direct naar inhoud van Regels
Plan: Zone Krommeweg, Langeweg, A16
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0531.bp13ZoneKLA16-3002

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Zone Krommeweg, Langeweg, A16 van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0531.bp13ZoneKLA16-3002 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 aannemingsbedrijf

onderneming die een (bouw)werk uitvoert tegen een bepaalde prijs.

1.8 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  • b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  • c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  • d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • e. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  • f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • g. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  • h. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • i. een paardenfokkerij.
1.10 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11 antenne-installatie

een zend- en ontvangstinstallatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.12 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.14 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.16 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.18 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wabo.

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.22 bijgebouw

een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en via het hoofdgebouw niet rechtstreeks toegankelijk is

1.23 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.26 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.30 bruto vloeroppervlakte

de totale, buitenwerks gemeten vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsuitoefening benodigde vloeroppervlakte.

1.31 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.32 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.33 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.34 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.35 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.36 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering.
1.37 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.38 erf:

het gedeelte van het perceel dat 1 meter achter de voorgevelrooilijn ligt, niet zijnde bestemming 'Tuin', alsmede niet liggend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

1.39 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.40 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.41 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met meer dan 2 wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.43 hobbykas

een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

1.44 hoofdgebouw

een gebouw op een bouwperceel, dat zich door zijn constructie, afmetingen of functie onderscheidt van overige bouwwerken en/of als belangrijkste is aan te merken, exclusief eventuele aan- en uitbouwen.

1.45 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.46 hovenier

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.47 kampeermiddelen

niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.48 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.49 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.50 kassen

bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 2,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.51 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.52 kleinschalig landschapselement

individueel klein element in het landschap met een natuurwetenschappelijke, visuele en/of cultuurhistorische waarde, zoals een bosje, singel of bomenrij.

1.53 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.54 landschapsdeskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake landschap.

1.55 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.56 lessenaarsdak

een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.

1.57 manege:

een bedrijf gericht op het geven, dan wel faciliteren van paardensportinstructie, alsmede het geven van gelegenheid tot het (recreatief) houden en/of berijden van paarden, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca-activiteiten;

1.58 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.59 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.60 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.61 ondergeschikte bouwdelen

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, windvanen, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen, zonnepanelen;

1.62 ondergeschikt

het in verband met een andere hoofdactiviteit uitoefenen van activiteiten in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel plaatsvindt en het uitoefenen van de bedoelde andere activiteiten alleen plaatsvindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit;

1.63 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en minimaal 2 open wanden/gevels.

1.64 paardenfokkerij

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.

1.65 paardenhouderij:

bedrijfsmatige activiteit gericht op het bieden van stallingsruimte voor paarden, alsmede op het trainen, africhten en/of verzorgen van paarden, een en ander niet zijnde een manege;

1.66 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg, gemeten in het midden (as) van de weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.67 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.68 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.69 seksinrichting

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.70 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.71 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.72 standplaats voor kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.73 straatmeubilair

al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van openbare (nutsvoorzieningen zoals:

  • a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, alsmede
  • b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede
  • c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een hoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen.
1.74 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond en ondergeschikt de verkoop van artikelen voor wooninrichting en -decoratie.

1.75 verblijfsmiddelen

voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.

1.76 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.77 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.78 voorgevellijn

een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de oorspronkelijke voorgevels van de hoofdgebouwen.

1.79 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.80 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.81 woning

een complex van ruimten uitsluitend bedoeld voor de huisvesting voor de huisvestiging van een afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, zonnepanelen, kleinschalige windmolens, antennes, liftschachtopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.9 de hoogte van de eerste bouwlaag

wordt gemeten 0,25 m boven de vloer, van de eerste verdieping boven het maaiveld van (de woning) het (hoofd)gebouw.

