedeelte van de horecagelegenheid grotendeels leeg. Op basis van deze informatie ontstaat er geen extra parkeervraag in de totale parkeervraag van de horecabedrijven en de detailhandelsbedrijven met horeca als ondergeschikte nevenactiviteit.
Het parkeren kan hoe dan ook goed worden opgevangen in de parkeergarage aan de Boulevard en in beide parkeergarages in de Tramstraat. Voor gasten zijn daar sublieme parkeermogelijkheden op korte afstand van bestemmingen in het centrumgebied van Katwijk aan Zee.
Aangezien het gebruik van de gronden als terras (binnen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied) geen strijdigheid oplevert met de ruimtelijke relevante belangen is het gebruik rechtstreeks toegestaan in het nieuwe bestemmingsplan. Terrasschermen zijn alleen via een afwijkingsbevoegdheid van het college van burgemeeste en wethouders en onder voorwaarden toegestaan, mits ruimtelijk gewenst.
Evenementen
Katwijk aan Zee heeft een eigen identiteit. Het is een vrij rustige badplaats met een breed strand, een Boulevard en aantrekkelijke natuurgebieden aan de noord- en zuidzijde. Hierdoor onderscheidt Katwijk zich van de andere badplaatsen in de directe omgeving. Een doelgroep die zich aangetrokken voelt tot deze omgeving is de doelgroep 'gezinnen'. In aansluiting hierop zijn de recreatievoorzieningen dan ook vooral gericht op de 'gezinsrecreatie'. De herkenbare eigen identiteit wordt voorts gevormd door de kleinschaligheid en de sterke relatie tussen dorp en zee. De directe ligging van de oude kern tegen de Boulevard draagt hier in belangrijke mate aan bij.
Daarnaast speelt het feit dat het massatoerisme hier - in vergelijking met andere badplaatsen - niet de overhand heeft, een grote rol. Klein maar fijn is hoe het ruimtelijke karakter van Katwijk ook wel omschreven wordt. Het centrum van Katwijk is dan ook geen drukke toeristische attractie, zoals bij andere badplaatsen, maar de woonfunctie domineert.
Deze identiteit wil de gemeente Katwijk graag behouden. Anderzijds zorgen ondernemers, verenigingen en de gemeente Katwijk in de huidige situatie voor activiteiten en evenementen op de Boulevard, het strand, het Andreasplein, de Princestraat als ook bij de Zwaaikom zodat er een (grotere) bezoekersstroom ontstaat en de bekendheid van Katwijk vergroot wordt. Evenementen brengen 'de loop' in een gebied waarvan commerciële aanbieders afhankelijk zijn. Daarnaast trekken evenementen (nieuwe) bezoekers aan. Het blijft van belang dat er evenementen worden georganiseerd die passen bij de identiteit van Katwijk.
Evenementen kunnen planologisch relevant zijn, onder meer vanwege de geluidemissie of bezoekersaantallen. Uit jurisprudentie blijkt dat evenementen, die kleinschalig en kortdurend zijn en incidenteel plaatsvinden, niet behoeven te worden geregeld in een bestemmingsplan. Binnen het plangebied wordt het houden van evenementen toegestaan die jaarlijks terugkeren of meer dan één keer per jaar plaatsvinden. Daarom zijn in de regels waarden opgenomen over de omgang van en de frequentie waarin evenementen op een locatie mogen plaatsvinden. Deze zijn nauw afgestemd op het Evenementenbeleid 2016. Daarin is aangegeven hoeveel evenementen per locatie mogen plaatsvinden, wat de toegestane geluidproductie voor een specifieke locatie mag zijn alsmede hoeveel bezoekers uit veiligheidsoverwegingen per locatie zijn toegestaan. Ook de onderwerpen bereikbaarheid en parkeren zijn hierbij betrokken. Verder zijn in de regels ook eindtijden voor evenementen opgenomen. Vanwege het grote draagvlak en de grote spreiding van activiteiten is een uitzondering gemaakt voor evenementen tijdens Koningsdag. De regels rond evenementen zijn mede begaseerd op de evaluatie van het evenementenbeleid in de jaren 2012-2016. In het nieuwe evenementenbeleid is meegewogen dat het houden van grootschalige muziekevenementen in de woonomgeving bezwaarlijk kan zijn en dat voor dergelijke evenementen andere locaties, buiten het plangebied gelegen, meer geschikt zijn.
In de planregels staat dat op een locatie per jaar maximaal vijf evenementen mogen plaatsvinden. Op de verbeelding zijn drie gebieden gemarkeerd waar vaker een evenement mag worden gehouden en mogen ook per activiteit meer bezoekers worden toegelaten. Deze gebieden - 1) Andreasplein, 2) Princestraat/Voorstraat/Badstraat en 3) Zwaaikom - maken deel uit van het kerngebied van de badplaats Katwijk. De voor deze gebieden gestelde aantallen komen overeen met de huidige praktijk van evenementenvergunningen. Bij die analyse van de verleende vergunningen is tevens vastgesteld dat geluid bij slechts enkele evenementen een relevante rol speelt.
Samengevat zijn er geen milieu-hygiënische belemmeringen om binnen het plangebied evenementen te houden.
Parkeren
Het toepassen van parkeernormen bij evenementen is onmogelijk. De weersgesteldheid, de aantrekkelijkheid van het evenenement, etc. zijn factoren die sterk bepalend zijn voor de toeloop van publiek. De meeste evenementen die in de jaarlijkse evenementenkalender zijn opgenomen trekken veel publiek dat lopend, per fiets, scooter of auto naar de Boulevard en het centrumgebied van Katwijk aan Zee stroomt. Publiek bepaalt meestal al vanuit eerdere ervaringen op welke wijze het het beste naar de evenementlocatie kan gaan.
De aanwezigheid van de parkeergarage Boulevard/Zeezijde heeft gezorgd voor tenminste 400 extra parkeerplaatsen in het bewuste gebied. Publiek met de auto zal voorts in de wijde omtrek op zoek gaan naar andere parkeergelegenheid en die ook vinden op de locaties Sportlaan, parkeerterrein Zuidduinen, de Zuid-boulevard en parkeerterrein Noordduinen.
Recreatie en Toerisme
Vanuit het Toeristisch-Recreatief Actieplan is ondermeer als doelstelling benoemd om het verblijfsrecreatief aanbod te vergroten door het bieden van mogelijkheden voor bed&breakfast. Het geldende plan bood al ruimte voor pensions, mits er sprake is van een woning van minimaal 400 m³. In de regeling van voorliggend bestemmingsplan is de flexibiliteit, om pensions te kunnen realiseren door af te wijken van de gebruiksregels, gehandhaafd. Ware het niet, dat aanvullende voorwaarden worden gesteld met het oog op een goed woon- en leefklimaat. De als pension vergunde locaties zijn in principe aangeduid als "specifieke vorm van centrum - hotel". In het masterplan Katwijk aan Zee wordt aangegeven dat het noodzakelijk is om het Baljuwplein te herontwikkelen voor bij voorkeur woningbouw, zorg en/of hotel of breakfast;
Vanuit het Toeristisch-Recreatief Actieplan is ondermeer als doelstelling benoemd om Varend Erfgoed in het Prins Hendrikkanaal te realiseren. De beoogde voorzieningen voor het Varend Erfgoed zijn in het bestemmingsplan Haven fase 2 Zuid opgenomen. Dit betreft met name het juridisch planologisch mogelijk maken van het afmeren van bewoonde Varend Erfgoed schepen in het gebied tussen de Hans van der Hoevenstraat en de brandweerkazerne. Binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan betreft het juridisch planologisch mogelijk maken van het afmeren van niet-bewoonde Varend Erfgoed schepen. In het masterplan is de ambitie geformuleerd om ook meer recreatievaart (dagrecreatie: passantensloepen, watertaxi) mogelijk te maken. Met het vertrek van de Triton wordt dit ruimtelijk mogelijk. Inzet is om de passantenhaven voor sloepen voor de zomer van 2015 te realiseren. Tevens is de locatie geschikt voor het organiseren van de maritieme (haven) geschiedenis gerelateerde evenementen met daarbij passende horeca.
Haven, fase 2 (zuid)
Onderdeel van de nieuw te ontwikkelen bebouwing in Haven fase 2 (Zuid) is een woonzorgcomplex van DSV verzorgd wonen op de hoek van de Van der Hoevenstraat en de Prins Hendrikkade. Binnen dit woonzorgcomplex zal ruimte zijn voor kantoren, welzijnsfuncties zoals eerstelijnszorg en een bij het complex behorend restaurant verdeeld over het pand van Parlevliet en de begane grond van het appartementencomplex aan de zijde van de Prins Hendrikkade.
Uitbreiding voetbalveld in duinpark, Duinoordlaan naast nr. 34
Bij het onderzoek naar vraag en aanbod voetbalcapaciteit in 2013 is voor sportpark Nieuw Zuid opnieuw een onbalans aangetoond tussen vraag en aanbod van bespelingscapaciteit. Uitbreiding van de capaciteit is gebaseerd op onderzoek vraag en aanbod voetbalaccommodaties (2013). Met de substantiële onbalans in vraag en aanbod is evenwel binnen de huidige grenzen van het sportpark niets meer mogelijk. Uitbreiding van de accommodatie in zuidelijk of oostelijke richting is onmogelijk omdat de perceelgrenzen oostelijk en zuidelijk tevens de begrenzing vormen van het Natura 2000 gebied. Met het bestuur van voetbalvereniging Quick Boys is gekeken naar mogelijkheden vlak buiten het sportpark. Ter plaatse van het informele speel- en trapveld ten oosten van Huize Salem is fysieke ruimte beschikbaar om een kunstgrasvoorziening van beperkte afmeting te realiseren, dat op zaterdagen als voetbalaccommodatie voor de E- en F zeventallen dienst doet. Op de overige dagen van de week en buiten het voetbalseizoen blijft de nieuwe voorziening integraal beschikbaar voor openbaar/recreatief gebruik voor bewoners uit de wijk of elders. Door het samenvoegen van deze gebruiksfuncties is er in de nieuwe situatie sprake van multifunctionaliteit.
Voor de recreatieve gebruiksfunctie is de opwaardering van klein(er) speelveld met betontegels naar rubber ingestrooid kunstgras met belijning van een duidelijke meerwaarde. Ook past de multifunctionaliteit uitstekend in de ambitie van het speelruimtebeleidsplan voor verbetering van de voorzieningen in deze wijk voor kinderen vanaf ongeveer 10 jaar.
De verbeterde inpassingsmogelijkheden voor junior- en senior elftallen draagt bij aan het hoofddoel van de sportnota. Hoofddoel in de sportnota is het streven naar een leven lang bewegen voor Katwijkse inwoners. Met de verbeterde inpassingsmogelijkheden ontstaan er betere invullingsmogelijkheden voor het verwerken van het compititieschema. Daarmee draagt het bij aan een structurele wijze van bewegen door bewoners (en bezoekers) van sportpark Nieuw Zuid.
Het realiseren van deze voorziening geschiedt zonder de gebruikelijke veldverlichtingsinstallatie. Gebruik voor voetbal op zaterdag overdag maakt een dergelijke voorziening niet nodig. Verder wordt het veld niet als trainingslocatie in gebruik genomen, omdat op het huidige sportpark voldoende verlichte trainingsfaciliteiten beschikbaar zijn. Op deze wijze is er geen sprake van eventuele lichthinder naar bewoners van het aanpalend gebouw van Huize Salem, noch met lichtuitstraling naar het duingebied.
Stedenbouw
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het bouwplan aanvaardbaar. Het nieuwe speelveld is gesitueerd in de bestaande open ruimte en is landschappelijk goed ingepast met herstel van de huidige voetpadenstructuur door het gebied. Tevens wordt het bestaande omliggende groen zoveel mogelijk behouden. Het nieuwe speelveld wordt tevens voorzien van een hekwerk met een hoogte van circa 2 meter en ballenvangers op de kopse zijden van het speelveld. Het hekwerk en de ballenvangers zijn wenselijk vanuit de functionaliteit als trainings- en wedstrijdveld en om te voorkomen dat er met brommers of fietsers over het kunstgrasveld wordt gereden.
Milieu
Bedrijvigheid
Nabij Salem ligt momenteel een trapveldje / speelvoorziening. Ten behoeve van Quickboys wordt dit trapveldje vergroot en ingericht met kunstgras zodat dit veld op de zaterdag gebruikt kan worden voor de wedstrijden van de E- en F- teams. Het veld wordt niet uitgerust met een geluidsinstallatie en er mogen ook geen lichtmasten worden geplaatst. Buiten de zaterdag om blijft het veld beschikbaar als trapveld / speelvoorziening voor de omgeving. Het veld komt op ongeveer 20 meter afstand van Salem te liggen.
De VNG-richtlijn bedrijven en milieuzonering heeft geen categorie voor een trapveld zonder verlichting en/of geluidsinstallatie. Op de zaterdag als het veld in gebruik is door Quickboys is het een onderdeel van de inrichting, en valt dan onder het activiteitenbesluit. Binnen dit besluit is bepaald dat sportgeluiden niet worden meegenomen binnen de geluidsmetingen. Quickboys kan hiermee voldoen aan zijn vergunning.
Aangezien er momenteel op de locatie al een speelvoorziening is toegestaan en er geen geluidsinstallatie en lichtmasten worden geplaatst en het enkel gaat om het gebruik op de zaterdag door Quickboys wordt de afstand van het trapveld van ongeveer 20 meter ten opzichte van Salem voldoende geacht.
Natuurbescherming
Voor de aanleg van het trapveld is een voortoets voor de Natuurbeschermingswet en de Flora en Faunawet uitgevoerd. Hieruit blijkt dat voor de aanleg en het gebruik geen effecten zijn op het nabijgelegen natura2000 gebied en / of aanwezige flora en fauna.
Geluid - nvt
Luchtkwaliteit - nvt
Bodem - nvt
Externe veiligheid - nvt
Parkeren
Het bestaande trapveldje bij Salem wordt vergroot naar een speelveld. Het wordt vergroot van 700 m2 naar 2976 m2. De netto toename is daarmee 2276 m2. De parkeernorm volgens het beleid is 27 pp per ha netto sportveld. Dit betekent dat de toename een parkeervraag heeft van 6 parkeerplaatsen (0,2276 ha x 27 pp).
