direct naar inhoud van Regels
Plan: IJzergieterij
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0523.BPIJZERGIETERIJ-VA02

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'IJzergieterij' met identificatienummer NL.IMRO.0523.BPIJZERGIETERIJ-VA02 van de gemeente Hardinxveld- Giessendam;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aaneengebouwde woning:

een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan ten minste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;

1.7 aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten door de bewoner van de woning;

1.8 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.9 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.10 afhankelijke woonruimte:

woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet kan worden bewoond door een huishouden, zonder afhankelijkheid van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

1.11 afwijking:

het afwijken van de planregels, als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c. van de Wet ruimtelijke ordening;

1.12 ambulante detailhandel:

detailhandel uitgeoefend in open ruimtes zoals markten en standplaatsen;

1.13 andere geluidgevoelige gebouwen:

gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.14 antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.15 antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.16 andere geluidsgevoelige gebouwen:

gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.17 automatenhal:

een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het bieden van gelegenheid voor het spelen met gokkasten en spelletjesautomaten;

1.18 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.19 bebouwingspercentage:

het percentage, dat de grootte van (een deel van) het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

1.20 bed & breakfast/gastenverblijf:

het verstrekken van logies met ontbijt binnen de bestaande (bedrijfs)woning of het hoofdgebouw;

1.21 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.22 bedrijfsgebouw

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.23 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie;

1.24 bedrijfswoning:

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.25 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.26 begane grondlaag:

de bouwlaag van een gebouw waarvan de vloer ter hoogte van het peil is gelegen;

1.27 beperkt kwetsbaar object:
  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen en woonwagens per hectare en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • b. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  • c. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten als bedoeld in lid 1.70, onder c., vallen;
  • d. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten als bedoeld in lid 1.70, onder d., vallen;
  • e. objecten die met de onder a. en c. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  • f. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.28 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: bebouwing legaal aanwezig of in aanbouw ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bebouwing die nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat bestaat ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.29 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.30 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.31 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.32 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

1.33 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.34 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.35 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.36 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitsluiting van zolder en onder de begane grondlaag gelegen gebouwdelen;

1.37 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.38 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.39 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.40 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.41 brutovloeroppervlakte:

de buitenwerks gemeten totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.42 buitenopslag:

het in de open lucht opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

1.43 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.44 coffeeshop:

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders;

1.45 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.46 cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning, zoals bijvoorbeeld een atelier, attractiepark, bioscoop, bowlingbaan, casino, congrescentrum, creativiteitscentrum, dansschool, dierentuin, evenementterrein, kinderboerderij, museum, muziekschool, muziektheater, speeltuin en theater, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.47 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid;

1.48 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.49 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.50 detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit:

detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de (niet-detailhandel) functie waaraan zij wordt toegevoegd (productie, ambachtelijke en/of groothandelactiviteit) qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.51 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.52 erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en binnen het bestemmingsvlak, maar buiten het bouwvlak ligt;

1.53 erker:

een grondgebonden uitbouw van het hoofdgebouw van een woning gelegen in of vóór het verlengde van de voorste bouwgrens van het hoofdgebouw;

1.54 evenement:

een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak van maximaal 7 dagen, die in de openbare ruimte wordt gehouden;

1.55 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.56 gebruik(en):

gebruiken, doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.57 geluiddove gevel:
  • a. een bouwkundige constructie of delen daarvan waarin geen te openen delen aanwezig zijn met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede,
  • b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits deze niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte (functie);
1.58 geschakelde woning:

een woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen geschakeld is met ten minste één hoofdgebouw op een aangrenzend bouwperceel;

1.59 gestapelde woning

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.60 grondgebonden woning

een woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de bouwlagen aansluit op het maaiveld;

1.61 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan personen dan wel aan instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.62 growshop:

een ruimte waar substanties, voorwerpen of gegevens, die gebruikt kunnen worden voor de teelt van hennep, worden bewerkt, bewerkt, verwerkt, bedrijfsmatig te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, vervaardigd of voorhanden zijn;