2.10 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Voor diverse kapvormen geldt als maatgevende hoogte:

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp13ZoneKLA16-3002_0001.jpg"

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouwbedrijven;
  • b. grondgebonden veehouderij;
  • c. sierteelt;
  • d. fruitteelt;
  • e. glastuinbouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • f. een paardenhouderij voor ten hoogste 8 paarden met ondergeschikt en incidenteel het fokken van paarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  • g. kleinschalige landschapselementen;
  • h. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • i. ondergeschikte detailhandel tot een oppervlakte van ten hoogste 200 m2 per bedrijf;
  • j. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, wegen en paden en nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mag worden gebouwd;
  • b. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kas' mogen uitsluitend kassen worden gebouwd;
  • e. de afstand van de gebouwen tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • f. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte;
  • g. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goothoogte;
  • h. de gebouwen, niet zijnde kassen, dienen te worden afgedekt met een kap, waarvan de dakhelling ten minste 20° en hoogste 60° mag bedragen;
  • i. de bouwhoogte van kassen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • j. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 4 m;
3.2.2 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m3;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goothoogte;
  • d. bij de bedrijfswoning mag ten hoogste 75 m2 aan bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd;
3.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
3.2.4 Afwijkende maatvoering

Voor zover de maatvoering van bebouwing ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan reeds meer bedroeg, geldt de bestaande maatvoering als maximum.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:

  • a. in lid 3.2.1 voor de bouw van agrarisch hulpgebouwen buiten het bouwvlak, onder de voorwaarde dat:
    • 1. de hulpgebouwen uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling noodzakelijk zijn;
    • 2. de oppervlakte per hulpgebouw niet meer mag bedragen dan 50 m2 en de gezamenlijke vloeroppervlakte van de hulpgebouwen per bedrijf ten hoogste 100 m2 mag bedragen;
    • 3. de goothoogte ten hoogste 3 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte ten hoogste 5 m mag bedragen;
    • 5. door de bouw van het hulpgebouw geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarde.
  • b. in lid 3.2.3 sub a voor het vergroten van de hoogte van silo's tot ten hoogste 25 m indien zulks om bedrijfstechnische reden noodzakelijk of gewenst is en geen onevenredige beperking van het gebruik van aangrenzende terreinen en bebouwing optreedt en daartegen geen landschappelijke bezwaren bestaan.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Paardenbak

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' mogen de in lid 3.1 bedoelde gronden tevens gebruikt worden voor een paardenbak.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch', buiten het bouwvlak de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning aanleg werken van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanleggen van waterbassins en mestbassins;
  • b. het dempen, graven en vergraven van watergangen, hieronder het aanleggen van dammen en bruggen mede begrepen;
  • c. het beplanten van gronden met bomen of andere houtopstanden;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 50 m2 per agrarisch bedrijfsperceel;
  • e. het afgraven, verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • f. de aanleg van wandel- en fietspaden.
3.5.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 3.5.1 van dit artikel vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. het uitvoeren van werken en werkzaamheden, welke uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. werkzaamheden die aangemerkt kunnen worden als het normale agrarisch gebruik van de gronden, die geen wijziging aanbrengen in het natuurlijke en bestaande verloop van watergangen.
3.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1:

  • a. zijn slechts toelaatbaar, indien door de uit te voeren werkzaamheden geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de landschappelijke waarde;
  • b. ten behoeve van de beoordeling van het bepaalde onder a winnen burgemeester en wethouders advies in bij een landschapsdeskundige.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • c. een hoveniersbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': tevens een caravanstalling;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemingsbedrijf': tevens een aannemingsbedrijf voor grond-, weg- en waterbouw;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf': tevens een bouwbedrijf ;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief lpg;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens in totaal ten hoogste 4 zelfstandige kantoorvestigingen tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.000 m² per vestiging;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'; uitsluitend voor een nutsvoorziening;
  • j. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • k. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, wegen en paden, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mag worden gebouwd;
  • b. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goothoogte;
  • e. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' een overkapping is toegestaan met een maximale bouwhoogte van 6 m;
  • g. de bedrijfsgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap, waarvan de dakhelling ten minste 20º en hoogste 60º mag bedragen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'kas' mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. schaduw-/gaaskassen, waarbij de gezamenlijke grondoppervlakte ten hoogste 1.250 m2 en de bouwhoogte ten hoogste 4 m mag bedragen;
    • 2. kassen, waarbij de gezamenlijke grondoppervlakte ten hoogste 5.000 m2 en de bouwhoogte ten hoogste 6 m mag bedragen.
4.2.2 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m3;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goothoogte;
  • d. bij de bedrijfswoning mag ten hoogste 75 m2 aan bijgebouwen, overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
4.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' is per bedrijf één reclamezuil toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 7 m;
  • e. opslag is uitsluitend toegestaan achter de voorgevel en het verlengde daarvan.
4.2.4 Afwijkende maatvoering

