direct naar inhoud van Artikel 12 Waarde - Archeologie
Plan: De Volgerlanden-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0531.bp06Volgerlandoost-3001

Artikel 12 Waarde - Archeologie

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd ter bescherming van de archeologische waarden.

12.1.2

Voor zover bestemmingen in dit plan samenvallen geldt de volgende rangorde:

  • a. Waterstaat - Waterkering (artikel 14)
  • b. Waterstaat (artikel 13)
  • c. Waarde - Archeologie (artikel 12)
  • d. Leiding - Gas (artikel 11)
  • e. de onderliggende bestemmingen uit HOOFDSTUK 2.
12.2 Bouwregels

Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in lid 12.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd alsmede bouwwerken ten dienste van de in lid 12.1.2bedoelde bestemming tot een grondoppervlakte van 100 m2.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 ten behoeve van de bestemmingen als bedoeld in lid 12.1.2, mits:

  • a. de archeologische waarden niet worden geschaad;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van de archeologisch deskundige te overleggen.
  • c. aan een afwijking kunnen in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van archeologisch (voor)onderzoek;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een door de gemeente aan te wijzen op archeologisch gebied deskundige.
12.4 Omgevingsvergunning voor een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Verbodsregels

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) binnen de gronden als bedoeld in lid 12.1, de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het egaliseren of ophogen van de bodem;
  • b. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
  • c. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • d. het rooien van bomen en ander houtopstanden waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het verlagen van het waterpeil;
  • f. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • g. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen, zoals drainageleidingen, en de daarmee verband houdende constructies;
  • h. het aanleggen of dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • i. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten.
12.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 12.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. gronden waarvoor op basis van onderzoek is komen vast te staan dat geen bijzondere archeologische waarden aanwezig zijn die een verdere planologische bescherming behoeven;
  • b. werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van het uitvoeren van archeologisch onderzoek door een daartoe gerechtigde instantie;
  • c. werken en werkzaamheden die, uit een oogpunt van te beschermen belangen, van ondergeschikte betekenis zijn, waaronder begrepen graaf- of andere grondwerkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m beneden het bestaande maaiveld;
  • d. werkzaamheden waarvoor ingevolge de Monumentenwet of de gemeentelijke monumentenverordening een (omgevings)vergunning is afgegeven door het daartoe bevoegd gezag.
12.4.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 12.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uit te voeren werkzaamheden geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de archeologische waarden van de gronden.

12.4.4 Advies / voorwaarden

Alvorens te beslissen over een vergunning als bedoeld in 12.4.1, wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologisch deskundige. Aan een omgevingsvergunning voor een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden worden de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch (voor)onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.