1.63 handel in en verkoop van goederen en diensten via internet:

bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder niet begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegen anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waar vrijwel uitsluitend een elektronische transactie tot stand komt, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.64 hogere grenswaarden:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;

1.65 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.66 horecabedrijf

een bedrijf dat of instelling die in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander al dan niet in combinatie. In deze regels worden onder horecabedrijf uitsluitend de volgende specifieke vormen daarvan begrepen:

  • a. restaurant: een bedrijf, niet zijnde een fastfoodrestaurant als bedoeld onder i, gericht op het voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren alsmede het verstrekken van alcoholische dranken; het accent ligt op het ter plaatse nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren;
  • b. dagzaak: een bedrijf, dat qua openingstijden vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen, althans geen latere sluitingstijd dan 22.00 uur heeft, en dat is gericht op het ter plaatse rechtstreeks aan de verbruiker verstrekken van niet-alcoholische dranken alsmede de verkoop van al dan niet ter plaatse bereide, kleine etenswaren, waarbij het accent ligt op de verkoop van niet-alcoholische dranken, zoals een dagcafé, lunchroom, koffiehuis of theehuis en ijssalon;
  • c. afhaalcentrum: een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren; het accent ligt op de verkoop van ter plaatse bereide etenswaren;
  • d. cafetaria/snackbar: een bedrijf gericht op het verstrekken aan de verbruiker van en het al dan niet ter plaatse gebruiken van al dan niet ter plaatse bereide, kleine etenswaren; het accent ligt op de verkoop van al dan niet ter plaatse bereide, kleine etenswaren;
1.67 kantoor

een ruimte, welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden met geen of slechts een ondergeschikte baliefunctie;

1.68 kas:

een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, groenten, bloemen en/of planten;

1.69 kruin van de weg:

het hoogste punt in het dwarsprofiel van de weg ten tijde van de aanleg van de weg, dan wel na reconstructie van de weg;

1.70 kwetsbaar object:
  • a. woningen (niet zijnde woningen, woonschepen en woonwagens als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder lid 1.27 beperkt kwetsbaar object:);
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2per object;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.71 ligplaats:

plaats in het water, bestemd of aangewezen om door een woonschip bij verblijf te worden ingenomen;

1.72 maatvoeringsgrens:

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.73 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.74 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d. van de Wet ruimtelijke ordening;

1.75 nevenactiviteit:

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;

1.76 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.77 omgevingsvergunning voor het bouwen

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.78 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening;

1.79 omgevingsvergunning om af te wijken van bij het plan aangegeven regels:

een vergunning als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c. van de Wet ruimtelijke ordening;

1.80 ondergronds bouwen:

het bouwen beneden het afgewerkte maaiveld;

1.81 onderkomen:

voor verblijf geschikt, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, kampeermiddel en soortgelijk verblijfsmiddel, voor zover deze niet als bouwwerk is aan te merken;

1.82 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een wand;

1.83 peil
  • 1. voor bouwwerken binnen de bestemming Wonen:
    • a. voor een bouwwerk, dat direct aan de weg grenst of een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, uitsluitend voor zover deze bouwwerken worden opgericht binnen het bouwvlak: de hoogte van de kruin van de weg
    • b. voor bijbehorende bouwwerken bij de onder a. bedoelde bouwwerken die worden opgericht buiten het bouwvlak: de hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse voor het bouwrijp maken van het terrein;
    • c. voor een zich op een perceel bevindend bouwwerk in het talud van de dijk, waarvan de gevel niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein voor het bouwrijp maken van het terrein, ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
    • d. voor een bouwwerk ten behoeve van railverkeer en/of een OV-halte: de hoogte van de bovenkant van het spoor;
    • e. in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse voor het bouwrijp maken van het terrein.
  • 2. voor bouwwerken binnen de bestemming Wonen - 1: de hoogte van de kruin van de weg;
  • 3. voor bouwwerken binnen de bestemming Wonen - 2: 1 m boven de hoogte van de kruin van de dijk;
1.84 permanente bewoning:

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.85 praktijkruimte:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;

1.86 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.87 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen;

1.88 recreatieve doeleinden:

voorzieningen ter zake van recreatie, zoals sportterreinen, ijsbanen, sportverenigingen en daarmee naar de aard vergelijkbare voorzieningen, met bijbehorende kantinevoorzieningen uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit, verblijfsrecreatie uitgezonderd;

1.89 recreatiewoning:

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden dat of daarmee gelijk te stellen groep van personen die, het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt;

1.90 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt ieder geval begrepen (al dan niet in combinatie met elkaar):

  • a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  • b. een seksbioscoop of sekstheater;
  • c. een seksautomatenhal;
  • d. een sekswinkel;
  • e. seksclub of parenclub;
1.91 speeltoestel:

een inrichting die bestemd is voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt;

1.92 speelvoorziening:

een voorziening in de woonomgeving, die er op gericht is speel- en recreatiemogelijkheden buiten te bieden, gericht op de leeftijdscategorie tot 18 jaar;

1.93 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage 1 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.94 Staat van Bedrijfsactiviteiten (functiemenging):

een als bijlage 2 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen (functiemenging);

1.95 straatmeubilair:

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare voorzieningen, zoals:

  • a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken;
  • b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  • d. afvalinzamelsystemen;
1.96 supermarkt:

een detailhandelsbedrijf voor de handel in voedings- en genotmiddelen (foodsector) en in dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen;

1.97 twee-aaneengebouwde woning:

een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;

1.98 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.99 uitvoeren:

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.100 verblijfsrecreatie:

een vorm van recreatie waarbij de recreant voor een bepaalde tijd, maar ten minste één nacht in het recreatiegebied verblijft, met dien verstande dat geen sprake mag zijn van permanente bewoning;

1.101 volumineuze goederen:

goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals auto's, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen;

1.102 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.103 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, welke als belangrijkste is aan te merken en waarvan het gebouw in hoofdzaak toegankelijk is;

1.104 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.105 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.106 vrijstaande woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw losstaat van andere hoofdgebouwen;

1.107 weg:

een weg als bedoeld in artikel 1, lid 1 sub b van de Wegenverkeerswet;

1.108 Wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan;

1.109 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.110 woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.111 woonark:

doorgaans een drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, voorzien van een betonnen (of metalen) casco met vierkante of rechthoekige opbouw. Het casco kan ook bestaan uit een van origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit of ponton, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw, dat wordt gebruikt als of is bestemd voor (al dan niet permanent) woonverblijf;

1.112 zorgwoning:

een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een zekere zorgbehoefte.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een gebouw:

tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens;

2.2 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.3 de bebouwde oppervlakte:

van een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein wordt gemeten buitenwerks en boven peil, met dien verstande, dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken worden opgeteld;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. In geval van een lessenaarsdak is dit de hoogte aan de hoge zijde van het dak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. In het geval van een lessenaarsdak is dit de hoogte aan de lage zijde van het dak;

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.7 de horizontale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.8 de ondergrondse diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf het gemiddelde niveau van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van het gebouw;

2.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.11 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.12 vloeroppervlakte:

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

2.13 meten tot of vanuit een lijn:

bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de (digitale) kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en overige beplanting;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. publieke voorzieningen ten behoeve van de brandveiligheid en brandbestrijding;
  • i. het plaatsen en onderhouden van verkeersvoorzieningen voor de afwikkeling van het scheepvaartverkeer;
  • j. bij een en ander behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen, met uitzondering van gebouwen die vallen onder de definitie straatmeubilair en gebouwen als bedoeld in 3.1.1 onder d. en e., zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van de onder a. bedoelde gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de oppervlakte van de onder a. bedoelde gebouwen mag niet meer bedragen dan 25 m2 per gebouw.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen voor :

