direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Recreatie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0530.BPRecreatie2011-VG03

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Hellevoetsluis heeft zich de opgave gesteld alle bestemmingsplannen voor het gehele grondgebied te actualiseren. De aanleiding hiervoor is gelegen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De Wro vereist dat bestemmingsplannen een maximale looptijd hebben van tien jaar en na die tijd dienen te worden herzien. Eén van de gebieden waarvoor de vigerende bestemmingsplannen herzien dienen te worden is het gebied van de recreatieve zone.

1.2 Doelstelling en planvorming

Het hoofddoel van het bestemmingsplan is een adequate en actuele regeling waarin het meest recente ruimtelijke beleid in een juridisch bindende vorm is neergelegd.

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard, dat wil zeggen dat de huidige functionele en ruimtelijke situatie als uitgangspunt heeft gediend voor de juridische regeling. Bouwinitiatieven en gebruikswijzigingen die passen binnen de reguliere bestemmingslegging blijven uiteraard mogelijk. Daarnaast heeft de gemeente een visie met betrekking tot de recreatiegebieden opgesteld: 'Visie ontwikkeling Recreatieve Zone'. Het versterken van het recreatieve karakter van het gebied staat hierin centraal. De visie is op 13 oktober 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is daar waar mogelijk rekening gehouden met de visie, met dien verstande dat ontwikkelingen die worden nagestreefd en waarbij de bebouwing of het gebruik de reguliere bestemmingslegging overstijgen, uitsluitend zijn vertaald in het bestemmingsplan als de onderbouwing (met bijbehorende onderzoeken) en de besluitvorming volledig is afgerond.

Gekozen is voor een min of meer globale vorm met directe bouwtitels, waarbij bouw- en andere initiatieven binnen duidelijke ruimtelijke en functionele kaders helder zijn. Enerzijds wordt de ruimtelijke structuur gerespecteerd en anderzijds biedt het bestemmingsplan flexibiliteit waar dit niet op ruimtelijke en functionele bezwaren stuit.

1.3 Voorgeschiedenis

In 2007 is in het kader van de actualisatie inhaalslag reeds een conserverend voorontwerpbestemmingsplan Recreatie opgesteld waarover inspraak en vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (destijds artikel 10 BRO) heeft plaatsgevonden. In 2008 is echter besloten de procedure niet verder te vervolgen omdat de gemeente eerst een visie op de recreatieve zone wilde opstellen. Dit omdat de (recreatie)ondernemers in het plangebied uitbreidings- en wijzigingsplannen hadden die om een integrale visie vroegen. Zoals in paragraaf 1.2 is aangegeven, is deze visie nu opgesteld. Vanwege het tijdsverloop en de daarmee gepaard gaande gewijzigde wet- en regelgeving en Rijks- provinciaal en gemeentelijk beleid, is besloten een geactualiseerd bestemmingsplan op te stellen waarvoor een nieuwe procedure wordt opgestart. Ook het feit dat inmiddels een visie is opgesteld heeft in deze een rol gespeeld. Met de destijds ingediende inspraakreacties is daar waar mogelijk en gewenst rekening gehouden in het onderhavige bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat de planbeschrijving. In dit hoofdstuk is een ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied gegeven en wordt ingegaan op de doorvertaling in het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van de beleidskaders die relevant zijn voor het plangebied. Vervolgens komen in hoofdstuk 4 de omgevingsaspecten (zoals milieu, ecologie, water en archeologie) aan de orde. Hoofdstuk 5 gaat in de economische uitvoerbaarheid van het plan en hoofdstuk 6 op handhaving. In hoofdstuk 7 wordt de juridische planbeschrijving beschreven. Hoofdstuk 8 is gereserveerd voor de resultaten uit de inspraak en het overleg met instanties zoals bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt enerzijds ingegaan op de huidige situatie van het plangebied en anderzijds op de toekomst van het plangebied en de betekenis daarvan voor het bestemmingsplan.

2.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen ten westen van de kern van Hellevoetsluis. Ten zuidwesten ligt het Haringvliet. Het plangebied wordt in het noorden door de N57 begrensd. De provinciale Amnesty Internationallaan en de Heliushaven begrenzen het plangebied in het oosten. Het gemeentelijk deel van de Haringvliet behoort tot het plangebied en vormt de zuidelijke grens (zie figuur 2.1). Het plangebied van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan 'project Duijnhoek' (uitbreiding camping De Quack) is buiten het plangebied Recreatie gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPRecreatie2011-VG03_0001.jpg"Figuur 2.1 Ligging plangebied

2.3 Vigerende regeling

vigerende bestemmingsplannen   vaststelling   goedkeuring  
     
Duijnhoek   25 mei 1989   02 januari 1990  
Buitengebied   19 september 1996   17 oktober 1996  

2.4 Gebiedsbeschrijving

Het plangebied is gelegen op het eiland Voorne en is onder te verdelen in, grofweg, vier gebieden. De polder Nieuw-Helvoet en de Quack liggen aan de noordwestzijde en worden gekenmerkt door de agrarisch gerelateerde functies. Het natuurgebied de Quackgors ligt in het oosten en de Oeverlijn en Duinzone in het westen. De duinen en de oeverlijn van het Haringvliet vallen ook onder de Natuurbeschermingswet. De recreatieve voorzieningen liggen centraal in het plangebied.

Polder Nieuw-Helvoet en de Quack

De polder polder Nieuw-Helvoet en de Quack zijn aan elkaar grenzende polders. Het poldergebied wordt gekenmerkt door landbouwgronden. Het kleipolderlandschap is relatief open en grootschalig en kent een gevarieerd grondgebruik. In dit open landschap is de hoofdstructuur van de dijken goed herkenbaar. Binnen de polder vormen de verspreide boerderijen en erfbeplantingen opvallende massa-elementen in de open ruimtes. In het gebied is slechts een enkel agrarisch bedrijf gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPRecreatie2011-VG03_0002.jpg"

Het Quackgors

Het Quackgors is van oorsprong een getijdengebied. Door de aanleg van de Haringvlietdam in 1970 zijn eb en vloed sterk verminder en is het een zoetwatergebied geworden. Tot die tijd diende de Zuiddijk als zeewering (formeel heeft het die functie nog). Het Quackgors staat nu alleen nog onder water als tijdens een storm de sluizen dicht blijven en het water niet weg kan. Het gebied valt onder de Natuurbeschermingswet en is daarom niet toegankelijk. Om te voorkomen dat het Quackgors langzaam afbrokkelt, zijn voor het gebied eilandjes en een stenen oeververdediging aangelegd. Paarden en runderen grazen in het gebied. In het buitendijkse deel van het Quackgors zijn in 1996 zandplaten opgespoten. Het Gorzenpad langs het Quackgors is een belangrijke route voor fietsers en wandelaars.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPRecreatie2011-VG03_0003.jpg"

Het Quackgors is, als natuurmonument, het enige gebied binnen de kuststrook met een natuurbestemming die zich niet met verblijfsrecreatief (of agrarisch) gebruik laat combineren. Het duingebied kent eveneens belangrijke natuurwaarden, maar heeft ook enige betekenis voor de recreatie. Het verbindt namelijk de campings en verblijfsrecreatie met het Haringvliet en is landschappelijk aantrekkelijk.

Oeverlijn en Duinzone

De weidsheid van het Haringvliet contrasteert met het beschutte land achter de dijk. De voormalige zeedijken vormen markante grenzen. De Duinzone betreft de duinen en is een kleinschalig en relatief besloten landschap met een grote betekenis voor natuur en recreatie. De zone langs de oeverlijn van de gemeente Hellevoetsluis bevat diverse landschappelijke en stedelijke elementen zoals stranden, natuurgebieden en havens. Het deel vanaf de dam tot aan de vesting vormt de toeristisch-recreatieve (ontwikkelings)zone van Hellevoetsluis. Het gebied leent zich uitstekend voor verschillende vormen van recreatie en toerisme, maar herbergt tegelijkertijd enkele zeer belangrijke natuurgebieden.

Haringvliet

Het Haringvliet is een afgesloten zeearm die via een open verbinding met het Hollands Diep deel uitmaakt van de delta van Rijn en Maas. Na de voltooiing van de Haringvlietsluizen in 1970 viel het getij in het voormalige brakke getijdengebied grotendeels weg. Het water werd zoet tot aan de sluizen en het getij werd beperkt. Het Haringvliet vormt nu een groot zoetwaterbekken, dat alleen via Spui, Oude Maas en Nieuwe Waterweg nog in verbinding staat met de Noordzee. Het peil wordt beïnvloed door de Haringvlietsluizen en de bovenstroomse stuwen. Aan de oevers bestaat het landschap uit grasgorzen, riet- en biezenvelden, begroeide en onbegroeide zand- en slikplaten grenzend aan open water. Het aantal voormalige platen zijn door vooroeververdedigin en aanvulling met grond uitgegroeid tot uitgestrekte gebieden (Ventjagersplaten en Slijkplaat).

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPRecreatie2011-VG03_0004.jpg"

Recreatie

In de recreatieve zone, nabij de zee en het strand zijn Camping De Quack, het bungalowpark Citta Romana en camping 't Weergors gevestigd. Dit gebied is een kenmerkend recreatiegebied van Hellevoetsluis. Het bungalowpark en de campings zijn gelegen in de nabijheid van het Haringvliet dat een watersportgebied met stranden en diverse strandpaviljoens is. Daarnaast zijn er verschillende kleinere clusters van recreatiewoningen aanwezig. Camping De Quack en bungalowpark Citta Romana worden beiden ontsloten via de Voorweg. Camping 't Weergors is aan de Zuiddijk, aan de rand van het stedelijk gebied, gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPRecreatie2011-VG03_0005.jpg"

Camping de Quack

Camping de Quack is een grote camping met zowel toeristische plaatsen, stacaravans als recreatiewoningen/chalets. In de huidige indeling zijn er 167 recreatiewoningen/ chalets aanwezig en is er ruimte voor maximaal 283 standplaatsen voor kampeermiddelen en stacaravans. Daarnaast is er een apart veld aanwezig dat gebruikt wordt als kampeerterrein voor kortkampeerders. Tevens beschikt de huidige camping over centrale voorzieningen. Camping De Stolk maakt onderdeel uit van camping De Quack. Het qua oppervlakte veel kleinere terrein ligt ten noorden van camping De Quack aan de Duinweg.

De exploitatiemaatschappij De Quack is voornemens om als kwaliteitsverbetering van Camping de Quack het 'Project Duinhoek' te realiseren.

Op basis van het definitief Stedenbouwkundig plan Project Duinhoek d.d. 18 februari 2010 bestond Project Duinhoek oorspronkelijk uit drie onderdelen, te weten:

  • verplaatsing en uitbreiding van de bestaande voorzieningen voor Camping de Quack naar een nieuwe locatie;
  • uitbreiding van de recreatieve verblijfsmogelijkheden in de vorm van een hotel;
  • een health & wellnesscenter, ondersteunend aan het (verblijfs)recreatieve karakter van het gebied.

 

Als gevolg van maatschappelijk –en economische ontwikkelingen en de ingediende zienswijzen op het ontwerp bestemmingsplan Project Duinhoek is het definitief Stedenbouwkundig plan Project Duinhoek d.d. 18 februari 2010 geactualiseerd. Op 20 december 2012 is het bestemmingsplan Project Duinhoek vastgesteld. In het vastgestelde plan zijn de oorspronkelijke drie onderdelen van het plan gehandhaafd. De hotelfunctie, een health & wellnesscenter en het grote parkeerterrein zijn echter komen te vervallen. In de plaats daarvan worden er verblijfsmogelijkheden geboden in de vorm van duincottages en kamperen. Tevens wordt de camping uitgebreid met kleinschalige wellnessvoorzieningen, zoals sauna's, zwemgelegenheid en sportvoorzieningen.

Het vastgestelde plan voor de uitbreiding van Camping de Quack brengt met zich mee dat de centrale voorzieningen op de rest van het terrein niet meer toelaatbaar zijn, met uitzondering van een bestaande loods ten behoeve van onderhoud en afvalinzameling nabij de Duinweg. Het onderhavige bestemmingsplan zal verdere voorzieningen daarom ook niet meer toestaan op dit deel van de camping. De overige vrijkomende bebouwing en gronden mogen dan ook uitsluitend voor verblijfsrecreatie worden gebruikt. Dit is in lijn met het in 2007 opgestelde herinrichtingsplan van Camping de Quack.

Camping 't Weergors

Camping 't Weergors aan de Zuiddijk beschikt over toeristische plaatsen en stacaravans, in totaal is er ruimte voor 268 standplaatsen. Deze camping beschikt eveneens over centrale voorzieningen. De eigenaar van camping 't Weergors heeft concrete uitbreidingsplannen bij de gemeente ingediend welke hij op korte termijn wil realiseren. De uitbreidingsplannen zijn in het algemeen gericht op verbreding van de activiteiten wat nodig is om een gezond recreatiebedrijf te behouden. De plannen hebben betrekking op de gronden aan de oostzijde van de camping. In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied is voor deze gronden een uit te werken recreatieve bestemming opgenomen.

Ten behoeve van de uitbreiding is een aparte ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze onderbouwing is als bijlage 1 opgenomen bij dit bestemmingsplan. Op basis van deze ruimtelijke onderbouwing zijn de betreffende gronden in het ontwerpbestemmingsplan bestemd voor verblijfsrecreatie. Op basis hiervan is realisatie van de plannen mogelijk.

Bungalowpark Citta Romana

Op het bungalowpark Citta Romana bevinden zich momenteel 320 recreatiewoningen. Daarnaast zijn op dit terrein tevens centrale voorzieningen, zoals horeca, een receptie, winkel en recreatieruimten aanwezig.

In het vorige bestemmingsplan Duijnhoek zijn de mogelijkheden voor beide terreinen zorgvuldig weergegeven, rekening houdend met de ruimtelijke uitstraling en de recreatieve-/marktsituatie van dat moment. De mogelijkheden uit dat plan zijn grotendeels gerealiseerd.

Ook bungalowpark Citta Romana heeft (uitbreidings)plannen. Deze plannen zijn minder concreet in die zin dat er nog geen volledige onderbouwing (concreet bouwplan, benodigde onderzoeken en kostenverhaal) aanwezig is. Derhalve zijn deze plannen dan ook niet meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

Groenstrook

Rondom het recreatiegebied is een groenstrook gelegen. De doelstelling achter deze groenstrook is het realiseren van een ruimtelijke buffer naar de aangrenzende natuurgebieden en het creëren van een landschappelijke inpassing van de recreatieterreinen. De beplantingsdichtheid van de groenstrook moet zodanig zijn dat deze een goede buffer vormt tussen de campings en het aangrenzende gebied. Een goede landschappelijke inpassing en vergroting van de natuurwaarde op de campings wordt bereikt door in de beplanting soorten toe te passen die overeenkomen met soorten van de natuurgebieden in de omgeving.

Binnenduinrandgebieden zijn meestal rijk van structuur. De afwisselende schakering van weidelandjes, houtopstanden en (vooral) agrarische en/of recreatieve bebouwing is kenmerkend. Het visueel contact met het (open) achterland is een belangrijk landschappelijk kenmerk evenals de erfbeplantingen van de tuinen.

De (recreatie) woningen in de groenstrook aan de campingrand zijn niet beeldbepalend. Dit komt door de royale groene setting waarin zij ‘verborgen’ liggen. De gebouwkwaliteit in de campingrand is geïnventariseerd. De 17 recreatiewoningen en de (voormalige) beheerderswoning die goed van kwaliteit zijn blijven staan. Een groot aantal eenheden wordt gesloopt (38 st) en niet meer teruggebouwd. In het onderstaande figuur is zichtbaar om welke gebouwen het gaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPRecreatie2011-VG03_0006.png"

Bestaande situatie en de te slopen recreatiewoningen

In een deel (ter hoogte van camping de Quack) van de groenzone zijn in het verleden recreatiewoningen gebouwd. De groenzone is daardoor onderbroken. In het kader van de plannen voor de uitbreiding camping de Quack is ingestemd met het behouden van 17 recreatiewoningen + een beheerderswoning in de groenstrook en het slopen van 38 woningen. Dit is opgenomen in de “Landschappelijke inpassing herontwikkeling Camping de Quack” , een rapport van Atelier Walvis van oktober 2008 waarmee het college heeft ingestemd. De (onderbroken) groenstrook zoals in dit rapport is beschreven is op de plankaart van het onderhavige bestemmingsplan vertaald. Kijkend naar de huidige situatie betekent dit dat er nog een aantal recreatiewoningen gesloopt moeten worden. Ten westen staan nog 13 recreatiehuisjes waar er volgens het rapport 14 zijn gesitueerd, ten oosten staan er nog 7 recreatiehuisjes en waar er volgens het rapport 4 zijn gesitueerd.

Volgens de plannen van Camping de Quack en de afspraken tussen de gemeente en de eigenaar zoals vastgelegd in de realisatieovereenkomt, worden binnenkort enkele huisjes gesloopt zodat de groenstrook zo veel mogelijk hersteld kan worden. In het plan zijn de te verwijderen recreatiewoningen niet meer opgenomen zoals hiervoor is omschreven.

Duinweg

De Duinweg heeft een karakteristieke structuur en is een historisch dijklint. Aan de ene zijde grenst de duinweg aan het Natura2000 gebied (zie hoofdstuk 3) en aan de andere zijde wordt het beeld aan de zuidzijde bepaald door kleine tuinen rond recreatiewoningen, tuinen rond woningen op ruimere kavels, opendoorzichten zoals een weidelandje van cultuurhistorische waarde en de landschappelijk ingerichte en afschermende beplanting rond het campingterrein. Aan de noordzijde grenst de Duinweg aan het agrarische deel van het plangebied en buigt vervolgens af lang een woning en langs Camping de 'De Stolk' waar het aansluit op de Haringvlietweg, dit deel is overigens alleen bestemd voor langzaam verkeer.

Wonen

In het plangebied is sprake van enkele woningen langs de Duinweg en de Schenkeldijk. Reeds in de vorige bestemmingsplannen zijn deze woningen als zodanig bestemd. In veel gevallen gaat het om forse woonpercelen. Het toevoegen van woningen in het gebied, bijvoorbeeld door het omzetten van recreatiewoningen naar de woonfunctie, is niet gewenst omdat de gemeente de recreatiewaarden in het gebied juist wil versterken (zie ook paragraaf 2.5).

Verkeer

De ontsluiting van het recreatiegebied Hellevoetsluis loopt via de N57 aan de noordzijde en de Amnesty Internationallaan (N497) gelegen aan de oostzijde van het plangebied. In de planregels (met uizondering van de uit te werken bestemming bij camping 't Weergors) zijn geen parkeernormen opgenomen. Bij nieuwe ontwikkelingen dienen de meest actuele parkeernormen te worden gehanteerd (conform het parkeerbeleid Hellevoetsluis).

De Duinweg loopt vanaf Rockanje naar Hellevoetsluis en volgt de oude structuur van het historische dijklint. De weg maakt deel uit van het zogenoemde 'Rondje Voorne', welke een recreatieve fietsroute op Voorne-Putten is. Ter hoogte van het Quackgors loopt de Duinweg over in de Schenkeldijk. Als afronding van het duingebied vormt in het algemeen een Duinweg de ontsluiting voor de aanliggende percelen. Functioneel gezien is de weg gecategoriseerd als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom en geldt een snelheidsregime van 60 km/h. In de praktijk zal deze snelheid echter nimmer worden gehaald. De weg heeft een gemiddelde breedte van circa 3 m en staat hoge rijsnelheden dus simpelweg niet toe. Slechts ter hoogte van de Voorweg, de opgangen richting het strand en nabij de overgang naar de Duinpan, is de weg breder, de Schenkeldijk is smaller.

Tot ongeveer vijf jaar geleden werden naast enkele (recreatie)woningen, ook discotheek De Quack en camping De Quack ontsloten via de Duinweg en Schenkeldijk. In vroegere visies en beleidsdocumenten werd al vermeld dat het verkeer van en naar deze functies als storend werd ervaren, waardoor het verkeersluw maken als belangrijke ambitie is opgenomen in het nu nog vigerende bestemmingsplan Duinhoek van 1989. Inmiddels is de discotheek verdwenen en is de ontsluiting van de camping verplaatst naar de Parkweg, een zijweg van de Voorweg. De Voorweg is (tussen de toegang aan de Parkweg tot de camping en de Duinweg) gesloten verklaard, behoudens bestemmingsverkeer. De verkeersintensiteit op de Duinweg en Schenkeldijk zijn als gevolg daarvan sterk teruggelopen. De ambitie om de Duinweg en Schenkeldijk verkeersluw te maken is derhalve op deze gerealiseerd.

Hoewel er geen verkeersgegevens bekend zijn bij wegbeheerder waterschap Hollandse Delta, mag worden aangenomen dat de intensiteit zeer laag (<300 mvt/etmaal) is en dat de weg louter gebruikt wordt door bewoners en recreanten. Voor het gedeelte Schenkeldijk geldt overigens van maandag tot en met vrijdag, tussen 7.00 en 21.00 uur, eenrichtingsverkeer in noordoostelijke richting. In het zomerseizoen zal de verkeersintensiteit iets hoger liggen. Er zijn in die periode meer recreanten in het gebied en ook het strand wordt frequenter bezocht. Met name het parkeerterrein ter hoogte waar de Duinweg overloopt in de Schenkeldijk, zal voor wat meer verkeersbewegingen zorgen. De aantallen zullen echter zeer beperkt zijn en geen negatieve gevolgen hebben op de leefbaarheid in het gebied.

Bij de ontwikkeling van het onderhavige bestemmingsplan zijn de mogelijkheden om kleinschalige ontwikkelingen (zoals bijvoorbeeld de vestiging van een theeschenkerij) op te nemen, passend binnen het recreatieve karakter van het gebied, onderzocht. Met name het verkeersaspect is hierbij van belang. Dergelijke kleinschalige ontwikkelingen hebben een beperkte invloed op het verkeersbeeld op de Duinweg. Omdat de voorzieningen zijn gericht op de recreanten in het gebied, wandelaars en fietsers, zal de invloed niet leiden tot problemen. Voorwaarde is dat het parkeren van voertuigen per ontwikkeling, dus ook fietsen, op eigen terrein zal worden voorzien.

De uitbreiding van camping 't Weergors is apart onderbouwd. Deze onderbouwing is opgenomen als bijlage bij dit bestemmingsplan.

Water

De Zuiddijk, Schenkeldijk en de duinen hebben de functie van primaire waterkering. De Haringvlietdam is een verbindende waterkering tussen de dijkringgebieden Voorne-Putten en Goeree-Overflakkee. Ter plaatse van de waterkeringen zijn de meeste activiteiten aan regels gebonden en zijn de mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling beperkt. De Zuiddijk zal binnen enkele jaren door het waterschap worden versterkt.

2.5 Visie Recreatieve zone

In de visie 'Ontwikkeling Recreatieve zone' zijn de hoofdlijnen voor mogelijke toekomstige ontwikkelingen van de recreatieve zone gegeven. Het gaat om de rode draad. De visie moet daarmee de basis zijn voor de start van een proces van ontwikkeling, in eerste instantie gericht op het naar buiten treden met de meest relevante partijen. Een dergelijk proces van gebiedsontwikkeling neemt jaren in beslag. De financiële en technische haalbaarheid van de visie dient nog nader te worden onderzocht. Het voorgaande brengt onder andere met zich mee dat de visie niet op alle punten zonder meer kan worden vertaald in het onderhavige bestemmingsplan. Op enkele onderdelen komt bijvoorbeeld de gemeentelijke visie niet overeen met de provinciale visie. Daar waar mogelijk is er naar gestreefd om toekomstige ontwikkelingen waarvoor geen specifiek onderzoek nodig is, mogelijk te maken door uit te gaan van een flexibele bestemmingslegging.

De doelstelling van het toeristisch-recreatief beleid is:

'Hellevoetsluis op de kaart zetten: economische betekenis, groter aanbod bieden voor (langer) verblijf en overnachting ten einde werkgelegenheid en bestedingen te vergroten.'

In de visie wordt uitgegaan van deelgebieden. Deze gebieden worden min of meer gekenmerkt door bepaalde huidige of gewenste functies. Dit geeft een zeker overzicht en handvat om afwegingen te maken. Zowel voor toekomstige functies en uitvoering als voor een duiding van de termijn van ontwikkeling en de volgorde daarin. Het is uiteraard wel van belang het grotere geheel niet uit het oog te verliezen, bijvoorbeeld voor wat betreft de verbindingen tussen de gebieden en de verbinding met de Vesting.

Van belang om te vermelden is dat de reeds in gang gezette ontwikkeling van de uitbreiding van camping De Quack weliswaar nog niet uitgevoerd zijn, maar wel bestuurlijk inhoudelijk worden gedragen. Voor de uitbreiding van camping De Quack is een afzonderlijk bestemmingsplan in voorbereiding: bestemmingsplan 'Project Duijnhoek'. Het betreffende plangebied is derhalve vooralsnog buiten het onderhavige bestemmingsplan Recreatie gelaten. Indien de procedure is afgerond voor de vaststelling van het bestemmingsplan Recreatie kan het bestemmingsplan 'project Duijnhoek' alsnog 1-op-1 opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan Recreatie. Voor de inrichting van het recreatiegebied Quackpolder is in 2010 ook een afzonderlijk bestemmingsplan voorbereid. Deze procedure is begin 2011 aangehouden omdat de voortgang van de ontwikkeling vertraging heeft opgelopen in verband met de nieuwe plannen van het Rijk omtrent de verstrekking van subsidiegelden. Vanuit het rijk en de provincie werd bezien aan welke groen –en natuurontwikkelingsprojecten de beloofde subsidiegelden alsnog verstrekt gaan worden. Dit had tot gevolg dat de bestemmingsplanprocedure pas zal worden voortgezet wanneer er meer duidelijkheid bestaat over de subsidiegelden.

Er is inmiddels definitief een punt gezet achter de ontwikkeling van het natuur- en recreatiegebied. De Provincie Zuid-Holland heeft de uitspraak gedaan dat er geen financiële middelen beschikbaar zijn voor het project en dat het gebied voorts geen prioriteit heeft.

Deelgebieden

Hieronder worden de verschillende deelgebieden uit de visie (voor zover gelegen binnen het onderhavige plangebied) kort beschreven in relatie tot de wijze waarop vertaling in het onderhavige bestemmingsplan Recreatie heeft plaatsgevonden. Voor het overige wordt verwezen naar de afzonderlijk tot stand gekomen visie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPRecreatie2011-VG03_0007.jpg"

Figuur 2.2 Deelgebieden Visie Ontwikkeling Recreatieve zone

Deelgebied blauw: Quackstrand en gebied langs De Dam

De locatie van de gemeente aan de N57 en het Haringvliet kan als 'deltapoort' naar 'de eilanden' optimaal worden benut. Het Quackstrand krijgt hierin een prominente rol toegedeeld. Wenselijk is een nadere ruimtelijke uitwerking van het gebied, waardoor meer eenheid, opzet en (beeld)kwaliteit ontstaat. Verschillende recreatieve activiteiten kunnen elkaar dan versterken. Dit maakt een versterking van de recreatieve uitstraling/identiteit mogelijk.

De ontwikkeling van het Quackstrand en gebied langs de dam wordt gezien als een middellangetermijnontwikkeling, tot 2025. Ontwikkeling naar een jaarrond gebied voor toerisme en recreatie, verbetering van het strand en de benutting van het Haringvliet zijn hierbij van belang. Dit moet onder andere bereikt worden door het verbeteren van de bereikbaarheid voor autoverkeer en het realiseren van goede langzaamverkeersverbindingen met het recreatiegebied en het Noordzeestrand, het opwaarderen van het entreegebied en het realiseren van een eye-catcher met trekkersfunctie in de oksel van de strandzone.

Concrete plannen voor dit deelgebied dienen nog nader onderzocht en uitgewerkt te worden. In het bestemmingsplan is een en ander dan ook nog niet vertaald, met dien verstande dat maatregelen die passen binnen de reguliere bestemmingslegging zoals onder andere verbetering van de langzaamverkeersverbindingen en jaarrond verblijfsrecreatie en toerisme wel mogelijk zijn.

Deelgebied groen

De ontwikkeling van deze zone is gericht op consolideren en/of versterken van het Voornes Duin. Op de lange termijn (na 2025) wordt gedacht aan een thinoduct (verbinding duingebieden over N57). Versterken van de natuurfunctie staat binnen dit deelgebied voorop. Binnen de bestemming Natuur, die is opgenomen in dit bestemmingsplan voor het gebied, is deze versterking mogelijk waardoor ook op dit punt aansluiting op de visie is.

Deelgebied rood (zuidwest)

Ten opzichte van het in 2008 in procedure gebrachte bestemmingsplan Recreatie, is het deel van het plangebied ten noord-oosten van de Quackpolder niet opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan. In de Visie wordt het deelgebied (Rood) aangemerkt voor de lange termijn ontwikkeling, na 2025. Omdat een bestemmingsplan voor een termijn van 10 jaar wordt opgesteld is het gebruikelijk dat dit deel niet meegenomen wordt in het bestemmingsplan Recreatie maar blijft het onderdeel van het bestemmingsplan Buitengebied waar het een agrarische bestemming behoud. Wanneer in 2023 het bestemmingsplan Recreatie geactualiseerd wordt zal op dat moment worden bezien of aan dit gebied een ander bestemming gegeven kan worden.

Een overzicht van de gewenste ontwikkelingen van het gebied is in de onderstaande schets gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPRecreatie2011-VG03_0008.jpg"

Figuur 2.3 Deelgebied Rood (noord en zuid)

De nummers op de schets verwijzen naar de volgende ontwikkelingen:

  • 1. Realiseren natuur- en recreatiegebied Quackpolder, extensieve recreatie en natuur (deze ontwikkeling zal vooralsnog geen uitvoering krijgen, zie hiervoor).
  • 2. Uitbreiding camping De Quack (afzonderlijk bestemmingsplan in procedure).
  • 3. Realiseren van hoogwaardige verbindingen voor langzaam verkeer richting strand. De bestemmingslegging in het onderhavig bestemmingsplan Recreatie maakt dit mogelijk.
  • 4. Ontwikkelen van enkele ondergeschikte horecavoorzieningen langs de recreatieve route Schenkeldijk - Duinweg. Langs deze route zijn enkele (agrarische bedrijfs-)woningen aanwezig. Bij de (agrarsiche bedrijfs-)woningen is in dit bestemmingsplan Recreatie een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen om kleinschalige horecavoorzieningen te realiseren (maximaal 3 binnen het plangebied).
  • 5. Handhaven landelijke uitstraling langs Amnesty Internationallaan en Duinweg. De bestemmingslegging en bouwregels – afgestemd op de huidige functie – waarborgen de landelijk uitstraling.

Deelgebied Oranje (Quackpolder Zuid)

De ontwikkeling van de Quackpolder zuid wordt gezien als een middellangetermijnontwikkeling, na 2015. Deelgebied oranje heeft een duidelijk 'eigen' gezicht, dat ook buiten de regio herkend wordt. Een invulling op basis van bestaande kavelstructuren is daarvoor niet onderscheidend en aansprekend genoeg. Sterk is het om in te steken op karakteristieken die men associeert met de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden. Door de intrigerende cellenstructuur van de aanwaspolders en tussenliggende kreken als uitgangspunt voor gebiedsinrichting te nemen ontstaat een spannende, flexibele en herkenbare opzet van vrije, groene poldercellen in een struinlandschap. Elke polder moet een duidelijke samenhangende eenheid zijn. De methodiek van de poldercellen moet als ontwerp- en ontwikkelstrategie worden gezien. Als gebruiksmogelijkheden in de toekomst worden de volgende functies gezien:

  • kamperen/verblijfsrecreatie;
  • manege;
  • paintball;
  • outdoor;
  • mountainbiken;
  • skeeleren;
  • midgetgolf;
  • karten;
  • fitnesspark.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPRecreatie2011-VG03_0009.jpg"

Figuur 2.4 Deelgebied Oranje

De exacte inrichting van het gebied dient nog nader onderzocht en onderbouwd te worden. Een volledige herinrichting wordt met dit bestemmingsplan Recreatie dan ook niet mogelijk gemaakt. Het nu geldende bestemmingsplan en de daarop voortbordurende bestemmingslegging in dit nieuwe bestemmingsplan Recreatie, maakt dagrecreatie, bijvoorbeeld in de vorm van outdooractiviteiten en paintball, mogelijk.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld d.d. 13 maart 2012 staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo wordt in de Structuurvisie beschreven in welke infrastructuurprojecten de komende jaren wordt geïnvesteerd. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. De Structuurvisie heeft diverse beleidsnota's vervangen zoals:

  • de Nota Ruimte;
  • de Structuurvisie Randstad 2040;
  • de Nota Mobiliteit;
  • de MobiliteitsAanpak;
  • de structuurvisie voor de Snelwegomgeving;
  • de agenda Landschap;
  • de agenda Vitaal Platteland;
  • Pieken in de Delta.