De totale parkeervraag van de voetbalclub is 174 pp. Er zijn daar totaal 571 parkeerplaatsen rond de voetbalclub. Hiervan ligt een deel van de parkeerplaatsen binnen acceptabele loopafstand (100 m1) van de ingang van het sportveld. Deze worden natuurlijk gedeeltelijk ook door recreanten gebruikt, maar dan nog is er een overschot aan parkeerplaatsen. De parkeervraag van 6 pp, die voortvloeit uit de vergroting van het trapveldje bij Salem, kan worden opgevangen door de bestaande parkeerplaatsen aan de Laan van Nieuw-Zuid (126 pp).
Archeologie
De voorgenomen werkzaamheden bedreigen geen niveaus met archeologische verwachtingen. Voor dit speelveld geldt de dubbelbestemming Archeologie en paragraaf 5.12 in deze toelichting.
R-Net buscorridor Leiden-Katwijk-Noordwijk
In de Nota voorkeursmaatregelen van de provincie Zuid-Holland is beschreven welke maatregelen worden voorgesteld in het kader van de R-Net buscorridor, die zowel recht doen aan de doorstroming en het rijcomfort van de bussen, als aan de doorstroming van het overige verkeer, de verkeersveiligheid, de ruimtelijke inpassing in de omgeving en het groen. Ook zijn de voorkeurslocaties van de R-net haltes aangegeven.
Op 7 juli 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders, in samenspraak met de gemeenteraad, een definitief besluit genomen over de lijnvoeringsvariant, de voorgestelde maatregelen en de haltelocaties.
Twee haltes zijn gelegen in het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan, te weten halte Noordeinde en halte Vuurbaakplein.
Halte Noordeinde
De huidige twee haltes Noordeinde liggen ver uit elkaar (noordzijde nabij Badstraat en zuidzijde nabij Noordeinde). Vanuit de herkenbaarheid van R-net is gezocht naar locaties voor het haltepaar waarbij de haltes bij elkaar in de buurt liggen. In de omgeving van de Badstraat bleek dit ruimtelijk niet mogelijk. Nabij het Noordeinde is dit wel gelukt.
De bestaande halte aan de zuidzijde en de nieuwe aan de noordzijde worden verlengd vanwege de mogelijkheid dat twee bussen (gelede) R-net- en standaardbus) tegelijkertijd halteren bij de haltes.
Er wordt voorzien in een abri en een overkapte fietsstallingsvoorziening bij de zuidelijke halte (instapzijde). Aan de noordzijde wordt niet voorzien in een abri en fietsstallingsvoorziening. De benodigde fietsstallingscapaciteit van de noordelijke halte is opgenomen aan de zuidzijde. De perronhoogte van de R-net halte sluit direct aan op het trottoir onder de arcade aan de noordzijde. De ruimte onder de arcade kan indien gewenst worden gebruikt als beschutte ruimte door wachtende busreizigers.
De verbeelding is in het ontwerpbestemmingsplan hierop aangepast.
Halte Vuurbaakplein
De halte Vuurbaakplein vormt het eindpunt van R-net. Naast halte-, wacht- en keermogelijkheden voor R-net moet de halte ook voorzien in halte mogelijkheden voor doorgaande reguliere bussen. Wachtende of halterende bussen moeten andere bussen niet hinderen. De kwaliteit van de openbare ruimte en het zicht op de Vuurbaak zijn uitgangspunt geweest bij de reconstructie van het Vuurbaakplein.
Het profiel van de Drieplassenweg wordt voortgezet langs de noordzijde van het Vuurbaakplein. Aan de zuidzijde wordt een korte busbaan in twee richtingen gerealiseerd. De bussen halteren aan beide zijden achter elkaar op de busbaan. De R-net bussen halteren alleen aan de zuidzijde van de busbaan, de reguliere bussen aan beide zijden.
Om de keerbeweging van R-net bussen mogelijk te maken en de langsparkeerplaatsen aan de noordzijde van de rijbaan te handhaven is het noodzakelijk het huidige gebouwtje naast de Vuurbaak te verwijderen. De vrijkomende ruimte wordt gebruikt om een abri en een overkapte fietsstallingsvoorziening te plaatsen.
De verbeelding is in het ontwerpbestemmingsplan hierop aangepast.
Ontsluitingsstructuur Haven, fase 2 (zuid)
De Prins Hendrikkade, de Hans van der Hoevenstraat en de J. van der Vegtstraat zijn straten met tweerichtingsverkeer. De Rahusenstraat wordt (volledig) opengesteld voor (partieel) eenrichtingsverkeer vanaf de J. van der Vegtstraat richting de Visserijkade. De uitrit van het parkeerterrein aan de achterzijde van de Digros sluit hier op aan. De twee nieuwe straten in het plan tussen de Prins Hendrikkade en de J. van der Vegstraat/Rahusenstraat worden straten met (partieel) eenrichtingsverkeer. Het centrale binnenterrein rondom het gasontvangst- en het gasverdeelstation wordt ontsloten vanaf de twee nieuwe straten tussen de Prins Hendrikkade en de J. van der Vegstraat/Rahusenstraat. Het binnenterrein is via de Mr. C. Fockstraat nog voor langzaam verkeer bereikbaar. Voor auto- en fietsverkeer is het niet meer mogelijk om via de Mr. C. Fockstraat door te rijden naar de Prins Hendrikkade. Wel blijft er een doorgang voor wandelaars tussen het binnenterrein en de Prins Hendrikkade. Voor fiets- en autoverkeer ligt parallel aan de voormalige Mr. C. Fockstraat een alternatieve verbinding in de vorm van een woonstraat tussen de J van der Vegtstraat en de Prins Hendrikkade. Fietsverkeer kan in deze straat in twee richtingen rijden , autoverkeer in de richting van de prins Hendrikkade.
Parkeren Haven, fase 2 (zuid)
De parkeernormen zijn geactualiseerd naar de huidige normen die gelden voor deze locatie. Voor de woningen tot circa 300.000 euro geldt een parkeernorm van 1,8 parkeerplaats per woning. Voor de woningen vanaf circa 300.000 euro geldt een parkeernorm van 2,0 parkeerplaats per woning. Voor het woonzorgcomplex geldt voor de appartementen een parkeernorm van 0,7 parkeerplaats per woning. (inclusief gemeenschappelijke ruimte annex restaurant), voor het kantoorgedeelte 1,9 parkeerplaats per 100 m2 bvo en voor de eerstelijnszorg 2,0 parkeerplaats per behandelkamer. Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van het woonzorgcomplex grotendeels op eingen terrein wordt gerealiseerd. Omdat in het plan ook incidenteel appartementen kunnen worden gerealiseerd, kan hiervoor ook een parkeernorm van 1,6 in geval van goedkope appartementen of 1,4 in geval van starterswoningen gelden. De stedenbouwkundige opzet voorziet in een op basis van genoemde normen sluitende parkeerbalans.
Parkeren bij veranderingen in het bestemmingsplangebied
Bij nieuwe ontwikkelingen / bouwplannen wordt door de gemeente een parkeereis gesteld. Uitgangspunt daarbij is dat deze parkeereis op eigen terrein, dan wel binnen het bouwplan / ontwikkelingsgebied wordt opgevangen. Dit om te voorkomen dat de parkeerdruk in en op de openbare ruimte steeds groter wordt. De parkeereis wordt gebaseerd op de vastgestelde parkeernormen zoals weergegeven in de nota "Parkeernormenbeleid Katwijk".
In de parkeereis voor (vrijwel) alle soorten bouwplannen zit ook altijd een deel specifiek voor bezoekers. Dit deel is (o.a.) weergegeven in het handboek "Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom"(ASVV) van de CROW.
Binnen een straal van 200 meter van de parkeergarage Kustwerk (zie overzichtskaart) is het mogelijk om van nieuwe ontwikkelingen / bouwplannen dat deel van de parkeereis ten behoeve van bezoekers naar de parkeergarage te verwijzen. Dat wil zeggen dat het niet noodzakelijk is dat deze parkeerbehoefte op het eigen terrein, dan wel binnen het bouwplan dient te worden gevonden. Bezoekers kunnen (tegen betaling) parkeren in de parkeergarage.
Parkeergarage en gewijzigde hoofdstructuur
De nieuwe parkeergarage aan de Boulevard is zowel voor vervanging van op te heffen parkeerplaatsen in de openbare ruimte als voor uitbreiding van parkeerplaatsen voor bezoekers van het centrum. Het totaal aantal parkeerplaatsen in de parkeergarage is 663. Hiervan zijn 158 parkeerplaatsen ter vervanging van parkeergelegenheid die op straat is verwijderd in verband met realisering van het Kustwerk en ter vervanging van 97 parkeerplaatsen die zullen verdwijnen door opheffing van parkeergelegenheid in het centrumgebied ten behoeve van verbetering van de leefbaarheid aldaar. Er worden hiermee dus 408 parkeerplaatsen aan het centrum toegevoegd. De verkeersstromen zullen door de nieuwe parkeergarage gaan veranderen. De parkeergarage heeft aan beide uiteinden een entree voor het autoverkeer (ter hoogte van de B.J. Blommerstraat en ter hoogte van de steeg naar de Buitensluisstraat bij Boulevard nummer 44). De ontsluiting van de parkeergarage is voorzien via de flanken (route Parklaan-Drieplassenweg-Boulevard) en de route via de Rijnmond-Boulevard. Hiermee wordt de verkeersdruk op de Tramstraat-Koningin Wilhelminastraat bij het centrum verlaagd.
De voor het bestemmingsplangebied nodige ontsluitingsstructuur (voor het autoverkeer) is op 5 juni 2014 vastgesteld. Het gaat om drie routes en twee zogenoemde verbindingsroutes. Vanaf de subring (zoals aangegeven in het IVVP Katwijk) zijn de ontsluitingsroutes de twee eerder genoemde routes aan de flanken en de centraal gelegen route Tramstraat tot aan de parkeergarage Tramstraat. De twee verbindingsroutes zijn via Noordeinde-Dwarsweg-Koninginneweg en aan de zuidkant Sportlaan-Boulevard. Deze ontsluitingsstructuur krijgt de bestemming Verkeer.
Onderstaande afbeelding betreft de ontsluitingsstructuur vanaf de N206. In deze afbeelding is de subring (zoals aangegeven in het IVVP Katwijk) nog niet volledig. Zodra de Westerbaan naar de Meeuwenlaan is gerealiseerd wordt ook deze onderdeel van de hoofdverkeersstructuur.
Onderstaande afbeelding betreft de uiteindelijk beoogde hoofdwegenstructuur incluis de ontsluitingsstructuur voor het bestemmingsplangebied.
HOV
Door het plangebied komt ook de Hoogwaardig Openbaar Vervoer lijn Leiden-Katwijk te lopen. Deze lijn zal zoveel mogelijk aan de R-net eisen gaan voldoen. In het plangebied rijdt deze R-net bus met het verkeer mee, er komt geen vrijliggende busbaan. Om de busverbinding van voldoende snelheid, doorstroming en comfort te voorzien zijn er wel een aantal aanpassingen nodig. Dit is voornamelijk op de kruispunten. Hiervoor wordt op enkele plekken de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied aangepast naar de bestemming Verkeer.
Fiets
Er is een beoogde fietssnelweg vanaf de Vuurbaak via de Drieplassenweg, Laan van Nieuw Zuid, Westerbaan en langs de N206 naar Leiden.
De Sluisweg is één van de hoofdfietsroutes naar het centrum en wordt waarschijnlijk ingericht als fietsstraat.
Haven, fase 2 (zuid)
Voor (de omgeving van) de Haven, fase 2 (zuid) geldt dat de Noordduinen en de groene zone in Hoornes langs het uitwateringskanaal binnen 750 meter zijn gelegen. Binnen het plan wordt groen gerealiseerd door middel van bomen op het binnenterrein, langs de woonstraten en aan het Prins Hendrikkanaal. Op het binnenterrein wordt ruimte gereserveerd voor speelvoorzieningen ingebed in groen.
In de Haven, fase 2 (zuid) kan niet aangesloten worden bij een verbindende (hoofd)groenstructuur, wel maakt het Prins Hendrikkanaal deel uit van een ecologische hoofdwaterstructuur.
Prins Hendrikkanaal
De recreatieve functie van het kanaal worden binnen het plan versterkt, door ligplaatsen voor recreatievaartuigen en door ligplaatsen voor boten van het varend erfgoed. De ligplaatsen voor de boten van het varend erfgoed zijn geprojecteerd aan de zuidzijde van het kanaal, de ligplaatsen voor de recreatievaartuigen zijn in de Zwaaikom gepland. Dit betreft ligplaatsen voor recreatie- en bedrijfsvaartuigen (uitsluitend in gebruik ten behoeve van het vervoer van personen): overnachtingen en bewoning is niet toegestaan.
Een plan is mer-plichtig indien de activiteit voorkomt in de bijlage van het Besluit mer.
Wanneer voor het plan een passende beoordeling nodig is op grond van de Natuurbeschermingswet, dan moet eveneens een mer worden opgesteld. Daarnaast kan de ruimtelijk context of cumulatie met de omgeving aanleiding zijn om een mer-beoordeling uit te voeren.
Onderzoek
Het plan voorziet niet in activiteiten in een omvang als bedoeld in de onderdelen C en D van de bijlage uit het Besluit mer. Ook behoeft voor dit plan geen passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet te worden gemaakt. Uit de in dit hoofdstuk uitgevoerde analyse van milieuaspecten blijkt dat het plan - zowel op zichzelf als in combinatie met andere projecten (cumulatie) - geen belangrijke milieugevolgen veroorzaakt die een mer-beoordeling rechtvaardigen.
Conclusie
Het plan is niet mer(beoordelings)-plichtig.
Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
Katwijk streeft er naar bij elke ruimtelijke ontwikkeling de schade aan het milieu en de menselijke gezondheid op korte en lange termijn zoveel mogelijk te beperken. Zij wil daarmee de kwaliteit en duurzaamheid van de stedelijke ontwikkeling op een zo hoog mogelijk niveau brengen.