Voor zover de maatvoering van bebouwing ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan reeds meer bedroeg, geldt de bestaande maatvoering als maximum.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder d, tot een gezamenlijk grondoppervlakte van ten hoogste 100 m2 op bouwpercelen kleiner dan 2.000 m2, en van ten hoogste 150 m2 bij grotere bouwpercelen..

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn, behoudens het bepaalde in lid 4.1, niet toegestaan;
  • b. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • e. per bedrijf is niet-zelfstandige, bedrijfsgebonden kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de brutovloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 3.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan.
4.4.2 Paardenbak

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' mogen de in lid 4.1 bedoelde gronden tevens gebruikt worden voor een paardenbak.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 sub a:

  • a. om bedrijven toe te laten uit van categorie 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 4.1 sub a toegelaten categorieën van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 4.1 sub a toegelaten categorieën van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten';

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • c. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. Wgh-inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet zijn toegestaan;
  • e. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

Artikel 5 Detailhandel - Perifeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Perifeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een tuincentrum, ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, wegen en paden, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mag worden gebouwd;
  • b. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goothoogte;
5.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 7 m;
  • b. de bouwhoogte van silo's bedraagt ten hoogste 4 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. opslag is uitsluitend toegestaan achter de voorgevel en het verlengde daarvan.
5.2.3 Afwijkende maatvoering

Voor zover de maatvoering van bebouwing ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan reeds meer bedroeg, geldt de bestaande maatvoering als maximum.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden om producten aan te bieden, welke niet direct aan de activiteiten van een tuincentrum gekoppeld zijn, met dien verstande dat opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is toegestaan, waarbij de maximale hoeveelheid vuurwerk die binnen een inrichting aanwezig mag zijn 10.000 kilogram bedraagt.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, speelvoorzieningen, straatmeubilair en voet- en fietspaden;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kunstobjecten, nutsvoorzieningen en (ondergrondse) afvalverzamelsystemen.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding bedraagt ten hoogste 7 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven uit categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. terrassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, wegen en paden, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mag worden gebouwd;
  • b. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goothoogte;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - loopbrug' is een overdekte loopbrug toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 8 m en een vrije doorrijhoogte van ten minste 4,5 m.
7.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m;
7.2.3 Afwijkende maatvoering

Voor zover de maatvoering van bebouwing ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan reeds meer bedroeg, geldt de bestaande maatvoering als maximum.

Artikel 8 Natuur

8.1 Bestemmingomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • b. extensieve dagrecreatie;
  • c. water ten behoeve van de waterhuishouding.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning aanleg werken van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.
8.3.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 8.3.1 van dit artikel vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werkzaamheden die aangemerkt kunnen worden als het normale onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
8.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 9 Recreatie - Volkstuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;
  • b. hobbytuinbouw;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, wegen en paden, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gemeenschappelijk gebouw

Uitsluitend binnen het bouwvlak mag een gemeenschappelijk gebouw worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de op de verbeelding aangegeven hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
9.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op een volkstuin, waarvan de perceelsoppervlakte tenminste 100 m2 bedraagt;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van plantenkassen mag per volkstuin niet meer dan 10 m2 bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bergingen mag per volkstuin niet meer dan 6 m2 bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag per volkstuin niet meer dan 10 m2 bedragen;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. gebruik van de grond en opstallen voor verblijfsrecreatie;
  • c. gebruik van de grond en opstallen voor permanente bewoning.

