direct naar inhoud van 5.6 Archeologie
Plan: Buitengebied Hellevoetsluis
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0530.BPBuitengebied2011-VG01

5.6 Archeologie

Beleidskader

De gemeente Hellevoetsluis heeft een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld (vastgesteld in 2007), waarmee een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen is gewaarborgd. Ook worden bestemmingsplannen voorzien van een archeologieparagraaf. Meer specifiek is het doel van het voorgenomen archeologisch beleid (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

Het bovenstaande sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese Verdrag van Malta is ontwikkeld en dat aansluit bij de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz 2007). Belangrijk gemeentelijk toetsinstrument is de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Hellevoetsluis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPBuitengebied2011-VG01_0019.jpg"

Figuur 5.10 De verschillende archeologische zones

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

Bewoningsgeschiedenis

De oudste sporen van menselijke aanwezigheid in de wijdere omgeving van het plangebied worden gevormd door enkele honderden benen spitsen met weerhaken en enkele benen harpoenpunten; het waren onderdelen van jacht- en visgerei. Ze dateren uit het Vroeg-Mesolithicum (9000-7000 voor Christus), en zijn gevonden in het opgespoten zand van de Maasvlakte en langs de kust van Westvoorne. De werktuigen moeten afkomstig zijn van rivierduinen die aan het eind van het Pleistoceen zijn gevormd of uit vroeg holocene rivierafzettingen op een diepte van circa 20-22 m beneden NAP. De vondsten dateren uit een tijd dat de zeespiegel nog veel lager stond dan nu het geval is. Ook in het plangebied zouden, in theorie, dergelijke vindplaatsen op grote diepte (circa 20 m), aanwezig kunnen zijn.

Vanaf ruwweg 7000 voor Christus kreeg de zee ten gevolge van de stijging van de zeespiegel greep op het gebied, en veranderde de riviervlakte in een waddengebied met mariene sedimentatie. Uit de periode van het verschuiven van het mondingsgebied van Rijn en Maas naar het noorden, waardoor de oude monding verzandde, stammen de afzettingen van het Hellevoeterzand (kwelderafzettingen), die in de ondergrond van het gebied aanwezig zijn. Het landschap van het Hellevoeterzand is door de mens geëxploiteerd. Een in 1977 dicht bij het plangebied aan de Fazantenlaan gevonden bijlfragment getuigt van de menselijke aanwezigheid. Iets verder weg – in Ossenhoek – is een deel van een nederzettingsterrein van de Vlaardingen-cultuur opgegraven. Een deel van een (later opgevulde) geul van waaruit het Hellevoeterzand is gevormd, loopt door het plangebied.

Vanaf circa 3100 voor Christus ontstond een meer gesloten kust met strandwallen, waarachter zich veen ging vormen. Dit geldt ook voor het plangebied, waar het Hellevoeterzand uiteindelijk volledig onder het veen verdween.

Er wordt van uitgegaan dat zich rond circa 400 jaar voor Christus ten westen en ten noorden van het plangebied krekensystemen vormden die het veengebied ontwaterden. Hierdoor ontstonden er in de Midden-IJzertijd en in de Late IJzertijd – gelet op de aanwezigheid van nederzettingsterreinen uit die perioden in Rockanje en Nieuwenhoorn – zonder twijfel mogelijkheden voor bewoning van het veen in de omgeving van het plangebied en wellicht ook in het gebied zelf. In de Romeinse tijd werd de veenondergrond van het plangebied zeker bewoond. Nabij de Haringvlietweg zijn in het resort Città Romana namelijk resten van een nederzetting uit de Romeinse tijd aangetroffen. Noordelijker op Voorne werd er kort voor de Romeinse tijd een kleidek op het veen afgezet. Ook hierop werd in de Romeinse tijd gewoond.

Na de Romeinse tijd wordt het gebied verlaten en treedt er (plaatselijk) weer veengroei op. De veengebieden van Voorne werden ruwweg vanaf circa 1000 ontgonnen. Het Haringvliet bestond toen nog niet. Over de precieze aard en omvang van de vroege ontginningen is weinig bekend.

Voor het zuidelijke deel van Voorne was het ontstaan van het Haringvliet vanaf het begin van de 13e eeuw van groot belang. Een groot deel van Voorne was in de 13e eeuw waarschijnlijk nog onbedijkt en men woonde voornamelijk op veen. In het begin van de 14e eeuw breekt de bewoning af ten gevolge van overstromingen. Er werd een in dikte wisselend pakket zandige klei afgezet. Dit pakket is steeds ten minste 80 cm dik, zo blijkt uit een bureauanalyse in 2006 van beschikbare geologische boringen. In 1368 werd de Polder Nieuwenhoorn bedijkt. Kort daarna, in 1395, werd hier tegenaan de Polder Nieuw-Helvoet gevormd. Een deel van deze polder ligt binnen het plangebied, namelijk het areaal tussen de Zuiddijk en de Haringvlietweg. Na de inpolderingen concentreerde de bewoning zich vooral langs dijken.