Toetsingskader
Regionaal Beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS). Dit instrument is bedoeld om de milieuambities en andere duurzaamheidaspecten een volwaardige plaats te geven in de ontwikkeling van ruimtelijke plannen voor gebieden > 1 hectare (of meer dan 10 woningen). Duurzaamheid is hierbij ruim gedefinieerd als 'People, Planet, Profit' (PPP). Dit betekent dat naast ambities op het gebied van milieu ook maatschappelijke/sociale en economische ambities een plek hebben gekregen in het beleid. Een ambitietabel maakt deel uit van het RBDS.
Regionale DuBoPlus Richtlijn 2008 . De nagestreefde kwaliteit en duurzaamheid van het project dienen op basis van een overeenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelaar geborgd te worden. Voor de woning- en utiliteitsbouw worden de duurzame prestaties berekend met het instrument de GPR-Gebouw en de resultaten gepresenteerd in een schoolcijfer (1 -10). Een 7 is de regionale norm.
Het Klimaatprogramma 2008 kent onder meer een relatie met ruimtelijke ordening, doordat bij ontwikkelingen vanaf 50 woningen de kansen voor CO2-reductie in aanmerking genomen dienen te worden en vanaf 200 woningen een energievisie ontwikkeld dient te worden. Doel hierbij is om te komen tot 18 -100 % reductie van de CO2-uitstoot, afhankelijk van de schaal van de ruimtelijke ontwikkeling.
Het Politiekeurmerk Veilig Wonen werkt preventief tegen woninginbraak, overlast, vandalisme en criminaliteit op straat door eisen te stellen aan het ontwerp van de woonomgeving (wijk en buurt), het wooncomplex en de individuele woning. Het keurmerk stelt ook andere eisen, gericht op voorzieningen (bijvoorbeeld verlichting en begroeiing) of een beheerplan.
Onderzoek
Bestemmingsplan “Katwijk aan Zee “ is een consoliderend plan. Daarom is de verwachting dat er binnen de bevoegdheden van dit plan geen beleidsdoelen kunnen worden gerealiseerd in het plangebied. Sterke en zwakke duurzame aspecten van het plangebied kunnen echter wel gemeten en zichtbaar gemaakt worden, waarmee vervolgens de duurzaamheid van het gebied verbeterd kan worden.
Conclusie
Bij nieuwbouw kunnen met name op de vlakken gezondheid (wegverkeersgeluid), gebouwkwaliteit en energie duurzame ambities worden gerealiseerd. Bij woningen kan de sociale veiligheid verhoogd worden met de toepassing van het Politiekeurmerk Veilig wonen.
Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
Het bestemmingsplan heeft in hoofdzaak betrekking op een gebied met centrumfunctie en wonen. Om met name de woonfunctie te beschermen dient aandacht te worden geschonken aan mogelijk conflicterende bestemmingen. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden.
Toetsingskader
Om het begrip milieuzonering hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de VNG.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk is rustig buitengebied. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende functies en richtafstanden met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter.
Onderzoek
Binnen het plangebied zijn de volgende doeleinden gevestigd als bedrijf of als voorziening:
Doeleinden | soort | bijzonderheid | Milcat. | ||
Maatschappelijke doeleinden | kerken museum, bibliotheek brandweerkazerne scholen verpleeghuizen buurt- en clubhuizen begraafplaats |
ingepast in de bestaande omgeving |
2 1 3.1 2 2 2 1 |
||
Kantoren | bank | 1 | |||
Bedrijven | aannemersbedrijven tuinbouw, bedrijfsgebouw smederij scheepsbouw |
2 2 3 4 |
|||
Detailhandel | supermarkten diverse winkels verkooppunt motorbrandstoffen vuurwerkverkoop |
geen verkoop LPG toegestaan |
1 1 2 1 |
||
Horeca | restaurants,snackbars, cafetaria's, ijssalons cafés, bars discotheken hotels |
1 1 2 1 |
|||
Nutsvoorzieningen | Aardgasdistributie Trafostations |
reduceerstations | 2 1 |
De categorie 3 en 4 bedrijven hebben een effectafstand die reikt tot in het plangebied. Smederij Haasnoot en Jachtbouw J.D. Kuyt zijn via hun omgevingsvergunning (milieuvergunning) al ingepast in de bestaande (woon)- omgeving en vormen zo geen belemmering voor het plangebied.
Voor de brandweerkazerne is onderzocht of deze maatregelen moet nemen, met name voor geluid (rapportnummer F18197-1, 13 april 2007, Peutz ). Aangezien voldaan wordt aan de voorgestelde grenswaarden respectievelijk voorkeursgrenswaarden kan worden geconcludeerd dat de geluidbelasting ter hoogte van de geprojecteerde woningen binnen redelijk te stellen normen valt en er geen aanvullende voorzieningen aan de brandweerkazerne noodzakelijk zijn.
Nabij het plangebied bevindt zich ook een benzinetankstation. De VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering hanteert voor benzinestations zonder LPG een richtafstand van 30 m. Deze afstand wordt bepaald door de milieuaspecten geur en geluid. Het meest-nabij gelegen bouwvlak met de functie 'wonen' is geprojecteerd op minder dan 30 m afstand van de inrichtingsgrens van dat tankstation, circa namelijk 22 m. Om toch een goed woon- en leefklimaat te borgen wordt in het plan een milieuzone opgenomen. Binnen die milieuzone mogen geen geluidgevoelige ruimten worden gerealiseerd. Met deze functiebeperking binnen de milieuzone wordt ook de volgens de VNG-brochure gewenste afstand voor het aspect geur gerespecteerd. De mogelijke milieubelasting vanwege het tankstation op de nieuwe woningen wordt op deze wijze tot een aanvaardbaar niveau beperkt. Het biedt ook de exploitant van het tankstation voldoende zekerheid dat hij de activiteiten binnen aanvaardbare voorwaarden kan blijven uitoefenen.
Dat het bedrijf de activiteiten kan blijven uitvoeren binnen aanvaardbare normen mag worden afgeleid uit de milieuregelgeving. Tankstations vallen in beginsel onder het Activiteitenbesluit en de normstelling in dat besluit wordt als algemeen aanvaardbaar beschouwd. Er zijn echter uitzonderingen. Wanneer de afstand tussen een object waar mensen verblijven[1] en afleverpomp minder dan 20 meter is, wordt een tankstation vergunningplichtig. De vergunningplicht maakt het mogelijk om bijzondere maatregelen of voorzieningen te verlangen, die boven de gangbare normen uit gaan. In de beoogde situatie wordt de afstand tussen de gevoelige ruimten van een woning en een afleverpomp tenminste 40 meter.
[1]Zie voor volledige definitie: Besluit omgevingrecht, bijlage 1, art. 5.4 onder e.
In de regels en op de verbeelding wordt de aanduiding 'Milieuzone-tankstation' opgenomen. Binnen die zone mag geen geluidgevoelige ruimte als bedoeld in art. 1 Wgh worden gerealiseerd. De van de woonbestemming deel uitmakende functies als trappenhuis, garage/berging of galerij zijn wel toelaatbaar.
Toelichting verkooppunt Consumentenvuurwerk
Op locaties waar detailhandel is toegestaan, mag een inrichting consumentenvuurwerk verkopen (tot 10 ton), hierbij hanteert de gemeente Katwijk een maximumstelsel voor verkooppunten. Hiernaast is de verkoop van consumentenvuurwerk tot 10 ton verenigbaar met een centrumfunctie waarbij veiligheidseisen worde gesteld in het vuurwerkbesluit waardoor nadere onderbouwing niet noodzakelijk wordt geacht.
De algemene milieu hygiënische situatie van de bedrijven en voorzieningeninstellingen binnen het plangebied waarop de Wet milieubeheer van toepassing is, is redelijk tot goed te noemen. Van een structureel klachtenpatroon is geen sprake.
Ten opzichte van het vorige bestemmingsplan worden twee wijzigingen mogelijk gemaakt:
Visserijkade 2
Ter hoogte van Visserijkade 2 is een wijzigingsgebied opgenomen voor het realiseren van een nieuw supermarktcentrum met wonen op de verdiepingen.
Zonering bedrijven:
Nabij de supermarkt (Visserijkade) bevindt zich een benzinetankstation. De VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering hanteert voor benzinestations zonder LPG een richtafstand van minimaal 30 m. Deze afstand wordt bepaald door de milieuaspecten geur en geluid.
Geluid wegverkeer
Binnen het plangebied zijn de Industrieweg/Rijnmond en de Karel Doormanlaan de doorgaande wegen. Op een aantal plaatsen langs deze wegen is de geluidbelasting van de gevels van woningen waarschijnlijk ruim hoger dan de voorkeurswaarde van 48 dB Lden.
Op basis van lokaal geluidbeleid is het bevoegd gezag toegestaan om ontheffing van de voorkeursgrenswaarde (hogere grenswaarde procedure) te verlenen De gemeente Katwijk streeft naar een goed woon- en leefklimaat, ook op geluidbelaste locaties. Een van de ontheffingscriteria die de gemeente als nadere eis heeft gesteld is dat woningen door de gekozen situering of bouwvorm een doelmatige akoestische afschermende functie vervullen voor andere woningen (in aantal ten minste de helft van het aantal woningen waarvan de afschermende functie wordt toegekend), of voor andere gebouwen of geluidgevoelige objecten.
Bodem
Op basis van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Katwijk blijkt dat ter plaatse van de projectlocatie diverse bodembedreigende bedrijfsactiviteiten hebben plaatsgevonden die mogelijk een bodemverontreiniging hebben veroorzaakt. Tijdens een indicatief onderzoek op een gedeelte van de locatie zijn in het verleden hooguit lichte verontreinigingen aangetroffen.
Luchtkwaliteit
Geen belemmering.
Externe veiligheid
In de omgeving ligt een hogedruk aardgastransportleiding (W-535-13) van Gasunie.Op ondergrondse transportleidingen voor gevaarlijke stoffen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing. In dit kader moet onderzoek gedaan worden naar de toename van PR en GR voor deze leiding.
Natuur- en landschap
Geen belemmering
Conclusie
In kader van ontwikkeling wordt bij de wijziging bestemmingsplan of de omgevingsvergunning voor het gebruik in afwijking van de bestemming een verkennend bodemonderzoek volgens NEN 5740 uitgevoerd, eventueel gevolgd door nader onderzoek. Indien nodig zal de bodem worden gesaneerd, zodat deze geschikt is voor de nieuwe functie.
Secretaris Varkevisserstraat 64
Ter hoogte van Secretaris Varkevisserstraat 64 is een wijzigingsgebied opgenomen voor het realiseren van acht grondgebonden woningen voor ouderen.
Zonering bedrijven
Geen beperking voor omliggende bedrijven, bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering aangetast,.
Geluid wegverkeer
Geen belemmering.
Bodem
In kader van ontwikkeling dient een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Indien nodig zal de bodem worden gesaneerd, zodat deze geschikt is voor de nieuwe functie.
Luchtkwaliteit
Geen belemmering
Externe veiligheid
Geen belemmering
Natuur- en landschap
Geen belemmering
Conclusie
Op basis van het voorgaande worden de benodigde onderzoeken uitgevoerd voordat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. Hiermee zal worden aangetoond dat het nieuwe plan ruimtelijk inpasbaar zal zijn in de bestaande omgeving.
Conclusie
Op basis van het voorgaande is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en worden bedrijven niet in hun bedrijfsvoering beperkt.
Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
In het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt of nieuwe bronnen gerealiseerd.
Toetsingskader
Verkeer en industrie zijn geluidsbronnen met ruimtelijke relevantie. De Wet geluidhinder stelt kaders voor deze bronnen en normen voor de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten. Omdat de wet het bevoegd gezag toestaat om ontheffing van de voorkeursgrenswaarde te verlenen is lokaal geluidbeleid opgesteld.
Onderzoek
Wegverkeersgeluid
Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dient aandacht geschonken te worden aan het wegverkeersgeluid. Dit bestemmingsplan is echter een zogenaamd beheersplan. Er zijn geen nieuwe bouwlocaties voor geluidgevoelige bestemmingen opgenomen.
Binnen het plangebied zijn de Industrieweg/Rijnmond, de Karel Doormanlaan, de Parklaan en de Zeeweg/Tramstraat de doorgaande wegen. Op een aantal plaatsen langs deze wegen is de geluidbelasting van de gevels van woningen (eerstelijns bebouwing) ruim hoger dan de voorkeurswaarde van 48 dB Lden en varieert van 60 tot en met 69 dB Lden (bron geluidsbelastingskaart 2011).
Vermindering aan de bron van het verkeersgeluid (de auto's en het wegdek) wordt gerealiseerd door maatregelen uit andere beleidskaders, zoals het IVVP.
In het geluidbeleid is de ambitie opgenomen in woongebieden te streven naar een geluidsbelasting van maximaal 63 dB ten gevolge van het wegverkeer op de eerstelijns bebouwing. Voor het omgevingsgeluid achter die eerstelijns bebouwing geldt een streefwaarde van 43 tot maximaal 48 dB. Dit streefbeeld is vooral van belang voor die locaties waar veranderingen aan de eerstelijns bebouwing worden beoogd.
Industriegeluid
Binnen het plangebied zijn geen grote lawaaimakers (zie art. 2.1 lid 3 Besluit omgevingsrecht) toegestaan. Ook ligt het plangebied niet binnen een geluidzone rond een industrieterrein (artikel 41 Wet geluidhinder). Het geluid afkomstig van overige inrichtingen is behandeld in het hoofdstuk omtrent bedrijvigheid.
Evenementen
Evenementen kunnen planologisch relevant zijn, onder meer vanwege de geluidemissie of bezoekersaantallen. Uit jurisprudentie blijkt dat evenementen, die kleinschalig en kortdurend zijn en incidenteel plaatsvinden, niet behoeven te worden geregeld in een bestemmingsplan. Binnen het plangebied wordt niet in een evenemententerrein voorzien.
Varend erfgoed
In het Prins Hendrikkanaal is een zone aangewezen voor aanlegplaatsen van boten die behoren tot het varend erfgoed. Op die boten is bewoning toegestaan. De zone waarin die boten mogen liggen is echter geen aangewezen ligplaats zoals bedoeld in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (geluidgevoelige terreinen). Daarmee is de Wet geluidhinder niet van toepassing op deze functie.
Conclusie
Het plan voorziet niet in nieuwe geluidgevoelige bestemmingen en heeft verder geen gevolgen voor het milieuaspect geluid.
Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
Het plangebied is overwegend in gebruik als winkel- woongebied. Op enkele plaatsen zijn bedrijven dan wel maatschappelijke voorzieningen aanwezig.
Toetsingskader
Het Besluit ruimtelijke ordening stelt eisen aan de uitvoerbaarheid van plannen. Daarom is kennis van de bodem van belang voor het leggen van de bestemmingen. De Wet bodembescherming bevat kaders voor (het saneren van) ernstige verontreinigingen. De Woningwet en de Wet milieubeheer bevatten kaders omtrent het gebruik. Of een verontreiniging moet worden gesaneerd hangt af van de ernst en omvang. Uiteraard speelt het toekomstig gebruik ook een belangrijke rol.
Onderzoek
Op basis van de databank bodeminformatie en de bodemkwaliteitskaart van gemeente Katwijk blijkt dat binnen het plangebied enkele locaties bekend zijn waar (potentieel) verontreinigende activiteiten plaatsvonden en (mogelijkerwijs) een verontreiniging van de bodem is ontstaan. Echter, ten aanzien van het gebruik van deze locaties zijn bij gelijkblijvende gebruiksbestemming vanuit milieu hygiënisch oogpunt geen belemmeringen aanwezig en bestaat vanuit de Wet bodembescherming, dan wel overige milieuwetgeving, geen directe saneringsnoodzaak.
Op een aantal locaties binnen het plangebied (rondom Zuidstraat en Noordeinde) zijn verontreinigingen vastgesteld. Deze verontreinigingen geven geen belemmeringen bij het huidige gebruik van het gebied. Indien ter plaatse van deze locaties in de toekomst herontwikkeling plaatsvindt, dient te worden vastgesteld of sanering van de verontreinigde bodem plaats moet vinden om deze ontwikkeling mogelijk te maken. Tevens zijn er gebieden waar momenteel een bodemsanering plaatsvindt en andere gebieden zijn nog in procedure. Dit betreft echter gebieden die worden ontwikkeld tot woongebied en om die reden tot een voor het toekomstig gebruik acceptabel kwaliteitsniveau worden gesaneerd.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen ingrijpende nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het is daardoor niet noodzakelijk om de bodemkwaliteit binnen het gehele plangebied vast te stellen. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen zal worden bekeken of ter plaatse verontreinigingen bekend zijn of verdachte activiteiten hebben plaatsgevonden. Hierbij dient in het kader van de ontwikkeling een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Indien nodig zal de bodem worden gesaneerd, zodat deze geschikt is voor de nieuwe functie. De binnen het plangebied bekende verontreinigingen geven geen belemmering voor het huidig gebruik. Deze hypothese zal in voorkomende gevallen in de praktijk moeten worden getoetst op grond van de Bouwverordening, de Wet bodembescherming, de Wet Milieubeheer als ook in het kader van grondtransacties.
Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet ook voor een consoliderend bestemmingsplan worden vastgesteld or er sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van normen van luchtkwaliteit.
Toetsingskader
Het bestemmingsplan moet voldoen aan de Wet milieubeheer, Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen. De kern van dit hoofdstuk is het Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL), een bundeling van maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Uit het NSL volgt het onderscheid tussen grote en kleine projecten:
Het begrip 'in betekenende mate' (Wm, art. 5.16 lid 1c), is verder uitgewerkt in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Nibm). Een plan draagt niet in betekenende mate bij als aannemelijk wordt gemaakt dat de toename van de jaargemiddelde concentratie aan fijnstof of stikstofdioxide minder is dan 3 % van de grenswaarde van 40 ug/m3. Dan hoeft niet verder te worden getoetst aan de grenswaarden uit de wet. Naast de 3 %-grens uit het Besluit Nibm is er de Nibm-regeling, waarin categorieën van gevallen zijn benoemd welke in elk geval niet bijdragen. Onder die categorieën vallen woningbouwlocaties (tot 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg) en kantorenlocaties (tot 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij één ontsluitingsweg). Met de toepassing van de regeling wordt op cijfermatige wijze gekwantificeerd of een project in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging.
Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening moet ook worden vastgesteld of er sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
Onderzoek
De bestaande toestand van de luchtkwaliteit in Nederland wordt door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu gemonitord en is vastgelegd in de NSL-Monitoringstool. Voor het plangebied blijkt dat over het peiljaar 2010 de actuele concentraties lager zijn dan 35ug/m3 en daarmee ruimschoots onder de grenswaarden blijft. Ook naar de toekomst leiden autonome ontwikkelingen niet tot overschrijding van een grenswaarde. In het plan wordt niet in nieuwe ontwikkelingen voorzin waardoor het plan voldoet aan de Nibm-criteria.
Conclusie
Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van een (dreigende) overschrijding van een grenswaarde voor luchtkwaliteit. Ook voorziet dit plan niet in nieuwe ontwikkelingen en daarom hoeft geen verdere beoordeling van de luchtkwaliteit te worden uitgevoerd.
Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
In de nabijheid van het plangebied liggen de Staatsnatuurmonumenten Coepelduinen en Berkheide, gebieden waarop de Natuurbeschermingswet van toepassing is en ook aangewezen als Natura2000-gebieden. Het bestemmingsplan voorziet geen veranderingen die van invloed zijn op de Staatsnatuurmonumenten.
Het bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de Ecologische Hoofdstructuur.
Toetsingskader
Gebiedsbescherming
In het aanwijzingsbesluit van genoemde gebieden zijn de beschermingsdoelstellingen benoemd. In de provinciale milieuverordening (PMV) is een groot gedeelte van Berkheide aangewezen als milieubeschermingsgebied voor stiltegebied en voor grondwater.
Soortenbescherming
De Flora- en faunawet verbiedt om dieren te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren. Voor alle werkzaamheden in het kader van het bouwen en inrichten van de buitenruimte moet worden voorkomen dat beschermde dieren- en plantensoorten schade ondervinden. Ten behoeve van de omgevingsvergunning moet worden aangetoond, middels ecologisch onderzoek, dat hetzij geen schade wordt toegebracht, hetzij hiervoor ontheffing van de Flora- en faunawet is verkregen. In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan zal aannemelijk moeten worden gemaakt, op basis van een verkennend onderzoek of bestaande gegevens, dat de omgevingsvergunning zal kunnen worden verleend.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Nabij het plangebied zijn natuurbeschermingsgebieden aanwezig. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, hierdoor is het niet noodzakelijk om nader onderzoek uit te voeren om effecten van het plan op de Natura 2000-gebieden in beeld te brengen.
Soortenbescherming (Flora- en faunawet)
Op basis van de Natuurwaardenkaart Katwijk kan worden vastgesteld dat binnen het plangebied (beschermde) soorten mogen worden verwacht. Vóór de uitvoering van een project moet specifiek voor die locatie onderzoek worden gedaan naar mogelijk negatieve effecten op beschermde soorten en zo nodig bij het bevoegde gezag een ontheffing worden gevraagd.
Conclusie
In het plangebied zijn geen milieubeschermingsgebieden (bijv. voor stilte of grondwater) aanwezig en er zijn geen (mogelijk) negatieve effecten op een natuurbeschermingsgebied. Voor de uitvoering van een project ter bescherming van mogelijk negatieve effecten op beschermde soorten dient zo nodig bij het bevoegde gezag een ontheffing worden gevraagd.
Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
In/nabij het plangebied is een aardgastransportleiding van de Gasunie NV, een gasverdeel- en een gasontvangststation aanwezig. Het bestemmingsplan betreft een consoliderend plan waarbij geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk worden gemaakt.
Toetsingskader
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals bij de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij de herinrichting van een gebied bepalen deze risico's mede de ruimtelijke mogelijkheden.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient te worden onderzocht in hoeverre er sprake is van aanwezigheid van risicovolle activiteiten in de nabijheid van het plangebied. Dat kan zowel inrichtingen als transporten betreffen. Van die activiteit dient het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) te worden bepaald en eventueel de toename hiervan.
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Voor bestaande situaties wordt het niveau van 10-5 per jaar als grenswaarde gehanteerd, 10-6 per jaar geldt als richtwaarde. Voor nieuwe situaties geldt een grenswaarde van 10-6 per jaar. Een richtwaarde is daarbij niet van toepassing.
Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te zijn verantwoord.
Onderzoek
In het plangebied zijn geen bedrijven waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is. Routes voor gevaarlijke stoffen zijn binnen het plangebied niet aangewezen.
Het gasontvangstation (capaciteit < 40.000 m3/h) heeft een minimale veiligheidszone van 25 meter en het gasverdeelstation heeft een minimale veiligheidszone van 15 meter tot de gevel van kwetsbare objecten. Het huidig ontwerp voldoet hieraan.
Gastransportleiding
In het plangebied ligt een hogedruk aardgastransportleiding (W-535-13) van Gasunie. Deze leiding heeft een diameter van 6 inch en een werkdruk van 40 bar. Op ondergrondse transportleidingen voor gevaarlijke stoffen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing. In dit kader is onderzoek uitgevoerd naar de PR en GR voor deze leiding. De risicoberekening is uitgevoerd met Carola, een door de overheid goedgekeurd
softwarepakket voor het uitvoeren van risicoberekeningen aan aardgastransportleidingen. De conclusies uit het onderzoek zijn hieronder beschreven. Het onderzoeksrapport is daarnaast in zijn geheel bijgevoegd als bijlage (rapport Externe Veiligheid).
PR berekening
Uit het onderzoek blijkt dat de PR-contour 0 (nul) meter bedraagt.
GR berekening
Het groepsrisico is berekend voor het leidingsegment wat in het plangebied het hoogste groepsrisico veroorzaakt. Dat leidingsegment heeft een lengte van 1000 meter + 2 x 65 meter (de zonebreedte) + het leidinggedeelte binnen het plangebied. De overschrijdingsfactor is de maximale verhouding tussen de FN-curve en de oriëntatiewaarde. Daarmee is de overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden. Een overschrijdingsfactor kleiner dan één geeft aan dat de FN-curve onder de oriëntatiewaarde blijft. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een minimale overschrijdingsfactor van 0,11. De overschrijdingsfactor van één kilometer segment is uitgezet in een FN-curve voor de huidige situatie.
Conclusie onderzoek
Uit onderzoek blijkt dat in dit bestemmingplan zowel voor het PR als het GR geen knelpunten zijn. De huidige situatie in het plangebied zorgt niet voor een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Hiernaast vinden geen ontwikkelingen plaats die een wijziging in het groepsrisico veroorzaken. In het plan is voldaan aan de noodzakelijke veiligheidsafstanden. Het plangebied betreft een woongebied met enkele kwetsbare objecten. De bereikbaarheid en de primaire en secondaire bluswatervoorziening is voldoende.
Conclusie
De conclusie luidt dat de veiligheid in het kader van dit bestemmingsplan niet in het geding is.
Een plan is mer-plichtig indien de activiteit voorkomt in de bijlage van het Besluit mer.
Wanneer voor het plan een passende beoordeling nodig is op grond van de Natuurbeschermingswet, dan moet eveneens een mer worden opgesteld. Daarnaast kan de ruimtelijk context of cumulatie met de omgeving aanleiding zijn om een mer-beoordeling uit te voeren.
Onderzoek
Het plan voorziet niet in activiteiten in een omvang als bedoeld in de onderdelen C en D van de bijlage uit het Besluit mer. Ook behoeft voor dit plan geen passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet te worden gemaakt. Uit de in dit hoofdstuk uitgevoerde analyse van milieuaspecten blijkt dat het plan - zowel op zichzelf als in combinatie met andere projecten (cumulatie) - geen belangrijke milieugevolgen veroorzaakt die een mer-beoordeling rechtvaardigen.
Conclusie
Het plan is niet mer(beoordelings)-plichtig.
Ondergrondse inzamelvoorzieningen zijn nutsvoorzieningen en vallen, voor zover gelegen binnen verkeers- of groenbestemmingen, onder de toegelaten bouwwerken en voorzieningen. Over het algemeen zijn deze vergunningvrij.
Korte geologische karakterisering van het plangebied
Het plangebied is (grotendeels) gelegen in voormalig duingebied. De maaiveldhoogte varieert van 2,50 tot 11,00 m¹ boven NAP. De bodem bestaat uit zand en op ca. NAP bevindt zich, tot de kustlijn, een kleilaag variërend met een dikte van 1 tot en met 5 meter. De omgeving J. van der Vegtstraat is het laagst gelegen.
Ten noorden van het plangebied ligt het Uitwateringskanaal en de Binnenwatering, ten westen ligt de Noordzee en aan de noordoostzijde het Prins Hendrikkanaal. Dit oppervlaktewater is van invloed op de geohydrologische situatie van het plangebied.
Oppervlaktewater is door de hoogteligging in het plangebied niet aanwezig en het gebied heeft dan ook geen plaats voor de waterhuishouding. Bepalend voor de grondwaterstromingen is het duingebied, de Noordzee, het Prins Hendrikkanaal, het Uitwateringskanaal en de Binnenwatering.
Water in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen
De gemeente is verantwoordelijk voor stedelijk water. De afspraken uit het Waterplan zijn leidend voor de planvorming. Bij nieuwe ontwikkelingen is een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit noodzakelijk. Het aspect waterhuishouding dient hierbij nadrukkelijk betrokken te worden. Het bestemmingsplan maakt twee ontwikkelingen mogelijk.
Watercompensatie
Ter hoogte van Secretaris Varkevisserstraat 64 is een wijzigingsgebied opgenomen voor het realiseren van acht grondgebonden woningen. Dit betreft een binnenterrein in een gesloten bouwblok waarbij de oppervlakte van de betreffende percelen, op een klein gedeelte ten noordoosten van het wijzigingsgebied na, is verhard.
Ter hoogte van de Visserijkade 2 en omgeving is een wijzigingsgebied opgenomen voor het realiseren van 56 appartementen op de bestaande supermarkt Dirk en 2 grondgebonden woningen. Door de bouw neemt de oppervlakte verharding niet toe. De gronden waarop de 2 grondgebonden woningen zijn geprojecteerd zijn in de huidige situatie al verhard.
Als er bij de ruimtelijke ontwikkelingen een toename zal zijn van meer dan 500 m2 verhard oppervlak moet een extra wateroppervlak van 15% worden gerealiseerd.
Riolering
In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (VGRP) zijn vervolgens afspraken gemaakt aangaande de zorgplicht van grondwater, hemelwater en afvalwater.