Voor het plangebied zijn geen specifieke opgaven bepaald. Algemeen gaat de structuurvisie uit van het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS en Natura2000 gebieden. Dit onderdeel heeft betrekking op het onderhavige plangebied. In paragraaf 4.8 wordt hier nader op ingegaan.

Barro

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening in werking getreden.

Het Barro is een van de uitvoeringsinstrumenten die kunnen worden ingezet om het Rijksbeleid in het beleid van lagere overheden te laten implementeren. Het Barro bevat alle ruimtelijke rijksbelangen uit de eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) en geeft middels regels en plankaarten (juridisch) de mogelijkheid om de rijksbelangen veel directer door te laten werken in de ruimtelijke plannen van andere overheden. Anders dan de Realisatieparagraaf dus, waar alleen is aangegeven hoe het beleid zal worden uitgevoerd door het aanreiken van de mogelijke sturingsinstrumenten. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Hiermee kan bijvoorbeeld precies aangegeven worden in welke zones bestemmingsplannen geen bestemmingen mogen bevatten die verdere verstedelijking toestaan. Dit moet leiden tot snellere besluitvorming en minder bestuurlijke drukte. In de loop van 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook zal het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen.

Nationaal Waterplan 2009 - 2015

Het Nationaal Waterplan (Ministeries van V&W, VROM en LNV, 2009) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998. Het beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Het Nationaal Waterplan bestaat uit een thematische uitwerking en een gebiedsuitwerking. Thema's die behandeld worden zijn: waterveiligheid, watertekort en zoetwatervoorziening, wateroverlast, waterkwaliteit en gebruik van water. Gebiedsuitwerkingen zijn er voor de Kust, Rivieren, IJsselmeergebied, Zuidwestelijke Delta, Randstad, Noordzee, Noord-Nederland en de Waddenzee, Hoog Nederland en het Stedelijk gebied. Op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan kent geen specifieke aandachtspunten voor het bestemmingsplan Recreatie

Beleidslijn grote rivieren

Het Haringvliet valt onder het toepassinggebied van de Beleidslijn grote rivieren (Bgr). De doelstelling van de Bgr is het behoud van de ruimte die de rivieren nodig hebben voor een veilige afvoer en berging van rivierwater en het tegengaan van ontwikkelingen die de mogelijkheid voor rivierverruiming in de toekomst bemoeilijken of onmogelijk maken. De bijbehorende Beleidsregels vormen het kader waarmee wordt beoordeeld of ontwikkelingen in het buitendijkse gebied van de grote rivieren kunnen worden toegestaan. De Bgr is in 2006 inwerking getreden en vervangt de Beleidslijn Ruimte voor de rivier.

Op het Haringvliet en de buitendijkse gronden in het onderhavige bestemmingsplan- gebied, is het bergend regime van de Bgr van toepassing. Hiervoor geldt dat er uitsluitend gebouwd mag worden ten behoeve van riviergebonden activiteiten via het zogenaamde 'ja, mits'-regime. Verder zijn enkele niet-riviergebonden activiteiten onder voorwaarden toegestaan onder een zogenaamde 'nee, tenzij'-toets. Voor zowel de riviergebonden als de niet-riviergebonden activiteiten geldt dat bepaalde ingrepen alleen zijn toegestaan mits daar duurzame compensatie tegenover staat.

Voor alle buitendijkse activiteiten wordt door de gemeente advies ingewonnen bij de waterbeheerder. De waterbeheerder toets aan de Waterwet en de daarbij behorende regels en beleidsstukken, waaronder de Bgr.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk in het Haringvliet en de buitendijkse gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPRecreatie2011-VG03_0010.jpg"

Figuur 3.1 Natura 2000 gebieden (bron: provincie Zuid-Holland)

Kierbesluit

Door de aanleg van de Haringvlietsluizen in 1970, is het getij op het Haringvliet en de natuurlijke overgang tussen zout en zoet water verdwenen. Samen met de vervuiling van de rivieren heeft dat geleid tot het verdwijnen van veel planten en dieren. Voor trekvissen als zalm en forel zijn de Haringvlietsluizen een grote barrière op hun tocht naar de paaiplaatsen in de Europese rivieren. De regering heeft in 2000 het Kierbesluit genomen, met als doel de passeerbaarheid van de Haringvlietsluizen voor trekvissen te verbeteren. Het Kierbesluit houdt in dat de Haringvlietsluizen niet alleen bij eb, maar ook bij vloed beperkt open staan. Op die manier kan zeewater het Haringvliet instromen, waardoor er een natuurlijker overgangsgebied van zeewater en rivierwater ontstaat en trekvissen de sluizen kunnen passeren. In het Kierbesluit zijn diverse randvoorwaarden opgenomen waaraan de Haringvlietsluizen na de maatregelen moeten voldoen:

  • veiligheid tegen overstromingen is en blijft ook in de nieuwe situatie het belangrijkste doel van de Haringvlietsluizen;
  • de aanvoer van zoet water voor landbouw en drinkwater mag niet in gevaar komen;
  • het zoute water mag niet verder het Haringvliet instromen dan tot de denkbeeldige lijn Middelharnis – monding Spui. Een meetnet van palen en boeien –  voorzien van apparatuur om het zoutgehalte te meten – controleert dit;
  • voor de scheepvaart wordt gestreefd naar een waterstand (bij Moerdijk) die hoger is dan 0 m NAP.

Het is nu nog niet bekend wanneer de Haringvlietsluizen op een 'kier' worden gezet. Allereerst dienen compenserende maatregelen voor de zoetwatervoorziening (landbouw en drinkwater) te zijn getroffen. De invloed van het Kierbesluit op de waterhuishouding in het plangebied wordt beschreven in paragraaf 4.7.

Nota Wonen

De Nota Wonen: Wonen in de 21e eeuw is opgezet onder het motto 'de burger centraal'. Daarbij wordt veel aandacht besteed aan de individualisering van de samenleving. De nota gaat uit van:

  • meer keuzevrijheid voor burgers;
  • aandacht voor maatschappelijke waarden;
  • betrokken overheid bij beheerste marktwerking.

Aan de hand van deze drie uitgangspunten zijn vijf kernthema's benoemd:

  • zeggenschap over woning en woonomgeving vergroten;
  • kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities;
  • wonen en zorg op maat bevorderen;
  • stedelijk woonklimaat verbeteren;
  • groene woonwensen faciliteren.

De Nota Wonen geeft richting aan veranderingen in het woningbouwbeleid. Van de kwantitatieve woningbouwinspanningen vanuit de Vinex wordt nu de weg ingeslagen van de kwalitatieve woningbouw. Daarbij speelt de overheid een andere, meer betrokken rol. In de interactieve samenleving zal de overheid het in toenemende mate van wilsovereenstemming moeten hebben. Het gaat om het principe van prestatie en tegenprestatie die als basis dient voor transacties tussen de partijen. Dit wil niet zeggen dat er geen wetgeving meer noodzakelijk is. Er wordt in deze nota een integrale ordeningswet gepresenteerd: de Woonwet. Deze zal in de komende jaren worden ingevoerd. Het doel van deze wet is het stelsel onder het woonbeleid integraal en wettelijk te verankeren. Daarmee worden als het ware het speelveld en de spelregels afgebakend, waarbinnen het spel gespeeld kan worden. Vanuit de Nota Wonen is er geen opgave voor het bestemmingsplan Recreatie.

Natuurbeschermingswet 1998

Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Hiermee is de gebiedsbescherming uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn volledig geïmplementeerd. De wet biedt een beschermingskader voor natuurwaarden (habitats en soorten) in Natura 2000-gebieden en bepaalt dat projecten en andere handelingen in en nabij beschermde gebieden dienen te worden getoetst op (mogelijke) negatieve effecten op deze waarden.

In het plangebied liggen de Natura 2000-gebieden Haringvliet en Voornes Duin (Vogel- en Habitatrichtlijn). Binnen het Natura 2000-gebied Haringvliet ligt in het plangebied ook de beschermde natuurmonumenten Quackgors I en Riet-/Grasgorzen II Quackgors. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de consequenties voor het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPRecreatie2011-VG03_0011.jpg"

Figuur 3.2 Beschermde natuurgebieden (bron: provincie Zuid-Holland)

Flora- en faunawet

Naast de gebiedsgerichte natuurwetgeving is ook soortgerichte natuurwetgeving van belang. Sinds 1 april 2002 is in dit kader de Flora- en faunawet van kracht. In deze wet is de bescherming van inheemse wilde planten en dieren geregeld binnen en buiten natuurgebieden en vormt daarmee de vervanging van een aantal eerdere wetten alsmede de implementatie van de soortbescherming uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. In hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan.

Conclusie Rijksbeleid

Het voorgenomen bestemmingsplan voldoet aan het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Structuurvisie: 'Visie op Zuid-Holland'

In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De Structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Daarnaast zijn duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid belangrijke pijlers.

De functiekaart geeft de gewenste ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. Op de functiekaart van Visie op Zuid-Holland is het plangebied aangeduid als Natuurgebied, Verblijfsrecreatiegebied, Recreatiegebied water en Natura 2000-gebied.

Naast het sturen op functies, 'wat en waar', wil de provincie ook sturen op kwaliteit, 'waar en welke'. Op de kwaliteitskaart zijn zowel de bestaande als de gewenste kwaliteiten benoemd op een globale, regionale schaal. Op de kwaliteitskaart van Visie op Zuid-Holland is het plangebied aangeduid als (buitendijks) natuurlandschap, zeekleipolderlandschap en duinlandschap.

Beide kaarten duiden de bestaande situatie waar de bestemmingslegging in het bestemmingsplan Recreatie op is afgestemd en daarmee is het bestemmingsplan ook in de toekomst passend in de provinciale visie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPRecreatie2011-VG03_0012.jpg"

Figuur 3.3 Uitsnede Functiekaart (bron: provincie Zuid-Holland)

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPRecreatie2011-VG03_0013.jpg"

Figuur 3.4 Uitsnede Kwaliteitskaart (bron: Provincie Zuid-Holland)

Provinciale Verordening Ruimte

In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten, waarvan een verordening er één is. De Verordening Ruimte stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. De verordening, gebaseerd op artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening, stelt regels betreffende de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het stedelijke gebied van Zuid-Holland. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van het bestemmingsplan dient daarom ook rekening te worden gehouden met ander provinciaal beleid. Het gaat daarbij vooral om het integrale ruimtelijke beleid dat is opgenomen in de provinciale structuurvisie en het bijbehorende uitvoeringsplan.

Daarnaast is het ontwerp Besluit algemene regels ruimtelijke ordening ('AMvB Ruimte') van het Rijk van belang. Hierin zijn regels opgenomen waaraan provinciale verordeningen moeten voldoen. Enkele onderwerpen in de verordening van de provincie Zuid-Holland vloeien rechtstreeks voort uit de AMvB Ruimte, zoals regels over de Ecologische Hoofdstructuur en de Nationale Landschappen. Met de Provinciale Verordening kunnen zaken geregeld worden die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben.

Op kaart 1 van de Provinciale Verordening is het plangebied van het bestemmingsplan gelegen buiten de bebouwingscontour en in verblijfsrecreatiegebied. Op kaart 3 is vervolgens zichtbaar dat delen van het plangebied zijn gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur en Natura 2000-gebied. Tot slot geeft kaart 8 aan dat er een primaire waterkering is gelegen aan de rand van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPRecreatie2011-VG03_0014.jpg"

Figuur 3.5 Kaarten 1, 3 en 8 van de Verordening Ruimte (bron: provincie Zuid-Holland)

De volgende bepalingen zijn relevant voor het bestemmingsplan recreatie.

Regels voor het gebied buiten bebouwingscontouren

Bebouwing ten behoeve van stedelijke functies buiten bebouwingscontouren is niet toegestaan, uitzonderingen hierop zijn onder andere:

  • ruimte voor ruimte;
  • nieuwe landgoederen;
  • bestaande stedelijke functies buiten de bebouwingscontouren;
  • recreatieve functies en bebouwing.

Van de hierboven genoemde uitzonderingen is de laatst uitzondering van direct belang op het plangebied.

  • Recreatieve functies en bebouwing

Nieuwe bebouwing ten behoeve van recreatieve functies buiten bebouwingscontouren is toegestaan voor:

      • a. kleinschalige bebouwing, uitgezonderd recreatiewoningen en bedrijfswoningen, passend bij en ondersteunend aan de recreatieve functie van een gebied;
      • b. recreatiewoningen binnen gebieden voor verblijfsrecreatie;
      • c. bebouwing op het strand.

Ecologische Hoofdstructuur

  • bestemmingsplannen dienen de bestaande natuurgebieden te beschermen tegen significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden;
  • bestemmingsplannen voor de gronden die zijn aangewezen als zoekgebied wijzen geen bestemmingen aan die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken.

Regionale Waterkeringen

  • een bestemmingsplan geeft de bestemming 'waterkering' aan gronden waarop een regionale waterkering ligt;
  • een bestemmingsplan geeft een aanduiding vrijwaringszone' aan gronden die deel uitmaken van een beschermingszone langs een regionale waterkering.

Met de provinciale verordening is in het bestemmingsplan Recreatie rekening gehouden door het opnemen van de bestemmingen Natuur, Verblijfsrecreatie en de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering, overeenkomstig de provinciale verordening.

Eerder is aangegeven in de door de gemeente opgestelde visie 'Ontwikkeling recreatieve zone' dat onder ander de zakelijke markt belangrijk is voor de regio, evenals zorg als nieuwe doelgroep. Op basis van het huidige provinciale beleid kan het toestaan van deze doelgroepen op dit moment nog niet juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt buiten het stedelijk gebied.

Woonvisie Zuid-Holland 2005-2014

In januari 2005 stelden Provinciale Staten van Zuid-Holland de Woonvisie Zuid-Holland 2005-2014 vast. In deze visie geeft de provincie aan hoeveel woningen er in deze periode in Zuid-Holland gebouwd moeten worden en welke kwalitatieve accenten daarbij worden gelegd. Het provinciale beleid is erop gericht dat alle bevolkingsgroepen kunnen beschikken over passende woningen. In de woonvisie is daarom zorgvuldig gekeken naar de behoefte aan sociale woningbouw, aan woningen voor midden- en hogere inkomens en aan woningen voor ouderen en jongeren. Binnen de woonvisie wordt de verstedelijkingsstrategie, zoals die zich in de Zuidvleugeldiscussies heeft gemanifesteerd, gehanteerd, te weten: eerst bouwen in de centra van steden en dorpen en de bebouwde kom nabij bestaande of nieuw te ontwikkelen stations en haltes van openbaar vervoer. Het is de ambitie 50% van de nieuwe behoefte aan woningen door middel van verdichting of inbreiding te realiseren. De overige behoefte dient op nieuwe uitleggebieden (bijvoorbeeld Zuidplaspolder) te worden gerealiseerd. Het streven is om circa 30% sociale woningbouw over de gehele woningproductie te realiseren, om de bestaande omvang van de sociale voorraad te waarborgen zolang de sociale woningmarkt op slot zit. Om de categorie woningzoekenden met lagere inkomens te kunnen bedienen zal ook het doorstromingsbeleid versterkt moeten worden; de belangrijkste prioriteit binnen de woonvisie is het bouwen voor senioren en starters op de woningmarkt. De versterkte aandacht voor senioren kan woningen voor starters en doorstromers vrijmaken; stedelijke woonmilieus dienen meer gedifferentieerd te worden. Bij sloop van sociale woningvoorraad kan in de buurt meer gebouwd worden voor midden- en hogere inkomensgroepen.

Het bestemmingsplan Recreatie is grotendeels conserverend van aard en er worden ten aanzien van de Woonvisie Zuid-Holland 2005-2014 geen knelpunten verwacht.

Woonvisie Zuid-Holland 2011-2020 (in voorbereiding)

De woonvisie 2011-2020 is in voorbereiding. De provincie gaat uit van krimp in de landelijke gebieden en wil afspraken maken om tot een vermindering van het aantal geplande nieuwbouwwoningen te komen. Ook gaat de provincie in overleg met gemeenten in het stedelijk gebied om slechte woningen in een hoger tempo te vernieuwen en te verbeteren. Voor heel Zuid-Holland wil de provincie komen tot de bouw van meer woningen voor alleenstaanden en eenouderhuishoudens, aangezien 90% van de groei uit dit type woningen bestaat.

Uitgangspunt voor de provincie blijft dat nieuwbouw overwegend in de stedelijke gebieden zal plaatsvinden. Het bestemmingsplan Recreatie is grotendeels conserverend van aard en er worden ten aanzien van de Woonvisie Zuid-Holland 2011-2020 geen knelpunten verwacht.

Nota Wervelender (2011)

De provincie Zuid-Holland heeft in de 'Nota Wervelender' (januari 2011) als doelstelling opgenomen om in 2020 in totaal 720 megawatt (MW) aan windenergie op land gerealiseerd te hebben. In de 'nota Wervelender' is vastgelegd op welke locaties in de regio windturbines kunnen worden ontwikkeld en maakt deel uit van de Provinciale Structuurvisie. Het onderhavig plangebied is een van de gebieden die in de Nota Wervelender zijn aangewezen als concentratiegebied voor windenergie. Naar aanleiding van de 'Nota Wervelender' is 21 juni 2012 op stadsregionaal niveau het convenant “Realisatie windenergie stadsregio Rotterdam” ondertekend. Doel van het convenant is een gezamenlijke stadsregionale ambitie van 150 MW aan windenergie vast te leggen, waarvan minimaal 100 MW wordt geoormerkt op basis van concrete locaties. Het regionale convenant betreft het grondgebied van de stadsregio Rotterdam exclusief het havengebied van Rotterdam. In het regionale convenant is realisatie van windenergie aan de Zuidrand van Voorne putten op uitdrukkelijk verzoek van de betreffende gemeenten niet opgenomen. Omdat vanuit de regio voldoende (deels alternatieve) locaties zijn aangedragen is de locatie aan de Zuidrand van Voorne Putten, en daarmee ook het concentratiegebied binnen het plangebied, komen te vervallen. De provincie Zuid-Holland heeft toegezegd het provinciale beleid in overeenstemming te brengen met het regionale convenant

Voor Hellevoetsluis zijn in het convenant twee alternatieve locaties opgenomen namelijk

- de te realiseren locatie Haringvlietdam (noordzijde) upgrade met 4 windturbines van ieder 3

MW (totale vermogen van 12 MW);

- een studielocatie locatie Haringvlietdam (noordzijde) verlenging van de upgrade met 2

windturbines van 3 MW (totale vermogen van 6 MW).

Deze twee locaties liggen buiten het plangebied. Wel liggen in het kader van externe veiligheid de 10-6 contour en het invloedsgebied van deze windturbines binnen het onderhavige plangebied.

Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015

Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 (Provincie Zuid-Holland, 2009) beschrijft de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid inclusief het grondwaterbeleid. De provincie heeft in dit plan het beleid uit het Nationaal Waterplan en het huidige Europese beleid vertaalt naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. De belangrijke opgaven voor de Zuid-Hollandse Delta zijn: 1) waarborgen van de veiligheid tegen overstromingen, ook op de lange termijn (2100), 2) realiseren van een duurzaam en zo natuurlijk mogelijk ecosysteem, waarbij rekening gehouden wordt met de zoetwatervoorziening ten behoeve van functies zoals drinkwatervoorziening en landbouw; 3) benoemen, bieden en grijpen van kansen voor de ruimtelijke economische en maatschappelijke ontwikkeling van het gebied. In het provinciale waterplan gaat het vooral om de 'wat'-vraag, in het waterbeheerplan van het waterschap gaat het om de 'hoe'-vraag. De ruimtelijke aspecten in het provinciale waterplan zijn een structuurvisie op grond van de Wro en de Waterwet.

Waterbeheerplan waterschap Hollandse Delta

Het Waterbeheerplan is het beleidskader voor de regionale waterbeheertaak in de periode 2009-2015. Het is de opvolger van de integrale waterbeheerplannen die opgesteld zijn door de rechtsvoorgangers van Hollandse Delta. In het waterbeheerplan worden de functies van het water, de doelstellingen per functie en het beleid op een breed scala aan onderwerpen beschreven. Het waterbeheerplan bevat beleidskaders die op hoofdlijnen richting geven aan de uitvoering van maatregelen en werkzaamheden bij het waterschap. Nieuw in dit waterbeheerplan is de verankering van waterlichamen, doelen en maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water.

Beleidsplan Waterkeringen (Waterschap Hollandse Delta, 2006)

Het Beleidsplan Waterkeringen van waterschap Hollandse Delta is het beleidskader voor de waterkeringbeheertaak in de periode 2006-2011. In het Beleidsplan Waterkeringen worden de functies van de waterkeringen, de doelstellingen per functie en het beleid op een breed scala aan onderwerpen beschreven. Het Beleidsplan Waterkeringen bevat beleidskaders die op hoofdlijnen richting geven aan het functioneel beheer van de waterkeringen, aan het waarborgen van de waterkerende functie en aan de uitvoering van onderhouds- en verbeteringsmaatregelen.

Pilot buitendijks gebied

Gemeenten kunnen buitendijkse bebouwing toestaan als de gevolgen van een overstroming beperkt blijven. Hiervoor moet de waterveiligheidssituatie beter in kaart gebracht worden. Momenteel ontwikkelt de provincie een risicomethodiek voor het bepalen van waterveiligheidsrisico's voor bouwen en wonen in buitendijks gebied. Tot het voorjaar van 2012 worden de methode getest bij gemeentelijk bestemmingsplannen in buitendijks gebied. Onderhavig bestemmingsplan maakt geen onderdeel uit van deze pilot.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Hellevoetsluis 2010+

Het structuurplan Hellevoetsluis 2010+ is vastgesteld door de gemeenteraad op 2 september 2004. Het overgangsrecht van de Wro heeft bepaald dat structuurplannen die onder de oude WRO zijn vastgesteld, gelden als structuurvisie.

In dit structuurplan zijn de gemeentelijke doelen aangegeven. Hellevoetsluis wil een prettige gemeente zijn om in te wonen, met aangename en complete woonbuurten in een aantrekkelijk landschap. Daarnaast wil de gemeente groeien als toeristisch-recreatief centrum in de noordelijke Delta, gedragen door de ligging aan het water en de aanwezigheid van een historische vesting. Deze twee kwaliteiten vormen de hoofddoelstelling van het gemeentelijke beleid. De hoofddoelstelling wordt ondersteund en aangevuld door de principes van duurzaamheid en leefbaarheid.

Behoud en versterking van waardevolle elementen op het terrein van water, natuur, landschap en cultuurhistorie vormen essentiële doelstellingen van het ruimtelijke beleid, zowel in het buitengebied, als in het stedelijk gebied en de uitbreidingen daarvan. Na een uitvoerige inventarisatiefase is in het structuurplan aan de hand van een aantal modellen voor de verschillende wijken van Hellevoetsluis een ruimtelijk model ontwikkeld. Voor het plangebied Recreatie is het volgende vermeld.

De toeristische-recreatieve sector is van grote betekenis voor Hellevoetsluis en de regio. De ruime mogelijkheden tot vrijetijdsbesteding, maken Hellevoetsluis tot een aantrekkelijk woon-, recreatief en toeristisch gebied. Toerisme is bij uitstek een functie dat zich over de gemeentegrenzen uitstrekt. Sterke punten van Voorne-Putten zijn naast de ligging aan het Haringvliet, het groene karakter op steenworp afstand van het stedelijk gebied van Rijnmond, het Voornse Duin, de Brielse Maas en Bernisse.

De zone langs de oeverlijn van de gemeente Hellevoetsluis bevat diverse landschappelijke en stedelijke elementen zoals stranden, natuurgebieden en havens. Het deel vanaf de dam tot aan de vesting vormt de toeristische-recreatieve (ontwikkelings)zone van Hellevoetsluis. Het gebied leent zich uitstekend voor verschillende vormen van recreatie en toerisme, maar herbergt tegelijkertijd enkele zeer belangrijke natuurgebieden. De natuurwaarden van het Haringvliet zijn gewaarborgd door wettelijke bescherming.

Het Quackgors is, als natuurmonument, het enige gebied binnen de kuststrook met een natuurbestemming die zich niet met verblijfsrecreatief (of agrarisch) gebruik laat combineren. Het duingebied kent eveneens belangrijke natuurwaarden, maar heeft ook enige betekenis voor de recreatie. Het verbindt namelijk de Duijnhoek met zijn campings en verblijfsrecreatie met het Haringvliet en is landschappelijk aantrekkelijk.

Bij de ontwikkeling van nieuwe voorzieningen moet rekening worden gehouden met het belang van andere functies, zoals landbouw, natuur en landschap. Het bestemmingsplan Recreatie voorziet niet in planologisch nieuwe (grootschalige) voorzieningen.

Structuurvisie 2015+ (2011)

De opvolger van het structuurplan, de structuurvisie Hellevoetsluis 2015+, is inmiddels vastgesteld door de gemeenteraad op 13 oktober 2011. Het betreft hier een actualisering van het voornoemde Structuurplan 2010+. Voor de onderwerpen waarover de structuurvisie 2015+ geen uitspraken doet, blijft het Structuurplan 2010+ van kracht. De Structuurvisie Hellevoetsluis 2015+ geeft de visie en ambities met betrekking tot het gemeentelijk beleid weer. De visie is een kader voor toekomstige bestemmingsplannen (en daarmee tevens voor afwijkingsprocedures van deze bestemmingsplannen) geactualiseerd.

Ten aanzien van de Recreatieve zone is in de Structuurvisie het volgende verwoord:

De oeverzone van Hellevoetsluis is een groot en divers gebied dat zich uitstrekt van de Haringvlietdam tot aan de Struytse Zeedijk. De zone langs de oeverlijn van de gemeente bevat diverse landschappelijke en stedelijke elementen zoals stranden, natuurgebieden, havens, het historische De Vesting en een voormalige zeedijk, waarachter de wijk De Struyten deels verscholen ligt. Het gebied is grofweg in twee delen te splitsen: een toeristisch recreatieve zone met grote natuurwaarden en een stedelijke zone. Het deel vanaf de Haringvliet dam tot aan De Vesting vormt de toeristisch-recreatieve (ontwikkelings)zone van Hellevoetsluis. Het gebied leent zich uitstekend voor verschillende vormen van recreatie en toerisme, maar herbergt tegelijkertijd enkele zeer belangrijke natuurgebieden. De natuurwaarden van het Haringvliet zijn gewaarborgd door de wettelijke bescherming die uitgaat van Vogel- en Habitatrichtlijnen. Een zonering van recreatie- en natuuraccenten moet conflicten tussen deze functies minimaliseren en de meerwaarde van beide functies voor elkaar vergroten.

Bij een tweetal gebieden in de oeverzone ligt het primaat bij de natuur: het Quackgors en het duinengebied. Het Quackgors laat zich niet met recreatief (of agrarisch) gebruik combineren. Het duingebied heeft ook enige betekenis voor de recreatie: het verbindt namelijk de Duijnhoek met zijn campings en verblijfsrecreatie met het Haringvliet en is landschappelijk aantrekkelijk.

Voor meer intensieve vormen van recreatie is voldoende ruimte beschikbaar in het overgangsgebied tussen het verstedelijkingsgebied en het landschappelijk en ecologisch waardevol gebied. Het gaat dan om 'Moolen Heerenhoek', de Quackpolder en het stedelijke uitloopgebied tussen de Amnesty Internationallaan en het Quackgors. Op deze plekken is, aansluitend op de bestaande voorzieningen, ruimte gereserveerd voor toeristisch-recreatieve ontwikkeling in combinatie met landschapsontwikkeling. Dat wil zeggen dat het primaat bij recreatie en toerisme ligt, maar dat bij de ontwikkeling van nieuwe voorzieningen nadrukkelijk rekening moet worden gehouden met het belang van andere functies, zoals landbouw, natuur- en landschap. Door ontwikkeling van natuur en kleinschalige landschapselementen ontstaat een gebied met een vloeiende overgang van stad naar natuurgebied. De kwetsbare natuurgebieden (Duinen van Voorne) worden ontlast doordat voor recreanten nieuwe interessante gebieden beschikbaar komen, terwijl tevens de ecologische structuur aanzienlijk verbeterd wordt.

Bij de invulling van het ontwikkelingsgebied valt te denken aan verschillende vormen van voornamelijk openluchtrecreatie, waarbij de meest op het stedelijk gebied georiënteerde vormen een plek dienen te krijgen in de strook langs de Amnesty Internationallaan bij camping 't Weergors en het onderwijscluster. De nabij het stedelijk gebied en scholencluster gelegen “Quackpolder Zuid” (onderdeel van de polder Nieuw Hellevoet), is gereserveerd voor intensieve stedelijk recreatieve functies en voorzieningen op het gebied van sport.

Minder intensieve vormen van recreatie kunnen een plaats krijgen in de overige deelgebieden van de Quackpolder.

Binnen de recreatieve zone zijn reeds een tweetal concrete ontwikkelingen gaande, te weten de herontwikkeling en uitbreiding van camping De Quack en de natuurontwikkeling ten noorden van de Voorweg. Voor de bestaande camping De Quack aan de Duinweg wordt ruimte geboden om direct aan de camping grenzend, slecht weer voorzieningen en centrale voorzieningen te realiseren. Ook is er ruimte voor een hotel, campingvoorzieningen, kleinschalige detailhandel en health en wellness. Verder zal de groenzone om de camping aan de Duinweg nader worden ingericht. Dit zal ook bijdragen aan de verbetering van de landschappelijke inpassing van de camping.

Extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, zijn in het duinengebied niet meer toegestaan. Via een drietal entreepunten zijn de duinen te betreden. Merendeel enkel te voet. Fietsen is op de meeste plaatsen niet meer toegestaan.

Met de in de structuurvisie genoemde ontwikkelingen wordt –voor zover mogelijk en voor zover gelegen in het plangebied Recreatieve zone- rekening gehouden in dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 is hier reeds nader op ingegaan.

Visie op watersport

De watersport vormt in Hellevoetsluis een belangrijk onderdeel van het toeristisch-recreatief beleid. De watersport is een van de factoren waardoor Hellevoetsluis aantrekkelijk is voor personen en bedrijven om zich te vestigen. Vanuit historisch en geografisch perspectief ligt de belangrijke rol van de watersport in Hellevoetsluis voor de hand. Bij de Visie op de watersport is gekeken naar de huidige situatie, de gewenste toekomstige positie van de watersport en de bereikbaarheid van het water. In het rapport wordt benadrukt dat de watersport een kwaliteitsimpuls nodig heeft, de voorzieningen dienen weer op peil gebracht te worden. Om dit te bereiken is een goede samenwerking tussen de bij de watersport betrokken partijen en een integrale beleidsaanpak van groot belang.

Permanente bewoning recreatiewoningen

Op basis van het gemeentelijke beleid (vigerende bestemmingsplan “Duijnhoek” en actualisatie bestemmingsplan Recreatie) is permanente bewoning in een recreatiewoning niet mogelijk. Een recreatiewoning is bedoeld voor niet-permanente bewoning ten behoeve van recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.


Op basis van de op 13 oktober 2011 vastgestelde visie op de Recreatieve zone ziet de gemeente Hellevoetsluis deze zone hoofdzakelijk als een recreatie gebied waarin dagrecreatie en verblijfsrecreatie plaatsvindt. Er zijn van oudsher diverse (burger)woningen aanwezig in dit gebied welke de woonbestemming blijven behouden. De recreatiewoningen en de voormalige dienstwoningen die zich in dit plangebied bevinden zullen deze bestemming, ingevolge de Visie blijven behouden en niet worden omgezet naar een woonbestemming.

Huisvesting Tijdelijke arbeidsmigranten

De aanleg- en bouwactiviteiten in het Botlekgebied, Europoort, op de 1e en op de 2eMaasvlakte hebben geleid tot een grote stroom van tijdelijke arbeidsmigranten uit Zuid- Midden- en Oost-Europese landen in de regio Rijnmond in het algemeen en op Voorne – Putten in het bijzonder.

De gemeenten op Voorne – Putten achten de economische ontwikkeling van die gebieden van groot belang en hebben dan ook besloten om zo veel als mogelijk mee te werken aan de huisvesting van de tijdelijke arbeidsmigranten. Een snelle groei van het aantal arbeidsmigranten brengt echter wel specifieke vraagstukken met zich mee op het gebied van huisvesting en inburgering.

