Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Warboutsland
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0531.bp14Warboutsland-3001
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1. plan
het bestemmingsplan Warboutsland met identificatienummer NL.IMRO.0531.bp14Warboutsland.3001 van
de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht.
 
1.2. bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
 
1.3. aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels,
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4. aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5. aan- en uitbouw
  1. aanbouw: een aangebouwd bijgebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
  2. uitbouw: een uitbreiding van de woonruimte, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6. aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning
in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de
woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.7. archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
 
1.8. archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit
oude tijden.
 
1.9. bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.10. bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.11. bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.12. bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.13. bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.14. bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende
vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende
voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
 
1.15. bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing
is toegelaten.
 
1.16. bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
 
1.17. bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.18. bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij
indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.19. bijgebouw
een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel
gelegen hoofdgebouw.
 
1.20. dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak
bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het
dakvlak is geplaatst.
 
1.21. dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie
(deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of
beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
 
1.22. gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten
ruimte vormt.
 
1.23. hoofdgebouw
een gebouw op een bouwperceel, dat zich door zijn constructie, afmetingen of functie onderscheidt van
overige bouwwerken en/of als belangrijkste is aan te merken.
Het hoofdgebouw is geschikt voor maximaal 1 huishouden.
 
1.24. kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
 
1.25. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen
melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt
en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die
daarbij past.
 
1.26. natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
 
1.27. nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,
schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve
van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.28. overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde
is verbonden.
 
1.29. overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en minimaal 2 open wanden/gevels.
 
1.30. peil
  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
  3. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.31. praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,
architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee
naar aard gelijk te stellen gebied.
 
1.32. straatmeubilair
al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van openbare (nutsvoorzieningen) zoals:
  1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, alsmede
  2. telefooncellen, abri’s, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede
  3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, geen gebouw zijnde, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen.
1.33. steiger
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, staande op eigen fundatie of gekoppeld dan wel vastgebonden aan
de wal dat zich bevindt direct aan of in een waterloop dat gaat dienen voor één of meer hierna genoemde
doelen om:
  • Een vaartuig aan te leggen
  • Als opstapplaats voor een vaartuig
  • Als terrasuitbreiding
1.34. uitbouw
een uitbreiding van de woonruimte, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
 
1.35. vergunningsvrije criteria
vergunningsvrije bouwwerken zoals bedoeld in de landelijke wet- en regelgeving.
 
1.36. voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel
kan worden aangemerkt.
 
1.37. voorgevellijn
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie, oriëntatie of uitstraling als belangrijkste
gevel kan worden aangemerkt.
 
1.38. wonen
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1. afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen
worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
 
2.2. bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.3. breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
 
2.4. dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.5. goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel.
 
2.6. inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.7. oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.8. oppervlakte van een grondvlak
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.9. de hoogte van de eerste bouwlaag
wordt gemeten 0,25 m boven de vloer, van de eerste verdieping boven het maaiveld van (de woning) het
(hoofd)gebouw.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
 
3.1. Bestemmingsomschrijving
 
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groen, water, speelvoorzieningen, straatmeubilair en voet- en fietspaden;
  2. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.
3.2. Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een oppervlakte van ten hoogste 15 m worden gebouwd ;
  2. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 4 Tuin
 
4.1. Bestemmingsomschrijving
 
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen, erven en verharding;
  2. erkers;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.2. Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m;
  4. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m2;
  5. waar erkers zijn toegestaan bedraagt de oppervlakte van erkers of gelijkwaardig, welke onderdeel zijn, van het hoofdgebouw ten hoogste 4 m2 ;
  6. waar erkers zijn toegestaan bedraagt de bouwhoogte van erkers of gelijkwaardig, welke onderdeel zijn, van het hoofdgebouw ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  7. waar erkers zijn toegestaan bedraagt de diepte van erkers of gelijkwaardig, welke onderdeel zijn, van het hoofdgebouw ten hoogste 1 m, gemeten vanaf de voorgevellijn;
  8. voor de realisatie van luifels, welke onderdeel zijn, van het hoofdgebouw geldt een maximum van 0,75 m2
Artikel 5 Verkeer
 