Keur en Beleidsregels
Voorts geldt voor diverse ontwikkelingen in het buitengebied de Keur van het waterschap. De Keur is van toepassing op watergangen die in de Keur zijn opgenomen. De regelgeving van de Keur blijft van toepassing ongeacht of in bestemmingsplanregels deze regelgeving is overgenomen of ernaar wordt verwezen.
De stabiliteit en de kerende functie van dijken en kaden dient te prevaleren boven andere belangen. Op basis van de Legger krijgt de waterkering een kernzone en een beschermingszone. De waterkering in het gebied en de bijbehorende beschermingszone zijn in het bestemmingsplan als Waterstaat - Waterkering opgenomen. Op deze manier is de veiligheid in het gebied voldoende gewaarborgd. Het verrichten van aanleg- en bouwwerkzaamheden binnen de kernzone / beschermingszone is niet mogelijk zonder vergunning van Rijnland te hebben, zulks ter bescherming van de waterstaatkundige belangen.
Voor de gehele keurzone (kern- en beschermingswzone) van waterkeringen geldt de Keur. Hierin zijn verbodsbepalingen met betrekking tot graven, bouwen etc. opgenomen.
De watergang (Prins Hendrikkanaal) is bestemd als Water.
Op het terrein bij de supermarkt Dirk is een ondergrondse bergbezinkbassin aanwezig. Dit is verankerd in het GRP/BRP van de gemeente Katwijk. Dit bergbezinkbassin is opgenomen op de verbeelding met een aanduiding, om het gebruik van de gronden voor dit bassin mogelijk te maken.
Watertoets
Het waterschap is in een vroeg stadium bij de planvorming betrokken. In het kader van het vooroverleg is het bestemmingsplan aan het Hoogheemraadschap verzonden. Het Hoogheemraadschap heeft een reactie gegeven op de waterparagraaf en deze is aangepast. Voor het plan is vervolgens een positief wateradvies verstrekt.
Waterneutraal bouwen
De drie trapsstrategie uit WB21 (Waterbeheer in de 21e eeuw) vasthouden- bergen- afvoeren is uitgangspunt bij waterneutraal bouwen. Om uitvoering te geven aan WB21 is het Nationaal Bestuursakkoord Water afgesloten tussen rijk, provincies, gemeenten en waterschappen.
Voor maatregelen dient de volgende volgorde te worden aangehouden:
Voorbeelden van bovengenoemde maatregelen zijn:
Indien moet worden afgevoerd naar het oppervlaktewater treedt de 15 % regel in werking.
Dit betekent dat van het toegenomen verhard (met een ondergrens van 500 m2) oppervlak 15 % aan extra wateroppervlak moet worden gerealiseerd.
Grondwater
In de Wet gemeentelijke watertaken zijn regels opgenomen voor grondwater. De eigenaar van het perceel is zelf verantwoordelijk voor het grondwater. Daarbij heeft de gemeente een zorgplicht maar kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor grondwateroverlast.
De grondwaterproblematiek vraagt de nodige aandacht, onder andere door de aanzienlijke hoogteverschillen in het plangebied. De afstroming van het grondwater vindt globaal gezien plaats in de richting van de vaarwegen, waarbij het grondwater op sommige locaties bijna tot het maaiveldniveau rijkt. Het is daarom wenselijk dat bouwplannen gepaard gaan met een goed gefundeerd drainageadvies.
Duurzaam bouwen
De toepassing van uitloogbare bouwmetalen zoals koper, zink en lood voor dakbedekking, gevelbekleding, regenwaterafvoer, drinkwaterleidingen of straatmeubilair moet zo veel mogelijk worden voorkomen zodat minder verontreinigende stoffen in het watersysteem terecht komen.
Archeologische monumenten en waarden
Er zijn geen wettelijk beschermde archeologische rijksmonumenten in het gebied aanwezig.
In de uiterste zuidoosthoek van het plangebied ligt een klein stuk (circa 1,5 ha) van het archeologische monument Zanderij-Westerbaan met nr. 7224. Het gaat om een terrein van hoge archeologische waarde met resten van de Romeinse tijd tot en met de late middeleeuwen. Op het monument is de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland (vastgesteld 9 juli 2014) van toepassing:
Artikel 2.4.4 Archeologie en Romeinse Limes
Lid 1 Bekende archeologische waarden
Een bestemmingsplan voor gronden met een hoge of zeer hoge bekende archeologische waarde, waarvan de
plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op 'Kaart 12 Archeologie', bevat bestemmingen en de daarbij
behorende regels die de bekende archeologische waarden beschermen.
Lid 2 Verbod op roeren bodem
De regels, bedoeld in het eerste lid, voorzien in elk geval in een verbod op werken of werkzaamheden waarbij
de bodem tot meer dan 30 centimeter onder het maaiveld wordt geroerd, tenzij:
a. door middel van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden
aangetast, of
b. het werken of werkzaamheden betreffen die naar hun aard de archeologische waarden niet aantasten.
Lid 3 Afwijkingsmogelijkheid voor behoud ex situ
In afwijking van het tweede lid kan het bevoegd gezag bij uitzondering besluiten tot behoud van de
archeologische waarden 'ex situ', als andere belangen prevaleren.
De historische dorpskern van Katwijk aan Zee is als waarde opgenomen op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Katwijk. De kans op archeologische sporen wordt voor deze zone als zeer groot geacht. Als uitgangspunt geldt de bebouwing en ontwikkeling tot 1850.
Archeologische verwachtingen
Op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart ligt het plangebied in de landschappelijke zone "het duingebied van Katwijk" met de omschrijving "duinzand op kwelder- en/of wadafzettingen". Het pakket duinzand kan bestaan uit Jong en Oud Duinzand. Deze landschappelijke eenheid is verder onderverdeeld in vijf categorieën afhankelijk van de dikte van het Jong Duinzand. Voor het Jong Duinzand geldt een lage verwachting. Voor het onderliggende Oud Duinzand geldt een hoge verwachting vanaf de ijzertijd en voor de kwelder- en/of wadafzettingen een middelmatige verwachting vanaf de bronstijd. De hoge en middelmatige verwachting gelden vanaf een hoogte van 5 m +NAP en lager.
In het noordelijke deel van het plangebied ligt een zone die staat aangegeven als de limeszone met als specificatie "tussen zuidoever watervoerende geul in de Romeinse tijd in het noorden en de limesweg in het zuiden". De limeszone is de zone waar de verwachting hoog is op archeologische resten die te maken hebben met de Romeinse rijksgrens die over het grondgebied van de gemeente Katwijk loopt. Een onderdeel van deze limeszone is de zogenaamde limesweg waarvan op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart een vermoed deel van het tracé is aangegeven. De provincie Zuid-Holland heeft eveneens een limeszone aangewezen en er middels de Verordening Ruimte (vastgesteld 9 juli 2014) een beschermingsregime opgelegd:
Artikel 2.4.4 Archeologie en Romeinse Limes
Lid 4 Archeologische verwachtingswaarde binnen de Romeinse Limes
Een bestemmingsplan voor gronden binnen de Romeinse Limes met een hoge of zeer hoge archeologische
verwachtingswaarde, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op 'Kaart 12 Archeologie', bevat
bestemmingen en daarbij behorende regels die de verwachte archeologische waarden beschermen.
Lid 5 Archeologisch onderzoek
De regels als bedoeld in het vierde lid voorzien in elk geval in de voorwaarde van archeologisch onderzoek
bij werken of werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m2 waarbij de bodem tot meer dan 30
centimeter onder het maaiveld wordt geroerd en de voorwaarde, dat gehandeld wordt in overeenstemming
met de uitkomsten van dat onderzoek.
In haar beantwoording van de zienswijzen op de Actualisering 2012 constateerde de provincie dat artikel 18 tweede lid, en artikel 19 eerste lid, ruimte lieten voor afwijkingen en maatwerk als aangetoond is dat de bekende archeologische waarden niet worden aangetast. Dit is bijvoorbeeld het geval als uit onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden op grotere diepte liggen of geclusterd op een deel van het terrein. Voorts staat in de toelichting vermeld dat werken of werkzaamheden die naar de aard de archeologische waarden niet kunnen aantasten, zoals normaal onderhoud, gebruik en beheer, ook verricht kunnen worden zonder archeologisch onderzoek.
Hoewel het in dit bestemmingsplan gebieden binnen de Limes met hoge archeologische verwachting betreft, heeft de gemeente, vanwege de specifieke aard van het duingebied, gemeend op vergelijkbare wijze het gemeentelijk archeologisch vooronderzoek te kunnen verwerken. Uit gemeentelijk archeologisch vooronderzoek is gebleken dat voor een groot deel van de duingebieden de verwachte waarden op grotere diepte dan 30 cm beneden maaiveld zijn gelegen vanwege de aanwezigheid van Jonge Duinen (met toppen tot 35 m + NAP). Om deze reden wordt voor dit deel van de provinciale limeszone de verwachtingshoogte vanaf 5 m +NAP gehanteerd die gezien wordt als het hoogste voorkomen van oud duinzand. Dit is vastgelegd in het gemeentelijk archeologische beleid.
Recent archeologisch onderzoek in het plangebied
Binnen de begrenzingen van het plangebied heeft op enkele locaties archeologisch veldonderzoek plaatsgevonden. Deze locaties hebben geen dubbelbestemming archeologie meer.
Conclusies
Op basis van bovenstaande (recente) archeologische onderzoeken en gegevens blijft grotendeels onverminderd de archeologische waarde en verwachting van kracht zoals die is weergegeven op de verwachtings- en beleidsadvieskaart. De archeologische waardevolle gebieden en archeologische verwachtingsgebieden zijn als dubbelbestemming opgenomen op de verbeelding, respectievelijk de dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie (vrijstellingsnorm 30 centimeter) en Waarde-Archeologisch Verwachtingsgebied 1 (vrijstellingsnorm 100 m² / 30 centimeter) en Waarde-Archeologisch Verwachtingsgebied 2 (vrijstellingsnorm 100 m² / tot 5 m +NAP).
Tientallen eeuwen van ontginnen, bouwen, wonen en werken hebben Zuid-Holland gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Kerken, boerderijlinten, bollenschuren, dorpsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen hiervan. Deze cultuurhistorische waarden zijn van grote betekenis voor onze leefomgeving. Daarom willen rijk, provincie maar ook de gemeente Katwijk deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Hieronder wordt aan de hand van de historische stedenbouw, het historisch landschap en de archeologie voor het plangebied verkend welke waarden er aanwezig zijn en welke mogelijkheden er vanuit deze onderwerpen zijn.
Wederopbouw van nationaal belang
Sloop
In 1943 heeft de Duitse bezetter opdracht gegeven om de bebouwing aan de zeezijde van het oude vissersdorp Katwijk aan Zee te slopen. De Duitsers waren sinds 1942 bezig met de bouw van een verdedigingslinie die vanaf Noorwegen tot Spanje liep en bedoeld was om een aanval van de geallieerden af te slaan. De linie bestond uit bunkers, loopgraven, tankmuren en tankgrachten, forten en alle bijbehorende bouwwerken. Het zeefront van Katwijk werd als een zwakke schakel aangemerkt en men besloot vrijwel alle bebouwing langs de Boulevard te slopen om vrij schootsveld te hebben èn om een tankmuur te bouwen.
De Oude of Andreaskerk bleef staan, maar verloor haar toren. De Vuurbaak en Villa Allegonda, waar de Duitsers hun intrek hadden genomen, bleven ook overereind. Voor de rest ging alles plat.
Wederopbouwplannen
Al in de oorlog werden plannen gemaakt voor een herbouw, die na de oorlog concreet werden. In de Badplaatsennota van 1947 werden richtlijnen opgesteld voor de herbouw van de badplaatsen langs de Noordzee. Besloten werd om Katwijk aan Zee een woonboulevard te geven aangezien er niet veel langblijvende vakantiegangers en dagjesmensen werden verwacht, in afwijking van de meer op toeristen gerichte badplaatsen Noordwijk en Scheveningen. In Katwijk vonden de toeristen hun overnachtingsplek meer bij particulieren dan in grote hotels: een voortzetting van de vooroorlogse situatie.
In Katwijk voerde een supervisor toezicht op de ontwerpen van verschillende architecten die de Boulevard pandsgewijs, met de oorspronkelijke kleinschaligheid opbouwden. De bebouwing van de Boulevard vond plaats in een mengvorm van traditionele architectuur (zoals het Andreashof met baksteen en dakpannen) en modernistische ontwerpen met betonconstructies en flauw hellende of platte daken. Behalve voor de architectuur was er ook aandacht voor het wegennet: het fijnmazige wegenpatroon werd weliswaar met terughoudendheid vervangen door bredere wegen waar ook het openbaar vervoer terecht kon. Maar bovenal was het karakter van Katwijk van belang: de combinatie tussen vissersdorp en gemoedelijke familiebadplaats.
Uitvoering
In eerste instantie was de bekende architect H. van der Kloot Meyburg de supervisor van de 10 hoofdarchitecten, die tezamen het basisplan uitwerkten tot een stedenbouwkundige opzet. Hij werd in 1953 vervangen door S.J. van Embden, die de functie van stedenbouwkundige lange tijd voor de gemeente heeft vervuld. Onder de hoofdarchitecten werden weer andere architecten aan het werk gezet met hun eigen achtergrond en uitgangspunten. Zij werkten binnen de vooraf vastgelegde kaders, waardoor de voor de Boulevard zo kenmerkende "eenheid in verscheidenheid" ontstond. De panden aan de Boulevard zijn individueel geen architectonische hoogvliegers, maar met elkaar vormen zij een uniek, goed bewaard en karakteristiek jaren 1950 Wederopbouwensemble.
De Princestraat werd gebouwd vanuit het idee dat de winkelstraat het vissersdorp met de badplaats zou verbinden. Daarnaast bood de Princestraat de mogelijkheid bij slecht weer in de luwte van de wind te kunnen winkelen en daarmee vertier te bieden voor toeristen.
De hele opzet en uitvoering van de wederopbouw van de Katwijkse boulevard heeft ervoor gezorgd dat er een uniek stedenbouwkundig ensemble is ontstaan dat terecht het predikaat "van nationaal belang" heeft gekregen.