Dit is voor de gemeenten aanleiding geweest om gezamenlijk beleid op te stellen. Dit beleid is gericht op het in stand houden van de leefbaarheid in enerzijds de bestaande wijken en anderzijds op de leefbaarheid van de migranten, die in onze regio komen werken. Hiertoe zijn een beperkt aantal regels opgesteld met betrekking tot het aantal migranten, dat in een woning verblijft en het aantal woningen, dat in gebruik mag worden gegeven voor verhuur aan arbeidsmigranten. De regeling heeft betrekking op reguliere woningen en is derhalve niét van toepassing op bedrijfswoningen of op recreatiewoningen.

Ten aanzien van bedrijfswoningen (op bijvoorbeeld bedrijfsterreinen) stellen de gemeentebesturen zich op het standpunt, dat verhuur van deze woningen uit oogpunt van leefbaarheid niet wenselijk wordt geacht. Ten aanzien van de verhuur van recreatiewoningen aan tijdelijke arbeidsmigranten moet geconcludeerd worden dat arbeidsmigranten niet aangemerkt kunnen worden als recreanten en dat derhalve de desbetreffende bestemmingsplannen de verhuur van recreatiewoningen aan hen niet toelaten.

Groenstructuurplan Hellevoetsluis

Op 10 december 2009 is het Groenstructuurplan Hellevoetsluis 2010-2020 vastgesteld. Het Groenstructuurplan heeft als doel om het bestaande (stedelijke) groen te behouden, de ecologische kwaliteit ervan te verbeteren en de samenhangende structuur ervan op termijn verder te ontwikkelen. Om dat te bereiken heeft het de volgende status:

  • 1. beleidskader voor al het gemeentelijk beleid;
  • 2. toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen;
  • 3. uitvoeringskader voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte voor de aspecten groen en water.

In het Groenstructuurplan worden elf belangrijke groenstructuren behandeld. Dit zijn bijvoorbeeld bermen, dijken, watergangen en stedelijk groen. Per groenstructuur worden kernkwaliteiten van de huidige situatie, relevante ontwikkelingen, toekomstig beheer en inrichting en het streefbeeld voor 2020 weergegeven.

De visie voor het gebied Voorweg Noord in polder De Quack is dat het een mooi natuur- en recreatiegebied wordt. Ook in de rest van deze polder wordt recreatie ontwikkeld, tegelijk met groen en natuur. Het natuurgebied tussen de N57 en de Amnesty Internationallaan blijft behouden. Concreet betekent dit dat tegelijk met de recreatieontwikkelingen in deze polder de twee watergangen (voormalige kreken) weer ontwikkeld worden tot mooie, natuurlijk ingerichte kreken. Bij de recreatieontwikkelingen zal ook ruimte gereserveerd worden voor de aanleg van groen en natuur.

De visie voor de kuststrook is dat de oever van het Haringvliet functioneert als een ecologische verbindingszone. Tegelijk is er voldoende ruimte voor recreanten om langs het Haringvliet te recreëren. De barrièrewerking van de N57 is zowel voor mensen als voor dieren opgeheven, zodat beide delen van de duinen weer met elkaar in verbinding staan.

Nota Ruimtelijke Kwaliteit

Op 18 februari 2010 is de Welstandsnota vervangen door de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. De gebiedsindeling is ten opzichte van de Welstandsnota uit 2005 gewijzigd. De bouwperiode blijft een belangrijke factor maar vooral de ruimtelijke en functionele opzet van gebieden zijn leidend geworden. Daarnaast zijn nieuwe objectgerichte criteria opgesteld voor specifieke gebouwen en bouwwerken zoals boerderijen en basisscholen. Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan valt in de gebieden 'Buitengebied' en 'Vakantieparken' met een regulier welstandsregime. Voor de welstandscriteria bij verbouw- of nieuwbouwplannen in het recreatiegebied wordt verwezen naar de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Alle bouwplannen zullen aan deze criteria worden getoetst.

Economische Beleidsnota 2008-2020

De economische beleidsnota 2008-2020 is vastgesteld door de gemeenteraad van Hellevoetsluis op 3 juli 2008. De economische beleidsnota is een zogeheten paraplunota, waar tegen de achtergrond van de actuele economische ontwikkeling het economische beleid in de samenhang met alle andere beleidsvelden en ambities van de gemeente wordt weergegeven. De nota streeft naar een lokale economie, die letterlijk voortdurend ruimte biedt aan nieuwe bedrijfsinitiatieven passend in het karakter van Hellevoetsluis en naar regionale afstemming. Daarbij wordt gestreefd naar een duurzame ontwikkeling, dat wil zeggen:

  • een evenwichtige en stabiele economische ontwikkeling van bedrijven en maatschappelijke organisaties;
  • geen aantasting of bovenmatige belasting van het milieu.

De ambities van Hellevoetsluis dienen zoveel mogelijk te worden opgepakt op het schaalniveau voor Voorne-Putten. Daarnaast biedt de ligging in de nabijheid van het Havenindustrieel complex en de toekomstige aanleg van de 2e Maasvlakte kansen.

De ambities van de gemeente Hellevoetsluis met betrekking tot de recreatieve zone zijn:

  • verbeteren werking van de arbeidsmarkt;
  • uitbreiding vakgericht onderwijs;
  • benutten van de potenties in toerisme en recreatie;
  • opstellen detailhandelsvisie en horecanota;
  • economische dynamiek en behoud van de ruimtelijke kwaliteit moeten op elkaar afgestemd worden;
  • verbeteren van de gemeentelijke dienstverlening.

De ambities van de gemeente zijn vertaald in maatregelen. Een maatregel die van belang is voor het onderhavige bestemmingsplan Recreatie is het actief doorontwikkelen van toerisme en recreatie.

Kadernota Detailhandel (2011)

De Kadernota Detailhandel is begin 2011 vastgesteld. In de kadernota Detailhandel is de volgende visie op de detailhandelsstructuur opgenomen. In deze visie wordt gestreefd naar een evenwichtige detailhandelsstructuur die een zo compleet mogelijk voorzieningenpakket biedt voor de consument en dusdanig duurzaam is dat ondernemers en overige marktpartijen hierin kunnen en willen blijven investeren. In deze visie op de detailhandel wordt ingezet op:

  • 1. versterking De Struytse Hoeck als hoofdwinkelcentrum van Hellevoetsluis en omgeving;
  • 2. handhaving levensvatbare winkelcentra voor dagelijkse voorzieningen op buurt-/wijkniveau;
  • 3. behoud Rijksstraatweg als gevarieerde aanloopstraat van de gemeente;
  • 4. winkels in volumineuze artikelen (woninginrichting, bouwmarkten, etc.), die niet inpasbaar zijn in winkelgebieden, zoveel mogelijk clusteren op een passende PDV-locatie;
  • 5. de Vesting versterken als toeristisch-recreatief gebied met hierop aansluitende detailhandelsfunctie;
  • 6. nieuwe winkelvoorzieningen te stimuleren zich te vestigen binnen de bovengenoemde winkelgebieden.

In het onderhavige bestemmingsplan is geen sprake van detailhandel anders dan in relatie/combinatie met recreatie.

Nota Horecavestigingsbeleid 2011

Voor de toekomstige horecastructuur wordt uitgegaan van drie te versterken pijlers:

  • versterking uitgaansfunctie;
  • toeristisch-recreatieve product;
  • versterking winkelondersteunende horeca.

Versterking uitgaansfunctie

Bij de versterking van de uitgangsfunctie kan er gekozen worden om de uitgaansfunctie in de Vesting, of in De Struytse Hoeck te stimuleren. Verder wordt er aangegeven dat de plannen voor een solitaire discotheek aan de N57 passen in de ambitie om de uitgaansfunctie van Hellevoetsluis te versterken.

Toeristisch-recreatieve product

Ten aanzien van de toeristische-recreatieve potentie wordt ingegaan op de mogelijkheden van de Vesting. Gesteld wordt dat de strategische ligging aan het Haringvliet veel toeristisch-recreatieve potenties heeft. In het verlengde van het toeristisch-recreatieve product en met het oog op de ontwikkeling van de 2e Maasvlakte kan ook de zakelijke markt worden bediend.

Versterking winkelondersteunende horeca

Voor het functioneren van een hoofdwinkelgebied is het van belang dat er voldoende en kwalitatief goede ondersteunende horeca aanwezig is. Bij de winkelondersteunende horeca kan met name gedacht worden aan fastfood en afhaalrestaurants, lunchrooms en terrassen. Ten doel wordt gesteld om de winkelondersteunende horeca te versterken in samenhang met opwaardering van De Struytse Hoeck.

In het bestemmingsplan Recreatie worden op beperkte schaal mogelijkheden geboden voor nieuwe horecavestigingen zoals ook in de visie 'Ontwikkeling Recreatieve zone' is opgenomen' (zie hoofdstuk 2 en hierna) is opgenomen.

Nota prostitutiebeleid 2007

Naar aanleiding van de inwerkintreding van de wet 'opheffing algemeen bordeelverbod' heeft de gemeente Hellevoetsluis op 14 september 2000 de Nota prostitutiebeleid 2000 vastgesteld. De Nota prostitutiebeleid 2007 is een herziening van het in 2000 geschreven beleid.

De opheffing van het algemeen bordeelverbod betekent dat vanaf die tijd de exploitatie van prostitutie niet meer strafbaar is, mits het gaat om prostitutie door meerderjarigen, die vrijwillig dit werk doen en die over een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfstitel beschikken. Met de opheffing van het bordeelverbod krijgen gemeenten ruimere mogelijkheden om de legale exploitatie van prostitutie naar eigen inzicht te beheersen en te reguleren. Dit moet op termijn leiden tot normalisering en sanering van deze branche. Aan de gemeentewet is een nieuw artikel toegevoegd, artikel 151a, dat de bevoegdheid geeft aan de gemeenteraad om voorschriften te stellen met betrekking tot 'het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot het verrichten van seksuele handelingen'. Parallel daaraan moeten extra inspanningen worden gepleegd om strafrechtelijk ongewenste, illegale vormen van exploitatie actief te bestrijden. Het betreft prostitutie waarbij sprake is van onvrijwilligheid en/of waarbij sprake is van seksueel misbruik van minderjarigen.

Maximum beleid

De gemeente Hellevoetsluis heeft geprobeerd een zogenaamd '0-beleid' (algeheel verbod voor seksinrichtingen) te voeren. De minister van justitie heeft echter aangegeven dat het voeren van een zogenaamd '0-beleid' niet is toegestaan. Een dergelijk verbod wordt in strijd geacht met artikel 19, lid 3, van de Grondwet waarin het recht op vrije keuze van arbeid is neergelegd. Wel is het mogelijk om, ter handhaving van de openbare orde, bescherming van de leefbaarheid en beperking van overlast, beleid te formuleren over het maximaal aantal toelaatbare seksinrichtingen.

De volgende overwegingen spelen een rol bij het bepalen van een maximum aantal:

  • de afgelopen jaren zijn er geen seksinrichtingen gevestigd in Hellevoetsluis en is er slechts 1 aanvraag geweest;
  • een stringenter beleid bij andere gemeenten kan aanleiding zijn tot een verschuiving van seksinrichtingen naar Hellevoetsluis;
  • de vestiging van seksinrichtingen kan gepaard gaan met een toename van verkeer, parkeren, (geluids)overlast en andere randverschijnselen.

Deze overwegingen en de geformuleerde doelstellingen leiden ertoe dat voor de gemeente Hellevoetsluis een maximum van één seksinrichting gehanteerd moet worden. Escortbedrijven zullen in het geheel niet worden toegestaan, aangezien deze vorm van prostitutie moeilijk te controleren is, zeker waar het arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen betreft en de voorschriften die betrekking hebben op de positie van de prostituees niet te waarborgen zijn. Straat- en raamprostitutie worden evenmin toegestaan. Thuiswerk wordt niet als vergunningplichtig beschouwd, mits voldaan wordt aan de genoemde criteria bij de omschrijving van thuiswerk.

Vestigingsbeleid

Ingeval van een aanvraag om een exploitatievergunning ex artikel 3.2.1 van de APV voor een seksinrichting en/of een partiële herziening van het bestemmingsplan c.q. projectbesluit, zijn de volgende criteria van toepassing:

  • seksinrichtingen worden niet toegestaan in woon- en recreatiegebieden. Vestiging wordt slechts toegestaan binnen de plangebieden van het bestemmingsplan Centrum, het bestemmingsplan Buitengebied en het bestemmingsplan Bedrijventerreinen;
  • de gebieden waar geen seksinrichtingen worden toegestaan omvatten hoofdzakelijk woonbebouwing waarbinnen vestiging van een seksinrichting niet gewenst is uit het oogpunt van aantasting van de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat. In het geval van recreatiegebieden draait het niet toestaan vooral om de functie van het gebied (in- en extensieve recreatie) waarbinnen de functie seksinrichting niet past en gewenst is.

Visie: Ontwikkeling Recreatieve Zone

In de visie 'Ontwikkeling Recreatieve Zone' zijn de hoofdlijnen voor toekomstige ontwikkeling van de recreatieve zone gegeven. Het gaat om de rode draad. De visie moet daarmee de basis zijn voor de start van een proces van ontwikkeling, in eerste instantie gericht op het naar buiten treden met de meest relevante partijen. Een dergelijk proces van gebiedsontwikkeling neemt jaren in beslag. De financiële en technische haalbaarheid van de visie dient nog nader te worden onderzocht. In de visie wordt gewerkt met kleinere deelgebieden. Per deelgebied is de gewenste toekomstrichting aangegeven.

De ontwikkelingen uit de visie zijn uiteraard zeer relevant voor het onderhavige bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 Planbeschrijving komen de in de (nabije) toekomst gewenste ontwikkelingen, of en op welke wijze die zijn ingepast in het onderhavige bestemmingsplan, aan de orde.

Milieustructuurplan

Het gemeentelijke milieubeleid is verwoord in het Milieustructuurplan 2008-2012, vastgesteld op 20 maart 2008 door de gemeenteraad. De centrale visie van het gemeentelijk milieubeleid is het verbeteren van de leefbaarheid en duurzaamheid in Hellevoetsluis. Het begrip leefbaarheid geeft aan in welke mate gebruikers hun omgeving waarderen. Leefbaarheidsthema's binnen het milieubeleid zijn: geluid, lucht, bodem, externe veiligheid, water en ecologie. Het begrip duurzaamheid refereert aan een ontwikkeling die in evenwicht is met wat de omgeving te bieden heeft. Bij een duurzame ontwikkeling zijn ecologische, economische en sociale waarden in evenwicht. De duurzaamheidsthema's binnen het milieubeleid zijn: energie, materialen en afval. Omdat de gewenste milieukwaliteit niet voor elk gebied gelijk is, is er gebruikgemaakt van een gebiedsgerichte benadering waarbij een onderscheid is gemaakt in woongebieden, gemengd gebied, recreatiegebied, bedrijventerreinen, stadsnatuur, buitengebied en natuurgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPRecreatie2011-VG03_0015.jpg"

Figuur 3.6 Kaart Milieustructuurplan

Het plangebied valt binnen verschillende gebiedstypes: recreatiegebied en natuurgebied en buitengebied. Binnen recreatiegebied wordt gestreefd naar verscheidenheid: intensieve recreatie naast genieten van natuur en de openheid van het gebied. Bij recreatiegebieden is een schone en veilige omgeving een belangrijk aandachtspunt. In de natuurgebieden zijn twee aspecten bepalend: kwaliteit van groen en water in combinatie met rust.

Geluidbeleidsplan 2008-2017

Als voorbereiding op het Milieustructuurplan 2008-2012 is het Geluidbeleidsplan 2008-2017 opgesteld en is er een geluidsbelastingskaart vervaardigd waarin alle relevante geluidsbronnen zijn opgenomen. Het gaat daarbij om de belangrijkste bronnen voor verkeerslawaai en industrielawaai. De geluidsbelastingskaart is berekend op de Regionale Verkeers- en MilieuKaart (RVMK). De geluidsbelastingskaart voor verkeerslawaai wordt ieder jaar geactualiseerd. In hoofdstuk 4 zal het geluidsaspect verder aan de orde komen.

Luchtbeleidsplan 2008-2017

Tevens is er een luchtbeleidsplan 2008-2017 opgesteld. De luchtkwaliteit van de gemeente Hellevoetsluis is weergegeven in de luchtkwaliteitskaarten. Deze kaarten zijn berekend op basis van de Regionale Verkeers- en Milieukaart (RVMK). De luchtkwaliteitskaarten worden ieder jaar geactualiseerd. In hoofdstuk 4 zal de luchtkwaliteit verder aan de orde komen.

Klimaatbeleidsplan 2008-2012 en de Notitie Duurzaam bouwen

Op 27 maart 2001 is de Notitie Duurzaam Bouwen 'Hellevoetsluis in de 21ste eeuw' vastgesteld waarin ambities zijn opgesteld ten aanzien van duurzaam bouwen. De ambitie voor duurzaam bouwen is dat milieu een van de pijlers van het bouwen moet worden. De gemeente heeft tot doel om op termijn overal duurzaam te bouwen. Dit betekent dat duurzaam bouwen zo vroeg mogelijk in de planontwikkeling moet worden meegenomen waarbij aansluiting wordt gezocht met bestaande bouwplannen op diverse locaties. De ambitie voor het klimaatbeleidsplan 2008-2012 is een CO2-reductie van 40% in 2025 ten opzichte van het niveau van 1990. Voor de verschillende thema's als gemeentelijke gebouwen, woningbouw, bedrijven, verkeer en vervoer en duurzame energieopties zijn doelstellingen en activiteiten opgesteld.

Beleidsvisie Externe Veiligheid (2008-2017)

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. In Hellevoetsluis is een aantal risicovolle activiteiten aanwezig, zoals propaan tanks, een lpg-tankstation, een hogedruk aardgasleiding en het transport van gevaarlijke stoffen. In de Beleidsvisie Externe Veiligheid (2008-2017) wordt het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Hellevoetsluis vastgelegd. De beleidsvisie is opgebouwd uit drie delen:

  • deel A: Inventarisatie van de risicobronnen;
  • deel B: Scenario analyse hulpdiensten;
  • deel C: Omgang met verantwoording groepsrisico.

De Beleidsvisie Externe Veiligheid 2008-2017 is op 28 mei 2009 vastgesteld. Een overzicht van de externe veiligheidssituatie is vastgelegd in een signaleringskaart externe veiligheid. Hierop zijn voor alle risicovolle activiteiten plaatsgevonden risicocontouren en invloedsgebieden (1%-letaliteitsgrens) aangegeven. In hoofdstuk 4 wordt het aspect externe veiligheid voor het plangebied verder uitgewerkt.

Waterplan Hellevoetsluis

Het Waterplan Hellevoetsluis is in nauwe samenwerking met het waterschap Hollandse Delta tot stand gekomen. Het waterplan bestaat uit twee delen: de Watervisie 2030 en het Maatregelenplan Water.

De watervisie is vastgesteld in 2005 en beschrijft de gezamenlijke visie van de gemeente en het waterschap op de gewenste veranderingen in het watersysteem in relatie tot verwachte ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente in de komende 25 jaar. Gebiedsspecifieke ambities hangen samen met de zoetwatervoorziening voor agrarische functies in relatie tot het Kierbesluit. Zie verder paragraaf 4.7.

Rapportage Natuurwaarden

In 2003 en 2004 heeft een uitgebreide inventarisatie plaatsgevonden naar de kwaliteit van natuurwaarden in Hellevoetsluis. Er is onderzoek uitgevoerd naar de natuurwaarden in het algemeen en naar broedvogels in het bijzonder. Van beide onderzoeken is een eindrapportage verschenen, te weten 'Natuurwaarden in de Gemeente Hellevoetsluis' en 'Broedvogels van de Gemeente Hellevoetsluis'. In 2007 en 2008 is dit onderzoek opnieuw uitgevoerd om te kijken hoe het nu met de flora en fauna in de gemeente gesteld is. Dit heeft het rapport 'Flora- en faunaonderzoek in de Gemeente Hellevoetsluis' opgeleverd.

In het kader van het bestemmingsplan komen de volgende belangrijke gebieden in het plangebied voor:

  • concentratiegebieden botanische waardevolle elementen;
  • gebieden met de meeste soorten waaronder veel beschermde soorten;
  • beste broedvogelgebieden;
  • beste gebieden voor vogels van hoge bomen;
  • beste gebieden voor struweelvogels;
  • aanpassen beheer ter voorkoming verstoring.

Nu er geen of slechts kleinschalige planologisch nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, heeft het bovenstaande geen directe betekenis voor de juridische regeling van het onderhavige bestemmingsplan Recreatie.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering bedrijvigheid

4.1.1 Agrarische bedrijven

Toetsingskader

Besluit landbouw milieubeheer

Het Besluit landbouw milieubeheer (Blm) is van toepassing op melkrundveehouderijen, akkerbouw- en tuinbouwbedrijven met open grondteelt, gemechaniseerde loonbedrijven, paardenhouderijen, kinderboerderijen, kleinschalige veehouderijen, witloftrekkerijen, teeltbedrijven met eetbare paddenstoelen, spoelbassins en opslagen van vaste mest.

Het Blm bevat voorwaarden die bepalen of een inrichting wel of niet onder het Blm valt. Deze voorwaarden hebben onder andere betrekking op het aantal dieren, de afstand tot een kwetsbaar gebied, de afstand tot gevoelige objecten en de aard en capaciteit van stoffen die worden op- en overgeslagen. Indien niet aan de minimale afstanden wordt voldaan, is het bedrijf Wm-vergunningplichtig. Overigens zullen de afstanden tot gevoelige objecten in de toekomst nog worden afgestemd op de Wet geurhinder en veehouderij.

Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat een beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:

  • voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv)) geldt een waarde (maximale geurbelasting) op een geurgevoelig object;
  • voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten;
  • daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom.

Besluit glastuinbouw

In de directe omgeving van glastuinbouwbedrijven kan sprake zijn van milieuhinder. Het is daarom gewenst om in nieuwe situaties een zekere afstand tussen gevoelige bestemmingen en kassen aan te houden. In het Besluit glastuinbouw (2002) is aangegeven dat glastuinbouwbedrijven vergunningplichtig zijn, tenzij bepaalde afstanden in acht worden genomen. Deze afstanden (variërend van 10 tot 50 m) zijn afhankelijk van de soort bebouwing in de omgeving van de glastuinbouwbedrijven.

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied is een tweetal agrarische bedrijven aanwezig: een grondgebonden veehouderij aan de Voorweg 4 en een akkerbouwbedrijf aan de Zuiddijk 6.

Met het bestemmingsplan wordt een paardenhouderij mogelijk gemaakt aan de Afslag, ter hoogte van de aansluiting van de Duinpan op de Duinweg. Het perceel biedt voldoende ruimte om aan de minimumafstanden uit het Blm te voldoen.

In het bestemmingsplan worden geen nieuwe akkerbouw- en veeteeltbedrijven bij recht mogelijk gemaakt. Wel worden via wijzigingsbevoegdheden ontwikkelingsmogelijkheden geboden. In de wijzigingsregels is daarbij als voorwaarde opgenomen dat de bedrijfsactiviteiten op de nieuwe locatie milieuhygiënisch inpasbaar zijn.

De regeling sluit zo aan op de regeling voor het recent vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied. Op enkele onderdelen (zoals hogere bedrijfsbebouwing) wijkt de regeling echter af omdat dit niet gewenst is in de buurt van de recreatieterreinen.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe gevoelige functies direct mogelijk binnen de afstanden uit het Besluit landbouw of de gemeentelijke geurverordening. Wel worden met een wijzigingsbevoegdheid nieuwe woningen mogelijk gemaakt, bijvoorbeeld door woningsplitsing. In de wijzigingsregels is daarbij als voorwaarde opgenomen dat eventuele bedrijven in de omgeving niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

Geconcludeerd wordt dat het aspect milieuhinder en agrarische bedrijvigheid geen belemmering oplevert voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.1.2 Niet-agrarische bedrijven

Toetsingskader

In een bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering. In deze publicatie is lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaats gevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De omgevingstypen zijn hieronder beschreven.

Gebiedstypering

De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich be-vindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied. De richtafstanden die zijn vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten gelden ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype). Voor een gemengd gebied (en daarmee te vergelijken gebieden) gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein.

Omgevingstype rustige woonwijk

In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied.

Omgevingstype gemengd gebied

In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied

Het plangebied kan gezien worden als een rustig buitengebied eventueel met verblijfsrecreatie waarin weinig verstoring is door verkeer. Het plangebied kan daarom worden beschouwd als het omgevingstype 'rustige woonwijk'. De richtafstanden zijn hier op afgestemd.

Onderzoek

In het plangebied zijn diverse functies aanwezig, recreatie, natuur, verkeer, maar ook de woonfunctie. Het gebied heeft dus een toeristisch-recreatief en natuurgericht karakter waarin ook gewoond wordt. Grote en hinderlijke bedrijven zijn niet gewenst.

Bedrijven in het plangebied

In het plangebied is slechts één bedrijf aanwezig (op twee locaties langs de Haringvlietweg). Het betreft een steunpunt van Rijkswaterstaat. Ter plaatse vindt opslag van goederen en stalling van voertuigen ten behoeve van de inspectie en het onderhoud van wegen. Tevens is er een ambulancesteunpunt aanwezig. De bedrijfsactiviteiten, die worden ingeschaald als een categorie 3.1 bedrijf, zijn met een specifieke bestemming mogelijk gemaakt. Er is geen algemene toelaatbaarheid voor bedrijfsactiviteiten opgenomen omdat de ontwikkeling van overige bedrijfsactiviteiten op deze locaties niet gewenst is.

Opgemerkt wordt dat de recreatieterreinen niet worden getypeerd als een bedrijf, er komen geen activiteiten voor die zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Tabel 4.1 Bedrijven in het plangebied

adres   bedrijf   SBI-code (1993)   categorie SvB
 
bestemming en aanduiding  
Haringvlietweg   Steunpunt Hellevoetsluis
(2 locaties)  
9002.1   3.1   B (sb-sod)  

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door de milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is verwerkt, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.

4.1.3 Horeca

Toetsingskader

Bij de aanwezigheid van horecavoorzieningen is het van belang dat ter plaatse van woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en dat deze horecavoorzieningen op een gewenste locatie hun bedrijf kunnen uitoefenen. Hellevoetsluis maakt voor de indeling en toelaatbaarheid van horeca binnen het plangebied. gebruik van een indeling in 4 horecacategorieën (zie artikel 1 Begrippen van de planregels).

Onderzoek

In het plangebied Recreatie zijn geen afzonderlijke horecavestigingen aanwezig en/of toegestaan, met uitzondering van de bestaande strandpaviljoens. Ondersteunende horeca is aanwezig en mogelijk op de recreatieterreinen. In lijn met de Visie Ontwikkeling recreatieve zone, wordt het in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt om bij (agrarische bedrijfs-)woningen langs de Duinweg en de Schenkeldijk een drietal kleinschalige ondergeschikte horecavestigingen toe te staan. Het gaat hier om horeca-activiteiten in categorie 1 (theeschenkerij, lunchroom) en altijd in combinatie met de (agrarische bedrijfs-) woonfunctie op een perceel. Het betreft activiteiten die nauwelijks hinder veroorzaken en die uitstekend passen binnen het gemengde woon- en leefklimaat in combinatie met het toeristische karakter van de recreatieve zone.

Verder zijn op grond van het bestemmingsplan de drie bestaande strandpaviljoens (Boelies, Shamrock Inn en catamaranvereniging Hellcat) toegestaan waar horeca-activiteiten tot en met categorie 3 mogelijk is. Gelet op de kenmerken van de omgeving, zoals de afstand tot woningen, is er geen aanleiding om de toelaatbaarheid van horeca-activiteiten te beperken. De locatie is geschikt voor deze typen horeca. De omvang van de strandpaviljoens is door middel van een bouwvlak, dat overeenkomt met de huidige vigerende situatie, begrensd.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt horeca in combinatie met recreatieterreinen, zelfstandige horeca in de vorm van bestaande strandpaviljoens toegestaan. Verder worden horecavoorzieningen, mits ondergeschikt en in combinatie met (agrarische bedrijfs-)woningen (langs de Duinweg en Schenkeldijk, maximaal 3) toegestaan. Vanwege de combinatie met het wonen dient, bij de realisatie van de horecavoorziening, rekening te worden gehouden met de woonfunctie. Hierdoor wordt zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij woningen.

4.2 Wegverkeerslawaai

Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) is op 1 januari 2007 in werking getreden. De Wgh is alleen van toepassing binnen de wettelijk vastgestelde zone van de weg. De breedte van de geluidzone langs wegen is geregeld in artikel 74 Wgh en is gerelateerd aan het aantal rijstroken van de weg en het type weg (binnenstedelijk of buitenstedelijk). De betreffende zonebreedtes zijn in tabel 4.2 weergegeven.

Tabel 4.2 Zonebreedte wegverkeer

aantal rijstroken   zonebreedte [m]  
  stedelijk gebied   buitenstedelijk gebied  
5 of meer   -   600  
3 of meer   350   -  
3 of 4   -   400  
2   200   250  

Het stedelijk gebied wordt in de Wgh gedefinieerd als 'het gebied binnen de bebouwde kom doch voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone van een autoweg of autosnelweg'. Dit laatste gebied valt onder het buitenstedelijk gebied.

Binnen de zone van een weg dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden naar de geluidsbelasting op de binnen de zone gelegen woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Bij het berekenen van de geluidsbelasting wordt de Lden-waarde in dB bepaald.

De Lden-waarde is het energetisch en naar de tijdsduur van de beoordelingsperiode gemiddelde van de volgende drie waarden:

  • 1. het geluidsniveau in de dagperiode (tussen 7.00 en 19.00 uur);
  • 2. het geluidsniveau in de avondperiode (tussen 19.00 en 23.00 uur) + 5 dB;
  • 3. het geluidsniveau in de nachtperiode (tussen 23.00 en 07.00 uur) + 10 dB.

Geluidsbeleid Hellevoetsluis

In het Milieustructuurplan 2002-2006 wordt gebruikgemaakt van gebiedstypering waarvoor streefwaarden, richtwaarden en grenswaarden voor geluid waren aangegeven. In het huidige geluidbeleidsplan 2008-2017 is de gebiedsindeling en typering van het huidige milieustructuurplan gehandhaafd. In dit geluidbeleidsplan wordt het begrip streefwaarde (na te streven basiskwaliteit geluid in een bepaald gebied) gehanteerd. De streefwaarden zijn per geluidssoort weergegeven met de geluidsbelasting vanwege wegverkeer in Lden (in dB) en de geluidsbelasting vanwege industrielawaai in Letmaal (in dB(A)). Als de aangegeven streefwaarden per geluidssoort niet kan worden gerealiseerd of gehandhaafd, dan zal ook de gecumuleerde geluidsbelasting inzichtelijk dienen te worden gemaakt. In de onderstaande tabel zijn de streefwaarden per gebiedstype weergegeven.

Tabel 4.3 Streefwaarden

gebieds-
typering  
naam   streefwaarde wegverkeer
[dB]  
streefwaarde industrie [dB(A)]   optredende geluidsbelasting wegverkeer [dB]   optredende geluidsbelasting industrielawaai [dB(A)]  
gemengd gebied   Historisch centrum
Stedelijke centrum
Hoofdverkeers-wegen  
48 dB (HWB)   50   43-68   < 40-65  
bedrijven-
terrein  
Kickersbloem, Veerhaven   48 dB (HWB)   55   43-63   45-> 65  
woongebied   Algemeen   48 dB (max. 53)   < 50*   38-63   < 40-65  
buitengebied   Algemeen   48 dB (max. 53)   40   38-58   < 40-> 65  
stadsnatuur   Kooisteebos, Nieuwenhoorn   38 dB   40   38-58   40-> 65  
recreatie-
gebied  
Algemeen   48 dB   50   38-53   < 40-> 65  
natuur- gebied   Quackgors,
De Punt  
38 dB   40   38-58   40-60  

(HWB) = Afwijkingen van de voorkeursgrenswaarde mogelijk op basis van afwegingen volgens het Hogere Waarden Beleid

*): Maximaal 50 dB(A), echter waar de geluidsbelasting in woongebieden reeds lager is, de optredende geluidsbelasting als streefwaarde hanteren.

Geluidsbelastingskaart 2013

Oranjewoud heeft het wegverkeerslawaai berekend in de Geluidsbelastingskaart 2013 voor de gemeente Hellevoetsluis op basis van de verkeersintensiteiten in 2023. Deze kaarten zijn berekend op basis van de RVMK Hsluis-V2.6. (variant 3). Ruimtelijke ontwikkelingen zijn daarin meegenomen. Voor de situatie in 2023 is met alle relevante ontwikkelingen en de effecten daarvan op de verkeersintensiteiten rekening gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPRecreatie2011-VG03_0016.png"Figuur 4.1 Geluidsbelastingkaart 2023 Hellevoetsluis

In het figuur is te zien dat de geluidsbelasting binnen het plangebied in het algemeen niet meer bedraagt dan 53 dB bedraagt. Direct langs de N57 en de N497 is de geluidsbelasting echter hoger. In het plangebied worden overigens geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.