5.1. Bestemmingsomschrijving
 
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebiedsontsluitings- en erftoegangswegen en straten voor rijdende en stilstaande voortuigen;
  2. fiets- en voetpaden, verhardingen, bermen en parkeervoorzieningen;
  3. straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen;
  5. erfafscheidingen
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
5.2. Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een oppervlakte van ten hoogste 15 m2, worden gebouwd ;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 6 Water
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  2. taluds, bruggen en duikers;
  3. oeverbeschoeiingen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m. 
Artikel 7 Wonen
 
7.1. Bestemmingsomschrijving
 
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen;
  2. op de gronden met de bestemming Wonen mogen in totaal 41 woningen gerealiseerd worden
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
7.2. Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels; daarnaast is toegestaan bouwwerken
die voldoen aan de vergunningsvrije criteria:
 
7.2.a. Hoofdgebouw
  1. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ dienen hoofdgebouwen aaneengebouwd te worden;
  3. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven maximale goothoogte;
  4. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven maximale bouwhoogte.
7.2.b. Aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen
  1. voor een hogere bouwhoogte (dan vergunningsvrij is toegestaan) van een aanbouw geldt dat:
    1. de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt, tenzij anders aangegeven op de plankaart;
    2. de goothoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
    3. indien een hellend dak wordt toegepast, de dakhelling van aanbouwen ten hoogste de dakhelling van het bijbehorende hoofdgebouw bedraagt en uitsluitend wordt uitgevoerd in een zadeldak vorm.
  2. voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen op een achter- / zijerf van het hoofdgebouw, gelegen aan het openbaar toegankelijk gebied, is uitsluitend toegestaan:
    1. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt ten hoogste 10 m2;
    2. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
    3. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
    4. de dakhelling van vrijstaande bijgebouwen ten hoogste 45 graden bedraagt.
7.2.c. Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde
  1. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, met uitzondering van erfafscheidingen, op ten minste 1 meter achter de lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  3. de bouwhoogte van pergola’s bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  4. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  5. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een oppervlakte van ten hoogste 15 m2, worden gebouwd ;
  6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (waaronder overkappingen) bedraagt ten hoogste 3 m.
7.3. Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning voor aanbouwen afwijken van het
bepaalde in 7.2.b.:
  1. onder c: voor het bouwen van een balustrade op de eerste bouwlaag, gemeten vanaf de eerste bouwlaag, met een maximale bouwhoogte van 1,25 m ten behoeve van een dakterras, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden en bezonning van aangrenzende percelen;
  2. voor de bouw van dakopbouwen.
7.4. Specifieke gebruiksregels
 
Binnen deze bestemming is de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf in maximaal
milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de
woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
  1. de omvang van de activiteit bedraagt ten hoogste 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m2;
  2. het gebruik geen onevenredig nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  3. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
  4. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  5. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan huisgebonden beroep;
  6. reclame-uitingen aan o.a. gevel en dak(rand) zijn niet toegestaan;
  7. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Artikel 8 Natuur
 
8.1 Bestemmingomschrijving
 
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  2. extensieve dagrecreatie.
8.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1,5m, gemeten vanaf waterpeil.
8.3 Omgevingsvergunning aanleg werken
  1. Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning aanleg werken: Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning aanleg werken van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning aanleg werken) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
    2. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    3. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
    4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    5. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
    6. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    7. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.
  2. Uitzonderingen op het aanlegverbod: Het verbod van lid 8.3.a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
    3. het aanleggen van steigers betreffen, voor zover deze:
      1. niet meer dan 0,75m binnen de bestemmingsgrens ‘Natuur’ liggen.
      2. constructief geen gebruik maken van gronden met bestemming ‘Natuur’.
      3. niet breder zijn dan 10m en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste gelijk is aan de diepte van de steiger, met een minimum van 1m;
      4. niet hoger zijn dan 0,5 m boven het gemiddeld waterpeil; de minimale afstand tussen de onderkant van de steiger en het gemiddeld waterpeil bedraagt 0,2 m;
      5. geen afbreuk wordt gedaan aan de gewenste beeldkwaliteit van de omgeving.
      6. niet meer dan één steiger per perceel betreffen.
  3. Voorwaarde voor een omgevingsvergunning aanleg werken: De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.3.a zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuuren landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 9 Waarde - Archeologie 2
 