Historische bouwkunde
In het plangebied staan karakteristieke gebouwen met een hoge architectuurhistorische waarde, zoals het Katwijks museum en de al eerder genoemde vissershuisjes.
Historisch Landschap
De kust, met duinen, strand en zee is altijd van groot belang geweest voor het vissersdorp Katwijk, waar men met bomschuiten viste die op het strand getrokken werden. De hoogteverschillen van het dorp in de duinen is nog herkenbaar. Verder zijn de aanleg van het Prins Hendrikkanaal voor de visindustrie en de oude wegen naar Katwijk aan den Rijn karakteristieke elementen die veel vertellen over de ontwikkeling van Katwijk.
Toetsingskader
In het gebied is sprake van historische stedenbouw, omdat het hier gaat om het eeuwenoude vissersdorp aan zee met kleine vissershuisjes en kronkelende straatjes en natuurlijk de Boulevard met zijn opvallende bebouwing uit de Wederopbouwperiode. De Boulevard is als woonboulevard zo uniek, dat het rijk in de Visie Erfgoed en Ruimte deze van nationaal belang heeft bestempeld. Onder het oude monumentenregime zou dit predikaat hebben betekend dat de Boulevard een rijksbeschermd dorpsgezicht was geworden. De bescherming van een rijksbeschermd dorpsgezicht heeft altijd plaatsgevonden via het bestemmingsplan. Ook in dit geval is de meest geëigende weg om de cultuurhistorische waarden van de Boulevard te beschermen en het rijkspredikaat te handhaven in het onderhavige bestemmingsplan. Daarin wordt aan de Boulevard en de achterliggende Princestraat een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie gegeven. Voor het slopen van gebouwen is een vergunning vereist.
Voor het slopen en wijzigen van gebouwen is een vergunning vereist, die toetsin moet worden voorgelegd aan de monumentencommissie genaamd "Erfgoedcommissie". Zij letten bij veranderingen op het behoud van de karakteristieke kenmerken van de Wederopbouwarchitectuur.
Ook de oude stratenpatronen, zoals beschreven in paragraaf 3.1, hebben een dubbelbestemming cultuurhistorie om hun historische karakteristiek te behouden.
De herziening van het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels zijn juridisch bindend. De toelichting moet hierbij gezien worden als een uitleg wat met de verbeelding en de regels wordt beoogd. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van de functies en vorm in het bestemmingsplangebied. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar zijn en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Planvorm
Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande woonbebouwing en de voorzieningen in het plangebied een consolidatie- en beheerfunctie en staat twee ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is de aanwezige functies te behouden. Het bestemmingsplan is daarmee te karakteriseren als een consoliderend bestemmingsplan. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.
Bij de opstelling van dit bestemmingsplan is perceelsgewijs de maximaal aanvaardbare stedenbouwkundigefunctie variant bepaald. Deze is vervolgens in het bestemmingsplan opgenomen. Dit betekent concreet dat perceelsgewijs de maximale bouwmogelijkheden en gebruiksvormen in dit bestemmingsplan vastliggen. Hieruit volgt dat er in beginsel geen ruimte is om, met de mogelijkheden die de wet daarvoor biedt, nog andere bouwmogelijkheden en/of gebruiksvormen toe te staan.
Alleen in uitzonderlijke gevallen, waarin sprake is van onvoorziene ontwikkelingen, zal worden overwogen van dit bestemmingsplan af te wijken.
Verbeelding en regels
Uitgangspunt is dat de digitale verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.
Bestemmingsvlak en bouwvlak
De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de digitale verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Het bouwvlak is op de digitale verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering.
Aanduidingen
Op de digitale verbeelding is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen, waaronder de goot- en bouwhoogte, het maximum bebouwingspercentage en het maximum aantal wooneenheden.
Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden hiervan zijn "horeca van categorie 1", "hotel", "bedrijfswoning", "detailhandel", "museum", "supermarkt", "nutsvoorziening"e.a.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd.
Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt.
Opbouw planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
Begrippen die in de regels worden gebruikt en die uitleg behoeven, worden in dit artikel uitgelegd.
Dit artikel bevat technische regelingen om onder andere oppervlaktes, hoogtes, dieptes en breedtes te kunnen bepalen.
In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. In het bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
Artikel 3 Bedrijf
De gronden binnen deze bestemming zijn aangewezen voor bedrijven uit ten hoogst categorie B van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, alsmede de naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" (bw) is een bedrijfswoning toegestaan. Per bedrijf wordt ten hoogste 25% van de bruto vloeroppervlakte als niet-zelfstandig kantoor vloeroppervlakte gebruikt, met een maximum van 400 m². De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor de bij deze bestemming behorende voorzieningen. Voor deze gronden gelden bepaalde bouwregels en specifieke gebruiksregels.
Binnen de bestemming "Bedrijf" zijn bouwregels en specifieke gebruiksregels opgesteld.
Artikel 4 Bedrijf - Verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg
De gronden binnen deze bestemming zijn aangewezen voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg. Tevens is bij een dergelijk verkooppunt behorende detailhandel toegestaan. De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor de bij deze bestemming behorende voorzieningen. Voor deze gronden gelden bepaalde bouwregels en specifieke gebruiksregels.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
De gronden binnen deze bestemming zijn aangewezen voor nutsvoorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen een gasverdeelstation en een gasontvangststation, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie en bij deze bestemming behorende voorzieningen.
Binnen de bestemming "Bedrijf - Nutsvoorziening" zijn bouwregels opgesteld.
Artikel 6 Centrum - 1
De gronden binnen deze bestemming zijn aangewezen voor detailhandel en dienstverlening op de begane grond, met uitzondering van de panden aan de Boulevard en bij deze bestemming behorende voorzieningen. Uitsluitend ter plaatse van de aangegeven aanduidingen zijn de bestemde gronden aangewezen voor lichte horecabedrijven op de begane grond, niet zijnde hotels en pensions; middelzware horecabedrijven op de begane grond, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding (sh-2vd) deze bedrijven ook op de verdieping(en) zijn toegestaan; wonen op de begane grond; hotels en pensions; bed & breakfasts; horeca- activiteiten als ondergeschikte nevenactiviteit bij detailhandelsbedrijven; kantoren op de begane grond, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding (sc-kvd) deze kantoren ook op de verdieping(en) zijn toegestaan.
Wonen is toegestaan op de verdiepingen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (sc-wbg) zijn de bestemde gronden aangewezen voor wonen op de begane grond al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep. Ter plaatse van de aanduiding (sc-psg) zijn de bestemde gronden aangewezen voor een winkelpassage.
Binnen de bestemming "Centrum - 1" zijn bouwregels en specifieke gebruiksregels opgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen onder voorwaarden afwijken van de planregels voor de vestiging van een bed & breakfast, pension, horeca als ondergeschikte nevenactiviteit bij detailhandelsbedrijven, als ook voor een bedrijf aan huis. Tevens is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het vergroten van de goothoogte.
Artikel 7 Centrum - 2
De gronden binnen deze bestemming zijn aangewezen dienstverlening op de begane grond en bij deze bestemming behorende voorzieningen. Uitsluitend ter plaatse van de aangegeven aanduidingen zijn de bestemde gronden aangewezen voor detailhandel; maatschappelijk; lichte horecabedrijven op de begane grond, niet zijnde hotels en pensions; zware horecabedrijven op de begane grond; horeca- activiteiten als ondergeschikte nevenactiviteit bij detailhandelsbedrijven op de begane grond.
Wonen is toegestaan, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep.
Binnen de bestemming "Centrum - 2" zijn bouwregels en specifieke gebruiksregels opgesteld.
Artikel 8 Centrum - 3
De gronden binnen deze bestemming zijn aangewezen voor detailhandel en dienstverlening op de begane grond en bij deze bestemming behorende voorzieningen. Uitsluitend ter plaatse van de aangegeven aanduidingen zijn de bestemde gronden aangewezen voor lichte horecabedrijven op de begane grond, niet zijnde hotels en pensions; middelzware horecabedrijven op de begane grond; daghoreca op de begane grond; kantoren op de begane grond; kantoren op de verdieping(en).
Wonen is toegestaan, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep.
Binnen de bestemming "Centrum - 3" zijn bouwregels en specifieke gebruiksregels opgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen onder voorwaarden afwijken van de planregels voor de vestiging van een licht horecabedrijf, bed & breakfast, pension, horeca als ondergeschikte nevenactiviteit bij detailhandelsbedrijven, als ook voor een bedrijf aan huis.
Artikel 9 Cultuur en Ontspanning
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor een museum en bij deze bestemming behorende voorzieningen. Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken ten dienste van de bovengenoemde activiteiten is binnen deze bestemming toegestaan, mits het verstrekken van voedsel en dranken ondergeschikt is aan de activiteiten.
Binnen de bestemming "Cultuur en Ontspanning" zijn bouwregels en specifieke gebruiksregels opgesteld.
Artikel 10 Detailhandel
De gronden binnen deze bestemming zijn aangewezen voor detailhandel op de begane grond. Daarnaast is wonen uitsluitend op de verdiepingen mogelijk, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep. Bij deze bestemming behorende voorzieningen zijn ook toegestaan.
Binnen de bestemming "Detailhandel" zijn bouwregels en specifieke gebruiksregels opgesteld.
Artikel 11 Gemengd - 1
De gronden binnen deze bestemming zijn aangewezen voor maatschappelijke voorzieningen, kantoren, bedrijven uit ten hoogste categorie B van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, alsmede de naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven, detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsactiviteiten en bij deze bestemming behorende voorzieningen.
Binnen de bestemming "Gemengd - 1" zijn bouwregels en specifieke gebruiksregels opgesteld.
Artikel 12 Gemengd - 2
De gronden binnen deze bestemming zijn aangewezen voor aanvullende en ondersteunende voorzieningen in het centrum op de begane grond, te weten watergerelateerde detailhandel en detailhandel voor kunst en bij de woonfunctie en voorzieningen passende zelfstandige bedrijfsfuncties in de vorm van kantoren en (maatschappelijke) dienstverlening op de begane grond als ook de bij deze bestemming behorende voorzieningen. Ter plaatse van de aangegeven aanduidingen zijn de bestemde gronden aangewezen voor maximaal één detailhandelsbedrijf in de dagelijkse goederen op de begane grond; lichte horecabedrijven op de begane grond, eerste en tweede verdieping, niet zijnde hotels en pensions. Tevens zijn de bestemde gronden aangewezen voor wonen, maar uitsluitend op de verdiepingen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep.
Binnen de bestemming "Gemengd - 2" zijn bouwregels en specifieke gebruiksregels opgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen onder voorwaarden afwijken van de planregels voor de vestiging van lichte horecabedrijven.
Artikel 13 Gemengd - 3
De gronden binnen deze bestemming zijn aangewezen voor bedrijven uit ten hoogste categorie B van de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, alsmede de naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven, dienstverlening, maatschappelijke dienstverlening op de verdieping en bij deze bestemming behorende voorzieningen. Ter plaatse van de aangegeven aanduidingen zijn de bestemde gronden aangewezen voor detailhandel op de begane grond; horeca-activiteiten als ondergeschikte nevenactiviteiten bij detailhandelsbedrijven op de begane grond.
Binnen de bestemming "Gemengd - 3" zijn bouwregels en specifieke gebruiksregels opgesteld. Tevens is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van een supermarktcentrum met wonen op de verdieping(en).
Artikel 14 Gemengd - 4
De gronden binnen deze bestemming zijn aangewezen voor kantoren, maatschappelijke dienstverlening en bijbehorende horeca uit ten hoogste categorie 1 met uitzondering van de categorieën in artikel 1.74 onder lid a, d, e en f en met uitzondering van een cafetaria/snackbar/shoarmazaak/automatiek en bij deze bestemming behorende voorzieningen. Ter plaatse van de aangegeven aanduidingen zijn de bestemde gronden aangewezen voor wonen, vanaf de 2e bouwlaag en een parkeergarage.
Binnen de bestemming "Gemengd - 4" zijn bouwregels en specifieke gebruiksregels opgesteld.
Artikel 15 Gemengd - 5
De gronden binnen deze bestemming zijn aangewezen voor detailhandel en dienstverlening op de begane grond, kantoren en wonen, uitsluitend op de verdiepingen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep en bij deze bestemming behorende voorzieningen.
Binnen de bestemming "Gemengd - 5" zijn bouwregels en specifieke gebruiksregels opgesteld.
Artikel 16 Groen
De gronden binnen deze bestemming zijn aangewezen voor groen, water, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, kunstwerken, straatmeubilair, gebouwen voor beheer en onderhoud, nutsvoorzieningen, brughoofden en bij deze bestemming behorende voorzieningen. Ter plaatse van de aangegeven aanduidingen zijn de bestemde gronden aangewezen voor bovengronds parkeren; een parkeergarage in 1 laag en een parkeergarage in 2 lagen.
Binnen de bestemming "Groen" zijn bouwregels en specifieke gebruiksregels opgesteld.
Artikel 17 Maatschappelijk
De gronden binnen deze bestemming zijn aangewezen voor maatschappelijke dienstverlening als bedoeld in artikel 1.86 zoals bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd-/kinder-/naschoolse opvang, onderwijs, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, zorg en welzijnsinstellingen en bij deze bestemming behorende voorzieningen. Ter plaatse van de aangegeven aanduidingen zijn de gronden aangewezen voor een brandweerkazerne; een ondergronds bergbezinkbassin; een kantoor; een begraafplaats; een zorginstelling en een parkeerterrein.
Binnen de bestemming "Maatschappelijk" zijn bouwregels en specifieke gebruiksregels opgesteld.
Artikel 18 Natuur - Duinen
De gronden binnen deze bestemming zijn aangewezen voor duinen, struiken, opgaande beplanting, behoud en versterking en ontwikkeling van de duinen en de aldaar voorkomende natuur- en landschapswaarde, voetpaden, groen en water en kunstbeelden en bij deze bestemming behorende voorzieningen.
Binnen de bestemming "Natuur - Duinen" zijn bouwregels, specifieke gebruiksregels en regels voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgesteld.
Artikel 19 Natuur - Duinpark
De gronden binnen deze bestemming zijn aangewezen voor duinen en bossen, groen en water, wandel- en fietspaden, speelvoorzieningen, gebouwen voor beheer en onderhoud, nutsvoorzieningen, kunstwerken en straatmeubilair en bij deze bestemming behorende voorzieningen. Ter plaatse van de aangegeven aanduiding zijn de gronden aangewezen voor een sportveld.