4.3 Externe veiligheid

Algemeen

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beheersen van risico's bij industriële activiteiten en het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving. Het betreft risico's die verbonden zijn met onder meer de productie, de opslag, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen, voor zover deze stoffen als gevolg van een voorval vrij kunnen komen.

De nadruk van het veiligheidsbeleid ligt op een kwalitatieve benadering en heeft tot doel om het risico van (grote) ongevallen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven zo klein mogelijk te maken. Enerzijds door de kans dat dergelijke ongevallen plaatsvinden te verkleinen (preventie), anderzijds door de gevolgen van een eventueel ongeval te verkleinen (repressie).

Externe veiligheid raakt hierbij vele beleidsvelden. Milieu, ruimtelijke ordening en openbare veiligheid zijn hierbij hoofdrolspelers.

Wettelijk kader

Landelijk is een uitgebreid (wettelijk) ontwikkeld voor de beoordeling van de externe veiligheid. Het betreft hier onder meer:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en Basisnetten;
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen.

In de wetgeving wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR kent harde, door het Rijk vastgestelde normen, het GR dient locatiespecifiek beschouwd te worden.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna: Revi) vormt het wettelijk kader voor externe veiligheid in relatie tot risicorelevante bedrijfsactiviteiten. Het besluit heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Om dit doel te bereiken verplicht het besluit het bevoegd gezag afstand te houden tussen kwetsbare objecten en risicovolle bedrijven. In het besluit wordt onderscheid gemaakt tussen het PR en het GR.

Op het gebied van externe veiligheid is op provinciaal niveau de nota 'Risico's in Balans' vastgesteld.

In de nota staan de volgende kernpunten:

  • 1. ontstaan van nieuwe knelpunten tegengaan;
  • 2. stimuleren van eigen verantwoordelijkheid van inrichtingen;
  • 3. bestaande knelpunten saneren;
  • 4. zorgvuldige risicocommunicatie;
  • 5. hulpverlening: bevorderen van de samenwerking en kwaliteit van de uitvoering en organisatorische versterking richtinggevend.

Signaleringskaart Externe veiligheid

Een overzicht van de externe veiligheidssituatie is vastgelegd in een signaleringskaart externe veiligheid die onderdeel uitmaakt van de gemeentelijke Visie Externe Veiligheid 2008-2017. Hierop zijn voor alle risicovolle activiteiten plaatsgebonden risicocontouren en invloedsgebieden (1%-letaliteitsgrens) aangegeven (zie figuur 4.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPRecreatie2011-VG03_0017.png"

Figuur 4.2 Signaleringskaart Externe Veiligheid Hellevoetsluis

Inrichtingen

In het plangebied zijn enkele inrichtingen aanwezig waarbinnen relevante risicobronnen zijn gelegen.

  • Bungalowpark Citta Romana

In de zuidoostelijke hoek van het bungalowpark Citta Romana is een ingeterpte tank voor de opslag van propaan aanwezig. Deze tank heeft een inhoud van 40 m³ zodat de opslag onder het Bevi valt. Uit de externe veiligheidsvisie blijkt dat de PR 10-6-contour 85 m bedraagt. Binnen deze afstand zijn enkel objecten gelegen die behoren tot de inrichting van de camping, er zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig, deze worden ook niet mogelijk gemaakt. Het invloedsgebied voor het GR bedraagt 225 m. De hoogte van het GR is onbekend. Gelet op de lage personendichtheid binnen het invloedsgebied, wordt aangenomen dat het GR ruimschoots beneden de oriënterende waarde is gelegen.

  • Woningen Parkweg 3

Aan de Parkweg 3 is een propaantank aanwezig met een inhoud van 5 m³. Deze opslagactiviteit valt niet onder de werking van het Bevi, op de tank zijn generieke veiligheidsafstanden van toepassing die volgen uit het Activiteitenbesluit. De veiligheidsafstand bedraagt maximaal 20 m. Binnen deze afstand zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig.

  • Camping De Quack

De huidige propaantank van camping de Quack heeft inhoud van 20 m³ en een doorzet van 220 m³ per jaar en daarmee een PR 10-6 contour van 45 meter en een invloedsgebied van 165 meter. Deze propaantank vormde in het kader van externe veiligheid een belemmering voor de oorspronkelijke plannen voor de ontwikkeling van het 'Project Duinhoek' omdat door de realisatie van de plannen beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour waren geprojecteerd en daarnaast een forse toename van het groepsrisico werd behaald. Nadat de plannen in het definitief herijkte stedenbouwkundig plan van oktober 2012 zijn bijgesteld, was, doordat de propaantank onderdeel werd van de eigen inrichting, geen sprake meer van externe veiligheid maar van interne veiligheid. Hiervoor geldt de handreiking kampeerterreinen. In deze handreiking wordt gesteld dat propaantanks aan de rand van een camping moeten liggen. Daarom is besloten om de bestaande propaantank, nabij de rotonde aan de Parkweg, te saneren en een nieuwe (ondergrondse) tank te plaatsen aan de Voorweg, aan de buitenrand van de camping. Dit is tevens vastgelegd in de realisatieovereenkomst die op 3 december 2012 is ondertekend.

Bepaling 6.1 uit de realisatieovereenkomst: De gasvoorziening zoals thans aanwezig binnen de camping zal worden gesaneerd. Er zal een nieuwe gasvoorziening gesitueerd worden aan de Voorweg. DCMR en VRR zullen deze gasvoorziening dienen goed te keuren. Gelijktijdig met de ingebruikname van de nieuwe gasvoorziening zal de bestaande gasvoorziening buiten gebruik worden gesteld. De bestaande gasvoorziening zal gesaneerd zijn voor de ingebruikname van de inrichting van 'Project Duinhoek' (zie figuur 4.3).

Ten tijde van de opstelling van het ontwerp bestemmingsplan 'Recreatie' heeft de plaatsing van de nieuwe- en de sanering van de oude tank nog niet plaatsgevonden. Dit zal plaatsvinden nadat de omgevingsvergunning voor de bouwplannen van 'Project Duinhoek' zijn verleend.

De propaantank zelf ligt in het plangebied van het bestemmingsplan 'Project Duinhoek. De PR 10-6 contour ligt deels over het plangebied van bestemmingsplan 'Project Duinhoek' en deels over het plangebied van onderhavig bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPRecreatie2011-VG03_0018.png"

Figuur 4.3. Nieuwe locatie propaantank

Windturbines

In de nabijheid van het plangebied is een windturbinepark aanwezig. Het betreft Windpark Haringvliet, aan het begin van de Haringvlietdam, dat bestaat uit 6 windturbines met een vermogen van 0,6 MW. De turbines hebben een masthoogte van 43 m en een rotordiameter van 44 m. De PR 10-6-contour van deze turbines bedraagt niet meer dan circa 120 tot 130 m. Aangenomen wordt dat de externe veiligheidsrisico's zijn onderzocht op het moment dat deze turbines in het ruimtelijk spoor of het milieuspoor zijn mogelijk gemaakt.


Op 22 oktober 2003 is de Nota Wervel (ruimtelijke visie windenergie) vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland. Binnen de gemeente Hellevoetsluis waren in deze nota twee locaties aangewezen voor windenergie namelijk de N57 (locatie 48) en de Haringvlietdam (locatie 49). Op 26 april 2006 is de Nota Wervel gewijzigd en is de locatie 48 veranderd naar een opschaling en/of uitbreiding van de bestaande locatie 49 op de Haringvlietdam. De locatie 48 is hiermee komen te vervallen. Op 17 april 2008 heeft Windpark Haringvliet BV te Bunnik een principeverzoek ingediend voor de opschaling van de windmolens windpark Haringvlietdam. In april 2009 is door E-Connection Project BV het Vervangingsplan Windpark Haringvliet opgesteld voor Windpark Haringvliet BV. Hierin is het voornemen de huidige zes middelgrote windturbines van 600 kW te vervangen door vier nieuwe grote windturbines van elk 3 MW uitgewerkt. Bijkomend voordeel is dat deze nieuwe windturbines circa 50% langzamer draaien, wat een rustiger beeld geeft. De locatie is dezelfde als van het bestaande windpark.
De vervanging van de windturbines levert een belangrijke bijdrage aan de doelstellingen van de gemeente Hellevoetsluis, de provincie Zuid-Holland en het Rijk op het gebied van duurzame energie. De vervanging van de windturbines wordt via een aparte bestemmingsplanprocedure mogelijk gemaakt. De uitkomst van deze procedure is op dit moment nog niet bekend. De windturbines zijn in dit bestemmingsplan dan ook consoliderend opgenomen.

Transportroutes

Het plangebied grenst aan de N57 en de N497. Over beide wegen vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

De N57 maakt deel uit van het Basisnet, deze weg vormt een belangrijke route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Uit het Basisnet blijkt dat voor het wegvak ter hoogte van het plangebied rekening moet worden gehouden met een veiligheidszone van 12 m aan weerszijden van de weg. Binnen deze zone zijn geen kwetsbare objecten gelegen, deze worden ook niet mogelijk gemaakt. Verder is er geen sprake van een plasbrandaandachtsgebied. Het invloedsgebied voor het GR bedraagt 300 m. Het GR bedraagt in de huidige situatie minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde. Omdat er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt binnen het invloedsgebied voor het GR, is er geen sprake van een toename van het GR, een nadere beschouwing van het GR is achterwege gelaten. Bovendien is met deel C van de visie externe veiligheid reeds invulling gegeven aan de verantwoordingsplicht bij het vaststellen van ruimtelijke plannen.

De N497 maakt deel uit van de gemeentelijke routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het transport van propaan van en naar de campings vindt over deze weg plaats. Uit recent onderzoek van DCMR Milieudienst Rijnmond (Externe Veiligheid Stedenbouwkundig plan project Duinhoek, 24 november 2009) blijkt dat de PR 10-6-contour niet buiten de weg is gelegen. Het invloedsgebied voor het GR bedraagt 325 m. DCMR concludeert dat, gelet op de lage vervoersaantallen, er geen sprake zal zijn van een GR. DCMR heeft daarom geen actuele GR-berekening uitgevoerd.

Buisleidingen

Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van een hogedruk aardgastransportleiding of overige buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Zelfredzaamheid

Bij nieuwe ontwikkeling wordt overleg gevoerd met de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond. In het plangebied dient in ieder geval rekening te worden gehouden met de volgende onderwerpen:

  • voor personen die aanwezig zijn op een kampeerterrein is vluchten de enige optie aangezien een camper, caravan of tent geen bescherming biedt bij een BLEVE of flashfire. Gasten van een kampeerterrein moeten dus geïnformeerd worden over de mogelijke risico's. De eigenaar of beheerder van een recreatieterrein zal bij een (dreigend) incident zorg moeten dragen voor het informeren en alarmeren van de aanwezigen. Hierbij is het van belang dat aanwezigen weten welke richting zij op moeten en kunnen vluchten;
  • voor de aanwezige functies binnen het plangebied dienen de nooduitgangen zodanig te worden gelegen dat aanwezige personen veilig in tegengesteld richting van de propaantank kunnen vluchten. De zelfredzaamheid van aanwezigen wordt hiermee verbeterd en slachtoffers kunnen worden voorkomen. Daarbij is het van belang dat alle nooduitgangen in voldoende mate aansluiten op de bestaande infrastructuur binnen en buiten het plangebied.

Conclusie

Het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. In de beleidsvisie externe veiligheid, deel C, heeft reeds een verantwoording van het GR plaatsgevonden. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.4 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarvoor de bodemkwaliteit onderzocht moet worden, anders dan de reeds in gang gezette ontwikkelingen. Bodemonderzoek is dan ook niet nodig.

Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg. Er treden geen relevante negatieve effecten op het gebied van bodemkwaliteit op.

4.5 Planologisch relevante leidingen

In het plangebied en de directe omgeving zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig. Ook zijn er geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen in de omgeving van het plangebied gelegen die planologisch relevant zijn. De conclusie is dan ook dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.

4.6 Luchtkwaliteit

Regelgeving

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wm). In samenhang met Titel 5.2 zijn de grenswaarden voor luchtkwaliteit in Bijlage 2 van de Wm opgenomen. In Titel 5.2 is bepaald dat bestuursorganen een besluit, dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit kunnen nemen wanneer:

  • wordt voldaan aan de in bijlage 2 van de Wm opgenomen grenswaarden;
  • een besluit (per saldo) niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • aannemelijk is gemaakt dat een besluit 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de concentratie van een stof;
  • het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

In Titel 5.2 van de Wm is ook vastgelegd op welke plaatsen geen beoordeling van de luchtkwaliteit hoeft plaats te vinden. Dit wordt beschreven in het zogenaamde toepasbaarheidsbeginsel. Dit is onder andere het geval in gebieden in de buitenlucht waartoe leden van het publiek normaliter geen toegang hebben, op een arbeidsplaats als bedoeld in de Arbeidomstandighedenwet 1998 en op de rijbaan en middenberm van een weg. Bij Titel 5.2 van de Wm horen uitvoeringsregels die zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen. De volgende AMvB's en regelingen zijn of kunnen relevant zijn bij luchtkwaliteitsonderzoeken:

  • AMvB en regeling niet in betekende mate bijdragen;
  • Regeling projectsaldering 2007;
  • Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007;
  • Besluit gevoelige bestemmingen.

Besluit niet in betekenende mate bijdragen

In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (nibm) is vastgelegd wanneer een project/plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een plan/project draagt niet in betekenende mate bij als de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel NO2 als PM10 niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor die stoffen. Dit komt voor beide stoffen overeen met een maximale toename van de concentraties met 1,2 µg/m³. Projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Wel moet aangetoond worden dat als gevolg van het project de jaargemiddelde concentraties PM10 en NO2 niet met meer dan 1,2 µg/m³ toenemen. In de onder het Besluit nibm vallende Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is tot slot een aantal categorieën van plannen (projecten) opgenomen waarvoor tot een bepaalde omvang zonder meer geldt dat deze plannen niet in betekenende mate bijdragen. Blijft de ontwikkeling binnen de voor deze categorieën opgenomen grenzen, dan is het project per definitie niet in betekenende mate, hoeft dit niet met berekeningen te worden aangetoond en hoeft ook in dat geval verder geen toetsing aan de grenswaarde plaats te vinden.

Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007

In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl2007) zijn regels vastgelegd voor de wijze van uitvoering van luchtkwaliteitonderzoeken. Bepaald is onder andere waar en hoe de luchtkwaliteit vastgesteld dient te worden. Hiertoe is vastgelegd met welke (standaard)rekenmethode gerekend moet worden. Hierbij wordt grofweg een verdeling gemaakt in wegen in stedelijk gebied (SRM 1), buitenstedelijke wegen (SRM 2) en industriële bronnen (SRM 3). Tevens is vastgelegd dat gebruikgemaakt dient te worden van enkele generieke invoergegevens welke jaarlijks worden vastgesteld. Tot deze gegevens behoren de achtergrondconcentraties, de emissiefactoren en de meteorologie.

In de Rbl2007 is ook vastgelegd op welke plaatsen beoordeling van de luchtkwaliteit dient plaats te vinden. Deze dient bij wegen plaats te vinden op maximaal 10 m van de wegrand. Indien de rooilijn van de naastgelegen bebouwing binnen deze 10 m is gelegen dient de afstand tot de bebouwing aangehouden te worden. Het gekozen beoordelingspunt dient representatief te zijn voor een wegdeel van ten minste 100 m lengte. Voor inrichtingen wordt beoordeeld vanaf de grens van de inrichting.

Op locaties waar de luchtkwaliteit beoordeeld dient te worden, wordt deze beoordeeld op plaatsen waar significante blootstelling van mensen plaatsvindt. Hierbij wordt gekeken naar het zogenaamde blootstellingscriterium. Het gaat om blootstelling gedurende een periode, die in vergelijking met de middelingstijd van de grenswaarde (jaar, etmaal, uur) significant is. Dit betekent dat op een plaats waar een burger langdurig wordt blootgesteld, getoetst moet worden aan de jaargemiddelde grenswaarden (onder meer bij woningen).

Op een plaats waar sprake kan zijn van een kortdurende blootstelling moet bijvoorbeeld getoetst worden aan de norm voor de uurgemiddelde concentratie NO2. Dit is bijvoorbeeld het geval bij stations, haltes voor het openbaar vervoer en parkeerterreinen.

Zeezoutcorrectie

Concentraties van zwevende deeltjes (PM10) die zich van nature in de lucht bevinden en niet schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens mogen bij toetsing aan de grenswaarden buiten beschouwing worden gelaten. Per gemeente is een aftrek voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof gegeven. Voor de gemeente Hellevoetsluis bedraagt deze correctie 6 µg/m³. Voor het aantal overschrijdingen van de 24-uursgemiddelde grenswaarde PM10 is bepaald dat deze in heel Nederland met 6 dagen verminderd mag worden. Voor toetsing aan het aantal maal overschrijding van de uurgemiddelde grenswaarde NO2 en de 24-uursgemiddelde grenswaarde PM10 kan gebruikgemaakt worden van (statistische) relaties, op basis van metingen van het RIVM, tussen het aantal overschrijdingen en de berekende jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10. Deze relaties zijn vastgelegd in de Rbl2007. Ten aanzien van het aantal maal overschrijding van de uurgemiddelde grenswaarde NO2 kan uit de in de Rbl2007 vastgelegde relaties worden opgemaakt dat het toegestane aantal overschrijdingen van de uurgemiddelde concentratie NO2 van 200 µg/m³ niet wordt overschreden indien de berekende jaargemiddelde concentratie NO2 lager is dan 82 µg/m³. Uit de genoemde regeling blijkt daarnaast dat het toegestane aantal overschrijdingen van de 24-uursgemiddelde concentratie PM10 van 50 µg/m³ niet wordt overschreden indien de jaargemiddelde concentratie PM10 (zonder de correctie voor zeezout) niet hoger is dan 32,5 µg/m³.

Luchtkwaliteitskaarten gemeente Hellevoetsluis 2012

In het Milieustructuurplan 2008-2012 zijn streefwaarden opgenomen voor de luchtkwaliteit. Voor gemengd gebied zijn deze streefwaarden 40 µg/m³ voor NO2 jaargemiddelde en 40 µg/m³ voor PM10. Het aantal maximale overschrijdingen van PM10 is maximaal 35 overschrijdingen van 50 µg/m³. De luchtkwaliteit van de gemeente Hellevoetsluis is weergegeven in de luchtkwaliteitskaarten 2012. Deze kaarten zijn berekend op basis van de RVMK Hsluis-V2.6. (variant 3). Ruimtelijke ontwikkelingen zijn daarin meegenomen. Voor 2012 en 2021 is de luchtkwaliteit berekend inclusief toekomstige ontwikkelingen. Volgens de luchtkwaliteitskaarten is de luchtkwaliteit in het plangebied voor zowel NO2 als PM10 lager dan 40 µg/m³. Het aantal maximale overschrijdingen van PM10 is kleiner dan 35 overschrijdingen van 50 µg/m³.

4.7 Waterhuishouding

Huidige waterhuishouding

Oppervlaktewater

De waterhuishouding in bestemmingsplan Recreatie is onder te verdelen in het Haringvliet, het duingebied De Punt en de polders.

Haringvliet

Het Haringvliet beslaat het grootste deel van het bestemmingsplangebied. Het Haringvliet is een rivierarm die een belangrijke functie vervult voor de afvoer van de Rijn en de Maas. Met behulp van de Haringvlietsluizen kan de verdeling van de rivierafvoer over het mondingsgebied van de grote rivieren worden geregeld. Omdat de sluizen met vloed gesloten zijn, is er nagenoeg geen getij op het Haringvliet en is het water zoet. De waterstand op het Haringvliet wordt bepaald door een combinatie van de waterstand op zee (met name bepaald door het getij) en de rivierafvoer. De langjarige gemiddelde laagwaterstand is NAP +0,39 m, de gemiddelde hoogwaterstand NAP +0,67 m (bron: Rijkswaterstaat, waternormalen). Het buitendijkse natuurgebied De Quackgors en het strand langs het Haringvliet zijn onderdeel van het rivierbed. De gebieden vallen onder het bergend regime van het Haringvliet in de zin van de Beleidslijn grote rivieren (zie hoofdstuk 3.1). Ook het duingebied valt onder dit regime.

Daarnaast is het Haringvliet een Hoofdvaarweg, Cemt klasse VIc en wordt druk bevaren. Om de functionaliteit te waarborgen en te zorgen voor een veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer, geldt voor het Haringvliet de Waterwet, de Richtlijn Vaarwegen 2011 en het Binnenvaartpolitiereglement.

Duingebied De Punt

Het duingebied De Punt is het zuidelijkste deel van het Voornes Duin. In het gebied ligt één duinmeertje, dat gevoed wordt met grondwater en regenwater. Duinrellen ontbreken in dit deel van het Voornes Duin.

Polders

Het poldersysteem omvat verschillende peilvakken. Polder De Quack heeft een streefpeil van NAP -1,0 m. Het gebied tussen de Zuiddijk en de AI-laan maakt deel uit van polder Nieuw-Helvoet, dat een streefpeil heeft van NAP -1,75 m. De hoofdwatergang langs de Zuiddijk is een apart peilgebied met een bovengrens van NAP -1,0 m en een ondergrens van NAP -1,60 m. In een aanvoersituatie ontvangt het gebied water vanuit het noordwesten (Rockanje). Het gebied watert af naar polder Nieuw-Helvoet. De peilgebieden voldoen in het huidige klimaat aan de normen voor overstroming vanuit het oppervlaktewater (NBW-normen). Het waterschap toetst momenteel niet aan de KNMI-klimaatscenario's (Bron: “Watersysteemrapportage 2010”, Waterschap Hollandse Delta). Uit toetsingen in voorgaande jaren blijkt dat de peilgebieden ook voldoen voor het klimaatscenario 2050-midden.

De hoofdwatergangen zijn op de plankaarten aangegeven met de bestemming 'Water'. Omwille van de leesbaarheid zijn de overige watergangen niet als zodanig bestemd.

Grondwater

In het relatief hooggelegen duingebied vindt inzijging van regenwater plaats. Bovenop het zoute water in de ondergrond is een zoetwaterlens ontstaan. Het is niet bekend hoe diep de zoetwaterlens reikt. Gezien de beperkte breedte van de duinstrook en de aanwezigheid van kleilagen, wordt aangenomen dat de lens niet erg dik is. Tot 1951 werd er in de duinen water gewonnen. In het poldergebied wordt de grondwaterstand beïnvloed door het polderpeil. De grondwatertrap is 6 (GHG 40-80 cm –mv / GLG 120-180 cm –mv). Er treedt brakke kwel op; het ondiepe grondwater heeft een chloridegehalte tot 6000 mg/l (bron: Watervisie 2030). In het overgangsgebied tussen de duinen en de polders kan ondiepe kwel of oppervlakkige afstroming van zoet duinwater optreden. In de binnenduinrand bij De Punt is hiervan echter niet of nauwelijks sprake. Vermoedelijk wordt afstroming van duinwater hier verhinderd door de aanwezigheid van de overstoven kleidijk van polder De Quack.

 

De gemeente heeft in 2011 een verkennend grondwateronderzoek voor de gehele gemeente uitgevoerd (“Systeemanalyse grondwater en grondwatermeetnet Hellevoetsluis”, april 2011). Het onderzoek bestaat uit een analyse van bekende gegevens over de ondergrond en een bevolkingsenquête naar de ervaringen met (grond)wateroverlast. De respons uit het bestemmingsplangebied Recreatie op de enquête was beperkt. Meldingen van grondwateroverlast betreffen met name natte kruipruimtes. Een natte kruipruimte is de meest voorkomende melding van grondwateroverlast binnen de gemeente.

Waterkeringen en overstromingsrisico

Het bestemmingsplangebied omvat zowel binnendijks als buitendijks gebied. De Quackgors en het strand liggen buitendijks, de polders liggen binnendijks. De duinen, de Schenkeldijk en de Zuiddijk zijn onderdeel van de primaire waterkering die de polders van Voorne-Putten beschermt tegen overstroming vanuit zee en de rivier (Haringvliet). De Haringvlietdam is een verbindende waterkering tussen de dijkringgebieden Voorne-Putten en Goeree-Overflakkee. De Haringvlietdam sluit het Haringvliet af van de zee waardoor ook de buitendijkse gronden in het Haringvliet beschermd zijn tegen overstroming vanuit zee. De waterkeringen inclusief beschermingszones zijn op de plankaarten aangegeven met de dubbelbestemming 'waterstaat-waterkering'. De primaire waterkering is in beheer bij het waterschap. De Haringvlietdam is in beheer bij Rijkswaterstaat. De beide waterkeringen hebben een gemiddelde overschrijdingskans van 1:4000 per jaar. Op de risicokaart van het IPO (www.risicokaart.nl) is aangegeven welke gebieden overstromen in geval van een dijkdoorbraak en wat daarbij de maximale potentiële waterdiepte is. Vrijwel geheel Voorne-Putten overstroomt in het geval van een dijkdoorbraak. De relatief hooggelegen Polder De Quack kan dan te maken krijgen met een geringe waterdiepte tot 20 cm. Het dieper gelegen gebied tussen de Zuiddijk en de AI-laan kan te maken krijgen met een waterdiepte tot 2 meter. De Quackgors en het strand liggen buitendijks en zijn niet beschermd tegen overstroming vanuit het Haringvliet. De gebieden worden door de Haringvlietdam beschermd voor overstroming vanuit zee.

Riolering

Het plangebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van drukriolering voor vrijwel alle vrijstaande panden en vrijvervalriolering op de campingterreinen De Quack en Het Weergors en het vakantiepark Citta Romana. Enkele panden hebben een ontheffing van de aansluitplicht van de provincie. Citta Romana is gedeeltelijk voorzien van een gescheiden rioolstelsel, voor het overige gaat het om gemengde stelsels. De drukriolen van de Duinweg en Voorweg lozen op het bemalingsgebied van Citta Romana/camping De Quack. Middels het gemeentelijk rioolgemaal aan de Parkweg (Citta Romana) wordt het afvalwater uit dit bemalingsgebied afgevoerd naar het bemalingsgebied Hellevoetsluis-West. Het rioolgemaal zal op korte termijn door de gemeente worden vervangen. Camping het Weergors heeft een eigen rioolgemaal en loost ook op Hellevoetsluis-West.

Beheerders

Waterschap Hollandse Delta is beheerder van de waterkering langs het Haringvliet, is beheerder van het oppervlaktewatersysteem en verantwoordelijk voor de kwaliteit en kwantiteit in het binnendijks gebied en is beheerder van de wegen buiten de bebouwde kom. Grondeigenaren hebben op grond van de Keur van het waterschap een onderhoudsplicht voor de perceelsloten. Rijkswaterstaat is beheerder van de Haringvlietdam en het Haringvliet. De gemeente is beheerder van de riolering, met uitzondering van de riolering op camping De Quack, camping Het Weergors en het vakantiepark Citta Romana.

Aandachtspunten

Op termijn worden de Haringvlietsluizen op een 'kier' gezet waardoor het Haringvliet gedeeltelijk zal verzilten (Kierbesluit, zie hoofdstuk 3.1). Dit heeft gevolgen voor de zoetwatervoorziening op Voorne. Een randvoorwaarde bij het Kierbesluit is dat de zoetwatervoorziening voor de landbouw niet in gevaar komt. Om dit te waarborgen zal zoet oppervlaktewater deels via andere routes moeten worden aangevoerd. Voor het grondgebied van Hellevoetsluis ten westen van het Kanaal door Voorne wordt gedacht aan een aanvoertracé dat vanuit Rockanje, ter hoogte van de Quacksedijk, Hellevoetsluis binnenkomt en via de hoofdwatergang langs de AI-laan en de Zuiddijk naar de bebouwde kom loopt. Ten oosten van het Kanaal verandert het tracé binnen de gemeente Hellevoetsluis naar verwachting niet. Aangenomen wordt er geen nieuwe watergangen nodig zijn voor de toekomstige zoetwatervoorziening binnen de gemeente Hellevoetsluis en dat het aanvoertracé niet conflicteert met het bestemmingsplan.

Het waterschap werkt aan de versterking van de primaire waterkering. Een van de dijkvakken die versterkt moeten worden is de Zuiddijk. Hiervoor wordt momenteel een milieueffectrapportage uitgevoerd. Het is nu nog niet bekend hoe de dijk er precies uit gaat zien en of de ligging van de kern- en/of beschermingszone verandert. In dit bestemmingsplan is uitgegaan van de vigerende Legger waterkeringen van het waterschap. Als de leggercontour verandert door de dijkversterking dan zal te zijner tijd het bestemmingsplan moeten worden aangepast.

De aanwezigheid van waterkeringen leidt tot gebruiksbeperkingen binnen het plangebied. Algemeen geldt dat handelingen in, op of aan de waterkeringen verboden zijn tenzij daarvoor door het waterschap of Rijkswaterstaat een watervergunning is afgegeven. De verbodsbepalingen gelden voor de gebieden die op de plankaart zijn aangegeven met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

Op de buitendijkse gebieden De Quackgors, het strand en de duinen is de Beleidslijn grote rivieren van toepassing. In principe zijn hier alleen riviergebonden activiteiten toegestaan. Nieuwe of uitbreiding van bestaande activiteiten zijn verboden tenzij daarvoor door Rijkswaterstaat een watervergunning is afgegeven.

Invloed van het bestemmingsplan op de waterhuishouding en de waterkeringen

Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die niet eerder onderbouwd zijn en heeft dan ook geen invloed op de waterhuishouding en de waterkeringen in het plangebied. De aanleg van eventuele steigers is vergunningplichtig in het kader van de Waterwet.

Wateropgaven en –ambities

  • de belangrijkste waterambitie in het waterplan Hellevoetsluis voor het bestemmingsplan Recreatie is het waarborgen van een goede zoetwatervoorziening voor agrarische functies. Met het oog hierop werkt de gemeente mee aan de realisatie van een nieuw aanvoertracé van zoet water, dat nodig is in verband met het Kierbesluit.
  • bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (> 250 m²) dient compensatie plaats te vinden voor het verlies aan waterberging. Dit is geregeld in het Waterbeheerplan en de Keur van Waterschap Hollandse Delta.
  • bij nieuwbouw dienen afvalwater en hemelwater binnen de perceelgrens gescheiden te blijven en gescheiden te worden aangeboden aan de gemeente. De gemeente onderzoekt per plan de mogelijkheden om de waterstromen gescheiden af te voeren.

Watertoetsprocedure

In het kader van de watertoetsprocedure is de concepttekst van de waterparagraaf voor een informele ambtelijke toetsing voorgelegd aan Waterschap Hollandse Delta en Rijkswaterstaat. In het kader van het wettelijk vooroverleg is de waterbeheerders ook om een formele reactie op het voorontwerp gevraagd. De wateradviezen die hieruit volgen zijn meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

4.8 Ecologie

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet biedt het juridische kader voor de bescherming van dier- en plantensoorten. Indien in een gebied een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt, dient van tevoren een inventarisatie plaats te vinden van de eventueel aanwezige beschermde soorten. Deze mogen onder meer niet gedood, verjaagd, gevangen of verontrust worden. Indien beschermde soorten op de projectlocatie aanwezig zijn, dient schade zoveel mogelijk voorkomen en beperkt te worden.

De volgende belangrijke ecologische gebieden komen in het plangebied voor:

  • concentratiegebieden botanische waardevolle elementen;
  • gebieden met hoge concentraties soorten, waaronder veel beschermde soorten;
  • beste broedvogelgebieden;
  • beste gebieden voor vogels van hoge bomen;
  • beste gebieden voor struweelvogels;
  • Natura 2000-gebied Haringvliet + Voornes Duin.

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe bouwmogelijkheden gecreëerd die kunnen leiden tot aantasting of verstoring van beschermde dier- en plantensoorten of beschermde natuurgebieden. De Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur staan de uitvoering van dit plan dan ook niet in de weg.