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. in- en uitritten;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, paden, terreinen en parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van palen en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2:

  • a. voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen met een totaal grondoppervlak van maximaal 15 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter, indien een (aaneengesloten) tuin groter is dan 200m2;
  • b. voor de realisatie van balkons, erkers of gelijkwaardig, welke onderdeel zijn van het hoofdgebouw voor een maximum oppervlak van 4 m2;
  • c. voor de realisatie van luifels, welke onderdeel zijn van het hoofdgebouw voor een maximum oppervlak van 0,75 m2.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 4 doorgaande rijstroken, alsmede vlucht- en opstelstroken, in- en uitritten, busstroken en voet- en fietspaden;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, (ondergrondse) afvalverzamelsystemen, straatmeubilair, reclame-uitingen en water.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - loopbrug' is een overdekte loopbrug toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 8 m en een vrije doorrijhoogte van ten minste 4,5 m;
  • b. voor het overige mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en zijnde worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeer- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 20 m;
    • 2. de bouwhoogte van kunstobjecten bedraagt ten hoogste 8 m;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, kunstobjecten, bruggen, nutsvoorzieningen, (ondergrondse) afvalverzamelsystemen, reclame-uitingen en water.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden;

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeer- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 8 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. waterlopen en waterberging;
  • c. oeverbeschoeiingen, taluds en bermen;
  • d. bruggen, duikers en andere waterbouwkundige voorzieningen;
  • e. kunstobjecten.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden;

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. aanlegsteigers zijn niet toegestaan.

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

14.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak is ten hoogte één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal woningen is toegestaan;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. gestapelde woningen zijn niet toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte;
  • f. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goothoogte.
14.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op ten minste 1 m achter de lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de afstand van aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt 0 m of ten minste 1 m;
  • d. de bouwhoogte van uitbouwen en aanbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum bouwhoogte van 4 m;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. aan- en uitbouwen mogen uitsluitend geplaatst worden tussen het bouwvlak en de op 3 m afstand hiervan liggende (parallelle) lijnen;
  • g. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt ten hoogste 30 m2;
  • h. de gezamenlijk oppervlakte van aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het erf met een maximum van 80 m2.
14.2.3 Overige bouwwerken geen gebouw zijnde
  • a. overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, dienen, met uitzondering van erfafscheidingen, op ten minste 1 m achter de lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van pergola's bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • d. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde hiervoor geldt dat indien de bouwhoogte van bestaande bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde ten tijde van het in ontwerp terinzage leggen van het plan hoger is dan de in die subleden genoemde bouwhoogten, de bestaande bouwhoogte de maximale bouwhoogte is.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2.2:

  • a. onder c: voor het bouwen van een balustrade met een maximale bouwhoogte van 1,25 m ten behoeve van een dakterras, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden en bezonning van aangrenzende percelen;
  • b. onder f: voor het bouwen van aan- en uitbouwen met een diepte van ten hoogste 5 m, gemeten vanaf het bouwvlak;
  • c. voor de bouw van dakopbouwen;
  • d. onder d en e: voor een hogere bouwhoogte van een aanbouw of uitbouw of een vrijstaand bijgebouw waarbij geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal bedraagt:
      • voor uitbouwen en aanbouwen: ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum bouwhoogte van 4 m;
      • voor vrijstaande bijgebouwen: ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; met een maximum bouwhoogte van 3 m;
    • 3. de dakhelling van aan- en uitbouwen ten hoogste de dakhelling van het bijbehorende hoofdgebouw bedraagt;
    • 4. de dakhelling van vrijstaande bijgebouwen ten hoogste 45 graden bedraagt;
  • e. onder h: tot een gezamenlijke grondoppervlakte van ten hoogste 100 m2 op bouwpercelen kleiner dan 2000 m2 , en van ten hoogste 150 m2 bij grotere bouwpercelen, mits het erf voor 50% onbebouwd blijft.

14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Aan-huis-gebonden beroep of bedrijf

Binnen deze bestemming is de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf in maximaal milieucategorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de omvang van activiteit bedraagt ten hoogste 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 40 m2;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte;
  • c. het gebruik levert geen onevenredige hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de omgeving;
  • d. er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten plaats die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. het gebruik gaat niet gepaard met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan huisverbonden beroep;
  • f. de woning blijft er als woning uitzien (reclame-uitingen aan o.a. gevel en dak(rand) zijn niet toegestaan);
  • g. de activiteit wordt uigeoefend door de bewoner.