Er zijn enkele vindplaatsen uit de tijd van circa 1000 tot 1500 uit de directe omgeving van het plangebied bekend.

Archeologische waarden in het plangebied

Op grote diepte (circa 20 m -NAP) kunnen zich bewoningssporen uit het Vroeg-Mesolithicum bevinden. Op het Hellevoeterzand kunnen archeologische waarden uit het Neolithicum aanwezig zijn. In het gehele plangebied moet rekening gehouden worden met resten uit de periode van de Midden-IJzertijd tot en met de Romeinse tijd, die aangetroffen kunnen worden op of in de (soms kleiige) bovenkant van het veen. In het plangebied worden ook bewoningssporen uit de periode tussen circa 1000-1300 op het veen en van nà 1395 vooral langs de Zuiddijk verwacht. In een strook langs de binnenzijde van de Zuiddijk liggen onder meer de resten van de 'Zuidbatterij'.

In het bestemmingsplangebied zijn zowel grote landschappelijke fenomenen (slootstructuren, akkercomplexen) te verwachten, als kleinere structuren die in een booronderzoek traceerbaar zijn, zoals huisplaatsen uit de prehistorie of de Romeinse tijd. Dergelijke structuren hebben een gemiddelde oppervlakte van 100-200 m². Archeologische indicatoren van dit type en/of uit deze periode, aangetroffen in een klein plangebied (kleiner dan 200 m²), leveren doorgaans een beperkte wetenschappelijke waarde op en de archeologische informatie is gefragmenteerd. De kosten en administratieve handelingen die een dergelijk onderzoek met zich meebrengt staan niet in verhouding tot de relatief kleine (en dus minder kostbare) bodemingreep, die vaak door een particulier wordt uitgevoerd en betaald. Het verlies aan archeologische informatie als in dergelijke gevallen geen onderzoek wordt uitgevoerd is relatief gering. Uiteindelijk is de diepte van de bodemverstoring (in combinatie met de specifieke bodemopbouw) belangrijker dan de oppervlakte; die bepaalt of archeologische waarden bedreigd worden of niet.

Het registreren van een enkel spoor of een enkele vondst die bij dergelijke bodemingrepen wordt aangetroffen kan wel zinvol zijn. Daarom wijst de gemeente, wanneer (nader) archeologisch onderzoek niet verplicht is, altijd op de meldingsplicht ingeval van 'toevalsvondsten', zoals verwoord in artikel 53 van de Monumentenwet 1988.

Archeologische bescherming

Voor zes in het plangebied aanwezige terreinen geldt dat behoud van de (archeologische waarden) in situ (in de bodem) voorop staat. Het gaat om Rijksmonument (RCE) nr. 21434 en om vijf terreinen van hoge archeologische waarde die op de Culturele Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland voorkomen, monumentnrs. 10324, 10325, 10329, 10330 en 10343, zoals hieronder omschreven:

Waarde - Archeologie - 1

Rijksmonumentnr. 21434 (Waarde - Archeologie - 1), Fort op de Noorddijk, opgeworpen in 1884. Het fort bestaat uit een door een gracht omgeven langgerekte omwalling met remise. Voor dit terrein geldt in principe behoud in situ. Een vergunning voor grondroerende werkzaamheden binnen de grenzen van een beschermd archeologisch rijksmonument dient, conform de Monumentenwet 1988, artikel 14, te worden aangevraagd bij de minister van OCW, voor deze de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te Amersfoort.

Waarde - Archeologie - 2

Monumentnrs. 10324, 10325, 10329, 10330 en 10343 (Waarde - Archeologie - 2), terreinen met sporen van bewoning uit de ijzertijd (nr. 10324) of Romeinse tijd (overige nrs.). De vindplaats uit de ijzertijd bevindt zich op het Hollandveen, onder de Afzettingen van Duinkerke I en III. In de overige gevallen bevindt zich het archeologisch vondstniveau op het Hollandveen, onder de Afzettingen van Duinkerke III. Voor deze vijf terreinen geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 0,8 m beneden maaiveld, ongeacht de oppervlakte.

Waarde - Archeologie - 3

Voor de dijktracés binnen het plangebied, evenals een strook van 20 m aan weerszijden ervan (Waarde - Archeologie - 3), geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 100 m²beslaan.

Waarde - Archeologie - 4

Voor dat deel van het plangebied waar de dikte van het laat middeleeuwse overstromingsdek minder bedraagt dan 80 cm (Waarde - Archeologie - 4) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 40 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 m² beslaan.

Waarde - Archeologie - 5

Voor dat deel van het plangebied waar het laat middeleeuwse overstromingsdek ten minste 80 cm dik is, (Waarde - Archeologie - 5) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 m² beslaan.

Waarde - Archeologie - 6

Voor het binnen de bestemmingsplangrenzen gelegen water (Waarde - Archeologie - 6) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 m² beslaan.