4.9 Archeologie

Beleidskader

De gemeente Hellevoetsluis heeft een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld (vastgesteld in 2007), waarmee een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen is gewaarborgd. Ook worden bestemmingsplannen voorzien van een archeologieparagraaf. Meer specifiek is het doel van het voorgenomen archeologisch beleid (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

Het bovenstaande sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese Verdrag van Malta is ontwikkeld en dat aansluit bij de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz 2007). Belangrijk gemeentelijk toetsinstrument is de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Hellevoetsluis.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

Bewoningsgeschiedenis

De oudste sporen van menselijke aanwezigheid in de wijdere omgeving van het plangebied worden gevormd door enkele honderden benen spitsen met weerhaken en enkele benen harpoenpunten; het waren onderdelen van jacht- en visgerei. Ze dateren uit het vroeg-mesolithicum (9000-7000 voor Christus), en zijn gevonden in het opgespoten zand van de Maasvlakte en langs de kust van Westvoorne. De werktuigen moeten afkomstig zijn van rivierduinen die aan het eind van het pleistoceen zijn gevormd of uit vroeg holocene rivierafzettingen op een diepte van circa 20-22 m beneden NAP. De vondsten dateren uit een tijd dat de zeespiegel nog veel lager stond dan nu het geval is. Ook in het plangebied zouden, in theorie, dergelijke vindplaatsen op grote diepte (circa 20 m), aanwezig kunnen zijn.

Vanaf ruwweg 7000 voor Christus kreeg de zee ten gevolge van de stijging van de zeespiegel greep op het gebied, en veranderde de riviervlakte in een waddengebied met mariene sedimentatie. Uit de periode van het verschuiven van het mondingsgebied van Rijn- en Maas naar het noorden, waardoor de oude monding verzandde, stammen de Afzettingen van het Hellevoeterzand (kwelderafzettingen), die in de ondergrond van het gebied aanwezig zijn. Het landschap van het Hellevoeterzand is door de mens geëxploiteerd. Een in 1977 dicht bij het plangebied aan de Fazantenlaan gevonden bijlfragment getuigt van de menselijke aanwezigheid. Iets verder weg –  in Ossenhoek –  is een deel van een nederzettingsterrein van de Vlaardingen-cultuur opgegraven. Een deel van een (later opgevulde) geul van waaruit het Hellevoeterzand is gevormd, loopt door het plangebied.

Vanaf circa 3100 voor Christus ontstond een meer gesloten kust met strandwallen, waarachter zich veen ging vormen. Dit geldt ook voor het plangebied, waar het Hellevoeterzand uiteindelijk volledig onder het veen verdween.

Er wordt van uitgegaan dat zich rond circa 400 jaar voor Christus ten westen en ten noorden van het plangebied krekensystemen vormden die het veengebied ontwaterden. Hierdoor ontstonden er in de midden-ijzertijd en in de late ijzertijd – gelet op de aanwezigheid van nederzettingsterreinen uit die perioden in Rockanje en Nieuwenhoorn – zonder twijfel mogelijkheden voor bewoning van het veen in de omgeving van het plangebied en wellicht ook in het gebied zelf. In de Romeinse tijd werd de veenondergrond van het plangebied zeker bewoond. Nabij de Haringvlietweg zijn in het resort Citta Romana namelijk resten van een nederzetting uit de Romeinse tijd aangetroffen. Noordelijker op Voorne werd er kort voor de Romeinse tijd een kleidek op het veen afgezet. Ook hierop werd in de Romeinse tijd gewoond.

Na de Romeinse tijd wordt het gebied verlaten en treedt er (plaatselijk) weer veengroei op. De veengebieden van Voorne werden ruwweg vanaf circa 1000 ontgonnen. Het Haringvliet bestond toen nog niet. Over de precieze aard en omvang van de vroege ontginningen is weinig bekend.

Voor het zuidelijke deel van Voorne was het ontstaan van het Haringvliet vanaf het begin van de 13e eeuw van groot belang. Een groot deel van Voorne was in de 13e eeuw waarschijnlijk nog onbedijkt en men woonde voornamelijk op veen. In het begin van de 14e eeuw breekt de bewoning af ten gevolge van overstromingen. Er werd een in dikte wisselend pakket zandige klei afgezet. Dit pakket is steeds ten minste 80 cm dik, zo blijkt uit een bureauanalyse in 2006 van beschikbare geologische boringen. In 1368 werd de Polder Nieuwenhoorn bedijkt. Kort daarna, in 1395, werd hier tegenaan de Polder Nieuw-Helvoet gevormd. Een deel van deze polder ligt binnen het plangebied, namelijk het areaal tussen de Zuiddijk en de Haringvlietweg. Na de inpolderingen concentreerde de bewoning zich vooral langs dijken.

Er zijn enkele vindplaatsen uit de tijd van circa 1000 tot 1500 uit de directe omgeving van het plangebied bekend.

Archeologische waarden in het plangebied

Op grote diepte (circa 20 m NAP) kunnen zich bewoningssporen uit het vroeg-mesolithicum bevinden. Op het Hellevoeterzand kunnen archeologische waarden uit het neolithicum aanwezig zijn. In het gehele plangebied moet rekening gehouden worden met resten uit de periode van de midden-ijzertijd tot en met de Romeinse tijd, die aangetroffen kunnen worden op of in de (soms kleiige) bovenkant van het veen. In het plangebied worden ook bewoningssporen uit de periode tussen circa 1000-1300 op het veen en van nà 1395 vooral langs de Zuiddijk verwacht. In een strook langs de binnenzijde van de Zuiddijk liggen onder meer de resten van de 'Zuidbatterij'.

In het bestemmingsplangebied zijn zowel grote landschappelijke fenomenen (slootstructuren, akkercomplexen) te verwachten, als kleinere structuren die in een booronderzoek traceerbaar zijn, zoals huisplaatsen uit de prehistorie of de Romeinse tijd. Dergelijke structuren hebben een gemiddelde oppervlakte van 100-200 m². Archeologische indicatoren van dit type en/of uit deze periode, aangetroffen in een klein plangebied (kleiner dan 200 m²), leveren doorgaans een beperkte wetenschappelijke waarde op en de archeologische informatie is gefragmenteerd. De kosten en administratieve handelingen die een dergelijk onderzoek met zich meebrengt staan niet in verhouding tot de relatief kleine (en dus minder kostbare) bodemingreep, die vaak door een particulier wordt uitgevoerd en betaald. Het verlies aan archeologische informatie als in dergelijke gevallen geen onderzoek wordt uitgevoerd is relatief gering. Uiteindelijk is de diepte van de bodemverstoring (in combinatie met de specifieke bodemopbouw) belangrijker dan de oppervlakte; die bepaalt of archeologische waarden bedreigd worden of niet.

Het registreren van een enkel spoor of een enkele vondst die bij dergelijke bodemingrepen wordt aangetroffen kan wel zinvol zijn. Daarom wijst de gemeente, wanneer (nader) archeologisch onderzoek niet verplicht is, altijd op de meldingsplicht in geval van 'toevalsvondsten', zoals verwoord in artikel 53 van de Monumentenwet 1988.

Archeologische bescherming

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPRecreatie2011-VG03_0019.png"

Figuur 4.4 Archeologische regimes

Waarde - Archeologie - 1

Voor het dijktracé van de Zuiddijk, evenals een strook van 20 m aan weerszijden ervan (Waarde - Archeologie - 1) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 100 m² beslaan.

Waarde - Archeologie - 2

Voor dat de rest van het plangebied, waar het laatmiddeleeuwse overstromingsdek ten minste 80 cm dik is, (Waarde - Archeologie - 2) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 m² beslaan.

Waarde - Archeologie - 3

Voor het haringvliet, (Waarde - Archeologie - 3) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 m² beslaan.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

Financiële uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. Het actualiseren van het bestemmingsplan is een gemeentelijke taak en de met de actualisatie samenhangende kosten zijn vanuit gemeentelijke budgetten gedekt.

In het bestemmingsplan wordt ook de bouw van 20 recreatiewoningen mogelijk gemaakt. Dit betreft een ontwikkeling conform artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Deze ontwikkeling vindt plaats op particulier initiatief.

Alle gronden van de betreffende locatie zijn in eigendom van de initiatiefnemer.

Voor de ontwikkeling van de recreatiewoningen heeft de gemeente met de initiatiefnemer een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten waarin de (financiële) afspraken over het project zijn vastgelegd, inclusief kostenverhaal. Deze overeenkomst wordt aangemerkt als anterieure overeenkomst (artikel 6.24 Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro).

Uit het bovenstaande blijkt dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan 'Recreatie' gewaarborgd is.

Wettelijke verplichting voor het opstellen van een exploitatieplan

Hoewel de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd is, zijn niet alle percelen binnen het plangebied in eigendom van de gemeente. Artikel 6.12 lid 2 Wro) bepaalt dat de gemeenteraad, als er sprake is van één of meerdere aangewezen bouwplannen, verplicht is een exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van grondexploitatie niet anderszins is verzekerd;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c 4°, respectievelijk 5° Wro noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, respectievelijk b, c of d Wro noodzakelijk is.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan zijn percelen in eigendom bij meerdere particuliere eigenaren. Het bestemmingsplan voorziet op de in bijlage 1 RO 't Weergors bedoelde percelen in de realisering van 20 recreatiewoningen met bijbehorende voorzieningen, waarvoor omgevingsvergunningen zijn vereist.

Met de eigenaar van genoemde percelen is een anterieure overeenkomst gesloten. Het bepalen van een tijdvak is niet noodzakelijk; het stellen van eisen en regels of een uitwerking van regels, is evenmin noodzakelijk.

Het verhaal van kosten voor de ontwikkeling van de recreatiewoningen is daardoor anderszins verzekerd. De gemeente Hellevoetsluis neemt op grond van artikel 6.12 lid 2 Wro daarom het besluit om geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 6 Handhaving

De gemeente heeft als taak erop toe te zien dat de regels van een bestemmingsplan worden nageleefd. In verband hiermee is één van de uitgangspunten bij de ontwikkeling van een bestemmingsplan dat de in het plan opgenomen regels handhaafbaar moeten zijn. Dit geldt dus ook bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan Recreatie. Handhaving van het ruimtelijk beleid verdient meer aandacht, omdat het een voorwaarde is voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. Belangrijk voor de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is dat de juridische regeling inzichtelijk en realistisch is. Dit houdt in: helder van opzet en niet onnodig beperkend of inflexibel. Daarbij moet wel voorkomen worden dat de regels zo vaag worden dat ze niet meer te controleren zijn. De regels moeten dan ook niet meer beogen te regelen dan strikt noodzakelijk is. Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan Recreatie is aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de in het plan opgenomen regels; de regels zijn helder van opzet en niet onnodig beperkend of inflexibel. Zoals bekend zijn bestemmingsplannen openbaar en kan een ieder kennisnemen van de in de bestemmingsplannen opgenomen regels en bij onduidelijkheden over de regels zich nader laten informeren.

Hoofdstuk 7 Juridische planbeschrijving

7.1 Inleiding

Het juridische deel van een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels. De regels bevatten regels voor gebruik van de gronden en bouwwerken en bouwregels. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking; maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Wabo

Per 1 oktober 2010 zijn de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit Omgevingsrecht (BOR) in werking getreden. Bij de Wabo gaat het om de integratie van een aantal vergunningen (onder andere bouw-, milieu-, monumenten-, sloop-, kap- en uitritvergunning) in de omgevingsvergunning. Met de komst van de Wabo zijn andere wetten, zoals bijvoorbeeld de Wro, Woningwet en de Wet milieubeheer gewijzigd. Dit heeft gevolgen voor de inhoud van de regels van een bestemmingsplan. Het betreft hier onder andere de terminologie die gebruikt wordt. In het bestemmingsplan Recreatie is uiteraard rekening gehouden met de gevolgen van de Wabo.

7.2 Wijze van bestemmen

In de Wro wordt een aantal mogelijkheden geboden voor de juridisch-planologische opzet van een bestemmingsplan, waarmee de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor een gebied kan worden vastgelegd. De aard van het plangebied geeft in hoofdzaak aanleiding tot een bestemmingsplansystematiek met min of meer globale bestemmingsvlakken en daar waar nodig op de huidige situatie afgestemde bouwvlakken, waarbij de bestaande ruimtelijke structuur het uitgangspunt vormt. Voor het nieuwe bestemmingsplan wordt gestreefd naar het beschermen van de aanwezige ruimtelijke en functionele kwaliteiten aan de ene kant en naar voldoende flexibiliteit aan de andere kant. Voorkomen moet worden dat voor iedere functiewijziging of bouwplan, die niet op ruimtelijke bezwaren stuiten, een afwijking dan wel een wijziging van het bestemmingsplan nodig is. Zoals eerder aangegeven heeft het plangebied in hoofdzaak een consoliderend karakter. Voor het gehele plangebied is de huidige situatie in hoge mate richtinggevend voor de wijze waarop de bestemmingen zijn gelegd.

De systematiek van het vigerende bestemmingsplan dient als uitgangspunt maar wordt vertaald naar eisen vanuit de richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Dit zal met name in de opbouw van de regels en de presentatie van de verbeelding (plankaart) gevolgen hebben. Het uitgangspunt is dat bestaande rechten in principe worden gehandhaafd. De bepalingen uit het vigerende bestemmingsplan worden vertaald in nieuwe bestemmingsplan.

7.3 Planregels

De regels bestaan uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 1 zijn de inleidende bepalingen opgenomen (artikel 1 en 2), hoofdstuk 2 omvat de bestemmingsbepalingen (artikel 3 t/m 21). Verder zijn in hoofdstuk 3 de algemene regels opgenomen (artikel 22 t/m 27) en tot slot staan in hoofdstuk 4 de slot- en overgangsregels (artikel 28 en 29).

Opzet en volgorde planregels

De regels van bestemmingsplan Recreatie zijn op de volgende wijze opgebouwd:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

De in de regels gebruikte begrippen worden hierin omschreven ter voorkoming van misverstanden of verschil in interpretatie.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit betreft een omschrijving van de wijze waarop het meten dient plaats te vinden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 t/m 21 De bestemmingen

De meeste bestemmingen zijn opgebouwd uit de volgende onderdelen:

  • een bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;

En in sommige gevallen:

  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijking van de bouwregels;
  • afwijking van de gebruiksregels.

De in dit plan opgenomen bestemmingen zijn:

Artikel 3 Agrarisch met waarden;

De agrarische bedrijven en de bijbehorende gronden zijn bestemd als Agrarisch met waarden. Deze bestemming sluit aan bij de agrarische functie die op de gronden binnen deze bestemming overheerst en de daarnaast aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Binnen dit gebied zijn de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van belang te beschermen zodat het gebied recreatief gezien aantrekkelijk blijft. Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden die deze waarden kunnen aantasten is een omgevingsvergunningenstelsel vereist. Tevens zijn binnen deze bestemming agrarische bedrijven toelaatbaar en kleinschalig kamperen tot maximaal 15 kampeerplaatsen, bed & breakfast tot maximaal 5 verblijfseenheden, ondergeschikte horecavoorziening, infrastructurele en waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende voorzieningen. Het bebouwen van de gronden is uitsluitend toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken.

Artikel 4 Bedrijf;

Het steunpunt van Rijkswaterstaat is bestemd als Bedrijf. Het steunpunt bestaat uit twee locaties. Ter plaatse vindt opslag plaats van goederen en stalling van voertuigen ten behoeve van de inspectie en het onderhoud van wegen. Tevens is er een ambulancesteunpunt aanwezig. De bedrijfsactiviteiten, die worden ingeschaald als een categorie 3.1 bedrijf, zijn met een specifieke aangeduid.

Artikel 5 Groen;

De groenstroken rondom de campings en structureel groen dat niet binnen de bestemming Natuur valt is bestemd als Groen.

Artikel 6 Natuur;

Het Natura2000 gebied Voornes Duin is bestemd voor Natuur. Het gebied maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze gronden zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ecologische- natuur en landschappelijke waarden en voor de ecologische verbindingszone. Voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of voor het uitvoeren van werkzaamheden is een omgevingsvergunning noodzakelijk.

Artikel 7 Recreatie - Dagrecreatie;

Deze bestemming is opgenomen voor het strand en de agrarische gronden ten noorden van camping 't Weergors. Binnen deze bestemming is dagrecreatie toegestaan. De bestaande strandpaviljoens zijn aangeduid met een specifieke bestemming.

Artikel 8 t/m 12 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1 t/m 5;

De bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie is opgenomen voor de camping's, het bungalowpark en solitaire recreatiewoningen. De grotere campings en het bungalowpark hebben ieder een eigen bestemming, te weten R-VR-1 voor camping De Quack, R-VR-2 voor het bungalowpark Citta Romana en R-VR-3 voor camping 't Weergors. De kleinere camping De Stolk en camping Beijer, in het noorden van het plangebied, hebben de bestemming R-VR-4. De solitaire recreatiewoningen langs de Duinweg en de Voorweg hebben de bestemming R-VR-5. Sommige woningen die groter zijn dan algemeen toelaatbaar zijn specifiek aangeduid met een specifieke bouwaanduiding waarmee de grotere inhoudsmaat wel is toegestaan.

Binnen deze bestemmingen is met een aanduiding aangegeven hoeveel recreatiewoningen en/of kampeermiddelen zijn toegestaan. De plaatsing van de recreatiewoningen en kampeermiddelen is (binnen de aanduidingen) vrij gelaten. Wel dient rekening te worden gehouden met onderlinge afstanden.

Verder zijn regels opgenomen ten behoeve van het maximum oppervlak aan centrale voorzieningen en sanitaire voorzieningen.

Binnen de bestemming R-VR-1 t/m 4 zijn één of meerdere bedrijfswoningen toegestaan, dit is opgenomen in de regels. De locatie van de bedrijfswoning(en) binnen de bestemmingen is eveneens vrij gelaten.

Artikel 13 Verkeer;

Voor alle doorgaande wegen, voet- en fietspaden en verblijfsgebieden is de bestemming Verkeer van toepassing. Binnen deze bestemming zijn ook functies ondergeschikt aan de verkeersbestemming mogelijk, zoals groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en parkeerplaatsen.

Artikel 14 Tuin;

De bestemming Tuin is opgenomen voor gronden behorende bij woningen waar geen gebouwen gebouwd mogen worden.

Artikel 15 Water;

Watergangen en sloten, anders dan het Haringvliet, zijn bestemd voor water.

Artikel 16 Water - Natuur;

Het Haringvliet heeft de bestemming Water - Natuur. Het Haringvliet is pimair bestemd voor waterberging, vaarwegen en het behoud en herstel van natuur- en landschapswaarden. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd, zoals verkeerstekens voor de scheepvaart.

Binnen deze bestemming is een verbodsbepaling opgenomen waarin is bepaald dat het verboden is onder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), op of in deze gronden een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren. Uitzonderingen zijn onder voorwaarden mogelijk.

Artikel 17 Wonen;

Deze bestemming betreft de burgerwoningen, niet zijnde bedrijfswoningen, binnen het plangebied. Het betreft reeds aanwezige burgerwoningen. Afhankelijk van de opgenomen aanduiding mogen woningen uitsluitend vrijstaand of twee-aan-een worden gebouwd. De locatie van de woning(en) binnen het bestemmingsvlak is vrij gelaten. Op basis van het vigerende plan buitengebied en in aansluiting op de systematiek van het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied.

Van de bestemming kan met verlening van een omgevingsvergunning worden afgeweken voor het toestaan van onder andere bed & breakfast, ondergeschikte horecavoorzieningen (maximaal 3 binnen het plangebied) en ondergeschikte detailhandel voor de verkoop van streekproducten.

Ter plaatse van de locatie Duinweg 16-18 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bouw van twee vrijstaande woningen in plaats van een twee-onder-een kap woning mogelijk te maken.

Artikel 18 t/m 20 Waarde - Archeologie - 1, 2 en 3;

De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie legt naast de geldende regels voor de aanwezige basisbestemming extra regels op aan de bestemde gronden. Gronden met bijvoorbeeld een bestemming Wonen, en een dubbelbestemming Archeologie 1, blijven bestemd voor alle doeleinden die mogelijk zijn gemaakt met Wonen (zoals het bouwen van woningen). Daarnaast zijn echter ook de regels van de dubbelbestemming Archeologie van toepassing. In paragraaf 4.7 van de toelichting zijn de verschillende regelingen voor de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 t/m 3 beschreven.

Artikel 21 Waterstaat - Waterkering.

Percelen met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor bescherming en onderhoud van de aangewezen waterkering. Op deze gronden mag alleen worden gebouwd ten behoeve van de waterkering. Van deze regel kan worden afgeweken als bebouwing is toegestaan op basis van de andere aanwezige bestemmingen en indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterkering. Bepaald is dat voorafgaand aan het afwijken schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

Voor deze gronden is een verbodsbepaling opgenomen waarin is bepaald dat het verboden is onder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), op of in deze gronden een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren. Uitzonderingen zijn onder voorwaarden mogelijk.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 22 Antidubbeltelregel

Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 23 Algemene bouwregels

De op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden met kleine bouwdelen. In dit artikel is geregeld hoe groot de overschrijding mag zijn en onder welke voorwaarden. Voorts zijn in dit artikel regels opgenomen voor bestaande afwijkingen van voorgeschreven maten en is een regel opgenomen met betrekking tot de afstemming met de keur van het waterschap.

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel zijn alle afwijkingsregels opgenomen die voor het gehele plangebied van toepassing zijn.

Artikel 25 Algemene wijzigingsregels

Dit artikel betreft alle wijzigingsbevoegdheden opgenomen die voor het gehele plangebied van toepassing zijn.

Artikel 26 Overige regels

In dit artikel is bepaald dat de stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening niet (aanvullend) van toepassing zijn en indien verwezen wordt naar andere (wettelijke) regelingen dan is in dit artikel bepaald dat deze dienen te worden gelezen als op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

In dit artikel staan de overgangsregels voor vergunde bestaande bouwwerken en vergunde bestaande gebruiksactiviteiten die afwijken van het bestemmingsplan. Voor de recreatiewoning Duinweg 18c is persoonsgebonden overgangsrecht van toepassing. De regels daarvoor zijn eveneens in dit artikel opgenomen.

Artikel 28 Slotregel

Dit artikel geeft de titel van de regels van het bestemmingsplan aan.

7.4 Verbeelding

Algemeen

Op de verbeelding zijn vrijwel alle functies apart bestemd, waardoor het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke functies binnen de bestemming aan de grond binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels, de specifieke gebruiksregels alsmede de afwijkingsbevoegdheden te vinden.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

Elke bestemming bestaat doorgaans uit twee facetten: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangegeven waarvoor de mogelijkheden om te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden op de verbeelding doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Op plekken waar het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samen vallen in het plangebied, is op de verbeelding uitsluitend een bouwvlak te zien (de grenzen van het bestemmingsvlak liggen hieronder). Wanneer het bestemmingsvlak en bouwvlak niet samenvallen, is het bouwvlak ingetekend door middel van een dikke zwarte lijn binnen het bestemmingsvlak.

Aanduidingen

De letteraanduidingen van de bestemmingen zijn ingetekend in het bestemmingsvlak. Nadere specificaties die iets zeggen over het gebruik of bouwmogelijkheden zijn door middel van aanduidingen opgenomen. Als deze specificaties op het hele bestemmingsvlak van toepassing zijn, dan staan de aanduidingen achter de bestemmingsaanduiding in het bestemmingsvlak. Voor de leesbaarheid of omdat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen, is soms gekozen om de aanduidingen in het bouwvlak te plaatsen.

IMRO2012 en SVBP2012

De regels en verbeelding zijn opgesteld volgens IMRO2012 en SVBP2012. IMRO2012 staat voor Informatie-Model Ruimtelijke Ordening en heeft betrekking op de inrichting van de ruimtelijke instrumenten van de Wro. Het is het informatiemodel voor het opstellen en het uitwisselen van visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene regels op alle bestuurlijke niveaus. Het model is geschikt voor uitwisseling van informatie tussen de organisaties op het gebied van de ruimtelijk ordening en aanverwante werkterreinen. SVBP2012 staat voor Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen. Doel van deze standaard is het op vergelijkbare wijze inrichten, vormgeven en verbeelden van bestemmingsplannen en de daarbij behorende uitwerkings- en wijzigingsbesluiten.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid Overleg

De maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is getoetst door middel van het opsturen van het plan naar de verschillende overlegpartners. Naast de overlegpartners is een ieder in de gelegenheid gesteld het plan te beoordelen door middel van een zogenaamde inspraakprocedure waarbij het plan voor een ieder ter inzage heeft gelegen.

Dit hoofdstuk moet dan ook gezien worden als de Nota van beantwoording wettelijk vooroverleg en inspraakreacties.

8.1 Vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro

In het kader van het vooroverleg artikel 3.1.1, lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan 'Recreatie' toegezonden aan:

  • 1. Provincie Zuid-Holland
  • 2. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 3. Gemeente Brielle
  • 4. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
  • 5. Waterschap Hollandse Delta
  • 6. Rijkswaterstaat Zuid-Holland

Door de alle partijen is schriftelijk gereageerd. Daarvan hadden partijen onder 2 en 3 geen inhoudelijke opmerking.

Overlegreactie 1 (Provincie Zuid-Holland)

De provincie stuurt in beginsel geen overlegreactie meer als uit het e-formulier blijkt dat het plan niet hoeft te worden ingestuurd. Op basis van de digitale brief, die volgt op het ingevulde e-formulier aan de provincie, is aangegeven dat het voorontwerp bestemmingsplan Recreatie niet ingestuurd hoeft te worden.

Overlegreactie 4 (Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond)

Samenvatting

Het advies van de VRR richt zich op de volgende punten:

  • 1. Voor personen die aanwezig zijn op een kampeerterrein is vluchten de enige optie aangezien een camper, caravan of tent geen bescherming biedt bij een BLEVE of flashfire. Gasten van een kampeerterrein moeten dus geïnformeerd worden over de mogelijke risico's. De eigenaar of beheerder van een recreatieterrein zal bij een (dreigend) incident zorg moeten dragen voor het informeren en alarmeren van de aanwezigen. Hierbij is het van belang dat aanwezigen weten welke richting zij op moeten en kunnen vluchten.
  • 2. Voor de aanwezige functies binnen het plangebied dienen de nooduitgangen zodanig te worden gelegen dat aanwezige personen veilig in tegengesteld richting van de propaantank kunnen vluchten. De zelfredzaamheid van aanwezigen wordt hiermee verbeterd en slachtoffers kunnen worden voorkomen. Daarbij is het van belang dat alle nooduitgangen in voldoende mate aansluiten op de bestaande infrastructuur binnen en buiten het plangebied.

Beantwoording

Beide onderwerpen zijn formeel gezien geen zaak van het bestemmingsplan, dit betreft een verantwoordelijkheid van de campingeigenaar en de beheerder in het kader van de veiligheid die geboden dient te worden. Dergelijke zaken kunnen niet worden geregeld in de regels van een bestemmingsplan. Om echter deze onderwerpen toch onder de aandacht te brengen zal dit worden opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan.

Consequenties bestemmingsplan

De overlegreactie leidt tot aanpassing van de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan.

Overlegreactie 5 (Waterschap Hollandse Delta)

Samenvatting

  • a. Het waterschap is bezig met de voorbereiding van een dijkversterkingsproject aan de Zuiddijk. Deze locatie valt binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan. Ten behoeve van dit project zal de hoofdwatergang worden verlegd, waardoor er een conflictsituatie op het perceel Zuiddijk 6 ontstaat. Met de betreffende eigenaar is overeenstemming bereikt voor de sloop en herbouw van de woning en opstallen. Het agrarische bouwvlak dient hiervoor te worden verschoven zodat deze buiten de nieuwe dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering' komt te liggen.
  • b. De dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering' op de verbeelding aan te passen aan de nieuwe situatie.

Beantwoording

  • a. Het agrarisch bouwvlak wordt conform het voorstel aangepast zodat deze buiten de (nieuwe) zone 'Waterstaat – Waterkering komt te liggen.
  • b. De verbeelding wordt op dit onderdeel aangepast.

Consequenties bestemmingsplan

De overlegreactie leidt tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Overlegreactie 6 (Rijkswaterstaat Zuid-Holland)

Samenvatting

  • a. De N57 is deels bestemd als 'Groen'. Deze bestemming is niet passend voor een Rijksweg. Verzocht wordt om de N57, inclusief bijbehorende bermen als 'Verkeer' te bestemmen.
  • b. In paragraaf 4.7 (Waterhuishouding) van de toelichting geeft u onder het kopje 'Haringvliet' terecht aan dat het buitendijkse gebied binnen uw plangebied onder de Beleidslijn grote rivieren (Bgr) valt. Vervolgens vermeldt u dat het stroomvoerend regime van toepassing is. Dit moet echter het bergend regime zijn.
  • c. In paragraaf 4.7 (Waterhuishouding) van de toelichting geeft u aan dat er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die niet eerder zijn onderbouwd. Uit paragraaf 4.1.3 (Horeca) blijkt echter dat de ontwikkeling van drie strandpaviljoens mogelijk wordt gemaakt. Niet duidelijk wordt of door deze ontwikkelingen water zal worden geloosd op het Haringvliet. Om de waterkwaliteit en -kwantiteit van dit rijkswater op orde te houden, is het van belang dat het geloosde water van goede kwaliteit is en dat er niet teveel water wordt geloosd. Artikel 10.29a van de Wet milieubeheer stelt hiervoor kaders. In dit wetsartikel worden voorkeursvolgorden genoemd voor het beheer van water. De voorkeursvolgorde voor waterkwaliteit is schoonhouden-scheiden-zuiveren, die voor waterkwantiteit is vasthouden-bergen-afvoeren. In uw plan worden deze voorkeursvolgorden niet genoemd en er wordt dientengevolge ook niet toegelicht hoe deze volgorden op het watersysteem in uw plangebied worden toegepast.
  • d. Het Haringvliet is een Hoofdvaarweg, Cemt klasse VIc en wordt druk bevaren. Om de functionaliteit te waarborgen en te zorgen voor een veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer, geldt voor het Haringvliet de Waterwet, de Richtlijn Vaarwegen 2011 en het Binnenvaartpolitiereglement. Verzocht wordt om dit op te nemen in de toelichting van het plan onder paragraaf 3.1 'Rijksbeleid' of paragraaf 4.7 'Waterhuishouding'.
  • e. In artikel 16 'Water-natuur' worden aanlegsteigers mogelijk gemaakt. De aanleg van eventuele steigers is vergunningplichtig in het kader van de Waterwet. Ik verzoek u het bovenstaande op te nemen in de toelichting van uw plan.
  • f. Voor de verkeersregulering op het water dient Rijkswaterstaat scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen ten behoeve van de veiligheid, te kunnen plaatsen. Deze tekens ten behoeve van het scheepvaartverkeer hebben een hoogte tot 6 meter. Verzocht wordt om in artikel 16 'Water-natuur' onder lid 1 'verkeerstekens voor de scheepvaart' toe te voegen en onder lid 2 'Verkeerstekens voor de scheepvaart: 6 meter.'

Beantwoording

  • a. De N57 is inderdaad per abuis deels bestemd als 'Groen'. De verbeelding wordt op dit onderdeel aangepast zodat ter plaatse de bestemming 'Verkeer' geldt.
  • b. De toelichting wordt op dit onderdeel aangepast.
  • c. Het gaat hier om bestaande strandpaviljoens die al op grond van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied, 1996 mogelijk waren. Het gaat hier dus niet om nieuwe ontwikkelingen. Wij zullen de tekst in paragraaf 4.1.3 (Horeca) op dit punt verduidelijken.
  • d. Het tekstvoorstel nemen wij op in paragraaf 4.7.
  • e. Paragraaf 4.7 wordt op dit onderdeel aangevuld.
  • f. De regeling ten behoeve van verkeerstekens voor de scheepvaart nemen wij op in de regels voor de bestemming 'Water – Natuur'.

Consequenties bestemmingsplan

De overlegreactie leidt tot aanpassing in het ontwerpbestemmingsplan.

8.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 1 februari tot en met 14 maart 2013 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Iedereen kon in die periode een inspraakreactie indienen. Er zijn 14 inspraakreacties ontvangen. De reacties zijn hieronder samengevat en voorzien van een beantwoording. Tevens is per reactie aangegeven of deze heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Inspraakreactie 1 (Dekker namens De Quack)

Samenvatting

Verzoek om Duinweg 6, in verband met ontwikkelingen van de bestaande camping, te bestemmen als burgerwoning. Vanouds beschikte de camping over twee dienstwoningen. Vooralsnog wordt de beschikbaarheid van één dienstwoning voor het beheer van de camping voldoende geacht. De tweede woning is al gedurende enige jaren niet meer nodig als dienstwoning. In het kader van de herinrichting van de camping kan deze woning dan ook worden afgestoten.