Artikel 15 Leiding - Gas

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 42 inch en een druk van ten hoogste 66 bar, met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 6 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.2 onder b. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen/rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • g. het permanent opslaan van goederen.
15.4.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • 1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 15.3 bedoeld;
  • 2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
15.4.3 Voorwaarde

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 15.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Het bevoegd gezag wint hieromtrent schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

15.5 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.

Artikel 16 Leiding - Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en bescherming van ondergrondse watertransportleidingen.

16.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen mogen op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde worden opgericht ten behoeve van ondergrondse watertransportleidingen, tot een bouwhoogte van 3 m.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 voor het bouwen van bouwwerken, voor zover deze zijn toegelaten krachtens de op deze gronden overige voorkomende bestemming(en), met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfsveiligheid van de leidingen mag daardoor niet worden aangetast;
  • b. vooraf dient schriftelijk advies ingewonnen te worden bij de beheerder van de leiding.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting en/of bomen;
  • e. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen van maaiveld- of weghoogte;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
16.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld in lid 16.4.1 geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en beheer van de leiding betreffen;
  • b. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal in uitvoering zijn.
16.4.3 Voorwaarde voor de omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 16.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de leidingen en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan;
  • b. een schriftelijk advies is ingewonnen van de beheerder van de leiding.

Artikel 17 Waarde - Archeologie hoge verwachting

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

17.2.1 Algemeen
  • a. bouwen ten behoeve van de in lid 17.1 bedoelde bestemming is niet toegestaan;
  • b. de krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan.
17.2.2 Uitzonderingsregel

In afwijking van lid 17.2.1 onder b. mag worden gebouwd voor andere op deze gronden geldende bestemming(en), mits:

  • a. wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels van de desbetreffende bestemming;
  • b. de bouwwerken en de fundering niet dieper liggen dan 35 cm beneden het maaiveld
  • c. de bouwwerken een oppervlakte beslaan van minder dan 100 m2 .

17.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 17.2.1 en lid 17.2.2 met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. een omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft blijkens archeologisch onderzoek aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft een rapport overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate worden veilig gesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden worden door de bouwactiviteiten niet geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld regels te verbinden gericht op:
      • het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • het doen van opgravingen;
      • begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige.
    • 4. voordat over het verlenen van de omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Vergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waaronder ook worden gerekend het woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, en aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
  • b. het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • c. het verlagen van het waterpeil.
17.4.2 Uitzondering

Het verbod in lid 17.4.1 geldt niet voor:

  • a. het uitvoeren van normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. het uitvoeren van grondwerkzaamheden als bedoeld onder a. tot een diepte van minder dan 35 cm beneden het maaiveld en/of met een oppervlakte van minder dan 100 m2;
  • c. het vervangen van bestaande riolering en andere ondergrondse kabels en leidingen, indien de afmetingen en horizontale en verticale ligging van de leidingen niet veranderen;
  • d. het verrichten van archeologisch onderzoek door een deskundige archeoloog;
  • e. het verrichten van werken en werkzaamheden waarvoor met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.2.2 of 17.3 een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend.
17.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.4.1 wordt alleen verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

17.4.4 Advies

Voordat over het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.4.1 wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

17.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming ’Waarde - Archeologie hoge verwachting' van de verbeelding te verwijderen, indien:
    • 1. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door aan een of meerdere bestemmingsvlakken de dubbelbestemming ’Waarde - Archeologie hoge verwachting' toe te kennen, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 18 Waarde - Archeologie lage verwachting

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie lage verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

18.2.1 Algemeen
  • a. bouwen ten behoeve van de in lid 18.1 bedoelde bestemming is niet toegestaan;
  • b. de krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan.
18.2.2 Uitzonderingsregel

In afwijking van lid 18.2.1 onder b. mag worden gebouwd voor andere op deze gronden geldende bestemming(en), mits:

  • a. wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels van de desbetreffende bestemming;
  • b. de bouwwerken en de fundering niet dieper liggen dan 50 cm beneden het maaiveld
  • c. de bouwwerken een oppervlakte beslaan van minder dan 2.500 m2 .