Binnen de bestemming "Natuur - Duinpark" zijn bouwregels en regels voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgesteld.
Artikel 20 Tuin - 1
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor tuinen bij de op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Binnen de bestemming "Tuin" mogen erkers worden gebouwd. Voor deze gronden gelden bepaalde bouwregels. Burgemeester en wethouders kunnen onder voorwaarden afwijken van de planregels voor erfafscheidingen met een open constructie.
Artikel 21 Tuin - 2
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor tuinen bij de op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Ter plaatse van de aangegeven aanduiding zijn de bestemde gronden ook aangewezen voor balkons.
Binnen de bestemming "Tuin" mogen erkers worden gebouwd. Voor deze gronden gelden bepaalde bouwregels. Burgemeester en wethouders kunnen onder voorwaarden afwijken van de planregels voor erfafscheidingen met een open constructie.
Artikel 22 Tuin - Entreegebied
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, buiten afzonderlijke woningen gelegen gemeenschappelijke verkeersruimten zoals entreeportalen, trappenhuizen, liften en galerijen, balkons ten behoeve van de naastgelegen woonbebouwing.
Binnen de bestemming "Tuin - Entreegebied" zijn bouwregels opgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen onder voorwaarden afwijken van de planregels voor erfafscheidingen met een open constructie.
Artikel 23 Verkeer
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor wegen met een (boven) lokale functie ontsluiting, ontsluitingswegen, hoogwaardige openbaarvervoerslijn, opstelstroken, busstroken, fiets- en voetpaden, wegen en paden met een functie voor verblijf, kruisingen, overbruggingen, tunnels en viaducten en bij deze bestemming behorende voorzieningen. Onder deze bestemming vallen tevens de bijbehorende voorzieningen zoals verkeersvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, parkeer-, groen-, speel- en nutsvoorzieningen en water.
Binnen de bestemming "Verkeer" zijn bouwregels en specifieke gebruiksregels opgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen onder voorwaarden afwijken van de bestemmingsgrenzen ten behoeve van een herinrichting, een geringe asverschuiving en de aanleg van (mini) rotondes.
Artikel 24 Verkeer - Verblijfsgebied
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor wegen en paden met een functie voor verblijf, alsmede ter ontsluiting van de nabijgelegen gronden, doorgaand fietsverkeer, openbaar vervoer, kruisingen, overbruggingen, tunnels en viaducten, parkeervoorzieningen, terrassen ten behoeve van direct aan de bestemming grenzende horecabedrijven of detailhandelsbedrijven het horeca als nevenactiviteit, evenementen, standplaatsen voor verkoop en bij deze bestemming behorende voorzieningen. Uitsluitend ter plaatse van de aangegeven aanduidingen zijn de gronden bestemd voor parkeerterrein, eilandterrassen, een ondergronds bergbezinkbassin, ondergrondse tanks en een viskiosk.
Binnen de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" zijn (specifieke) bouwregels en specifieke gebruiksregels opgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen onder voorwaarden afwijken van de planregels voor het plaatsen van terrasschermen.
Artikel 25 Water
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor de waterhuishouding en de waterberging, waterstaatkundige kunstwerken en voorzieningen, watergangen, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder stuwen, dammen en/of duikers, onderhoud, verkeer te water, recreatief gebruik, kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden, infiltratievoorzieningen, aanlegsteigers, ligplaatsen voor recreatievaartuigen en ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen. Ter plaatse van de aangegeven aanduidingen zijn de gronden tevens bestemd voor ligplaatsen voor boten behorend tot het varend erfgoed.
Binnen de bestemming "Water" zijn bouwregels en specifieke gebruiksregels opgesteld.
Artikel 26 Wonen - 1
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep en bij deze bestemming behorende voorzieningen. Ter plaatse van de aangegeven aanduidingen zijn de gronden bestemd voor opslag en/of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten in de bestaande aard en omvang; bedrijven uit ten hoogste categorie A van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede de naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven; gemengd-1: tevens maatschappelijke dienstverlening, kantoren, bedrijven uit ten hoogste categorie A van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede de naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven op de begane grond; gemengd-2: tevens detailhandel, kantoren en dienstverlening op de begane grond; gemengd-3: tevens kantoren en dienstverlening op de begane grond; gemengd-4: tevens detailhandel en dienstverlening op de begane grond; dakterras; dienstverlening op de begane grond; hotels en pensions; lichte horecabedrijven, niet zijnde hotels en pensions, op de begane grond; middelzware horeca op de begane grond; bed & breakfast, een parkeerterrein; een parkeergarage in 1 laag; een parkeergarage in 2 lagen; parkeren op onderverdieping waarbij een woning is toegestaan als de onderverdieping op dezelfde hoogte als of hoger dan het peil ligt.
Binnen de bestemming "Wonen - 1" zijn bouwregels, specifieke bouwregels voor bedrijven en specifieke gebruiksregels opgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen onder voorwaarden afwijken van de planregels voor bed & breakfast, pension, bedrijf aan huis en woningsplitsing.
Artikel 27 Wonen - 2
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep en bij deze bestemming behorende voorzieningen. Ter plaatse van de aangegeven aanduidingen zijn de gronden bestemd voor een parkeergarage al dan niet in combinatie met een terras op het dak en bij deze bestemming behorende voorzieningen.
Binnen de bestemming "Wonen - 2" zijn bouwregels en specifieke gebruiksregels opgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen onder voorwaarden afwijken van de planregels voor bedrijf aan huis en woningsplitsing.
Artikel 28 Wonen - 3
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep en bij deze bestemming behorende voorzieningen.
Binnen de bestemming "Wonen-3" zijn bouwregels en specifieke gebruiksregels opgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen onder voorwaarden afwijken van de planregels voor bedrijf aan huis.
Artikel 29 Wonen - Garage
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor de stalling van (personen)auto's, motorrijwielen en (brom)fietsen en voor opslag en bergingsdoeleinden van huishoudelijke aard. Voor deze gronden gelden bepaalde bouwregels en specifieke gebruiksregels.
Artikel 30 Dubbelbestemming Leiding - Gas
De gronden binnen deze bestemming zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met daarbij behorende bebouwingsvrije zone en bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een aardgastransportleiding. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Op deze gronden mag slechts worden gebouwd als de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend nadat de leidingbeheerder een positief schriftelijk advies heeft gegeven.
Artikel 31 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie
De gronden binnen deze bestemming zijn - behalve voor de daar voorkomende bestemmingen- mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voor deze gronden gelden bepaalde bouwregels en regels ten behoeve van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijde, of van werkzaamheden, als ook van de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk. Tevens zijn burgemeester en wethouders bevoegd om de dubbelbestemming te verwijderen, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 32 Waarde- Archeologisch verwachtingsgebied 1
De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voor deze gronden gelden bepaalde bouwregels en regels ten behoeve van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Tevens zijn burgemeester en wethouders bevoegd om de dubbelbestemming te wijzigen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn of als blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 33 Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 2
De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voor deze gronden gelden bepaalde bouwregels en regels ten behoeve van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Tevens zijn burgemeester en wethouders bevoegd om de dubbelbestemming te wijzigen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn of als blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 34 Waarde - Cultuurhistorie
De gronden met deze dubbelbestemming zijn, behalve voor de daar vookomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende stedenbouwkundige structuur en ruimtelijke kwaliteit van het wederopbouwgebied, waarvan de fysieke kwaliteiten worden bepaald door herbouwde vissersplaats met besloten bebouwing, familiebadplaats aan de Boulevard, individuele en kleinschalige bebouwing in traditionele en sobere bouwstijl. Voor het slopen van een bouwwwerk zijn planregels voor een omgevingsvergunning opgesteld.
Artikel 35 Waterstaat - Waterkering
De op de verbeelding tot 'Waterstaat-Waterkering' aangewezen gronden worden, naast de primaire bestemming mede bestemd voor de aanleg, het behoud en het herstel van de zeewering. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voor deze gronden gelden bepaalde bouwregels. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de planregels op voorwaarde dat zij alvorens te beslissen omtrent een vergunning advies inwinnen bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Artikel 36 Anti-dubbeltelregel
Deze regel dient te voorkomen dat situaties ontstaan welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Daar voor een gebouw een zeker open terrein is vereist, wordt via de anti-dubbeltelregel voorkomen dat eenzelfde terrein twee keer wordt “meegenomen” bij de beoordeling van een bouwaanvraag. Grond die al eerder moest worden meegeteld bij de beoordeling van een bouwplan mag niet nog eens worden meegeteld bij een nieuwe bouwaanvraag.
Artikel 37 Algemene bouwregels
In dit artikel zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Het gaat om algemene bouwregels voor het overschrijden van bouwgrenzen, het overschrijden van bestemmingsgrenzen, een dakhelling en ondergronds bouwen. Burgemeester en wethouders kunnen van de bouwregels aangaande het ondergronds bouwen afwijken voor een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 7 m. onder peil onder voorwaarde dat de waterhuishouding niet wordt verstoord.
Artikel 38 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn gebiedsaanduidingen opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor waterwinning. Voor deze gronden gelden bepaalde bouwregels, gebruiksregels en regels ten behoeve van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels op voorwaarde dat zij alvorens te beslissen omtrent een vergunning advies inwinnen bij de beheerder. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - kappenplan' zijn uitsluitend de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige dakhelling, kapvorm en nokrichting, zoals vastgelegd op de kaart in Bijlage 3 bij deze regels, toegestaan. In het plangebied zijn 5 wijzigingsgebieden opgenomen. De ruimtelijke kaders voor deze wijzigingen zijn opgenomen in artikel 38.3. Ter plaatse van de aanduiding "Veiligheidszone - GOS/GVS" is de oprichting van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan, anders dan gebouwen voor een Gasontvangst- en een Gasverdeelstation. Ter plaatse van de aanduiding "Veiligheidszone - Barim" is binnen zone I de oprichting van nieuwe kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan, en binnen zone II is de oprichting van nieuwe kwetsbare objecten niet toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding "milieuzone - tankstation" zijn geen geluidsgevoelige ruimten toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen deze gebiedsaanduiding opheffen indien de bron van de milieuzone opgehouden is te bestaan.
Artikel 39 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen onder voorwaarden afwijken van de planregels voor liften en toegangen bij gestapelde woningen en maatschappelijke voorzieningen. En burgemeester en wethouders kunnen onder voorwaarden afwijken van de parkeereisen.
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Indien de omvang en/of de functie van een bouwwerk daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op of onder dat bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk behoort.
Overgangs- en slotregels
Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan of waarvoor een bouw- dan wel omgevingsvergunning is aangevraagd, mogen blijven bestaan, ook wanneer dit strijdig is met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd worden.
In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Katwijk aan Zee 2015.
Het plan is in het kader van het vooroverleg ter advisering naar de diverse overleginstanties gestuurd. In totaal hebben 4 instanties op het voorontwerpbestemmingsplan “Katwijk aan Zee 2015” gereageerd. In deze paragraaf worden de reacties kort weergegeven. Tevens wordt aangegeven hoe de reacties in het plan zijn verwerkt.
Ingediende reacties
1. Reactie ingediend door Liander
Per brief d.d. 16 janauri 2015 heeft Liander enkele opmerkingen gegeven:
1. De gasdrukmeet- en regelstations aan de EA Borgerstraat 58 en Koninginneweg 42 zijn in de verbeelding voorzien van de daarbij behorende veiligheidscontour (Barim-zone).
Reactie gemeente Katwijk
1. De Veiligheidszone van de gasdrukmeet- en regestations worden toegevoegd aan de verbeelding en de regels zodat binnen deze zone geen nieuwe kwetsbare objecten kunnen vestigen.
2. Reactie ingediend door provincie Zuid-Holland
Per brief d.d. 5 februari 2015 heeft provincie Zuid-Holland enkele opmerkingen gegeven:
1. De toelichting sluit onvoldoende aan bij de systematiek van regionale afstemming zoals deze is afgesproken en door Gedeputeerde Staten is aanvaard als onderdeel van de regionale woonvisie.
2. Het is onduidelijk hoe het woningbouwplan onder de naam "Dirk" zich verhoudt tot de planlijst behorende bij de woonvisie zoals aanvaard door GS. Vraag is of er voldoende regionale afstemming is geweest omdat het deelplan valt in de zogeheten "categorie 3"- plannen. Alleen expliciete afstemming met de regio kan aantonen dat het plan door tussentijdse bijstelling van de planlijst als cat. 1 plan beschouwd kan worden en daarmee de behoefte is aangetoond.
3. Om tot een goede beoordeling te kunnen komen of het plan aansluit op artikel 2.1.4 van de verordening ruimte, is een overzicht nodig hoeveel nieuwe vierkante meters winkelvloeroppervlakte het bestemmingsplan mogelijk maakt. Niet gerealiseerde detailhandelsmeters die planologisch worden overgeheveld naar het nieuwe bestemmingsplan worden beschouwd als nieuwe detailhandel.
Reactie gemeente Katwijk
1 en 2. Binnen de regio heeft de gemeente Katwijk dit voorjaar een nieuwe werkwijze ontwikkeld voor het afstemmen van de woningbouwplannen. Bij deze werkwijze worden nieuwe concrete plannen of plannen die van categorie 3 (zachte plannen of plannen na 2020) naar de categorieën 1 of 2 (harde en/of potentiële plannen binnen de planperiode) gaan eerst beschreven en inhoudelijk afgestemd met de gemeenten uit de (sub)regio. Dit wordt in het ambtelijk overleg besproken en afgerond. Als er sprake is van plannen die boven het WBR plafond van de gemeente uitkomen dan wordt dit doorgeleid naar het PHO en die neemt er dan een besluit over.
Ook is er 11 juni 2015 door het DB Regio Holland Rijnland een nieuwe lijst vasgesteld van de afgestemde plannen binnen de regio. Deze lijst is naar de provincie gestuurd. Op deze lijst staan binnen het plangebied van het bestemmingsplan Katwijk aan Zee de plannen Haven fase 3B en Haven fase 2 Zuid en Dirk aangegeven. Ook heeft de gemeente Katwijk voor de kleine plannen van minder dan 10 woningen een categorie "overige plannen" geïntroduceerd en daarin zit o.a. het plan aan de Secretaris Varkevisserstraat (8 woningen). Hiermee zijn alle woningbouwplannen die deel uitmaken van het bestemmingsplan Katwijk aan Zee afgestemd met de regiogemeenten en voldoet Katwijk aan de voorwaarden zoals overeengekomen tussen regio en provincie.