Beantwoording

Het omzetten van dienstwoningen naar burgerwoningen is niet in lijn met onze gemeentelijke visie en in het kader van precedentwerking niet wenselijk. Er zijn regelmatig verzoeken om dienstwoningen om te zetten naar burgerwoningen. Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt hier gehoor aan gegeven. De betreffende dienstwoning is gebouwd in 1968 en heeft de inhoud/grootte van een recreatiewoning. Gezien de ligging op het recreatieterrein is het pand bestemd als recreatiewoning. De huidige bewoner krijgt een persoonsgebonden beschikking en kan in het pand blijven wonen. Na vertrek of overlijden zal het pand door de nieuwe eigenaar moeten worden gebruikt als recreatiewoning en mag er niet (meer) permanent worden gewoond.

Consequenties bestemmingsplan

De inspraakreactie leidt niet aanpassing in het ontwerpbestemmingsplan.

Inspraakreactie 2 (dhr. Straatman)

Samenvatting

Inspreker heeft twee verzoeken:

  • 1. Het omzetten van de bestemming recreatiewoning naar burgerwoning voor het perceel Duinweg 18c;
  • 2. Het mogelijk maken van een minimanege met bedrijfswoning aan de Haringvlietweg.

Deze verzoeken zijn reeds in de periode 2009/2010 ingediend en gedeeltelijk behandeld. De verdere behandeling zou plaatsvinden in het nu opgestelde voorontwerpbestemmingsplan Recreatie.

Volgens informatie van de inspreker wordt de woning Duinweg 18c al ruim 30 jaar permanent bewoond als burgerwoning. De woning heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemming Zomerhuizen gekregen. Dit had volgens inspreker niet mogen gebeuren. Op advies van de gemeente is in 2010 een persoons- en objectgebonden ontheffing aangevraagd ten behoeve van permanente bewoning. Deze ontheffing is ook toegekend. Tevens werd geadviseerd om een formeel verzoek tot wijziging van de bestemming in te dienen. Het antwoord hierop heeft lang op zich laten wachten in verband met de vertragingen in de procedure van het nieuwe bestemmingsplan. Op basis van eerdere gesprekken en de adviezen van de gemeente is de indruk gewekt dat het verzoek tot wijzigen van de bestemming zou worden meegenomen in dit nieuwe bestemmingsplan Recreatie. Dit is echter niet gedaan. Mocht aan het verzoek geen gehoor worden gegeven dan zal inspreker zeker tegen het bestemmingsplan in beroep gaan.

De minimanege, bestaande uit twee paarden en twee pony's, is toegestaan. Ten aanzien van het niet toestaan van een bedrijfswoning bij de minimanege wordt betreurd dat de gemeente geen gehoor geeft aan het verzoek. Gezien de omgeving hoeft de bouw van een bedrijfswoning geen afbreuk te doen aan de landschappelijke waarden. Daarnaast is een minimanege zonder direct toezicht erg lastig. Inspreker zou het dan ook op prijs stellen als de mogelijkheid voor een bedrijfswoning alsnog wordt opgenomen in het bestemmingsplan.

Beantwoording

  • 1. Verzoek voor woonbestemming

Er wordt bestreden dat is aangegeven dat het verzoek zou worden meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan 'Recreatie'. Per brief en telefonisch is slechts toegezegd dat het verzoek zou worden behandeld en beantwoord in het kader van het actualisatie-bestemmingsplan 'Recreatie'.

In november 2003 heeft het Rijk met betrekking tot permanente (onrechtmatige) bewoning van recreatiewoningen kenbaar gemaakt dat gemeenten permanente bewoning van recreatiewoningen moeten tegengaan en beëindigen. Ingevoerd is dat, indien men op 31 oktober 2003 permanent woonde in een recreatiewoning, onder bepaalde voorwaarden in aanmerking kan komen voor een (gedoog)beschikking, waardoor men in de recreatiewoning mag blijven wonen. De beschikking moet op naam worden gesteld en is objectgebonden, is niet overdraagbaar en eindigt bij vertrek of overlijden van de betreffende bewoner. Voor de situaties van bewoning die zijn ontstaan ná 31 oktober 2003 moeten gemeenten handhavend optreden.

Bovengenoemde regeling is voor de bewoner van het pand Duinweg 18c van toepassing aangezien deze een dergelijke beschikking van de gemeente Hellevoetsluis heeft ontvangen.

In het (herziene) voorontwerp bestemmingsplan 'Recreatie' hebben wij het gemeentelijk beleid ten aanzien van de recreatiewoningen vastgelegd op basis van de op 13 oktober 2011 vastgestelde 'Visie Ontwikkeling Recreatieve Zone', een visie op hoofdlijnen waarin het versterken van het recreatieve karakter van het gebied centraal staat. Ingevolge deze visie ziet de gemeente Hellevoetsluis deze zone hoofdzakelijk als een (in ontwikkeling zijnde) recreatiegebied waarin dag-recreatie en verblijfsrecreatie plaatsvindt. Er zijn van oudsher diverse woningen aanwezig in dit plangebied. Op grond van verworven rechten wordt hieraan niets gewijzigd. De recreatiewoningen die zich in dit plangebied bevinden zullen echter de recreatie bestemming blijven behouden en niet worden omgezet naar een woonbestemming. Dit betekent dat eigenaar/bewoner op grond van de verleende beschikking in de recreatiewoning Duinweg 18c (permanent) kan blijven wonen. Het pand krijgt echter geen woonbestemming. Na vertrek of overlijden zal het pand door de nieuwe eigenaar moeten worden gebruikt als recreatiewoning en mag er niet (meer) permanent worden gewoond.

  • 2. Minimanege met dienstwoning

Een minimanege kan worden gezien als een recreatieve voorziening. Gebouwen en overkappingen ten behoeve van deze voorziening mogen op grond van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' worden gebouwd op de gewenste locatie. Een dienstwoning is echter niet toegestaan. In het nieuwe bestemmingsplan 'Recreatie' blijft het betreffende perceel de bouw- en gebruiksmogelijkheden behouden. Ten aanzien van de invulling van dagrecreatie heeft de visie op de recreatieve zone als basis gediend voor het bestemmingsplan. In het 'Deelgebied Oranje' van de visie 'Ontwikkeling Recreatieve Zone' wordt aangegeven dat o.a. 'manege' een toegestane functie kan zijn. Het realiseren van een minimanege is derhalve mogelijk binnen de bepalingen van het toekomstige bestemmingsplan 'Recreatie' maar het bouwen van een dienstwoning op de betreffende locatie is en blijft uitgesloten. Bovendien moet worden opgemerkt dat nieuwe bedrijfswoningen in het buitengebied in strijd zijn met het provinciale beleid en derhalve wordt ontmoedigd door de provincie.

Consequenties bestemmingsplan

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing in het ontwerpbestemmingsplan.

Inspraakreactie 3 (Dhr A. van Wely)

Samenvatting

In het verleden heeft inspreker meerdere malen contact gehad met de gemeente over het mogelijk maken van een nieuwe burgerwoning op het perceel Duinweg 16. Via deze inspraakreactie wil inspreker opnieuw verzoeken om voor het perceel Duinweg 16 de bouw van een woning mogelijk te maken. In het verleden is al aangegeven dat hieraan medewerking zou worden verleend. De schetsplannen zijn destijds goedgekeurd.

Beantwoording

Op 25 juli 2007 heeft inspreker een brief ontvangen dat de gemeente bereid was medewerking te verlenen op basis van de vrijstellingsprocedure artikel 19 lid 2 van de op dat moment van kracht zijnde Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Tevens werd inspreker medegedeeld dat een aanvraag bouwvergunning hiertoe kon worden ingediend. Een dergelijke aanvraag is niet ingediend.

Verzocht wordt dan ook om een aanvraag omgevingsvergunning in te dienen, voorzien van een ruimtelijke onderbouwing voor het afwijken van het bestemmingsplan. Indien u dit verzoek tijdig doet en de onderbouwing is afgerond en akkoord dan kan de bestemming voor de vaststelling gewijzigd worden. Voor het perceel zal tot die tijd een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan om de bouw van de nieuwe woning mogelijk te maken. Indien u niet in staat bent om de ruimtelijke onderbouwing tijdig aan te leveren kan, op een later tijdstip binnen de planperiode van 10 jaar, gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid. Op deze wijze wordt de voortgang van het bestemmingsplan niet belemmerd en bent u verzekerd van de planologische mogelijkheid om een nieuwe woning te bouwen.

Consequenties bestemmingsplan

De inspraakreactie leidt tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Inspraakreactie 4 (Dhr C.L.C. Jansen)

Samenvatting

Op de verbeelding is de bestemming Tuin opgenomen echter inspreker heeft geen regels kunnen vinden die betrekking hebben op de bestemming Tuin.

Beantwoording

Per abuis waren de regels voor de bestemming Tuin niet opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan. Later is dit hersteld. In het ontwerpbestemmingsplan is de regeling gewoon opgenomen.

Consequenties bestemmingsplan

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Inspraakreactie 5 (Riedijk, camping 't Weergors)

Samenvatting

Deel 1. Dit deel van de inspraakreactie richt ze op de regels voor de betreffende camping, namelijk 'Recreatie – Verblijfsrecreatie – 3', artikel 10.

  • 1. Inspreker verzoekt om de bestemming 'Recreatie – Verblijfsrecreatie – 3' ook op te nemen ter plaatse van de visvijver en het sportveld.
  • 2. Verzocht wordt om de bouw van een tweede bedrijfswoning in het bestemmingsplan mogelijk te maken. Daarnaast is het opmerkelijk dat binnen de regels van 'Recreatie – Verblijfsrecreatie – 4' bedrijfswoningen mogen worden geplaatst zonder nadere aanduiding. Deze bestemming geldt namelijk voor veel kleinere terreinen dan De Quack, Città Romana en 't Weergors.
  • 3. Verzocht wordt om, conform de huidige situatie, uit te gaan van een zelfstandig horecabedrijf uit ten hoogste categorie 3. Ter onderbouwing wordt verwezen naar de gebruiksvergunning.
  • 4. In de bestemmingsomschrijving ontbreekt de aanwezige bedrijfswoning, caravanstalling, tennisbaan en zendmast.
  • 5. Verzocht wordt om het noemen van het 'aantal' (eenheden stacaravans en kampeermiddelen) achterwege te laten.
  • 6. Het hoofdgebouw heeft een goothoogte van 4 m en een bouwhoogte van 11 m. Verzocht wordt om de verbeelding aan te passen aan de feitelijk situatie.
  • 7. Verzocht wordt om een splitsing aan te brengen tussen voorzieningen die direct met verblijf en bedrijfsvoering te maken hebben zoals (privé) sanitaire voorzieningen, receptie, vergaderruimte, opslag en detailhandel en de recreatieve voorzieningen zoals overdekt zwembad, in-door kinderspeeltuin, wintertuin etc.. Het ruimtebeslag voor deze voorzieningen is vaak aanzienlijk. Bijvoorbeeld; 1500 m2 verblijf gerelateerd en 3500 m2 voor recreatieve voorzieningen. Voor de recreatieve voorzieningen kunnen dan ruimere bouw- en goothoogten gelden.
  • 8. De bedrijfswoning heeft een inhoud van 1125 m³ exclusief vrijstaande garage met een inhoud van 240 m³. Verzocht om de inhoudsmaat voor de bedrijfswoning aan de feitelijke situatie aan te passen en een tweede bedrijfswoning exclusief bijbehorende bouwwerken van 900 m³ toe te staan.
  • 9. Verzocht wordt om de term 'bergkast' te wijzigen in de term 'bergruimte'.
  • 10. Verzocht wordt om de bouwhoogte voor bijbehorende bouwwerken op 5 m te stellen.
  • 11. Verzocht wordt om een standplaats voor ambulante handel incidenteel toe te staan in het kader van recreatieve activiteiten.
  • 12. Verzocht wordt om te bezien of het noodzakelijk is om op woonwagens gelijkende accommodaties uit te zonderen van de bepaling in artikel 10.3 onder c.

Deel 2. Dit deel van de inspraakreactie richt zich op de regels van artikel 12, 'Recreatie – Uit te werken'.

  • 1. Verzocht wordt om de bestemming 'Recreatie – Uit te werken' geheel te bestemmen als 'Recreatie – Verblijfsrecreatie – 3'.
  • 2. Verzocht wordt om het aantal eenheden per hectare voor stacaravans op 40 te stellen. Eventueel kan ook gekozen worden voor een minimale norm aan beschikbare ruimte van 350 m² voor nachtverblijven. Een ander mogelijkheid zou het opnemen van een maximumbebouwingspercentage van 25% zijn, waardoor het onderscheid in recreatieve nachtverblijven achterwege kan blijven.
  • 3. Verzocht wordt om het bebouwingspercentage voor sanitaire voorzieningen van 2% te wijzigen in 3%.
  • 4. Verzocht wordt om bij de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen, de parkeerplaatsen naast het verblijfsmiddel in mindering gebracht mogen worden. In de reactie wordt verwezen naar het nieuwe plan Duijnhoek.
  • 5. Verzocht wordt om de norm van 10 m voor randbeplanting te wijzigen in een eis voor landschappelijke inpassing.
  • 6. Verzocht wordt om een regeling/paragraaf voor omgevingsvergunningvrij bouwen op te nemen zodat recreatiebedrijven zich blijven kunnen ontwikkelen.

Beantwoording

Deel 1. Artikel 10

  • 1. In overleg met inspreker wordt momenteel een ruimtelijke onderbouwing opgesteld ten behoeve van de uitbreiding van de camping. Deze uitbreiding zal plaatsvinden op het gedeelte dat nu nog (op grond van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied') de bestemming 'Recreatie – Uit te werken' heeft. Op basis van deze onderbouwing wordt de uit te werken bestemming gewijzigd in de bestemming 'Recreatie – Verblijfsrecreatie – 3'. De visvijver en sportvelden ten noord-westen vna de bestaande camping maken geen onderdeel uit van de uitbreiding. Er zijn voor zover bekend op dit moment geen concrete plannen voor deze gronden. De huidige functies zijn mogelijk binnen de huidige (vigerende) bestemming Recreatie – Dagrecreatie.
  • 2. Het provinciaal beleid staat nieuwe bedrijfswoningen bij niet-agrarische bedrijven niet toe. Dit omdat veel (voormalige) bedrijfswoningen later als burgerwoning verkocht worden. Het gevolg is dat het buitengebied langzaam dichtgroeit. De gemeente volgt dit beleid en ziet in de argumentatie geen redenen om hier vanaf te wijken. Binnen alle vier de bestemmingen gericht op recreatieterreinen (Recreatie – Verblijfsrecreatie – 1,2,3 en 4) is de ondernemer vrij de locatie van de bedrijfswoning te bepalen. Dit was al zo in de vigerende bestemmingsplannen Buitengebied en Duijnhoek.
  • 3. Horeca tot en met categorie 3 is toegestaan. De voorziening dient in hoofdzaak gericht te zijn op verblijfsrecreanten. Dit sluit het gebruik van de voorziening door niet-recreanten niet uit.
  • 4. De bedrijfswoning wordt genoemd in lid 10.1 sub b. De zendmast valt onder gebouwen en bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut. De overige twee, tennisbaan en caravanstalling zullen worden toegevoegd aan de bestemmingsomschrijving.
  • 5. Het is niet de bedoeling dat er meer eenheden (kampeermiddelen) op het terrein komen dan is aangegeven. Dit is mede gebaseerd op redenen van (brand-) veiligheid, te denken valt aan bijvoorbeeld de afstanden tussen de kampeermiddelen en het kwaliteitsniveau in het plangebied zoals verwoord in de visie op de recreatieve zone. Het getal op de verbeelding zal overigens, nu de bestemming 'Recreatie – Uit te werken' wordt gewijzigd in 'Recreatie – Verblijfsrecreatie – 3', worden gewijzigd naar 383.
  • 6. De toegestane goothoogte is 5 m, de bouwhoogte is onbepaald. De bedrijfswoning past binnen deze regels.
  • 7. De genoemde voorzieningen hebben allen betrekking op recreatieve voorzieningen. Een onderscheid zoals door indiener wordt genoemd is juridisch niet houdbaar en in voorkomend geval ook onmogelijk te handhaven. Overigens is er wel een onderscheid in gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bedrijfswoning (privé) en voor de camping. In de planregels zijn diverse regelingen opgenomen die aangeven wat maximaal of minimaal toelaatbaar is. Deze regelingen kunnen betrekking hebben op hoogten, breedten, diepten, oppervlakten, afstanden of aantallen. Ruimtelijke overwegingen hebben bepaald welke maat als maximum of minimum is aangegeven. De maten voor de bedrijfswoning zijn overgenomen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied'.

Lang niet alle bestaande situaties voldoen echter aan de maten zoals geformuleerd in het bestemmingsplan. Het negeren van deze bestaande maten zou betekenen dat het betrokken gebouw onder het overgangsrecht valt, met alle gevolgen van dien (alleen gedeeltelijk vernieuwen of veranderen, alleen herbouw na calamiteit etc.). Dit is uitdrukkelijk niet de bedoeling. Overgangsrecht is immers alleen aan de orde, wanneer te verwachten is dat het betrokken gebouw gedurende de looptijd van het bestemmingsplan zal worden geamoveerd. Voor die gevallen is derhalve in het nieuwe bestemmingsplan een artikel 'Bestaande maten' opgenomen. Dit artikel regelt dat bestaande maten, voor zover ze afwijken van de regel, die ten hoogste toelaatbaar zijn. Uiteraard geldt de betrokken regeling niet indien een bestaand bouwwerk wordt afgebroken en op een andere plek wordt herbouwd. In dat geval gelden de als maximaal of minimaal gestelde maten in het bestemmingsplan onverkort.

Met andere woorden, de bedrijfswoning is bestemd conform het vigerende plan buitengebied. De bestaande afmetingen, verhoudingen, etc zijn toegestaan op de huidige locatie. Mocht u in de toekomst de huidige bedrijfswoning willen slopen en nieuwe bedrijfswoning op een andere locatie willen bouwen dan dient u te voldoen aan de maten zoals deze zijn opgenomen in het bestemmingsplan.

  • 8. Zie hiervoor zie beantwoording onder 2 en 3 en 7.
  • 9. De term 'bergkast' is inderdaad een enigszins achterhaalde term. De term 'bergkast' wordt dan ook vervangen door de term 'bijbehorend bouwwerk'.
  • 10. De bouwhoogte van 4,5 m voor bijbehorende bouwwerken komt uit het vigerende bestemmingsplan Buitengebied. In het bestemmingsplan Duijnhoek is wel een maat van 5 m opgenomen. Er zijn geen overwegende bezwaren om deze hoogte ook hier aan te houden. De hoogte wordt aangepast naar 5 m.
  • 11. Er wordt van uit gegaan dat bedoeld wordt marktkramen te plaatsen bij tijdelijke recreatieve evenementen. Op basis van jurisprudentie dient het gebruik van gronden voor evenementen in het bestemmingsplan te worden geregeld. Dit wordt verwerkt in de regels. In de begripsbepalingen wordt vervolgens aangegeven welke soorten evenementen er zijn en hoe vaak deze voorkomen. Los van de planologische mogelijkheid dient op basis van de Algemeen Plaatselijke Verordening voor een evenement altijd een evenementenvergunning te worden aangevraagd.
  • 12. Het uiterlijk van de kampeervoorzieningen is geen zaak van het bestemmingsplan. Voor het bestemmingsplan is het gebruik relevant; recreatief.

Deel 2, Artikel 12

  • 1. In overleg met inspreker wordt momenteel een ruimtelijke onderbouwing opgesteld ten behoeve van de uitbreiding van de camping. Deze uitbreiding zal plaatsvinden op het gedeelte dat nu nog (op grond van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied') de bestemming 'Recreatie – Uit te werken' heeft. Op basis van deze onderbouwing wordt de uit te werken bestemming gewijzigd in de bestemming 'Recreatie – Verblijfsrecreatie – 3'.
  • 2. Met het opstellen van de ruimtelijke onderbouwing wordt de bestemming 'Recreatie – Uit te werken' uitgewerkt. In de bestemming 'Recreatie – Verblijfsrecreatie - 3' wordt naar aanleiding daarvan, rekening wordt gehouden met de uitbreiding van het aantal standplaatsen. In de bestemming R-VR-3 is geen maximum aantal plaatsen per hectare bepaald, maar een maximum voor de gehele camping.
  • 3. De 2% heeft betrekking op het deel met de bestemming 'Recreatie – Uit te werken. Dit terrein heeft een oppervlak van circa 3,8 hectare, 2% daarvan is 760 m², dit lijkt ons meer dan voldoende oppervlak voor gebouwde (sanitaire) voorzieningen. Op het bestaande terrein is daarnaast ruimte voor 2.200 m² aan gebouwde voorzieningen. Het gezamenlijk oppervlak voor gebouwde voorzieningen bedraagt dan ook maximaal 2.960 m². Dit is naar onze mening ruim voldoende om de benodigde voorzieningen te realiseren.
  • 4. De parkeernorm voor kampeerplaatsen bedraagt 1,3 parkeerplaats per kampeerplek. Het parkeren op een kampeerplek geeft aftrek van 1,0 parkeerplaats per kampeerplek. Per kampeerplek dient dan nog rekening te worden gehouden met 0,3 parkeerplaats.
  • 5. De groenzone van 10 meter is een voorwaarde in de uitwerkingsregels. De betreffende groenzone is enige tijd geleden al gerealiseerd. Nu op basis van de ruimtelijke onderbouwing de camping wordt uitgebreid is het wel wenselijk om de groenzone te borgen. Om die reden wordt een zone van 10 m met de bestemming 'Groen' opgenomen. Aanvullend daarop; per abuis is de groenzone om de huidige camping, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied, niet overgenomen. Deze groenzone wordt daarom alsnog op de verbeelding opgenomen, aansluitend op de groenzone rond het nieuwe deel. In de het Groenstructuurplan Hellevoetsluis 2010-2020 onderdeel plantoetsing Ecologie, is de randvoorwaarde vastgelegd dat ontwikkelingen in het buitengebied landschappelijk moeten worden ingepast. Met het opnemen van de bestemming 'Groen' is een landschappelijke inpassing naar onze mening voldoende gewaarborgd.
  • 6. Het is wettelijk al geregeld (in het Besluit Omgevingsrecht) wanneer al dan niet een omgevingsvergunning noodzakelijk is. Er is derhalve geen noodzaak om daar een afzonderlijke regeling voor op te nemen in het bestemmingsplan.

Consequenties bestemmingsplan

De inspraakreactie leidt tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Inspraakreactie 6 (Vissers)

Samenvatting

  • a. In het voorontwerpbestemmingsplan staat de woning Duinweg 20e ingetekend als R-VR-4. Het gaat hier echter om een burgerwoning waarvoor de bestemming Wonen dient te gelden. Deze woning is in 2007 gebouwd. In een schrijven van de gemeente van 26 februari 2003 (kenmerk 200301410) is aangegeven dat voor het betreffende perceel de bestemming woondoeleinden geldt (bestemmingsplan Duijnhoek).
  • b. In een tweede brief maken insprekers bezwaar tegen de horecavoorzieningen categorie 1 die het bestemmingsplan mogelijk maakt. Insprekers zijn juist op de huidige locatie (zie onder a) komen wonen in verband met de rust. De horecavoorziening die het nieuwe bestemmingsplan mogelijk maakt, kan deze rust doen verdwijnen. In de toelichting op het bestemmingsplan (pagina 20) staat pal naast de woning een dergelijke voorziening ingetekend. Een horecavoorziening zo dicht op de erfafscheiding zal teveel geluidsoverlast en zwerfafval veroorzaken. Daarnaast heeft een horecavoorziening een prijs dalend effect op woningen in de omgeving. Tot slot zijn insprekers van mening dat de Duinweg niet geschikt is als aanrijroute vanwege de smalle breedte. Dit kan tot gevaarlijke situaties leiden met passeren en parkeren. Insprekers zijn dan ook van mening dat een dergelijke wijziging van het bestemmingsplan strijdig is met de waarden van een duingebied (rust en stilte).

Beantwoording

  • a. Voor het perceel Duinweg 20e geldt inderdaad een woonbestemming. Dit is abusievelijk niet juist opgenomen op de plankaart/verbeelding. In het ontwerpbestemmingsplan wordt de bestemming aangepast naar 'Wonen'.
  • b. De stelling dat de wijziging strijdig is, wort bestreden, het gaat hier tenslotte om een recreatiegebied. Het mogelijk maken van enkele ondergeschikte horecavoorzieningen (maximaal 3 in het gehele plangebied) vloeit voort uit de in 2011 vastgestelde visie 'Ontwikkeling Recreatieve Zone'. De figuur in de toelichting, waarnaar verwezen wordt, komt uit deze visie. Dat er een horecavoorziening staat aangegeven naast de woning van insprekers betekent nog niet dat deze ook daadwerkelijk op die locatie komt. In de hiervoor genoemde visie is aangegeven wat op hoofdlijnen de route is die de gemeente wil inzetten voor de verdere ontwikkeling van het gebied. Enkele ondergeschikte horecavoorzieningen maken onderdeel uit van deze visie. Het gaat hierbij om horeca-activiteiten zoals een theeschenkerij of lunchroom ondergeschikt aan de woonfunctie. Dit zijn activiteiten die weinig hinder veroorzaken en goed passen binnen het gemengde woon- en leefklimaat en het toeristische karakter van het gebied.

Consequenties bestemmingsplan

De inspraakreactie leidt gedeeltelijk tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. De woning aan de Duinweg 20e wordt overeenkomstig de legale situatie bestemd als woning.

Inspraakreactie 7 (Dekker namens De Quack en Stichting Recreatiecentrum Nieuw Hellevoet en, reactie Toeristisch ondernemers platform Voorne-Putte is gelijkluidend.)

Samenvatting

  • 1. Inleiding

Inspreker is van mening dat er, naast de beantwoording van de in 2008 ingediende inspraakreactie op het voorontwerp bestemmingsplan Recreatie en de daaropvolgende gesprekken welke hebben geleid tot het afzonderlijk in procedure brengen van een bestemmingsplan voor de uitbreiding van de camping op het zogenoemde 't Land van 't Mannetje', met de overige reacties vrijwel niets gedaan in onderhavig plan. Daarnaast mist inspreker een duidelijke visie op de juridische regelgeving. De gemeente heeft een recreatieve visie vastgesteld, maar het nu gepresenteerde juridisch-planologisch kader sluit daar niet op aan. Er is een conserverend bestemmingsplan opgesteld dat bovendien fragmentarisch is (weinig onderlinge samenhang). Gepleit wordt duidelijke, heldere regels en onnodige bepalingen achterwege te laten.

  • 2. Toelichting

Inspreker is van mening dat de goedkoopste inschrijver de opdracht van de gemeente heeft gekregen om het bestemmingsplan op te stellen en dat slechts een summiere inventarisatie van de bestaande situatie en het gemeentelijke recreatieve beleid voor dit gebied heeft plaatsgevonden.

Met betrekking tot Hoofdstuk 1 wordt opgemerkt dat er sprake is van tegenstrijdigheden. Het plan wordt opgesteld om het meest recente ruimtelijke beleid in een juridisch bindende vorm vast te leggen, maar vervolgens wordt gesteld dat er sprake is van een conserverend plan. Ook wordt niet begrepen wat bedoeld wordt dat reguliere bouw- en gebruiksinitiatieven mogelijk blijven als ze de reguliere bestemmingslegging niet overschrijden. Vervolgens wordt gesteld dat er daar waar mogelijk rekening is gehouden met de recreatieve visie tenzij de daarin voorgestelde ontwikkelingen de reguliere bestemmingslegging overschrijden. Het enige wat is terug te vinden is de mogelijkheid voor vestiging van bed en breakfast en 3 horecamogelijkheden, waarvoor geen onderbouwing is opgenomen. Tot slot wordt aangegeven dat rekening is gehouden met de destijds ingediende inspraakreactie, maar er wordt vervolgens niet op ingegaan.

In Hoofdstuk 2 zijn de afbeeldingen niet duidelijk en de beschrijving van Camping de Quack behoeft op onderdelen aanpassing. Ook de tekst onder het kopje Groenstrook dient te worden bijgesteld, onder andere op basis van het landschapsplan wat op uitdrukkelijk verzoek van de gemeente onlangs is opgesteld en gelet op de oorspronkelijke, feitelijke en toekomstige situatie met betrekking tot de in de groenstrook aanwezige recreatiewoningen.

De zinsnede over dat het niet gewenst is om recreatiewoningen te gebruiken voor reguliere bewoning omdat de gemeente de recreatiewaarden in het gebied wil versterken, wordt niet begrepen omdat dit geen invloed heeft op het versterken van de recreatiewaarden en omdat er wel een mogelijkheid tot splitsing van woningen is binnen de woonbestemming.

De tekst onder het kopje verkeer is niet juist voor wat betreft de ontsluitingen en de consequenties van extra horecagelegenheid en nevenfuncties bij agrarische bedrijven wordt gemist.

Onder het kopje water is niet duidelijk welke regels er gelden.

In paragraaf 2.5. wordt summier ingegaan op de gemeentelijke visie. Bij de verschillende onderdelen wordt niet aangegeven hoe de gemeente dit wil gaan bereiken.

Het beschreven beleidskader in Hoofdstuk 3 is algemeen van aard en niet overal is duidelijk wat bedoeld wordt. De afbeeldingen zijn niet overal duidelijk. Gesteld wordt dat de diverse genoemde beleidsstukken weinig inhoud bevatten ten aanzien van het plangebied, er geen aansluiting is en dat ontwikkelingen die vanuit de visie gewenst zijn slechts na nieuwe procedures, onderzoeken en kosten mogelijk worden gerealiseerd hetgeen tot gevolg heeft: onzekerheid, vertraging en meerkosten.

Ten aanzien van Hoofdstuk 4 wordt opgemerkt dat in 4.1.2. niet ingaat op eerdere opmerkingen bij de eerdere inspraak. Ten aanzien van 4.1.2. wordt opgemerkt dat de gemeente meet met twee maten. In de onderbouwing van het bestemmingsplan Duinhoek moest wel worden ingegaan op de Staat van campingactiviteiten en in dit plan geldt dat niet. Dit is niet conform de regelgeving. De conclusie in 4.1.3. wordt niet begrepen. De tekst in 4.3. dient te worden bezien ten aanzien van bestaande gastanks en de bestaande situatie op camping de Quack. Voorts dienen mogelijkheden te worden opgenomen voor kleinschalige windturbines bij functies in het buitengebied.

Hoofdstuk 5 is uiterst summier en laat al zien dat de gemeente niet bereid is te investeren in haar eigen visie ten aanzien van recreatieve ontwikkelingsmogelijkheden in het plangebied.

Hoofdstuk 6 bevat slechts een algemene bewoording. Er wordt niet ingegaan op de wijze hoe de gemeente denkt de regels te handhaven of deze in het verleden heeft gehandhaafd. Ook hoofdstuk 7 is uiterst summier en mist iedere vorm van uitleg/onderbouwing ten aanzien van de in het plan opgenomen regels.

In hoofdstuk 8 wordt niet ingegaan op de eerdere opmerkingen die door belanghebbenden zijn gemaakt.

  • 3. Verbeelding

De verbeelding bevat een aantal elementen die geen recht doen aan de bestaande situatie.

  • a. Het aangegeven aantal recreatiewoningen in het bestemmingsvlak R-VR-4 ten zuiden van de Haringvlietweg is niet conform de feitelijke situatie.
  • b. De Groenzone langs de Voorweg doet geen recht aan de bestaande situatie, diverse recreatiewoningen en een bedrijfswoning worden hierdoor onder het overgangsrecht gebracht.
  • c. Het is onduidelijk waarop de indeling van camping De Quack en de op de verbeelding aangegeven aantallen zijn gebaseerd.
  • d. Een bouwhoogte van 3 m voor stacaravans is onvoldoende, 4 m ligt meer voor de hand. Voor recreatiewoningen dient de hoogte 4,5 m tot 5 m te bedragen.
  • e. De bestemming Groen langs de Duinweg doet geen recht aan de feitelijke situatie. In het zuidelijk deel is de breedte bij herinrichting op 20 m gesteld. Ten noorden daarvan is, in het kader van de herinrichting van de camping, een deel van de aanwezige recreatiewoningen gesaneerd. In het kader van de verder herinrichting wordt een gedeelte van de zone langs de Duinweg voorzien van een groenzone. Verzocht wordt om de bestemmingsgrenzen en de bouwmogelijkheden af te stemmen op de feitelijke en toekomstige situatie.
  • f. In een apart verzoek hebben wij eerder verzocht om de voormalige bedrijfswoning aan de Duinweg 6 als burgerwoning te bestemmen.
  • g. Ten zuiden van de camping zijn twee woonbestemmingen opgenomen met een oppervlak van circa 1 hectare. Aan de situering van deze woningen worden geen eisen gesteld. Ook binnen de bestemmingen R-VR (1 t/m 4) worden geen situeringseisen gesteld aan de plaatsing van recreatiewoningen. Vanuit de wens voor een goede landschappelijke inpassing lijkt dit echter wel gewenst te zijn. Enige motivatie voor de gekozen regeling ontbreekt.