9.1. Bestemmingsomschrijving
 
De voor Waarde-Archeologie 2 aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar geldende
bestemming(en) – tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
 
9.2. Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken;
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
9.3. Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.2. onder b, ten
behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) – met in achtneming van, de voor
betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels-, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning (voor het bouwen) een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het onderdeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning (voor het bouwen) regels te verbinden, gericht op het behoud van archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. de bij betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
9.4.a. verboden zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming van Waarde – Archeologie 2 zonder of in afwijking
van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
9.4.b. uitzonderingen op het verbod
Het verbod van 9.4.a. is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 9.2 in acht is genomen;
  2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
9.4.c. voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 9.4.a. bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van
de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken
locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar,
indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
3 Algemene regels
 
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene bouwregels
 
Parkeergelegenheid
  1. een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien;
  2. parkeergelegenheid die is gerealiseerd voor het goed kunnen functioneren van de omgeving, moet in stand worden gehouden;
  3. bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  4. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en kan worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Artikel 12 Algemene gebruiksregels
 
12.1. Gebruiksregels ten aanzien van onbebouwde gronden
 
12.1.a. Algemeen
Het is verboden de in het plan begrepen gronden, voor zover zij onbebouwd blijven, anders te gebruiken,
in gebruik te geven of te laten gebruiken anders dan ten dienste van de in deze regels aan de grond
gegeven bestemming;
 
12.1.b. Bijzonder
Onverminderd het bepaalde lid 12.1.a is het in ieder geval verboden onbebouwde gronden te gebruiken
voor:
  1. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, waar onder in ieder geval begrepen caravans en campers en (uitzichtbelemmerende) grote voertuigen;
  4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  5. het gebruik van gronden voor functies in strijd met het bepaalde in artikel 11 (Algemene bouwregels).
12.1.c. Uitzonderingen
Het in lid 12.1.a. en lid 12.1.b. bepaalde is niet van toepassing op:
  1. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
  2. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen;
  3. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
12.2. Gebruiksregels ten aanzien van bouwwerken
 
12.2.a.Algemeen
Het is verboden de in het plan gelegen bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken
op een wijze anders dan ten dienste van de in deze regels aan de bijbehorende grond gegeven
bestemming.
 
12.2.b. Bijzonder
Onverminderd het bepaalde in lid 12.2.a. is het in ieder geval verboden de bouwwerken te gebruiken
voor/als:
  1. bedrijfsmatige werk- of opslagruimte met een milieucategorie hoger dan 1;
  2. opslag van gevaarlijke stoffen/materialen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), waaronder begrepen consumentenvuurwerk.
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
 
Overschrijding maatvoering
 
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds een omgevingsvergunning
voor afwijken kan worden verleend – met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten met ten hoogste 10%. Een omgevingsvergunning voor afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technische betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. Een omgevingsvergunning voor afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. de bouw ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen van:
    1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 25 m3 en de bouwhoogte ten hoogste 4 m mag bedragen, gasdrukregel- en asdrukmeetstations uitgezonderd. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning voor afwijken dient in de belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (zichtlijnen en voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);
    2. andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale hoogte van 15 m. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning voor afwijken dient in de belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (zichtlijnen en voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);
Artikel 14 Algemene wijzigingsregels
 
Archeologische waarden
 
Wijziging ten behoeve van verwijdering van bestemming
 
Burgemeester en wethouders kunnen van een of meer bestemmingsvlakken de bestemming Waarden-
Archeologie 2 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het  bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
 
15.1. Overgangsrecht bouwwerken
 
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. eenmalig kan ontheffing worden verleend van het bepaalde in dit lid onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in dit lid onder a, met maximaal 10%;
  3. het bepaalde in dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van in-werkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
15.2. Overgangsrecht gebruik
 
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. het bepaalde in dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan Warboutsland.