  • a. (licht)masten, palen en verkeerstekens: 20 m;
  • b. geluidschermen en andere geluidwerende voorzieningen: 10 m;
  • c. scheepvaartverkeersvoorzieningen: 7 m;
  • d. speelvoorzieningen: 5 m;
  • e. straatmeubilair: 3 m;
  • f. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven;
  • b. parkeren op eigen terrein;
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a. zijn bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers en tochtportalen behorend bij op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen toegestaan, mits:
    • 1. de horizontale diepte niet meer dan 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden niet meer dan 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover een erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte niet meer dan 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen voor:

  • a. vlaggenmasten: 6 m;
  • b. pergola's: 3 m;
  • c. erfafscheidingen: 1 m;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder a. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, mits:

  • a. de uitbreiding van het hoofdgebouw (woning) voldoet aan de hoogte- en afstandsbepalingen als bepaald in artikel 7 (Wonen);
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel, op de als 'Tuin' en respectievelijk 'Wonen' en 'Wonen - 1' aangewezen gronden samen, niet meer bedraagt dan respectievelijk 80 m²;
  • c. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • d. de bouwhoogte maximaal 6 m bedraagt.
4.3.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 4.2.2, onder d. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 2 m.

4.3.3 Voorwaarden afwijking

Een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 4.3.1 en 4.3.2, kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Toegestaan gebruik

Parkeren op eigen terrein is toegestaan:

  • a. voor zover het betreft de zone gelegen tussen de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens van de aangrenzende bestemming en de openbare weg zelf, indien deze zone wordt gebruikt als oprit naar een overkapping of garage, en;
  • b. in het gedeelte van het perceel tussen de zijgevel en de zijdelingse perceelgrens, mits dit gedeelte ten minste 2,5 m breed is.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4 voor het toestaan van parkeren op eigen terrein, in de voortuin en vóór de woning, mits:

  • a. het parkeren niet kan worden gesitueerd op de gronden als bedoeld in 4.4;
  • b. elders op het perceel geen alternatieven aanwezig zijn;
  • c. in de directe omgeving niet voldoende openbare parkeerplaatsen aanwezig zijn.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. ambulante detailhandel;
  • e. parkeer-, groen,- en speelvoorzieningen;
  • f. fiets- en voetpaden;
  • g. straatmeubilair;
  • h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • i. nutsvoorzieningen en gemalen;
  • j. bij een en ander behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen, met uitzondering van gebouwen die vallen onder de definitie straatmeubilair, zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van de onder a. bedoelde gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van de onder a. bedoelde gebouwen mag niet meer dan 25 m2 bedragen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen voor:

  • a. lichtmasten en voorzieningen voor wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer: 15 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de hoogte van lichtmasten ten behoeve van de A15 ten hoogste 20 m bedragen;
  • c. geluidsschermen en andere geluidwerende voorzieningen: 10 m;
  • d. speelvoorzieningen: 5 m;
  • e. vlaggenmasten: 6 m;
  • f. straatmeubilair, anders dan lichtmasten en voor de wegaanduiding, geleiding beveiliging en regeling van het verkeer: 3 m;
  • g. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de situering en de omvang van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Toegestaan gebruik

Toegestaan is het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van standplaatsen, weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift een vergunning, ontheffing of vrijstelling is vereist en deze is verleend.

Artikel 6 Verkeer - Verblijf

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erftoegangswegen en -ontsluitingen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
  • e. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en speeltoestellen;
  • f. ambulante detailhandel;
  • g. straatmeubilair;
  • h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • i. bij een en ander behorende bouwwerken.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen, met uitzondering van gebouwen die vallen onder de definitie straatmeubilair, zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van de onder sublid 6.2.1 onder a. bedoelde gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van de onder sublid 6.2.1 onder a. bedoelde gebouwen mag niet meer dan 25 m2 bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in 6.2.1 onder a. mogen uitsluitend onder peil, parkeergarages worden gebouwd, mits deze aansluiten aan de regels zoals gesteld in 15.3 Ondergronds bouwen.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen voor:

