direct naar inhoud van Artikel 15 Wonen
Plan: Landelijk gebied Sandelingen - Ambacht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0531.bp04Landelgebied-3001

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
15.1.2

Ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" zijn de in lid 15.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor detailhandel, voorzover bestaand.

15.1.3

Ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein" zijn de in lid 15.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor één voorziening voor kleinschalig kamperen.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mag worden gebouwd;

15.2.1 Hoofdgebouw
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak mag ten hoogste één vrijstaande woning worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "twee-aaneen" mogen twee-aaneen gebouwde woningen worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m, tenzij de met de maatvoering- aanduiding aangegeven goothoogte anders aangeeft;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 9 m, tenzij de met de maatvoering- aanduiding aangegeven bouwhoogte anders aangeeft;
  • f. de hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap waarvan de dakhelling ten minste 30º en ten hoogste 60º bedraagt;

15.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen dienen op ten minste 1 m achter de lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m bij vrijstaande woningen;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum bouwhoogte van 4 m;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; met een maximum bouwhoogte van 3 m;
  • f. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen geplaatst worden tussen het bouwvlak en de op 3 m afstand hiervan liggende (parallelle) lijnen;
  • g. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt ten hoogste 30 m2;
  • h. de gezamenlijk oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 50% van het woonperceel met een maximum van 80 m2.

15.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, dienen op ten minste 1 m achter de lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van pergola's bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • e. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. voor gronden voor de voorgevellijn 1 m;
    • 2. voor het overige: 2 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde hiervoor geldt dat indien de bouwhoogte van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde en erfafscheidingen hoger is dan in die subleden genoemde bouwhoogten, de bestaande bouwhoogte de maximale bouwhoogte is;
  • g. het bepaalde in lid 15.2.2. onder h is overeenkomstig van toepassing.

15.2.4 Bestaande bebouwing

Bestaande bebouwing die niet voldoet aan de maatvoering als bedoeld in lid 15.2 mag worden gehandhaafd en herbouwd waarbij de bestaande maatvoering als maximale maatvoering geldt en de situering van het (hoofd)gebouw niet mag worden gewijzigd.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.2:

  • a. onder d of e: voor het bouwen van een balustrade met een maximale bouwhoogte van 1,25 m ten behoeve van een dakterras, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden en bezonning van aangrenzende percelen;
  • b. onder f: voor het bouwen van aan- en uitbouwen met een diepte van ten hoogste 5 m, gemeten vanaf het bouwvlak;
  • c. voor de bouw van dakopbouwen;
  • d. onder d en e: op een aan- bouw of uitbouw en een vrijstaand bijgebouw mag een kap worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. de dakhelling van aan- en uitbouwen ten hoogste 45° bedraagt;
    • 2. de dakhelling van vrijstaande bijgebouwen ten hoogste 45° bedraagt, waarbij de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • e. onder h: tot een gezamenlijk grondoppervlakte van ten hoogste 100 m2 op bouwpercelen kleiner dan 2.000 m2, en van ten hoogste 150 m2 bij grotere bouwpercelen, mits het erf voor 50% onbebouwd blijft.

15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1

Binnen deze bestemming is de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit bedraagt ten hoogste 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 40 m2;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel is niet toegestaan;
  • d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

15.4.2

Ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" mag de bestaande oppervlakte aan detailhandel met 10% worden uitgebreid.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.4 ten behoeve van de kleinschalige bedrijvigheid als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit bedraagt ten hoogste 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m2;
  • b. aangetoond dient te worden dat de parkeerdruk in de omgeving niet onevenredig toeneemt door de type bedrijfsvoering;
  • c. de bedrijfsactiviteiten mogen geen onevenredige afbreuk doen aan de woningen en andere gevoelige functies in de omgeving;
  • d. de bedrijvigheid dient onder categorie A van de in Bijlage 2 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging te vallen.