  • 4. Regels
  • a. Algemeen wordt aangegeven dat de regeling onzuiver is en ten koste gaat van de rechtszekerheid. Er is sprake van een stort aan regels die niet noodzakelijk zijn, ondoelmatig ten opzichte van de te beschermen belangen en ondoelmatig ten aanzien van de uitvoering van het gemeentelijk beleid.
  • b. Op diverse begripsbepalingen zijn opmerkingen gemaakt, zowel ten aanzien van de inhoud als de zinsopbouw.
  • c. Bij de inleiding wordt opgemerkt dat het onduidelijk is waarom binnen agrarische bouwvlakken 15 kampeermiddelen rechtstreeks zijn toegestaan en bij uitbreiding tot 25 kampeerplaatsen pas aan voorwaarden ten aanzien van de landschappelijke inpassing verbonden worden. Beter is een rechtstreekse regeling met nadere eisen. Ook wordt krampachtig gedaan over het realiseren van bijbehorende voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen. Waarom dit binnen bestaande bebouwing moet, waarna de agrariër alsnog nieuwe bebouwing kan oprichten, is onduidelijk. Verder is het onduidelijk waarom, indien de gemeente toch 3 horecabedrijven toelaatbaar acht in het gebied, dit niet mag bij een agrarisch bedrijf.
  • d. Een begripsomschrijving voor agrarische nevenactiviteiten wordt gemist.
  • e. Volgens inspreker strookt de bestemmingsomschrijving in Artikel 3 (Agrarisch met Waarden) niet met de gemeentelijke visie 'Ontwikkeling Recreatieve Zone'. Daarbij is de regeling ondoelmatig.
  • f. Onderdelen van de bestemmingsomschrijving binnen Artikel 6 (Natuur) zijn onduidelijk.
  • g. De regeling in Artikel 8 (Recreatie – Verblijfsrecreatie – 1) is juridisch niet zuiver en ten aanzien van andere bestemmingsregels niet consequent. Op diverse onderdelen van de regeling zijn opmerkingen gemaakt.
  • h. Onduidelijk is wat de achtergrond is van de bestemming in Artikel 12 (Recreatie – Uit te werken). Ook de inhoud van de regeling is onvoldoende concreet.

Beantwoording

  • 1. Inleiding:

Zie met betrekking tot de voorgeschiedenis de beantwoording onder inspraakreactie onder 10 (Citta Romana). Wat betreft de reactie over de juridische regelgeving: zie de beantwoording onder het kopje 'Regels'.

  • 2. Toelichting:

Algemeen

Bestreden wordt dat slechts een summiere inventarisatie heeft plaatsgevonden. Bij de voorbereiding van het heropstellen van het voorontwerpbestemmingsplan heeft uitgebreid onderzoek plaatsgevonden. Bureau onderzoek, zoals: het in kaart brengen van de voorgeschiedenis, de genomen besluiten omtrent het voormalige voorontwerpbestemmingsplan en de inspraakreacties daarop, het herschrijven van de inmiddels verouderde wet- en regelgeving alsmede het opnemen van de inmiddels vastgestelde visie in de toelichting van het plan. Daarnaast waren de regels van het vorige voorontwerpbestemmingsplan niet in overeenstemming met, en in aansluiting op, de in oktober 2008 van kracht geworden Wabo. Ook op locatie zijn meerdere ambtelijke bezoeken afgelegd teneinde ter plaatse te aanschouwen wat de bestaande (legale en illegale) situatie is zodat deze zorgvuldig in kaart kunnen worden gebracht. Dit op basis van weloverwogen keuzes om illegale situaties al dan niet te legaliseren. Uiteraard kunnen daarbij altijd zaken over het hoofd worden gezien. Zaken die wij graag vernemen van belanghebbenden ten tijde van de inzagetermijn, waarvoor deze fase van het bestemmingsplan ook bedoeld is.

Hoofdstuk 1

Wet- en regelgeving veranderen. Een nieuw bestemmingsplan dient rekening te houden met de wet- en regelgeving zoals deze geldt bij het opstellen van het bestemmingsplan. Daardoor kan de situatie ontstaan dat bepaalde gebruiks- en of bouwmogelijkheden uit het vigerende plan niet meer mogelijk zijn. Dat neemt niet weg dat er dan nog steeds sprake kan zijn van een conserverend bestemmingsplan. Nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden dan niet mogelijk gemaakt (tenzij een verzoek hiertoe op basis van onderzoeken en een goede ruimtelijke onderbouwing wordt 'meegenomen' in het actualisatie-bestemmingsplan. Kleine ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld het plaatsen van een dakkapel of aanbouw, die al mogelijk zijn op basis van het vigerende bestemmingsplan blijven echter, al dan niet inmiddels o.g.v. de Wabo omgevingsvergunningvrij, mogelijk.

Een bed & breakfast is gelijk te stellen aan een aan-huis-verbonden beroep. In die zin is het rechtstreeks mogelijk maken van kleinschalige bed & breakfast (max 5 kamers in een woonhuis in een recreatiegebied) geen nieuwe ontwikkeling. De functie is altijd gekoppeld- en ondergeschikt aan de hoofdfunctie 'wonen'.

Het mogelijk maken van drie kleinschalige horecamogelijkheden vloeit voort uit de visie 'Ontwikkeling Recreatieve Zone'. In aansluiting op de vaststelling van de visie is een herstart gemaakt met het actualisatie bestemmingsplan 'Recreatie'. Vanwege de wettelijke actualisatieverplichting is het niet mogelijk om te wachten op het in de visie genoemde proces van gebiedsontwikkeling. Daar is simpelweg geen tijd voor. Ook omdat de planologische, financiële en technische haalbaarheid van de visie nog nader onderzocht dient te worden. Het voorgaande brengt onder andere met zich mee dat de visie niet op alle punten zonder meer kan worden vertaald in het onderhavige bestemmingsplan. Wel is er, daar waar mogelijk, naar gestreefd om toekomstige ontwikkelingen waarvoor geen specifieke onderzoeken nodig zijn, mogelijk te maken door uit te gaan van een flexibele bestemmingslegging. Vanwege het kleinschalige karakter zijn wij van mening dat de betreffende horecavoorzieningen in het bestemmingsplan kunnen worden meegenomen. Overigens zijn deze voorzieningen pas mogelijk nadat een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan (een zogenoemde binnenplanse afwijking) is verleend. Een dergelijk verzoek om omgevingsvergunning dient 'onderbouwd' bij de gemeente te worden aangevraagd en kan worden verleend indien wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden.

Hoofdstuk 2

De figuren komen uit de vastgestelde visie Ontwikkeling Recreatieve Zone en worden niet meer aangepast. Bezien wordt of de beschrijving van de camping aanpassing behoeft. De tekst ten aanzien van de groenstrook voldoet naar onze mening. De groenstrook vormt al tientallen jaren een buffer tussen het duin- (natuur) gebied en de camping. Daarnaast zorgt de strook ook voor een landschappelijke inpassing van het gehele recreatieterrein, dus ook langs de Voorweg in overgang naar het agrarisch gebied.

Een rommelige rand van het recreatieterrein, als gevolg van recreatiewoningen die dicht op de openbare ruimte staan, draagt niet bij aan de ruimte- en natuurbeleving van het recreatiegebied. De groenstrook is conserverend overgenomen van het vigerende bestemmingsplan Duinhoek. De bestaande oude recreatiewoningen zijn daarmee in 1989 inderdaad onder het overgangsrecht geplaatst.

In het kader van de uitbreidingsplannen van de camping en de daarmee samengaande kwaliteitsverbetering die wordt voorgestaan zijn er in een realisatieovereenkomst afspraken gemaakt tussen de gemeente en de eigenaar. In de realisatieovereenkomst is overeengekomen dat 'Partijen nadere afspraken zullen maken over de kwaliteitsverbetering/herinrichting van de bestaande camping bij de voorbereiding van het bestemmingsplan Recreatie. Onder kwaliteitsverbetering/herinrichting wordt begrepen de invulling van de groenzone en het gebruik van vrijkomende bebouwing op de bestaande camping.' Het slopen van de recreatiewoningen die in het voorgaande plan onder het overgangsrecht zijn gebracht is dus onderdeel van deze kwaliteitsverbetering. Nu er nog steeds zicht is op de sloop van de recreatiewoningen, op basis van de realisatieovereenkomst, vallen de betreffende recreatiewoningen opnieuw onder het overgangsrecht.

Ten behoeve van de invulling van de groenstrook is de 'Landschappelijke inpassing herontwikkeling Camping de Quack', opgesteld door Atelier Walvis in opdracht van Exploitatiemaatschappij de Quack in oktober 2008. De keuze op welke wijze en met welke beplanting de groenstrook wordt ingevuld maakt voor de bestemming 'Groen' niet uit.

Permanente bewoning van recreatiewoningen wordt gezien als een landelijk probleem. Recreatiegebieden worden als gevolg van permanente bewoning in feite rustige woonwijken. Afgezien van het feit dat dit geen gewenste situatie is, zijn recreatiewoningen niet gebouwd voor permanente bewoning. Wij zijn dan ook niet van plan om op (delen van) recreatieparken permanente bewoning toe te staan. Alleen bij bestaand langdurig onafgebroken bewoning kan permanente bewoning op basis van een persoonsgebonden beschikking worden toegestaan. Het pand krijgt echter geen woonbestemming. Na vertrek of overlijden zal het pand door de nieuwe eigenaar moeten worden gebruikt als recreatiewoning en mag er niet (meer) permanent worden gewoond.

Dat er voor woningen de mogelijkheid bestaat tot splitsen doet daar niets aan af. Ten eerste gaat het in die gevallen al om een woonbestemming en ten tweede leidt splitsing niet tot een substantieel groter aantal vaste bewoners, omdat er slechts enkele burgerwoningen in het plangebied aanwezig zijn. Wanneer echter 240 recreatiewoningen permanent bewoond worden en deze ook nog eens gesplitst zouden (kunnen) worden, dan is er geen sprake meer van een recreatieterrein, maar een woonwijk. Het splitsen van een woning is binnen het gehele plangebied van Hellevoetsluis toegestaan (op basis van de standaard regels van het Handboek) middels een te verlenen omgevingsvergunning. De woning dient dan minimaal 800 m3 te bedragen en de splitsing moet stedenbouwkundig verantwoord zijn.

De tekst onder het kopje verkeer zal worden aangepast. De ondersteunende horecavoorzieningen zijn dusdanig kleinschalig dat een toename in verkeer valt te verwaarlozen, de onderbouwing hiervoor wordt aangevuld. Deze horecavoorzieningen zijn vooral bedoeld voor de recreanten in het gebied: wandelaars en fietsers. De verbreding van agrarische activiteiten zal bij de aanvraag daartoe bij de gemeente moeten worden onderbouwd. Om die reden is agrarische verbreding ook pas mogelijk op basis van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan.

In hoofdstuk 4.7 van de toelichting is de watersituatie in het plangebied beschreven. De beschermingszones van de waterkeringen zijn op de verbeelding aangegeven.

De tekst onder het kopje 2.5 Visie Recreatieve zone vormt slechts een samenvatting van de visie 'Ontwikkeling Recreatieve zone'. 'De visie is een document die betrekking heeft op de hoofdlijnen voor toekomstige ontwikkelingen van de recreatieve zone. Het heeft tot doel uitspraak te kunnen doen over de gewenste richting. Het geeft geen antwoord op de vraag of alles kan en mag. De visie is de basis voor de start van een proces van ontwikkeling. Een dergelijk proces van gebiedsontwikkeling neemt jaren in beslag.' De uitwerking van deze visie moet derhalve nog plaatsvinden, onder andere aan de hand van concrete plannen vanuit de markt. De uitbreiding van camping De Quack is zo'n concreet plan. Zoals bekend is hiervoor een aparte procedure doorlopen en is dit plan inmiddels vastgesteld.

Hoofdstuk 3

Het opsommen van relevant beleid en het geven van een korte samenvatting is algemeen gebruikelijk binnen bestemmingsplannen. Niet alle beleidsstukken zijn altijd even relevant voor het plangebied, maar het geeft wel inzicht in de beleidslijn die het Rijk, provincie of gemeente voorstaat op het betreffende gebied.

Hoofdstuk 4

In het kader van het milieuspoor wordt het plangebied gezien als een rustige woonwijk. Ter verduidelijking zal een aanpassing van de tekst in de toelichting worden opgenomen. Dat bij het bestemmingsplan 'Project Duinhoek' wel ingegaan moest worden op de staat van Bedrijfsactiviteiten heeft er alles mee te maken dat het in dat plan om een ontwikkeling ging. In het geval van onderhavige bestemmingsplan is dat niet aan de orde. Van meten met twee maten is dan ook geen sprake. De conclusie in paragraaf 4.1.3 geeft aan dat er in het plangebied sprake is van horeca bij recreatiebedrijven en dat er maximaal 3 kleinschalige horecavestigingen in combinatie met de woonfunctie mogelijk zijn. Overigens dient in de paragraaf nog een aanvulling ten aanzien van de strandpaviljoens te worden opgenomen omdat de bestaande strandpaviljoens nu niet zijn beschreven.

Het klopt dat paragraaf 4.3 nader moet worden bezien. Hier staat nog een verouderde tekst. Deze situatie is in het vastgestelde plan van 'Project Duinhoek' gewijzigd.

Het eventueel mogelijk maken van windturbines in het buitengebied/recreatiegebied is op dit moment niet aan de orde. De plaatsing van windturbines op land ligt erg gevoelig en blijkt vaak ook niet mogelijk of wenselijk. Bij een concreet (onderbouwd) verzoek kan getoetst worden of plaatsing van een kleinschalige windturbine mogelijk is. Hiervoor zal in dat geval een aparte ruimtelijke procedure doorlopen moeten worden.

Hoofdstuk 5

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er is dan ook geen sprake van investeringen anders dan de kosten die samenhangen met het opstellen van het bestemmingsplan. Dat de gemeente niet zou willen investeren in de ontwikkeling van het recreatiegebied is niet waar. De visie 'Ontwikkeling Recreatieve Zone' is daar bewijs van. De visie is de basis voor de start van een proces van ontwikkeling. De gemeente heeft daarin in eerste instantie een faciliterende rol. In de visie zijn de hoofdlijnen voor toekomstige (private) ontwikkelingen opgenomen. Het is aan de ondernemers om met concrete plannen te komen waarna er (financiële) afspraken zullen worden gemaakt.

Hoofdstuk 6

Hoofdstuk 6 bevat in het voorontwerp uitsluitend een algemeen verhaal op de handhaving van bestemmingsplannen. Momenteel stelt de gemeente een handhavingsbeleid op, zoals deze verplicht is. Het is namelijk zo dat gemeenten met de inwerkingtreding van de Wabo integraal moeten gaan handhaven. Bij het overgrote deel van de projecten die onder de Wabo vallen, is de gemeente bevoegd gezag en verantwoordelijk voor de handhaving. Naar verwachting zal dit beleid in het 4e kwartaal 2013 door de gemeenteraad worden vastgesteld. In het verlengde daarvan wordt ook gelijktijdig het uitvoeringsprogramma opgesteld. Wanneer het actuele handhavingsbeleid tijdig is vastgesteld zal dit in het vast te stellen bestemmingsplan opgenomen worden.

Hoofdstuk 7

Wij delen uw mening dat de juridische planbeschrijving uiterst summier is. Deze methode is enige tijd in gebruik geweest bij de gemeente. Onlangs is besloten dit hoofdstuk voor alle bestemmingsplannen een betere invulling te geven. Juist in dit hoofdstuk kan een nadere toelichting gegeven worden op de regeling. In het ontwerpbestemmingsplan zullen wij het betreffende hoofdstuk uitbreiden en aanvullen met een nadere toelichting op en motivering van de regels.

Hoofdstuk 8

Het college van burgemeester en wethouders heeft besloten om als het ware opnieuw te beginnen met de voorbereiding van het bestemmingsplan Recreatie. Hoofdzakelijk vanwege de lange tussenliggende periode van ruim 4 jaar waarin veel wet- en regelgeving is gewijzigd en vanwege de inmiddels vastgestelde 'Visie Ontwikkeling Recreatieve zone'. De inspraakreacties van destijds zijn daar waar noodzakelijk en/of mogelijk verwerkt in het nieuwe voorontwerp.

Tevens heeft het college besloten (opnieuw) inspraak te verlenen op het plan zodat de eerdere indieners van reacties en overige belanghebbenden wederom de gelegenheid wordt geboden een reactie ten aanzien van het geactualiseerde voorontwerp bestemmingsplan te geven met als doel eventuele onvolkomenheden te herstellen en zienswijzen eventueel te honoreren in de fase naar het ontwerpbestemmingsplan. De recreatieondernemers, de bewoners woonachtig in het plangebied en belangstellenden voor het gebied van de recreatieve zone zijn door middel van een persoonlijke brief geïnformeerd over deze beslissing en de gewijzigde inhoud en de procedure van het voorontwerp bestemmingsplan.

  • 3. Verbeelding:
  • a. Het aantal toegestane recreatiewoningen op basis van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied bedraagt 26. Dit aantal is overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Dat er feitelijk meer recreatiewoningen aanwezig zijn, betekent niet dat deze woningen legaal zijn. Bezien zal nog moeten worden hoe de gemeente hiermee om zal gaan. Zie hiervoor tevens de beantwoording onder het kopje 'Hoofdstuk 6'.
  • b. De groenzone is conserverend overgenomen van het vigerende plan Duinhoek. Zie antwoord onder 'hoofdstuk 2'.
  • c. De indeling van camping De Quack is gebaseerd op het vigerende bestemmingsplan Duinhoek. In dit plan is de camping ingedeeld in drie delen, te weten Kampeerterrein, Kampeerterrein- en zomerhuizenterrein en Zomerhuizenterrein. De aantallen zijn gebaseerd op de in de voorschriften van het vigerende plan toegestane aantal.
  • d. In het plan is uitsluitend een goothoogte opgenomen, de bouwhoogte is vrij. Een bouwhoogte van 4 of 5 meter is mogelijk.
  • e. Naar onze mening is met het intekenen van de groenzone rekening gehouden met de afspraken die zijn gemaakt voor het behouden van 17 recreatiewoningen. Dit is ook zichtbaar op de verbeelding. De groenzone langs de Duinweg wordt op diverse plaatsen onderbroken. Ter plaatse zijn recreatiewoningen toegestaan, het maximum aantal is daarbij aangeduid. Zie verder beantwoording onder hoofdstuk 2.
  • f. Zie hiervoor de inspraakreactie en onze beantwoording onder Inspraakreactie 1.
  • g. Als gevolg van de gehanteerde systematiek zijn er geen bouwvlakken opgenomen voor woningen. Op de genoemde locatie kan dit tot gevolg hebben, dat in geval van nieuwbouw, de woningen aanzienlijk verder van de Duinweg worden gebouwd. Vanuit landschappelijk oogpunt is dat inderdaad niet wenselijk. In het ontwerpbestemmingsplan wordt in de regels en/of plankaart een regeling opnemen waarmee de situering van hoofdgebouwen ten opzichte van de openbare weg wordt geregeld. Voor wat betreft de bijgebouwen, deze dienen binnen het bestemmingsvlak 'Wonen' te worden gebouwd. Door het grote bouwvlak kunnen bijgebouwen aanzienlijk verder van de Duinweg worden gebouwd dan in het vigerende plan Duinhoek mogelijk was. Ook dat is geen wenselijke situatie. Het bestemmingsvlak zal om die reden worden aangepast zodat dit meer in lijn is met het bestemmingsplan Duinhoek.

  • 4. Regels:
  • a. Er zijn meerdere mogelijkheden om te komen tot een regeling. De wijze van noteren verschilt per gemeente en per bestemmingsplan, het gaat tenslotte altijd om maatwerk. De huidige wijze van notatie is gebaseerd op de huisstijl van de gemeente Hellevoetsluis. De regeling zelf is afgestemd op de vigerende bestemmingsplannen Buitengebied en Duinhoek. Zoals wij hebben aangegeven in de beantwoording ten aanzien van de juridische planbeschrijving, zullen wij deze wel gaan uitwerken. Een goede toelichting op de regels kan in veel gevallen een onjuiste interpretatie van de regels voorkomen.
  • b. Iedere gemeente in Nederland werkt voor het opstellen van bestemmingsplannen met de standaarden voor de ruimtelijke ordening, zoals de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen. De SVBP 2008 (inmiddels SVBP2012). Met deze regeling worden alle bestemmingsplannen in Nederland op dezelfde manier opgebouwd en zien ze er hetzelfde uit (paragraaf 1.2 van het Besluit ruimtelijke ordening). In de SVBP worden ook definities aan (standaard)begrippen gekoppeld, die in (artikel 1, de begripsbepalingen van) de meeste bestemmingsplannen terugkomen. Deze standaardbegrippen mogen wel worden aangevuld, zolang deze niet in strijd zijn met de standaardbegrippen uit de SVBP. Daarnaast werkt de gemeente met het 'Handboek Bestemmingsplannen Gemeente Hellevoetsluis'. Het doel is om alle bestemmingsplannen voor het gehele grondgebied van de gemeente Hellevoetsluis eenduidig op te stellen. De daarin opgenomen standaard regels zijn een uitgangspunt voor het opstellen van de regels per bestemmingsplan waarbij er altijd naar maatwerk wordt gestreefd. Zo ook in het geval van het bestemmingsplan Recreatie. De regeling voor onderhavige plan is in eerste instantie afgestemd op de vigerende regelingen van de bestemmingsplannen Buitengebied en Duinhoek, hetgeen de rechtszekerheid naar onze mening juist waarborgt. Zoals wij hebben aangegeven in de beantwoording ten aanzien van de juridische planbeschrijving, zullen wij hoofdstuk 7 gaan uitwerken. Een goede toelichting op de regels kan in veel gevallen duidelijkheid scheppen en een onjuiste interpretatie van de regels voorkomen. Wij zijn het met u eens dat een enkele bouwregeling, zoals bijvoorbeeld de nutsvoorzieningen, overbodig is. Wij passen de regeling aan zodat deze in overeenstemming is met de regeling uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bor). Deze zullen wij aanpassen.
  • c. Het aantal van 15 kampeerplaatsen voor een minicamping is een landelijk algemeen gehanteerde norm. Omdat het gaat om een nevenactiviteit dienen de voorzieningen ook van ondergeschikte aard te blijven. In het plan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om het aantal van 15 kampeerplaatsen met 10 plaatsen uit te breiden. Dit mag achter niet ten koste gaan de bestaande landschappelijke kwaliteiten, vandaar de eis voor landschappelijk inpassing. Kleinschalige horecavoorzieningen, tot een oppervlak van 25 m², zijn in de regels toegestaan. Het realiseren van een ondergeschikte horecavoorziening is naar aanleiding van de inspraakreactie onder 14 mogelijk gemaakt in het ontwerpbestemmingsplan door middel van het opnemen van een afwijkingsmogelijkheid.
  • d. Er ontbreekt inderdaad een begripsbepaling voor agrarische nevenactiviteiten. In het ontwerpbestemmingsplan wordt hiervoor een begrip opgenomen in de regels.
  • e. De regels voor de gebieden met de bestemming Agrarisch met Waarden vloeien voort uit het vigerende bestemmingsplan Buitengebied. Daarnaast is de regeling afgestemd op dezelfde bestemming in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied. De regeling is daarmee conserverend opgenomen. Van een ondoelmatige regeling is volgens ons geen sprake. Ook de mening, dat de regeling niet zou stroken met de tekst uit de Visie Recreatieve Zone, delen wij niet. In de visie wordt gesproken over de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied. Met de bestemming wordt het behoud, herstel en/of ontwikkeling van deze ruimtelijke kwaliteiten vastgelegd in het bestemmingsplan. De regeling en de visie spreken elkaar dan ook niet tegen. Daarnaast is het zo dat de visie nog verder dient te worden uitgewerkt en dat deze nog niet is vertaald in een juridisch kader.
  • f. De functie van een ecologische verbindingszone is landelijk bekend, wij zien niet wat hier onduidelijk aan is. De regeling wordt op onderdelen ambtshalve nog aangepast.
  • g. Zie ook de beantwoording onder a. en b. ten aanzien van de vermeende juridische onzuiverheid.
  • h. De uit te werken bestemming is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Buitengebied. Overigens werken wij op verzoek van camping 't Weergors de bestemming uit naar de bestemming 'Recreatie – Verblijfsrecreatie – 3'. Hiervoor is een concreet plan ingediend en er wordt een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Naar verwachting wordt een uitgewerkte eindbestemming opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

Consequenties bestemmingsplan

De inspraakreactie leidt op onderdelen tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Inspraakreactie 8 (Toeristisch ondernemers platform Voorne-Putte)

Samenvatting

De reactie is nagenoeg gelijk aan inspraakreactie 7. Enkele onderdelen, die specifiek van toepassing zijn op de camping De Quack zijn niet in de reactie opgenomen.

Beantwoording

Nu de reactie eenzelfde strekking heeft als de reactie onder 7 wordt voor de beantwoording ook verwezen naar de beantwoording onder 7.

Consequenties bestemmingsplan

De inspraakreactie leidt op onderdelen tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Inspraakreactie 9 (Robijn)

Samenvatting

Insprekers hebben bezwaar tegen de nieuwe bestemming Recreatie – Dagrecreatie voor de weilanden voor de Zoomweg. Insprekers hebben op het naastgelegen kavel al een paintballcentrum. Diverse partijen, waaronder de bewoners van het Zuiderfrontier, Goudkust en de scholengemeenschappen aan de overzijde van de Amnesty Internationallaan zien de gronden graag als agrarisch bestemd blijven.

Beantwoording

De betreffende gronden hebben in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied reeds de bestemming Dagrecreatie. De huidige bestemming is dus een continuering van de bestaande bestemming waardoor er geen sprake is van een nieuwe bestemming. Overigens geldt voor het gehele gebied een maximum bebouwingspercentage van 6%. Het overgrote deel van de gronden kan daardoor niet bebouwd worden met gebouwen.

Consequenties bestemmingsplan

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan.

Inspraakreactie 10 (Schrijnemaekers namens Città Romana)

Samenvatting

Voorgeschiedenis:

  • 1. Sinds 2007 werkt de gemeente aan een nieuw bestemmingsplan voor het recreatiegebied. Inspreker heeft op het toenmalige voorontwerpbestemmingsplan reeds een inspraakreactie ingediend. Omdat uit verschillende inspraakreacties bleek dat het voorontwerp niet voldeed aan de verwachtingen en wensen van de recreatieondernemers is destijds besloten om eerst een visie op te stellen voor het gebied, welke als basis voor het nieuwe bestemmingsplan zou gaan dienen. Via een apart bestemmingsplan is tussentijds de uitbreiding van camping De Quack, project Duinhoek, mogelijk gemaakt. Dit plan is inmiddels vastgesteld en door inspreker is tegen dit plan beroep aangetekend bij de Raad van State.
  • 2. Bij brief van 25 januari 2013 is inspreker geïnformeerd over het aangepaste en geactualiseerde voorontwerp bestemmingsplan. Reden hiervoor zou zijn; gewijzigde wet- en regelgeving en de op 13 oktober 2011 vastgestelde visie 'Ontwikkeling Recreatieve Zone. Inspreker is van mening dat in de brief in enkele zinnen korte metten wordt gemaakt met de opmerking en wensen van betrokkene. Dit is naar mening van de inspreker een hoogst onzorgvuldige gang van zaken. Vooral het feit dat er in de tussenliggende periode geen enkel overleg heeft plaatsgevonden met betrokkene ondanks dat deze wens meerdere malen kenbaar is gemaakt bij de gemeente. Hier was alle tijd toe gezien de lange tijd dat de gemeente al met het project bezig is. Inspreker had dan zijn wensen kunnen toelichten, zoals de campings (De Quack en 't Weergors) blijkbaar wel hebben kunnen doen.

