direct naar inhoud van Artikel 6 Gemengd 2
Plan: Centrale Zone
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0532.BPcentralezone-OH01

Artikel 6 Gemengd 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten met inbegrip van bedrijfsmatig gebruik van goederen die staan vermeld in de categorieën 1 tot en met 3 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten met daaraan ondergeschikt dienstverlening en een kantine ten dienste van het met de bestemming beoogde gebruik;
  • b. opslag en distributie ten behoeve van e-commerce;
  • c. maatschappelijke voorzieningen
  • d. kantoor;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer' tevens een perifere detailhandel vestigingslocatie ten behoeve van ABC goederen.

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. toegangswegen en paden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde woningen en bijbehorende bouwwerken bij woningen, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwperceel mag per bijbehorend bedrijf en/of voorziening bebouwd worden tot een maximum van 80%;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • e. de dakhelling bedraagt maximaal 60º;
  • f. de afstand tussen gebouwen onderling dient, indien niet aangesloten wordt gebouwd, tenminste 5 m te bedragen;
  • g. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens en/of waterloop dient minimaal 1,5 m te bedragen.

6.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning (hoofdgebouw) gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 500 m³ bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9,5 m;
  • e. de dakhelling bedraagt maximaal 60º;
  • f. de afstand van gebouwen tot de waterloop dient minimaal 1 m te bedragen.

6.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt maximaal 40 m²;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • d. het achtererfgebied mag voor niet meer dan 50% worden bebouwd
  • e. de afstand van gebouwen tot de waterloop dient minimaal 1 m te bedragen.

6.2.4 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

6.2.5 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' op de verbeelding;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

6.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, lichtmasten, vlaggenmasten en kunstwerken;
  • b. bouwwerken ten behoeve van de erfafscheiding, welke niet vergunningsvrij zijn op grond van artikel 2 lid 12 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en kunstwerken mag niet meer bedragen dan 10 m.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van een vrije vaarbreedte;
  • c. ter waarborging van een doelmatige breedte-diepteverhouding;
  • d. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • e. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 5.1 sub j, of ter plaatse van de aanduiding als bedoeld in lid 5.1 onder i;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van een bedrijfswoning voor de huisvesting van buitenlandse werknemers welke geen huishouden vormen;
  • c. het gebruik of laten gebruiken van een bedrijfswoning voor kamerverhuur;
  • d. het uitoefenen van een bedrijf of bedrijfsmatige activiteiten in een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning;
  • e. detailhandel;
  • f. perifere detailhandel;
  • g. bouwmarkten waarbij het aanvullende assortiment niet onderschikt is aan de basisartikelen;
  • h. seksinrichtingen;
  • i. escortbedrijf;
  • j. (straat)prostitutie;
  • k. standplaats voor onderkomens;
  • l. religieuze/ kerkelijke doeleinden;
  • m. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding te verwijderen. Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid dient voldaan te worden aan de voorwaarden van art. 3.6 Wet ruimtelijke ordening. Voorts mag slechts van de wijzigingsbevoegdheid gebruik gemaakt worden indien: het gebruik van de bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', na inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan 6 maanden wordt onderbroken.