18.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 18.2.1 en lid 18.2.2 met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. een omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft blijkens archeologisch onderzoek aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft een rapport overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate worden veilig gesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden worden door de bouwactiviteiten niet geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld regels te verbinden gericht op:
      • het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • het doen van opgravingen;
      • begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige.
    • 4. voordat over het verlenen van de omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Vergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waaronder ook worden gerekend het woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, en aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
  • b. het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • c. het verlagen van het waterpeil.
18.4.2 Uitzondering

Het verbod in lid 18.4.1 geldt niet voor:

  • a. het uitvoeren van normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. het uitvoeren van grondwerkzaamheden als bedoeld onder a. tot een diepte van minder dan 50 cm beneden het maaiveld en/of met een oppervlakte van minder dan 2.500 m2;
  • c. het vervangen van bestaande riolering en andere ondergrondse kabels en leidingen, indien de afmetingen en horizontale en verticale ligging van de leidingen niet veranderen;
  • d. het verrichten van archeologisch onderzoek door een deskundige archeoloog;
  • a. het verrichten van werken en werkzaamheden waarvoor met inachtneming van het bepaalde in artikel 18.2.2 of 18.3 een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend.
18.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.4.1 wordt alleen verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

18.4.4 Advies

Voordat over het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.4.1 wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

18.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming ’Waarde - Archeologie lage verwachting' van de verbeelding te verwijderen, indien:
    • 1. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door aan een of meerdere bestemmingsvlakken de dubbelbestemming ’Waarde - Archeologie lage verwachting' toe te kennen, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 19 Waarde - Archeologie middelhoge verwachting

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

19.2.1 Algemeen
  • a. bouwen ten behoeve van de in lid 19.1 bedoelde bestemming is niet toegestaan;
  • b. de krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan.
19.2.2 Uitzonderingsregel

In afwijking van lid 19.2.1 onder b. mag worden gebouwd voor andere op deze gronden geldende bestemming(en), mits:

  • a. wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels van de desbetreffende bestemming;
  • b. de bouwwerken en de fundering (met uitzondering van funderingspalen) niet dieper liggen dan 1,5 m beneden het maaiveld.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 19.2.1 en lid 19.2.2 met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. een omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft blijkens karterend archeologisch (boor-)onderzoek aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft een rapport overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate worden veilig gesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden worden door de bouwactiviteiten niet geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld regels te verbinden gericht op:
      • het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • het doen van opgravingen;
      • begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige.
    • 4. voordat over het verlenen van de omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Vergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waaronder ook worden gerekend het woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, en aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
  • b. het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • c. het verlagen van het waterpeil.
19.4.2 Uitzondering

Het verbod in lid 19.4.1 geldt niet voor:

  • a. het uitvoeren van normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. het uitvoeren van grondwerkzaamheden als bedoeld onder a. tot een diepte van minder dan 1,5 m beneden het maaiveld;
  • c. het vervangen van bestaande riolering en andere ondergrondse kabels en leidingen, indien de afmetingen en horizontale en verticale ligging van de leidingen niet veranderen;
  • d. het verrichten van archeologisch onderzoek door een deskundige archeoloog;
  • e. het verrichten van werken en werkzaamheden waarvoor met inachtneming van het bepaalde in artikel 19.2.2 of 19.3 een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend.
19.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.4.1 wordt alleen verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

19.4.4 Advies

Voordat over het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.4.1 wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

19.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming ’Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' van de verbeelding te verwijderen, indien:
    • 1. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door aan een of meerdere bestemmingsvlakken de dubbelbestemming ’Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' toe te kennen, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ter plaatse van Sophiaspoortunnel
21.1.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' en de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - spoor':

  • a. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen met een diepte van meer dan 2 meter beneden het maaiveld;
  • b. het ontginnen, ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en egaliseren met een niveauverschil van meer dan 2 meter ten opzichte van het maaiveld;
  • c. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit en ploegwerk met een diepte van meer dan 2 meter beneden het maaiveld;
  • d. het graven van waterbergingen (sloten, singels en/of vijvers) met een diepte van meer dan 2 meter beneden het maaiveld;
  • e. het leggen van (drainage)leidingen op een diepte van meer dan 2 meter beneden het maaiveld;
  • f. het toepassen van bronbemaling.
21.1.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 21.1.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van andere werken en/of werkzaamheden in het kader van het onderhoud of beheer van de spoortunnel.