De provincie heeft ingestemd met de werkwijze en de woningbouw die in dit plan mogelijk wordt gemaakt te interpreteren als zijnde afgestemd met de regio.
3. Dit bestemmingsplan omvat geen nieuwe detailhandel. De detailhandelsmeters die planologisch worden overgeheveld naar het nieuwe bestemmingsplan zijn tijdens voorgaande planperiodes al gerealiseerd. Deze detailhandelsmeters zijn niet uitgebreid in het nieuwe bestemmingsplan. Ook detailhandelsbedrijven die zich bevinden op een locatie met de status "overige aankoopplaats", vanuit de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit", hebben dezelfde maatbestemming gekregen als in het oude bestemmingsplan "Katwijk aan Zee 2004".
In het oude bestemmingsplan "Katwijk aan Zee 2004" zijn op de gronden welke zijn bestemd voor "Woondoeleinden", voor zover op de plankaart aangegeven, ook winkels toegestaan op de onderverdiepingen. In het nieuwe bestemmingsplan wordt er bij de betreffende woningen waar geen detailhandel is gerealiseerd geen detailhandel meer toegestaan. Dit heeft geleid naar een reductie van circa 25%. Dit past bij onze doelstellingen die we hebben vastgelegd in de detailhandelsvisie (2012) en het Masterplan Katwijk aan Zee (2014) namelijk om niet te streven naar uitbreiding van het winkelcentrum maar naar een compact, levendiger en daarmee toekomstbestendig centrum. In het Masterplan Katwijk aan Zee is een compact kernwinkelgebied aangewezen. De reductie van 25% die gerealiseerd is draagt bij aan een compacter centrum doordat detailhandel op deze locaties niet meer mogelijk is.
De paragraaf is naar aanleiding van de reactie aangepast.
3. Reactie ingediend door Hoogheemraadschap van Rijnland
Per brief d.d. 26 februari 2015 heeft Hoogheemraadschap van Rijnland enkele opmerkingen gegeven:
1. In paragraaf 2.3.10 wordt aangegeven dat in 2009 een nieuwe Keur en Beleidsregels in werking zijn getreden. Het Hoogheemraadschap vraagt de gemeente Katwijk aan te geven dat de Beleidsregels in 2011 zijn geactualiseerd. Tevens wordt de gemeente er op attent gemaakt dat naar verwachting medio 2015 een nieuwe Keur en Beleidsregels zullen worden vastgesteld.
2. Op de verbeelding is de primaire kering aangegeven met de dubbelbestemming Waterkering - Waterstaat. Het betreft de bestaande legger. Recentelijk is een dijk in duin aangelegd. Dit heeft invloed op de zonering van de primaire kering. Omdat deze legger nog niet is vastgesteld, vraagt het Hoogheemraadschap de gemeente Katwijk vooralsnog uit te gaan van de huidige legger.
3.In artikel 35.2 is aangegeven onder welke voorwaarden er mag worden gebouwd binnen de dubbelbestemming Waterkering - Waterstaat. Alleen in het geval van deze voorwaarden wordt afgeweken wordt er advies ingewonnen bij Rijnland. De voorwaarde waar onder mag worden gebouwd (artikel 35.2 lid c) wijkt af van de definitie die Rijnland hanteert in haar nieuwe Beleidsregels. Hoogheemraadschap vraagt of de gemeente Katwijk om deze definitie aan te houden dan wel ook in het geval er niet wordt afgeweken van de Bouwregels advies in te winnen bij Rijnland.
4. In paragraaf 5.11 wordt aangegeven dat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Dit lijkt het Hoogheemraadschap in tegenstrijd met de nieuwe ontwikkelingen die in paragraaf 4.2 en 4.8.2 worden beschreven. Het Hoogheemraadschap vraagt om de effecten hiervan in paragraaf 5.11 (kort) te beschrijven.
5. In paragraaf 1.3 wordt aangegeven dat er een ondergrondse parkeergarage mogelijk wordt gerealiseerd. De parkeergarage ligt buiten het bestemmingsplangebied. De entree naar de garage ligt naar verwachting binnen het gebied. Het hoogheemraadschap vraagt de effecten van deze entree op de primaire kering in het plan te beschrijven. Hetzelfde geldt voor de ondergrondse ruimten die in paragraaf 2.4.1. worden beschreven.
Reactie gemeente Katwijk
1. De paragraaf is naar aanleiding van de reactie aangepast.
2. De primaire kering is vooralsnog ongewijzigd. Als er voor de vaststelling van dit nieuwe bestemmingsplan een nieuwe legger wordt vastgesteld zal de primaire kering met de dubbelbestemming Waterkering - Waterstaat worden aangepast.
3. Het artikel is naar aanleiding van de reactie aangepast.
4. De paragraaf is naar aanleiding van de reactie aangepast.
5. De ondergrondse parkeergarage met ondergrondse ruimten, als ook de entree naar de garage liggen buiten het plangebied van bestemmingsplan "Katwijk aan Zee 2015". De effecten van deze realiseringen zijn beschreven in het bestemmingsplan "Kustwerk Katwijk". In paragraaf 2.4.1. staan niet de ondergrondse ruimten genoemd, maar de routes van en naar de entrees van de parkeergarage.
4. Reactie ingediend door Brandweer Hollands Midden
Per brief d.d. 17 februari 2015 heeft de Brandweer Hollands Midden enkele opmerkingen gegeven:
1. Het bestemmingsplan is getoetst aan de externe veiligheidsaspecten en de nu geldende "Praktijkrichtlijn Bereikbaarheid" en "Praktijkrichtlijn Bluswatervoorziening" van de Regionale Brandweer Hollands Midden. Het voorgelegde bestemmingsplan geeft de Veiligheidsregio Hollands Midden geen aanleiding tot het maken van opmerkingen in het kader van het aspect externe veiligheid. De Brandweer Hollands Midden is van mening dat de adequate hulpverlening, het bluswater en bereikbaarheid in de adviesaanvraag voldoet aan de praktijkrichtlijnen.
5. Reactie ingediend door Dunavie
Per brief d.d. 12 februari 2015 heeft Dunavie enkele opmerkingen gegeven op de percelen Rijnmond 188a en Sluisweg 98:
1. Dunavie heeft haar concrete plannen voor de locatie ingediend bij de gemeente met het verzoek om de geldende bestemmingen ten aanzien van de betreffende percelen te wijzigen in de bestemming "wonen".
2. De vigerende bestemming "Brandstoffenverkooppunt" van het perceel Rijnmond 188a is vervangen door de bestemming "Verkeer". Dunavie acht het gewenst dat het in het nu vast te stellen bestemmingsplan rekening wordt gehouden met het voornemen van Dunavie om op voornoemde locatie woningbouw te realiseren. Vanuit het oogpunt van Dunavie is het wenselijk om de bestemming "brandstoffenverkooppunt" te wijzigen in "wonen".
Reactie gemeente Katwijk
1. In de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan is een alinea opgenomen over de te ontwikkelen Visserijschool en de omliggende gronden. Het door Dunavie ingediende vooroverlegplan is beschreven waarbij het nieuwe gebruik voor wonen positief is beoordeeld. De randvoorwaarden zijn niet genoemd aangezien daar nog overeenstemming voor nodig is.
De benodigde onderzoeken welke nodig zijn om een wijziging van de bestemming te kunnen realiseren kunnen zonder overeenstemming nog niet worden opgesteld. Hierdoor is de nieuwe bestemming nog niet concreet realiseerbaar. Een aparte ruimtelijke procedure kan worden opgestart zodra afstemming is bereikt over de nieuwbouwplannen en benodigde onderzoeken zijn gedaan.
2. De bestemming "Verkeer", geldend op het perceel Rijnmond 188a, is in overleg met Dunavie conserverend bestemd in de bestemming "Brandstoffenverkooppunt".
6. Geen reactie ingediend door Kamer van Koophandel Rijnland
7. Geen reactie ingediend door Rijkswaterstaat Zuid Holland
8. Geen reactie ingediend door Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
9. Geen reactie ingediend door Ministerie van Defensie, Dienst Vastgoed, Directie West
10. Geen reactie ingediend door Dunea Duin en Water
11.Geen reactie ingediend door Tennet TSO B.V.
12.Geen reactie ingediend door Milieuoverleg Duin- en Bollenstreek
13.Geen reactie ingediend door Genootschap Oud Katwijk
14.Geen reactie ingediend door Archeologische Werkgemeenschap Nederland, afd. Rijnstreek
15.Geen reactie ingediend door CultuurHistorisch Genootschap Duin- en Bollenstreek, werkgroep Archeologie
Het ontwerpbestemmingsplan “Katwijk aan Zee 2015” heeft van 2 oktober t/m 12 november 2015 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om schriftelijk en mondeling op het plan te reageren. In totaal zijn er 19 zienswijzen op het plan ingediend.
Ingediende zienswijzen
De ingediende zienswijzen zijn, indien (deels) gegrond, verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan Katwijk aan Zee 2015 wordt opgesteld onder regime van de nieuwe Wro. Onderdeel van de nieuwe Wro is de GREX – wet. De wetgever heeft met de nieuwe regeling inzake de grondexploitatie, ook wel Grondexploitatiewet (GREX – wet) genoemd, een oplossing willen bieden voor het probleem dat gemeenten bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden geen of slechts beperkte mogelijkheden van kostenverhaal hebben, indien zij niet de eigenaar zijn van de te ontwikkelen gronden (afdeling 6.4 Wro). Dit als stok achter de deur als het niet lukt om een exploitatieovereenkomst af te sluiten met de private grondeigenaren. Er zijn twee mogelijkheden om (privaatrechtelijk) de kosten te verhalen:
Het exploitatieplan is verplicht als het niet lukt om een anterieure exploitatieovereenkomst af te sluiten met de eigenaren binnen het exploitatiegebied. Het exploitatieplan biedt dan een grondslag om de kosten van openbare voorzieningen via de omgevingsvergunning te innen.
Consequenties bestemmingsplan Katwijk aan Zee 2015
Nu het een voornamelijk conserverend bestemmingsplan betreft, waarbij de meeste bestemmingen in het plangebied overeenkomen met de huidige situatie, is de financieel-economische uitvoerbaarheid niet aan de orde. Hetgeen anders is, als er sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Op voorhand kan niet worden uitgesloten, dat de in paragraaf 4.2.2 genoemde ruimtelijke ontwikkelingen en de daarbij behorende onderzoeken enige financiële gevolgen kunnen hebben. Indien meer zicht is op de eventuele extra middelen, die ter beschikking moeten worden gesteld om de hiervoor genoemde ruimtelijke ontwikkelingen en de daarbij behorende onderzoeken te realiseren, wordt de gemeenteraad gevraagd hiertoe een strekkend besluit te nemen.
De gemeente Katwijk heeft in het plan 'Organisatie van het Vergunning- en Handhavingsbeleid 2012-2016' voor de komende jaren het integrale toezichts- en handhavingsbeleid vastgelegd. Dit beleid richt zich op de bebouwde omgeving met als doel een bijdrage te leveren aan de naleving van gestelde normen en regels. Het streefbeeld voor de gemeentelijke toezichts- en handhavingstaak is om deze op een structurele en integrale manier vorm te geven. Eventuele toepassing van bestuurs- of strafrechtelijke sancties maakt de toezichts- en handhavingsketen compleet.
Toezicht wordt gehouden op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Er vindt controle plaats op de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden. Doel is het waarborgen van een basiskwaliteit ten aanzien van de bouwkundige staat, veiligheid, en de milieukundige, ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteit van de bebouwde omgeving. Verder wordt toezicht gehouden op precariorechten, de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en leegstand. Voor handhavingstaken voortvloeiend uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is sprake van signaaltoezicht en wordt samengewerkt bij evenemententoezicht. Thema's als duurzaam bouwen en veiligheid vormen steeds vaker een onderdeel van de toezichtstaak.
Tijdens het gebruik wordt toezicht gehouden op bestaande objecten. Deze gebruiksfase begint nadat een object (bijvoorbeeld een gebouw) is opgericht, ingericht en daardoor gebruiksklaar is. Toezicht vindt plaats op grond van een verleende omgevingsvergunning of algemeen geldende voorschriften. Objecten worden volgens een vastgestelde controlefrequentie periodiek gecontroleerd. Hoofdzakelijk betreft het toezicht periodieke controles op basis van het Gebruiksbesluit/Bouwbesluit, de Wet milieubeheer, de APV (evenementen) en aan deze gerelateerde wetgeving.
Ten slotte wordt toezicht gehouden op gebiedsniveau; (strijdig)gebruik en het illegaal oprichten van bouwwerken en ruimten. Op deze manier worden de ruimtelijke, esthetische en landschappelijke kwaliteiten versterkt en de veiligheid en leefbaarheid van de (openbare) ruimte verbeterd. Dit type toezicht is veelal naar aanleiding van een klacht of melding of op basis van vrije veldtoezicht.
De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar voor toezicht en handhaving.
Het bestemmingsplan Katwijk aan Zee 2015 doorloopt, net als ieder bestemmingsplan, een uitgebreide procedure. Het voorontwerpbestemmingsplan is vrijgegeven voor het wettelijk vooroverleg ex art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) met verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties. De gemeente zal in deze periode een informatiebijeenkomst organiseren over het nieuwe bestemmingsplan. De reacties naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg en informatiebijeenkomst, kunnen leiden tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan Katwijk aan Zee 2015.
Vervolgens geven burgemeester en wethouders het ontwerpbestemmingsplan vrij voor ter visie legging conform art 3.8 (nieuwe) Wro. Na publicatie, wordt het ontwerp dan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. In die tijd kunnen door een ieder zowel mondelinge als schriftelijke zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad.
Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtelijke aanpassingen zal de gemeenteraad - binnen 12 weken na afloop van de zienswijzentermijn - besluiten over de vaststelling van het bestemmingsplan.
Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom 6 weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn).
Belanghebbenden die tijdig een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.