Opmerkingen ten aanzien van het voorontwerp:

  • a. Inspreker geeft aan dat de gemeente bekend is met de wens van een ruime bestemming, zoals de bestemming 'Recreatie – Uit te werken' bij een camping in het plangebied te willen voor zijn gronden, zodat eventuele uitbreidingen kunnen worden gerealiseerd om te blijven voldoen aan de wensen van de markt. Deze wensen hebben betrekking op het gebruik van de gronden voor verhuur aan toeristen, bedrijven, zorginstanties, uitbreiding van het restaurant, het uitbreiden van de centrumvoorziening met hoogbouw en de bestemming Wonen al dan niet met zorgfunctie. In de aankondiging van het geactualiseerde voorontwerp wordt slechts aangegeven dat deze wensen binnen de visie Ontwikkeling Recreatieve Zone vallen maar alleen kunnen worden opgenomen indien de plannen concreet zijn uitgewerkt en eventuele benodigde onderzoeken zijn verricht waarmee wordt aangetoond dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Inspreker vindt dit onbegrijpelijk, aangezien deze eis blijkbaar niet geldt voor de gronden met de bestemming 'Recreatie – Uit te werken'. Verder geeft inspreker aan dat de hotelfunctie al sinds 1999 aanwezig is op het park.
  • b. In de eerder genoemde brief wordt aangegeven dat het gemeentelijk beleid is gericht op het faciliteren van dagrecreatieve voorzieningen en verblijfsrecreatie. Om die reden is in het bestemmingsplan geen specifieke regeling opgenomen voor tijdelijke huisvesting en zorghuisvesting. Het recreatiegebied zou daarmee kunnen transformeren tot woongebied. Inspreker is van mening dat dit een belemmering is voor de huidige bedrijfsvoering en dat dit ook niet strookt met het consoliderende karakter van het bestemmingsplan en niet met de visie Ontwikkeling Recreatieve Zone.
  • c. Recreatiewoningen worden in de begripsbepalingen gedefinieerd (artikel 1.77). De definitie is nieuw, waardoor het huidige gebruik, de verkoop en de verhuur van recreatiewoningen in de knel komt. Momenteel is via een privaatrechtelijke overeenkomst met de gemeente overeenkomen dat 40 weken continue verblijf is toegestaan. Het is in strijd met deze overeenkomst en de rechtszekerheid om dit zo te wijzigen.
  • d. De verhuur aan toeristen, bedrijven en zorgbehoevenden is nodig om de exploitatie van het park gezond te houden. Bedrijven in de omgeving hebben soms dringend behoefte aan tijdelijke huisvesting. Inspreker is van mening dat als de recreatiewoningen niet kunnen worden ingezet voor tijdelijke huisvesting, de kans bestaat dat grote klussen in de omgeving van Hellevoetsluis niet meer worden aangenomen of dat leegstaande panden worden aangekocht en ingericht voor tijdelijke huisvesting. De angst voor tijdelijke huisvesting wordt vooral ingegeven door de gedachte dat arbeidsmigranten veel overlast veroorzaken. Città Romana biedt al 16 jaar tijdelijke huisvesting voor de zakelijk markt en dit heeft nog nooit tot overlast geleid. Inspreker geeft aan dat het wegvallen van deze doelgroep aanzienlijke financiële gevolgen zal hebben en ook de gemeente zal raken door het verlies aan toeristenbelasting en verpaupering. Bovendien propageert de gemeente de zakelijke markt wel, dat leidt inspreker af uit de diverse gemeentelijke beleidsstukken, het bestemmingsplan 'Project Duinhoek' en de Recreatieve Visie van de gemeente.
  • e. Inspreker zou graag het aanbieden van zorg uitbreiden. Hoewel dit wordt genoemd als mogelijkheid in de visie Ontwikkeling Recreatieve Zone en het bestemmingsplan Duinhoek, wordt dit niet mogelijk gemaakt.
  • f. Horeca, categorie 3, is alleen toegestaan ten behoeve van de verblijfsrecreatie en moet ondergeschikt zijn aan de recreatiewoningen. Deze omschrijving is naar mening van inspreker te eng. De bar en het restaurant op het park wordt ook bezocht door niet-recreanten. Daarnaast is de locatie een officiële trouwlocatie van de gemeente.
  • g. In paragraaf 1.2 van de toelichting op het bestemmingsplan wordt aangeven dat het bestemmingsplan conserverend van aard is. Inspreker kan dit niet plaatsen, aangezien twee partijen, de campings, er op vooruit gaan, terwijl Città Romana in haar bestaande bedrijfsvoering wordt belemmerd.
  • h. In paragraaf 1.3 wordt aangeven dat het stilleggen van de procedure van het bestemmingsplan in 2007 is gedaan omdat er eerst een integrale visie moest worden opgesteld. De echte reden was echter dat het voortzetten van de procedure tot ongewenste vertraging zou leiden voor de uitbreidingen van camping De Quack.
  • i. In de gebiedsbeschrijving wordt bij camping De Quack aangegeven dat ook recreatiewoningen en chalets aanwezig zijn. Volgens het vigerende bestemmingsplan Duijnhoek zijn die echter niet toegestaan en feitelijk ook niet aanwezig. Het betreffen met name (illegale) houten huisjes en caravans. Ook zou de camping beschikken over centrale voorzieningen terwijl er alleen een receptiegebouw bij ingang van het park staat.
  • j. Op camping De Quack mogen 167 recreatiewoningen worden gebouwd, een kampeerterrein met 283 plaatsen voor stacaravans en een kampeerterrein zonder opgaaf van aantallen. Tot slot bestaat er een mogelijkheid voor duincottages en groepsverblijven op een oppervlak van 4.500m². De camping wordt zo in feite het derde bungalowpark van de gemeente.
  • k. In dezelfde wordt aangegeven dat camping 't Weergors in de toekomst ook chalets wil gaan exploiteren. Hier vraagt de gemeente blijkbaar geen uitgewerkte plannen met bijbehorende onderzoeken aangezien de camping de bestemming Recreatie – Uit te werken cadeau krijgt.
  • l. In paragraaf 2.4 wordt aangegeven dat het toevoegen van nieuwe woningen in het gebied niet gewenst is omdat de gemeente de recreatiewaarden in het gebied juist wil versterken. Dat is een vaag verhaal, er wordt niet aangegeven wat de concrete invulling hiervan is.
  • m. In paragraaf 2.5 'Ontwikkeling Recreatieve Zone' wordt aangegeven dat waar mogelijk wordt uitgegaan van een flexibele regeling. Verder wordt als doelstelling van het toeristisch-recreatief beleid geformuleerd; 'Hellevoetsluis op de kaart zetten…, … en bestedingen vergroten'. Een economische onderbouwing hiervan mist echter volledig.
  • n. Inspreker vindt het onbegrijpelijk dat voor het bestemmingsplan 'Project Duinhoek' een aparte procedure is gevolgd. In verband met de samenhang tussen de verschillende ruimtelijk ontwikkelingen in dit gebied zou het overzichtelijker en duidelijker zijn, om in lijn met de visie Ontwikkeling Recreatieve Zone, alle ruimtelijke ontwikkelingen te bundelen in één nieuw bestemmingsplan, zoals dat in 2007 ook de bedoeling was. Dan zou er ook een integrale afweging van belangen en een gebiedsgerichte aanpak kunnen plaatsvinden.
  • o. In figuur 2.3 verdwijnt de duinovergang vanaf de Schenkeldijk naar het Haringvliet. Vanwege het intensieve gebruik van de route komt het vervallen van de verbinding de aantrekkelijkheid van het park Città Romana niet ten goede.
  • p. In de Nota Wonen wordt het thema wonen en zorg op maat genoemd. De wensen van betrokkene op het gebied van zorg sluiten hier naadloos op aan. Inspreker beschikt over een rapport dat dit onderbouwd.
  • q. In de structuurvisie Hellevoetsluis 2015+ is aangegeven dat de gemeente wil groeien als toeristisch-recreatief centrum. Toeristen komen echter niet vanzelf, de gemeente moet daarvoor het juiste klimaat scheppen.
  • r. Op basis van gemeentelijk beleid wordt aangegeven dat permanente bewoning van recreatiewoningen niet mogelijk is. Inspreker vraagt zich af of bepaalde delen wel voor permanente bewoning geschikt zou kunnen worden gemaakt.
  • s. In paragraaf 4.1.3 is aangegeven dat in het plangebied geen afzonderlijke horecavestigingen aanwezig en/of toegestaan zijn. Dit is echter wel het geval.
  • t. In paragraaf 4.3 wordt gesproken over camping Città Romana. Aangenomen wordt dat dit een vergissing is.
  • u. Verzocht wordt om een definitie van een zend-/ontvangstinstallatie op te nemen.
  • v. Inspreker vraagt zich af waarom bij camping 't Weergors ook horeca categorie 3 wordt toegestaan. Verder mag de camping volgens de regels 2.200 m² aan voorzieningen bouwen, zonder verder onderscheid in horeca en detailhandel. Voor het bungalowpark van inspreker geldt een maximum van 2.000 m² met nog een verdere beperking voor horeca en detailhandel. Dit lijkt in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

Beantwoording

Voorgeschiedenis:

  • 1. Door de gemeente is, in het kader van de actualisatie-inhaalslag ten gevolge van de invoering van de Wro, inderdaad al in 2007 een voorontwerpbestemmingsplan 'Recreatie' opgesteld en in procedure gebracht. Gedurende de inzagetermijn van dat bestemmingsplan zijn destijds diverse inspraakreacties ontvangen. De reacties van de verschillende recreatieondernemers in het betreffende plangebied gaven aan dat het plan niet voldeed aan de verwachtingen en wensen met betrekking tot uitbreidingsmogelijkheden in de toekomst.

Van het begin af aan is aangegeven dat het uitgangspunt van het bestemmingsplan 'Recreatie' is geweest om in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan te maken en eventuele ontwikkelingen bewust buiten het plan te houden. Dit uitgangspunt van het bestemmingsplan is destijds kenbaar gemaakt in onder andere het bestemmingsplan zelf en in de kennisgeving omtrent het in procedure brengen van het voorontwerp bestemmingsplan. In deze tekst kwam tot uitdrukking dat de gemeente werkte aan een actualisatie-inhaalslag van haar bestemmingsplannen en dat de nadruk hierbij lag 'op het beheer van de bestaande situatie'. In het openbare collegeadvies van mei 2008 is letterlijk opgenomen dat het: 'Praktisch gezien, in verband met de actualisatieverplichting, onmogelijk is om in de toekomst gewenste ontwikkelingen mee te nemen omdat nog onduidelijk was welke voorzieningen er precies zouden komen en waar ze zouden komen'. Tevens werd aangegeven dat wanneer de plannen voor de bedoelde ontwikkelingen concreet genoeg zouden zijn, een juridisch-planologisch kader kon worden gecreëerd waarmee de ontwikkelingen daadwerkelijk gerealiseerd konden worden. De gemeente Hellevoetsluis heeft deze redenatie altijd gehanteerd bij de actualisatie (plicht) van haar plannen.

Mede als gevolg van de reacties van de recreatieondernemers is de bestemmingsplanprocedure in 2008 opgeschort. De toenmalige insteek was een nieuw bestemmingsplan 'Recreatie' op te stellen op basis van een nog te ontwikkelen Masterplan Recreatieve Zone. De totstandkoming van het Masterplan Recreatieve Zone, welke thans bekend is onder de naam 'Visie ontwikkeling Recreatieve Zone', vergde echter meer tijd dan was verwacht. Aangezien een tweetal ontwikkelingen in 2008, te weten de uitbreiding van camping de Quack en de ontwikkeling van het Natuur- en Recreatiegebied Quackpolder (welke inmiddels niet meer relevant is vanwege de uitspraak van de provincie dat geen financiële middelen beschikbaar zijn voor dit project) zich in een vergevorderd stadium van planvorming bevonden, heeft de gemeente een andere keuze gemaakt; voor beide ontwikkelingen is een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld en in procedure gebracht. De samenhang tussen de concrete ontwikkelingen 'uitbreiding Camping de Quack' en Natuur- en Recreatiegebied Quackpolder' en andere toeristisch recreatieve ontwikkelingen in de recreatieve zone komt tot uitdrukking in de 'Visie ontwikkeling Recreatieve Zone', welke op 13 oktober 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld.

De visie 'heeft betrekking op de hoofdlijnen voor toekomstige ontwikkelingen van de recreatieve zone. Het heeft tot doel uitspraak te kunnen doen over de gewenste richting. Het geeft geen antwoord op de vraag of alles kan en mag.' De visie geeft derhalve een globaal toekomstbeeld van de gewenste toeristisch recreatieve invulling van de recreatieve zone. 'De visie is de basis voor de start van een proces van (private) ontwikkeling. Een dergelijk proces van gebiedsontwikkeling neemt jaren in beslag.' De financiële en planologische haalbaarheid van de toeristisch recreatieve invulling zijn, vanwege het globale karakter van de gewenste invulling en de status van de visie, niet bezien. Ook in het kader van het voorontwerpbestemmingsplan 'Recreatie' is die financiële en planologische haalbaarheid niet bezien vanwege het feit dat er geen concrete verzoeken zijn ontvangen. Een concreet verzoek tot uitbreiding van camping 't Weergors is intussen wel ontvangen en hiervan is de financiële en planologische haalbaarheid onderzocht. Dit komt tot uitdrukking in de ruimtelijke onderbouwing waarmee de planologische wijziging in het ontwerp bestemmingsplan mogelijk kan worden gemaakt. De ruimtelijke onderbouwing maakt als bijlage onderdeel uit van het bestemmingsplan.

In aansluiting op de vaststelling van de visie is een herstart gemaakt met de actualisatie van het bestemmingsplan 'Recreatie'. Vanwege de wettelijke actualisatieverplichting is het niet mogelijk om te wachten op het in de visie genoemde proces van gebiedsontwikkeling. Daar is simpelweg geen tijd voor. Ook omdat de planologische, financiële en technische haalbaarheid van de visie nog nader onderzocht dient te worden. Het voorgaande brengt onder andere met zich mee dat de visie niet op alle punten zonder meer kan worden vertaald in het onderhavige bestemmingsplan. Wel is er, daar waar mogelijk, naar gestreefd om toekomstige ontwikkelingen waarvoor geen specifieke onderzoeken nodig zijn, mogelijk te maken door uit te gaan van een flexibele bestemmingslegging. Met name vanwege een planperiode van 10 jaar wordt ingegaan op de korte termijn ontwikkelingen zoals genoemd in de visie, te weten 'Deelgebied Rood (Zuidwest)'.

  • 2. Het klopt dat er enerzijds in het kader van de voorbereiding van het verder in procedure brengen van het bestemmingsplan 'Recreatie' geen overleg heeft plaatsgevonden tussen inspreker en de gemeente. Dit had door beide partijen beter gekund. Anderzijds kan worden gesteld dat alle recreatieondernemers op de hoogte waren van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Informatie hieromtrent is in de afgelopen jaren op verschillende momenten tot uitdrukking gekomen. Ook persoonlijk aan inspreker. Te denken valt bijvoorbeeld aan de beantwoording aan inspreker op de ingediende inspraakreactie en zienswijze op het bestemmingsplan 'Project Duinhoek'. De gemeente verwacht van ondernemers ook een (pro) actieve houding om zich te laten informeren over welke (bestemmings-)plannen in ontwikkeling zijn bij de gemeente. De ervaring leert dat ondernemers dit ook doen. Ondernemers vinden hun weg naar de gemeentelijke website, de gemeentelijke bedrijfscontactfunctionaris, de beleidsmedewerkers op het gebied van Ruimtelijke Ordening en op het gebied van Toerisme en Recreatie, de gemeentelijke stedenbouwkundige en organisaties zoals Top Voorne, Economische Raad en Platform Bedrijfsleven. Verder maken ondernemers gebruik van door de gemeente georganiseerde informatiebijeenkomsten of de mogelijkheden van inspraak. Bij de totstandkoming van beleidsdocumenten worden dan ook communicatiemiddelen ingezet om belangrijke doelgroepen zoals ondernemers te bereiken en te betrekken. Het is aan de ondernemers in Hellevoetsluis om gebruik te maken van de mogelijkheden.

De laatste informatiebijeenkomst werd door de gemeente georganiseerd op 16 oktober 2012. Deze bijeenkomst had als doel helder te krijgen of er partijen zijn met concrete initiatieven die invulling kunnen geven aan de Recreatieve Zone, en zo ja om welke initiatieven het daarbij gaat. Deze bijeenkomst startte met een korte toelichting van wethouder Evert Taal waarin werd ingegaan op de huidige plannen zoals verwoord in de 'visie Recreatieve Zone'. Tevens werd daarbij de kanttekening gemaakt dat ondertussen het conserverende bestemmingsplan 'Recreatie' werd opgesteld en dat nieuwe ideeën en wensen niet zondermeer in het bestemmingsplan vertaald (kunnen) worden als deze niet concreet uitgewerkt zijn, ook al zijn deze in overeenstemming met de visie. Inspreker was voor deze avond schriftelijk uitgenodigd (evenals anderen) maar was op deze bijeenkomst niet aanwezig.

Hieruit concluderen wij (en dit is ook al aan inspreker in de beantwoording van inspraak in het kader van het bestemmingsplan 'Project Duinhoek' tot uitdrukking gekomen) dat inspreker niet pro-actief heeft opgetreden. Inspreker heeft de afgelopen jaren op geen enkele andere wijze (bijvoorbeeld door indiening principeverzoek inzake de ontwikkelingswensen en/of een aanvraag omgevingsvergunning met goede ruimtelijke onderbouwing inzake de ontwikkelingswensen) aan de gemeente gevraagd eerder een besluit te nemen omtrent de ontwikkelingswensen.

Beantwoording opmerkingen ten aanzien van het voorontwerp:

  • a. Er is aangegeven dat er diverse wensen zijn ten aanzien van de bedrijfsvoering. Op hoofdlijnen passen deze wensen binnen de vastgestelde visie 'Ontwikkeling Recreatieve Zone'. Voor zover is de visie richtinggevend voor het beleid van de gemeente. Uitvoering van dit beleid dient verder onderzocht te worden. Dit kan aan de hand van concrete voorstellen vanuit ondernemers. Wij hebben nog geen concreet voorstel ontvangen.

Aangegeven wordt dat een soortgelijke uit te werken bestemming, zoals opgenomen voor een deel van de gronden van camping 't Weergors, gewenst is. Wanneer een dergelijke uit te werken bestemming wordt opgenomen in het bestemmingsplan dient te worden aangetoond dat binnen de planperiode (van 10 jaar) de bestemming wordt uitgewerkt. Zonder een min of meer concreet voorstel is dat niet mogelijk. Overigens geldt voor het terrein een bestemming Recreatie, waardoor het opnemen van een uit te werken recreatieve bestemming juridisch niet logisch is. Op basis van de reactie wordt geconcludeerd dat in feite een ruimere (flexibelere) bestemming gewenst is. De huidige bestemming biedt al de nodige flexibiliteit ten aanzien van de inrichting van het terrein. Mochten er echter concrete plannen zijn om tot een andere inrichting, dan wel aanvulling van het terrein te komen, dan is de gemeente uiteraard bereid om mee te denken over een passende bestemming.

De voor een deel van de gronden van camping 't Weergors opgenomen uit te werken bestemming, volgt uit het vigerende bestemmingsplan Buitengebied. Het gaat hier dus niet om een nieuwe bestemming. Bij uitwerking van de bestemming dient de ontwikkeling onderzocht te worden aan de hand van relevant beleid en sectorale (milieu) aspecten. Momenteel is de gemeente met de betreffende camping bezig met een uitwerking op basis van een concreet plan. Naar verwachting wordt de ontwikkeling meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan, waarna voor de betreffende gronden een directe bestemming zoals Recreatie – Verblijfsrecreatie - 3 geldt.

De wensen van inspreker betreffen ook een woonbestemming. Voor beantwoording hiervan verwijzen naar inspraakreactie 2.

  • b. Het gemeentelijk beleid is inderdaad gericht op dagrecreatieve voorzieningen en verblijfsrecreatie. De doelstelling zoals verwoord in de visie is Hellevoetsluis op de kaart zetten: economische betekenis, groter aanbod bieden voor (langer) recreatief verblijf en overnachting ten einde werkgelegenheid en bestedingen te vergroten. Er is inderdaad geen regeling opgenomen voor tijdelijke huisvesting en zorghuisvesting. Dit is in het vigerende bestemmingsplan ook niet geregeld. Wij zien dan ook niet dat er sprake zou zijn van een belemmering. Bovendien zijn dergelijke ontwikkelingen in strijd met het provinciale beleid. Tijdelijke huisvesting en zorghuisvesting zijn ingevolge de Provinciale Verordening stedelijke functies. Voor zorg buiten de rode contour zijn nog mogelijkheden als het gaat om vrijkomende agrarische bebouwing. Dat is in dit geval echter niet aan de orde. Erkend wordt dat in de visie is verwoord dat de zakelijke markt zeer belangrijk is voor de regio en dat een nieuwe doelgroep als zorg wordt genoemd, maar op basis van het provinciale en regionale beleid kan dit niet zonder meer planologisch-juridisch geregeld worden buiten het stedelijk gebied van Hellevoetsluis.

Dat het bestemmingsplan nu wederom hoofdzakelijk consoliderend van karakter is heeft er mee te maken dat er niet oneindig gewacht kan worden op initiatieven van uit de markt. In het gebied wonen en verblijven ook andere belanghebbenden die recht hebben op een actueel bestemmingsplan zodat zij weten waar zij de komende tien jaar aan toe zijn en welke rechtszekerheid zij hebben. Daarnaast is de gemeente wettelijk verplicht om onze bestemmingsplannen actueel te maken en te houden.

  • c. In dit bestemmingsplan wordt niet meer gesproken over zomerhuizen (zoals in het vigerende plan Duijnhoek), maar over recreatiewoningen. Met de begripsbepaling wordt uitgelegd wat wordt verstaan onder het begrip recreatiewoning. De strekking van het begrip is echter gelijk gebleven. Het is onduidelijk welke overeenkomst exact bedoeld wordt. Deze is niet als bijlage bij de inspraakreactie meegezonden. Wel kunnen wij refereren aan de Koopovereenkomst / Akte van levering d.d. 18 januari 1995 met daarin de diverse overeengekomen kwalitatieve verplichtingen waarin o.a. de volgende bepalingen zijn opgenomen:
      • (onder I) de recreatiewoningen mogen voor géén andere doeleinden dan als recreatiewoning worden gebruikt en met name niet mogen worden gebruikt ter uitoefening van een (ander) beroep of bedrijf;
      • (onder IV) de verkoper is verplicht de woning (voor recreatief gebruik) minimaal 12 weken per jaar voor de verhuur ter beschikking te stellen aan derden (= anderen dan de eigenaar of zakelijk gerechtigden en hun gezinsleden), terwijl de resterende periode (40 weken) voor eigen recreatief gebruik mag dienen;
      • Permanente bewoning is niet toegestaan. Een kwalitatieve verplichting wordt opgelegd aan elke opvolgende verkrijger, dus elke eigenaar van de recreatiewoning is hier aan gebonden (in een koopovereenkomst kan hiervan niet worden afgeweken).

De in het bestemmingsplan opgenomen begripsbepaling staat de bepalingen uit de overeenkomst niet in de weg.

  • d. zie antwoord onder b, en c, en paragraaf 3.3 van de toelichting; 'Huisvesting Tijdelijke arbeidsmigranten'. Ook de gemeente neemt kennis van de veranderde trends in de verblijfsmarkt. Voor zover bekend geven de huidige cijfers over het verblijf op Citta Romana geen aanleiding te veronderstellen dat er aanzienlijke financiële gevolgen zullen optreden. Het is aan de ondernemer met een plan te komen om een eventueel dreigende negatieve situatie te voorkomen.

De gemeente heeft inderdaad in de visie verwoord dat de zakelijke markt (niet te verwarren met tijdelijke arbeidsmigranten) een van de doelgroepen voor Hellevoetsluis is. Onder het kopje Voorgeschiedenis is reeds aangegeven dat de planologische haalbaarheid van de gewenste toeristisch recreatieve invulling (nog) niet zijn bezien. Onder b. geven wij aan dat dergelijke ontwikkelingen niet zonder meer mogelijk zijn op basis van het provinciale beleid. Dat neemt niet weg dat deze ambitie gemeentelijk bestaat en kennelijk bovendien overeenkomt met de praktijk.

  • e. Zie antwoord onder a., b., c en d.
  • f. Horeca tot en met categorie 3 is toegestaan. De voorziening dient in hoofdzaak gericht te zijn op verblijfsrecreanten. Dit sluit het gebruik van de voorziening door recreanten die niet verblijven op het recreatiepark, niet uit. Het klopt dat de locatie een officiële trouwlocatie van de gemeente is. Dit is echter dermate ondergeschikt aan de hoofdfunctie dat wij daarvoor geen aanleiding zien om daarvoor een aparte regeling/aanduiding op de plankaart op te nemen.
  • g. Het bestemmingsplan introduceert geen ingrijpend nieuwe regelingen en maakt geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk. De uitbreiding van camping De Quack vindt plaats aan de hand van een ander vastgesteld bestemmingsplan. Voor camping 't Weergors geldt voor een deel van de gronden een uit te werken bestemming op basis van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied. Deze bestemming wordt op basis van een ruimtelijke onderbouwing omgezet naar een bestemming met een directe bouwtitel in het ontwerpbestemmingsplan Recreatie. Dat beide campings er op 'vooruit' gaan heeft er alles mee te maken dat zij een concreet uitbreidingsplan hebben ingediend en onderzocht.
  • h. Zie beantwoording onder voorgeschiedenis.
  • i. Volgens het vigerende bestemmingsplan Duijnhoek zijn op camping De Quack zomerhuizen toegestaan. Deze recreatiewoningen zijn ook aanwezig op het terrein. Dat deze recreatiewoningen een andere uitstraling en vormgeving hebben dan de recreatiewoningen op het bungalowpark van Città Romana neemt nog niet weg dat zij daar op basis van het vigerende bestemmingsplan gewoon zijn toegestaan. De receptie wordt gezien als een centrale voorziening.
  • j. In het voorontwerpbestemmingsplan staat op de verbeelding aangegeven wat de maximale aantallen recreatiewoningen en/of kampeermiddelen zijn per camping. Voor camping De Quack gaat het om 283 kampeermiddelen en 167 (123 + 44) recreatiewoningen. Er is geen sprake van een kampeerterrein zonder maximum aantal. De mogelijkheid voor 4500 m² aan duincottages en groepsverblijven is opgenomen in het onlangs vastgestelde bestemmingplan 'Project Duinhoek'. Het bestemmingsplan Recreatie maakt dit voor het overige deel van de camping niet mogelijk en is daarom voor dit plan niet aan de orde.
  • k. Camping 't Weergors heeft een concreet plan ingediend voor een uitbreiding van de gronden met de bestemming Recreatie – uit te werken. Onderdeel van dit plan is de realisatie van 20 ecochalets. Dit plan dient net als andere initiatieven ruimtelijk onderbouwd te worden. De onderbouwing wordt opgenomen als bijlage bij het ontwerpbestemmingsplan.
  • l. Nieuwe woningen hebben geen meerwaarde voor recreatiegebied. Het versterken van de recreatiewaarden in het gebied is een onderwerp van de visie. Met het opstellen van de visie 'Ontwikkeling Recreatieve Zone' is hier een start mee gemaakt. Zie ook beantwoording onder 'voorgeschiedenis' voor wat betreft het proces van gebiedsontwikkeling voor de komende jaren. Mede gelet hierop wenst de gemeente geen nieuwe woningbouw, of het omzetten van recreatiewoningen naar woningen toe te staan in dit gebied.
  • m. De betreffende paragraaf bevat een samenvatting van de visie. Zie tevens de beantwoording onder voorgeschiedenis: visie op hoofdlijnen en gewenste richting en het genoemde proces van gebiedsontwikkeling voor de komende jaren.
  • n. Zie beantwoording voorgeschiedenis.
  • o. De betreffende figuur is een indicatieve schets, niet alle verbindingen zijn weergegeven. De route komt niet te vervallen.
  • p. Het rapport kunt u gebruiken ter onderbouwing van eventuele wensen ten aanzien van uw bedrijfsvoering. Wij zien dit rapport te zijner tijd graag tegemoet. Zie tevens beantwoording onder b. voor wat betreft het provinciale beleid ten aanzien van stedelijke functies.
  • q. Wij zijn als gemeente volop bezig met ons toeristisch beleid. Dat richt zich overigens niet alleen op het onderhavige plangebied, maar ook bijvoorbeeld op de vesting en de overige recreatieve voorzieningen binnen de gemeente.
  • r. Permanente bewoning van recreatiewoningen wordt gezien als een landelijk probleem. Recreatiegebieden worden als gevolg van permanente bewoning in feite rustige woonwijken. Afgezien van het feit dat dit geen gewenste situatie is, zijn recreatiewoningen niet gebouwd voor permanente bewoning. Wij zijn dan ook niet van plan om op (delen van) recreatieparken permanente bewoning toe te staan. Alleen bij bestaand langdurig onafgebroken bewoning kan permanente bewoning op basis van een persoonsgebonden beschikking worden toegestaan. Het pand krijgt echter geen woonbestemming. Na vertrek of overlijden zal het pand door de nieuwe eigenaar moeten worden gebruikt als recreatiewoning en mag er niet (meer) permanent worden gewoond.
  • s. Het klopt dat er in het plangebied enkele afzonderlijke horecavestigingen zijn, te weten de strandpaviljoens. De paragraaf wordt op dit onderdeel aangepast.
  • t. Dit betreft inderdaad een vergissing. Het woord camping zal worden gewijzigd in bungalowpark.
  • u. Een zend-/en ontvangstinstallatie valt onder voorzieningen voor doeleinden van openbaar nut. Ter verduidelijking zullen wij een begripsbepaling opnemen.
  • v. Voor het bepalen van het oppervlak aan centrale voorzieningen is uitgegaan van de bestaande situatie en de bepalingen uit de vigerende bestemmingsplannen. Op basis van vigerende rechten kan de camping 't Weergors meer voorzieningen realiseren ten opzichte van camping De Quack en recreatiepark Città Romana. De beperking ten aanzien van horeca kan echter komen te vervallen, omdat dit een flexibele bedrijfsvoering in de weg staat.

Consequenties bestemmingsplan

De inspraakreactie leidt gedeeltelijk tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Inspraakreactie 11 (Vreugdenhil namens Groenservice Zuid-Holland)

Samenvatting

In de toelichting op het bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van het Quackstrand beschreven als een ontwikkeling voor de middellange termijn tot 2025. Onder andere het realiseren van een eye-catcher met trekkersfunctie in de oksel van de strandzone wordt genoemd als ontwikkeling. Inspreker is van mening dat in het bestemmingsplan alvast rekening wordt gehouden met deze eye-catcher. Dat de uitwerking nog niet bekend is, is duidelijk, maar een uitwerkings- of wijzigingsbevoegdheid behoort ook tot de mogelijkheden. Hierdoor kan de doorlooptijd van procedures in de toekomst en onzekerheid voor een eventuele initiatiefnemer geminimaliseerd worden.

Beantwoording

De doelstelling van dit plan is om te beschikken over een adequate en actuele regeling. Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Voor het gebied is de visie 'Ontwikkeling Recreatieve Zone' opgesteld. Waar mogelijk is rekening gehouden met deze visie. Ontwikkelingen die niet passen binnen het bestemmingsplan worden pas meegenomen als deze zijn onderbouwd en besluitvorming reeds heeft plaatsgevonden. Zoals beschreven is de eye-catcher een ontwikkeling voor de middellange termijn. Het is dan ook niet zeker of deze ontwikkeling binnen de planperiode (van het bestemmingsplan) van 10 jaar gerealiseerd gaat worden. Uit jurisprudentie blijkt dat het in beginsel niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening is, om in een bestemmingsplan een uitwerking- of wijzigingsbevoegdheid op te nemen die bestemmingen mogelijk maakt die pas na afloop van de planperiode van tien jaar zullen worden verwezenlijkt. Het opnemen van een uitwerking- of wijzigingsbevoegdheid ligt dan ook niet voor de hand omdat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet kan worden aangetoond.

Consequenties bestemmingsplan

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Wel wordt het bestemmingsplan ambtshalve op onderdelen aangepast. Dit heeft ook betrekking op de onderwerpen die in deze inspraakreactie worden aangekaart.

Inspraakreactie 12 (Kluin)

Samenvatting

Inspreker is eigenaar van het een perceel ten noorden van de woning Duinweg 13. Dit perceel heeft in het voorontwerpbestemmingsplan de bestemming Natuur. Inspreker zou graag op het betreffende perceel een eco-cabin realiseren met een oppervlak van circa 30 m². Een dergelijke eco-cabin past volgens inspreker binnen de visie op de recreatieve zone die de gemeente voor ogen heeft. Dat het perceel in het vigerende bestemmingsplan al reeds als natuur is bestemd is bekend. Vanuit historie lijkt het perceel niet gerelateerd te zijn aan het ten westen gelegen duingebied, maar meer aan de ten oosten en noorden gelegen (recreatieve) percelen.

Beantwoording 

Het betreffende perceel ligt binnen het Natura 2000 gebied Voorne's Duin. Bij het toestaan van nieuwe functies binnen een Natura 2000 gebied dient te worden aangetoond dat deze functie geen negatieve effecten heeft op het Natura 2000 gebied. Dit wordt in uw inspraakreactie niet aangetoond. Ook op basis van de gemeentelijke visie 'Ontwikkeling Recreatieve Zone' behoort het betreffende perceel tot het duingebied. De ontwikkeling is gericht op het consolideren en versterken van Voorne's Duin, waarbij het gebruik gericht is op onder meer natuurgebied, wandelen en fietsen en natuurbeleving. Nieuwe verblijfsfuncties passen niet binnen deze visie. Wij zijn dan ook niet voornemens om aan uw verzoek medewerking te verlenen.

Consequenties bestemmingsplan

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Inspraakreactie 13 (van den Ban)

Samenvatting

Door het opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie – 2 wordt inspreker in zijn belang geschaad. Gedurende tientallen jaren worden de agrarische percelen aan de Zuiddijk – Haringvlietweg door betrokkene bewerkt. Gedurende die periode zijn nimmer archeologische vondsten gedaan. Nu er een dubbelbestemming is opgenomen dient inspreker voor alle drainagewerkzaamheden een omgevingsvergunning aan te vragen. Dit leidt tot onnodige administratieve lasten en bijbehorende kosten.

Beantwoording

Op grond van de Monumentenwet 1988 zijn gemeenten verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met archeologische waarden en verwachtingen. Daarvoor heeft de gemeente de Archeologische Waardenkaart Hellevoetsluis vastgesteld in 2007. Op deze kaart zijn verschillende gebiedscategorieën aangeduid. Deze categorieën zijn vertaald in het bestemmingsplan. Voor de betreffende delen geldt daardoor inderdaad een vergunningplicht voor onder meer grondbewerkingen die dieper gaan dan 80 cm beneden maaiveld. Voor normale werkzaamheden die zijn gericht op onderhoud en beheer van de betreffende gronden.

Drainagewerkzaamheden behoren niet tot het normale onderhoud en beheer en komen slechts incidenteel voor. Echter de drainage zal niet dieper liggen dan 80 cm, zodat geen archeologisch onderzoek behoeft plaats te vinden en derhalve ook geen omgevingsvergunning benodigd is. Voor een eenmaal aangelegde drainage (al dan niet vergunningplichtig) hoeft niet jaarlijks opnieuw vergunning te worden aangevraagd.

Consequenties bestemmingsplan

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Inspraakreactie 14 ('t Mannetje van Eck)

Samenvatting

In het voorontwerpbestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen voor enkele kleinschalige horecavoorzieningen aan de Duinweg. Insprekers zouden graag een dergelijk voorziening willen oprichten als verbreding van hun landbouwbedrijf. Hiervoor willen zij graag het bouwvlak vergroten zoals aangegeven op de kaart behorende bij de inspraakreactie.

Beantwoording

De in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen mogelijkheid voor horecavoorzieningen geldt alleen voor woonbestemmingen. De visie 'Ontwikkeling Recreatieve Zone' schrijft echter niet voor dat dit alleen maar bij een woonbestemming kan zijn maar omschrijft dat dit langs de recreatieve route Schenkeldijk – Duinweg is voorzien. Deze omschrijving wordt nu vertaald naar het ontwerpbestemmingsplan. Daarbij gaat het om ondergeschikte (niet kleinschalig) horecavoorzieningen met een maximum oppervlak van 200 m².

Overigens zijn kleinschalige horecavoorzieningen tot 25 m² als agrarische nevenactiviteit/verbreding wel direct toegestaan.

Het huidige bouwvlak is groot genoeg om een horecavoorziening van 25 m² te realiseren. Ook een kampeerterrein voor 15 kampeerplaatsen past binnen het huidige bouwblok. Een vergroting van het bouwvlak met circa 500 m² is dan ook niet aan de orde.

Consequenties bestemmingsplan

De inspraakreactie leidt gedeeltelijk tot aanpassing in het ontwerpbestemmingsplan.

8.3 Ambtshalve wijzigingen

In het ontwerpbestemmingsplan worden diverse ondergeschikte ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. De wijzigingen hebben betrekking op verduidelijking van enkele teksten en verbeteringen van onjuistheden zowel in de toelichting, de regels en de verbeelding.