21.1.3 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 21.1.1 is slechts toelaatbaar, indien door die andere werken en/of werkzaamheden geen schade kan worden veroorzaakt aan de spoortunnel of anderszins de belangen van de spoortunnel worden of kunnen worden geschaad.

21.1.4 Adviesprocedure

Alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 21.1.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de spoortunnel.

Artikel 22 Algemene bouwregels

22.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen anders dan bestemmingsgrenzen tussen 'Wonen' en 'Tuin' mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's, overstekende daken en afdaken, indien de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt;
  • c. tot gebouwen behorende erkers of vooruitbouwen, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt; de breedte van een erker bedraagt ten hoogste de breedte van de woning en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximale bouwhoogte van 3 meter. Hekwerken en balustrades ten behoeve van een dakterras mogen deze maximale bouwhoogte met ten hoogste 1,5 meter overschrijden;

22.2 Ondergronds bouwen
22.2.1 Algemeen

De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen, tenzij in Hoofdstuk 2 anders is bepaald;
  • b. gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 meter onder peil.
22.2.2 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2.1 sub a ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 meter, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;
  • b. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.

Artikel 23 Algemene gebruiksregels

23.1 Gebruiksregels ten aanzien van onbebouwde gronden
23.1.1 Algemeen

Het is verboden de in het plan begrepen gronden, voor zover zij onbebouwd blijven, anders te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken anders dan ten dienste van de in deze regels aan de grond gegeven bestemming;

23.1.2 Bijzonder

Onverminderd het bepaalde lid 23.1.1 is het in ieder geval verboden onbebouwde gronden te gebruiken voor:

  • a. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • b. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • d. ligplaats of aanlegplaats voor vaartuigen voor zover dit niet uitdrukkelijk bij de bestemmingen is bepaald;
  • e. het gebruik van gronden voor functies in strijd met het bepaalde in artikel 22 (Algemene bouwregels).
23.1.3 Uitzonderingen

Het is in lid 23.1.1 en lid 23.1.2 bepaalde is niet van toepassing op:

  • a. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
  • b. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen;
  • c. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

23.2 Gebruiksregels ten aanzien van bouwwerken
23.2.1 Algemeen

Het is verboden de in het plan gelegen bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze anders dan ten dienste van de in deze regels aan de bijbehorende grond gegeven bestemming:

23.2.2 Bijzonder

Onverminderd het bepaalde in lid 23.2.1 is het in ieder geval verboden de bouwwerken te gebruiken voor/als:

  • a. detailhandelsdoeleinden, tenzij anders bepaald in Hoofdstuk 2 of seksinrichting;
  • b. de bouwwerken welke zijn opgericht na een door burgemeester en wethouders te verlenen omgevingsvergunning te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor de omgevingsvergunning is verleend.
  • c. opslag van gevaarlijke stoffen/materialen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), waaronder begrepen consumentenvuurwerk, tenzij anders bepaald in Hoofdstuk 2.
  • d. het gebruik van bouwwerken voor functies in strijd met het bepaalde in artikel 22 (Algemene Bouwregels).

