direct naar inhoud van Artikel 9 Wonen
Plan: Haven, fase 2 (zuid)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0537.bpKAThavenfase2z-va02

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een parkeergarage al dan niet in combinatie met een terras op het dak;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water.
9.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding 1' [sba-1]: aaneengebouwde woningen en gestapelde woningen;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding 2 ' [sba-2]: aaneengebouwde woningen;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding 3' [sba-3]: aaneengebouwde woningen en gestapelde woningen;
      • ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' [gs]: gestapelde woningen;
      • ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' [tae]: twee-aaneengebouwde woningen, met dien verstande, dat ook vrijstaande woningen zijn toegestaan mits geschakeld door aan-, uitbouwen en bijgebouwen;
      • ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' [vrij]: vrijstaande woningen;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen, bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte;
  • d. het aantal wooneenheden bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven aantallen per aanduidingsvlak;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' [ond] wordt ten minste 1 onderdoorgang gerealiseerd van minimaal 3 m breed;
  • f. in aanvulling op het bepaalde onder a tot en met e geldt voor de bouwvlakken ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' [sba-1]:
    • 1. ten minste 50% van de hoofdgebouwen heeft een dwarskap;
    • 2. ten hoogste drie hoofdgebouwen naast elkaar hebben een dwarskap danwel een langskap, danwel een plat dak;
  • g. in aanvulling op het bepaalde onder a tot en met e geldt voor de bouwvlakken ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 2' [sba-2]:
    • 1. het hoofdgebouw wordt geheel gebouwd in de voorgevelrooilijn of het hoofdgebouw wordt geheel 1 m achter de voorgevelrooilijn gebouwd;
    • 2. gerekend vanaf de hoeken van het bouwblok worden ten minste één en ten hoogste drie hoofdgebouwen naast elkaar geheel in de voorgevelrooilijn gebouwd;
    • 3. ten hoogste vijf hoofdgebouwen naast elkaar liggen in één voorgevelrooilijn;
    • 4. ten hoogste drie hoofdgebouwen naast elkaar hebben een dwarskap;
    • 5. ten hoogste vijf hoofdgebouwen naast elkaar hebben een langskap;
  • h. bij de hoofdgebouwen mag de oppervlakte van een hellend voor- dan wel zijdakvlak maximaal 15% worden doorbroken met dakkapellen en dakvensters;
  • i. bij de hoofdgebouwen mag de oppervlakte van een hellend achterdakvlak maximaal 25% worden doorbroken met dakkapellen en dakvensters, met dien verstande dat daar waar het dakvlak doorloopt over meerdere verdiepingen, slechts één dakkapel is toegestaan op het dakvlak van de eerste verdieping.
9.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. bij percelen kleiner dan 300 m² bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde, geschakelde en vrijstaande woningen ten hoogste 25% van het gehele bijbehorende bouwperceel, de bebouwde oppervlakte daarvan inbegrepen, tot ten hoogste 50 m² met dien verstande dat ten minste 50% van het achtererf onbebouwd blijft;
  • b. bij percelen gelijk aan of groter dan 300 m² bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde, geschakelde en vrijstaande woningen ten hoogste 25% van het gehele bijbehorende erf, de bebouwde oppervlakte daarvan inbegrepen, tot ten hoogste 65 m² met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van een uitbouw of een bijgebouw als onderdeel van de maximaal mogelijke achter- en voorerfbebouwing ten hoogste 50 m² bedraagt en ten minste 50% van het achtererf onbebouwd blijft;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub d bedraagt de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan de zijgevel van een woning maximaal 6 m;
  • f. op uitbouwen en bijgebouwen voorzien van een kap zijn geen dakkapellen toegestaan;
  • g. op aan- en uitbouwen en bijgebouwen voorzien van een plat dak zijn dakterrassen dan wel balkons toegestaan en zijn borstweringen toegestaan met een maximale hoogte van 1 m;
  • h. bij de berekening van de in sub a en b genoemde percentages en/of maximale oppervlaktes, worden de onder het overgangsrecht vallende dan wel op grond van eerder verleende bouwvergunning en dan wel omgevingsvergunning om te bouwen nog te bouwen aan- en uitbouwen en bijgebouwen meegerekend;
  • i. ter plaatse van de aanduiding [bg] is een bijgebouw toegestaan met afwijkende goot- en bouwhoogte;
  • j. de goothoogte en bouwhoogte van een bijgebouw ter plaatse van de aanduiding [bg], bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor en tot en met 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m, waarbij geldt dat per bouwperceel ten hoogste 1 vlaggenmast mag worden geplaatst.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijken ten behoeve van mindervaliden

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 sub a en b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen- en bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot met maximaal 50 m² ten behoeve van mindervaliden, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. voorafgaande aan het afwijken winnen burgemeester en wethouders advies in omtrent de (medische) noodzaak bij een onafhankelijke deskundige;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het straat- en bebouwingsbeeld waarbij rekening wordt gehouden met een verantwoorde, samenhangende en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit, mede gelet op:
    • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en gevelbeeld;
    • 2. de samenhang tussen bebouwing.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van de gronden voor:

  • a. Ten aanzien van het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep gelden de volgende regels:
    • 1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 35 m2 bedraagt;
    • 2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
    • 3. op eigen terrein wordt geparkeerd.
  • b. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  • c. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan;
  • d. om te voorzien in de parkeerbehoefte voor deze bestemming worden in het plan de parkeernormen gehanteerd uit het parkeernormenbeleid van Katwijk uit januari 2010, zoals vermeld in bijlage 1.
9.5 Afwijken van gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 9.1 Bestemmingsomschrijving voor een bedrijf aan eigen huis, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m2
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;

dit betekent onder meer dat:

      • voor de activiteiten geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt;
      • het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen voorzieningen betreft met een publiekaantrekkend karakter;
      • het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de ac-tiviteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • c. het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte en/ of er geparkeerd wordt op eigen terrein;
  • d. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
  • e. prostitutie niet is toegestaan;
  • f. het in geval van een consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten het een eenmansbedrijf betreft;