Plan: | Nieuwenhoorn |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0530.BPNieuwenhoorn2012-vg01 |
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & Barro
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Het plangebied heeft geen directe relatie met één van de kaarten of bepalingen van het Barro, er zijn dan ook geen aandachtspunten voor het onderhavige bestemmingsplan te verwachten.
Nota Ruimte
Het Rijk streeft naar versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Het kabinet streeft naar basiskwaliteit voor steden en dorpen en de bereikbaarheid daarvan. Voor verstedelijking en economische activiteiten gaat het Rijk uit van de zogenaamde bundelingstrategie. In deze strategie wordt het draagvlak voor voorzieningen in steden en dorpen ondersteund. Het uitgangspunt is dat in iedere gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in de woningbehoefte van de natuurlijke bevolkingsaanwas. Dat geldt ook voor meer landelijke gebieden, waar vooral starters en ouderen moeite hebben om aan een geschikte woning te komen. Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten betekent dat nieuwe bebouwing grotendeels in bestaand bebouwd gebied of direct aansluitend daarop tot stand komt. De beschikbare ruimte in het bestaande stedelijke gebied moet daarvoor optimaal worden gebruikt. Wat betreft bedrijven en voorzieningen is het de bedoeling dat elke regio vestigingsmogelijkheden biedt voor bedrijven en voorzieningen. Op deze manier wordt een optimale bijdrage geleverd aan de versterking van steden en dorpen. Daarbij moet voor ieder bedrijf een goede plaats worden geboden. Het Rijk beschouwt de aanwezigheid van voldoende groen als een onderdeel van de te garanderen basiskwaliteit dat alle burgers toegang hebben tot voldoende groene en blauwe recreatiemogelijkheden. De beschikbaarheid daarvan in het buitengebied moet in balans zijn met de ontwikkeling van het bebouwde gebied. Van provincies en gemeenten wordt verwacht dat zij deze balans tussen bebouwing en groen/blauw meenemen in hun ruimtelijke plannen. Daarnaast dient er bij ruimtelijke plannen optimaal aangesloten te worden op het watersysteem. Nadelige effecten op het grond- en oppervlaktewater moet worden voorkomen.
Nationaal Waterplan 2009 - 2015
Het Nationaal Waterplan (Ministeries van V&W, VROM en LNV, 2009) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998. Het beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Het Nationaal Waterplan bestaat uit een thematische uitwerking en een gebiedsuitwerking. Thema's die behandeld worden zijn: waterveiligheid, watertekort en zoetwatervoorziening, wateroverlast, waterkwaliteit en gebruik van water. Gebiedsuitwerkingen zijn er voor de Kust, Rivieren, IJsselmeergebied, Zuidwestelijke Delta, Randstad, Noordzee, Noord-Nederland en de Waddenzee, Hoog Nederland en het Stedelijk gebied. Op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan kent geen specifieke aandachtspunten voor het bestemmingsplan Nieuwenhoorn.
Modernisering Monumentenzorg
Het Rijk wil de monumentenzorg moderniseren. Het behoud en de bescherming van monumenten blijft een belangrijk doel, maar het monumentenstelsel kan op een aantal belangrijke punten worden verbeterd. Belangrijk uitgangspunt voor de moderne monumentenzorg is dat burgers (eigenaren en particulier initiatief) betere participatiemogelijkheden krijgen. Daarnaast wordt de monumentenzorg meer gebiedsgericht en ontwikkelingsgericht. De vele positieve zaken van het huidige stelsel blijven bestaan of worden verbeterd. De visie op moderne monumentenzorg rust op vier pijlers.
Sinds 1 januari 2012 is een wijziging in de Monumentenwet 1988 in werking getreden. In deze wet worden de vergunningvrije activiteiten aan monumentale gebouwen benoemd en zijn de Wabo-procedures in een aantal gevallen vereenvoudigd. Als gevolg daarvan worden ook het Besluit omgevingsrecht (Bor), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit archeologische monumenten aangepast.
Pijler 1: cultuurhistorie belangrijk element in procedures ruimtelijke ordening
Vroeg in het proces van ruimtelijke ontwikkelingen wordt de cultuurhistorie geïnventariseerd en geanalyseerd. Cultuurhistorische waarden vormen één van de wegingsfactoren bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Bij wijzigingen van het bestemmingsplan wordt het effect van die verandering op de cultuurhistorische waarden afgewogen tegen andere belangen. Burgers kunnen bij belangrijke cultuurhistorische waarden in een vroeg stadium hun inbreng leveren.
Pijler 2: vermindering regeldruk
Monumentenwetgeving is in het nieuwe stelsel een ontwikkelkracht. Borging van de cultuurhistorie vooraan in de ruimtelijke ordening (zie de eerste pijler) is een principiële keuze die erop gericht is om sectorale ingrepen in ruimtelijke processen overbodig te maken. Het aan monumenten gebonden instrumentarium kan worden verkleind als pijler 1 goed vorm krijgt.
Pijler 3: efficiënter beheer en financiering bestaande voorraad
De bestaande rijksmonumenten moeten goed beheerd worden. Centraal daarin staan de eigenaar en de gemeente, omdat die de eigenaar het beste kan begeleiden. Maatregelen in pijler 3 zijn erop gericht deze partijen optimaal te faciliteren met kennis en bevoegdheden. Er komt toereikende structurele financiering voor restauratie en instandhouding. De groei van het monumentenbestand wordt strikt gereguleerd, binnen de bestaande budgettaire kaders.
Pijler 4: bevorderen herbestemming en herontwikkeling
De grote opgave voor de komende decennia ontstaat door de leegstand van grote gebouwen zoals kerken, scholen en industriële complexen. Vanwege hun cultuurhistorische waarde kunnen ze een inspiratiebron zijn voor herontwikkelingsplannen. Planvorming bij herbestemming duurt soms jaren en leegstand tast het gebouw aan. Het beleid in deze pijler is erop gericht de gebouwen in de planperiode tegen verloedering te beschermen, en om een financieel instrumentarium te bieden voor de exploitatie van de gebouwen. Dit is een vernieuwende blik op de subsidies in de monumentenzorg. Belangrijk element in de voorstellen voor het nieuwe stelsel is dat de cultuurhistorie vroeg in het ontwikkelingsproces wettelijk geborgd wordt. Cultuurhistorische waarden vormen één van de wegingsfactoren bij het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan. Landschap en cultuurhistorie vormen zo een inspirerende kracht in ruimtelijke procedures in plaats van een beperkende voorwaarde. Het vertalen van het verleden naar het heden moet voor ontwerpers en ontwikkelaars verankerd raken in hun denk- en werkwijze. Deze aanpak past in de systematiek van ruimtelijke-ordeningsprocedures waarbij vooraf wordt aangegeven wat de kaders zijn, waardoor minder toetsing achteraf nodig is. Door het instrumentarium in het nieuwe monumentenstelsel af te stemmen op de Wro (Wet ruimtelijke ordening), werkt de rijksaanpak eenduidig door naar lagere overheden.
In het onderhavige bestemmingsplan is de bestaande situatie uitgangspunt. De bestaande cultuurhistorische waarden zijn in dit bestemmingsplan beschreven en daar waar nodig voorzien van een beschermende regeling.