Artikel 24 Algemene aanduidingsregels

24.1 railverkeer

Ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' gelden de volgende bepalingen:

24.2 vrijwaringszone - spoor

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - spoor' gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht dan wel andere werken en/of werkzaamheden worden uitgevoerd welke de belangen van de spoortunnel schaden of kunnen schaden;
  • b. het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken of onderdelen daarvan, zoals ondergeschikte aanpassingen aan gebouwen (interne verbouwingen, dakkapellen en kleinschalige bouwwerken), waarbij geen directe invloed ontstaat op de bodem en/of waarvoor geen grondwerkzaamheden worden verricht;
  • c. ten aanzien van het uitvoeren van andere werken en/of werkzaamheden wordt verwezen naar Artikel 21 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. het bevoegd gezag kan, onverminderd het elders in dit plan bepaalde, middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a, voor de bouw van andere dan bedoelde bouwwerken, op voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de spoorwegbelangen;
  • e. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in sub d wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in over de belangen van de spoortunnel bij de beheerder van de spoorlijn.

Artikel 25 Algemene afwijkingsregels

25.1 Geringe afwijkingen en overschrijdingen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten met ten hoogste 10%. Een omgevingsvergunning voor afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technische betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. Een omgevingsvergunning voor afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. de bouw ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen van:
    • 1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 25 m3 en de bouwhoogte ten hoogste 4 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning voor afwijken dient in de belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (zichtlijnen en voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);
    • 2. andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale hoogte van 15 m. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning voor afwijken dient in de belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (zichtlijnen en voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);
  • d. het in geringe mate aanpassen van het plan zoals een bouwgrens of een (andere) aanduiding, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van de juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is om het plan aan te passen aan de werkelijke toestand van het terrein, waarbij de grenzen met niet meer dan 1 m mogen worden verschoven;
  • e. de bouw van een steiger binnen de bestemming Water (en eventuele aanliggende bestemming Groen, Verkeer en/of Verkeer - Verblijfsgebied) mits:
    • 1. de hoogte niet meer bedraagt dan 0,5 meter boven het waterpeil;
    • 2. de steiger niet breder is dan 10% van de totale breedte van de watergang ter plaatse, met een maximum van 2 meter uit de oever;
    • 3. de steiger niet breder is dan 10 meter en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste gelijk is aan de diepte van de steiger, met een minimum van 1 meter;
    • 4. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2;
    • 5. geen afbreuk wordt gedaan aan de gewenste beeldkwaliteit van de omgeving;
    • 6. vooraf advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

25.2 Afwijken ten behoeve van een JOP

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het oprichten van een jongeren ontmoetingsplaats (JOP), mits:

  • a. de afstand tot woningen ten minste 25 m bedraagt;
  • b. het oppervlak van het te plaatsen onderkomen ten hoogste 20 m² bedraagt;
  • c. de hoogte van het te plaatsen onderkomen ten hoogste 4 meter bedraagt.

Artikel 26 Algemene wijzigingsregels

26.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 27 Overige regels

27.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheid van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  • a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  • b. brandweeringang;
  • c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. de ruimte tussen bouwwerken;
  • e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

28.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 28.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 28.1 met maximaal 10%.

28.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 28.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

28.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

28.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 28.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

28.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 28.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

28.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 28.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Zone Krommeweg, Langeweg, A16

Bijlagen

Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten

Onderstaand is een indeling van horeca-activiteiten opgenomen zoals deze in het bestemmingsplan wordt gehanteerd. Horeca is binnen het bestemmingsplan Zone Krommeweg, Langeweg, A16 toegestaan voor zover de horeca is toegestaan binnen de regels.

Categorie   Omschrijving/typologie   Horeca subcategorie  
1.   Maaltijdverstrekkers:    
  cafetaria, snackbar, automatieken   1a  
  lunchroom, ijssalons, kiosk   1a  
  pannenkoekenhuis, shoarmazaak, poffertjeszaak, crèperie   1a  
  restaurant   1b  
2.   Drankverstrekkers    
  café, bar   2a  
  tearoom, koffiehuis   2b  
3.   Multifunctioneel horecabedrijf   3  
4.   Logiesverstrekkend    
  hotel   4  
  motel   4  
  pension   4  
5.   Vermaak en ontspanning    
  snooker- of biljartcentrum   5  
  casino of amusementhal   5  
  bowling- of kegelcenrum, lastergamecentrum   5  
  bioscoop   5  
6.   Ontmoetingscentrum / Maatschappelijke instellingen   6  
7.   Discotheken    
  discotheek, dancing, nachtclub   7