  • a. lichtmasten en voorzieningen voor wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer: 15 m;
  • b. geluidsschermen en andere geluidwerende voorzieningen: 10 m;
  • c. straatmeubilair, anders dan lichtmasten en voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer: 3 m;
  • d. vlaggenmasten: 6 m;
  • e. speelvoorzieningen: 5 m;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een speelvoorziening: 5 m;
  • g. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 1 m.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de situering en de omvang van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Toegestaan gebruik:

Toegestaan is het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van standplaatsen, weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift een vergunning, ontheffing of vrijstelling is vereist en deze is verleend.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waaronder mede wordt verstaan de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
  • b. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • c. tuinen en erven;
  • d. paden;
  • e. parkeren op eigen terrein;
  • f. bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte en de bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarde die in de aanduiding is opgenomen;
  • c. Indien geen aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen, geldt dat de goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste 7,2 m mag bedragen;
  • d. Indien geen aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen, geldt dat de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste 11,5 m bedragen;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij vrijstaande woningen dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens indien deze minder is dan 3 m;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij twee-aan-een-gebouwde woningen dient ten minste 1,5 m te bedragen, dan wel de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens indien deze minder is dan 1,5 m.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd op het achtererfgebied, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers en tochtportalen op het voorerfgebied mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte niet meer dan 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden ten minste 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte niet meer dan 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan respectievelijk 80 m² voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en 30 m² voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen;
  • c. het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het achtererf mag voor ten hoogste 50% worden bebouwd of overdekt;
  • d. het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel, voor zover deze gronden behoren bij een bedrijf en op de begane grond van de bijgebouwen geen sprake is van woonruimte, mag voor ten hoogste 60% worden bebouwd of overdekt;
  • e. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,5 m.;
  • f. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.;
  • g. de bouwhoogte van aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied:1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen in het achtererfgebied: 2 m;
    • 3. pergola's: 3 m;
    • 4. vlaggenmasten en lichtmasten: 6 m;
    • 5. palen en masten: 10 m;
    • 6. speelvoorzieningen: 5 m;
    • 7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van hoofdgebouwen; die hetzij in de zijdelingse perceelsgrens, hetzij binnen een afstand van 3 m daarvan worden gebouwd, teneinde te voorkomen dat die gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, onevenredige beschaduwing teweeg brengen naar aangrenzende gronden.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 7.2.2 onder a. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied, waarbij alsdan de maatvoerings- en situeringsregels gelden zoals verwoord in lid 7.2.2 onder c., e. en f.;
  • b. 7.2.3 onder a. punt 1 voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied tot ten hoogste 2 m;

alle mits:

  • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Aantal wooneenheden

Het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal wooneenheden.

7.5.2 Toegestaan gebruik
  • a. De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, ten hoogste 30% bedragen van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m².
7.5.3 Niet toegestaan gebruik

Niet toegestaan is:

  • a. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag geen horeca of detailhandel betreffen, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroepsactiviteit;
  • b. het hobbymatig agrarisch houden van dieren op een afstand van minder dan 25 m ten opzichte van woningen van derden.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet, mits:

  • a. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomende geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m²;
  • b. het bedrijfsactiviteiten betreft, die in bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • c. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • d. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
  • e. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
  • f. er geen sprake is van winkel- of uitstallingsruimte van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteit;
  • g. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de omgeving niet onevenredig schaden;
  • h. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
  • i. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • j. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • k. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
7.7 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de afstand van uitbreidingen van woningen en van bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen, waarbij geëist kan worden dat deze afstand ten minste 3 m zal bedragen.

Artikel 8 Wonen - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waaronder mede wordt verstaan de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
  • b. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • c. tuinen en erven;
  • d. paden;
  • e. parkeren op eigen terrein;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan;
  • c. als uitzondering op het gestelde onder b. is ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' een nutsvoorziening toegestaan;
  • d. als uitzondering op het gestelde onder b. zijn ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' behalve grondgebonden ook gestapelde woningen toegestaan;
  • e. de goot- en bouwhoogte mogen ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarden die in de aanduiding zijn opgenomen;
  • f. de bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' niet meer bedragen dan de waarden die in de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is opgenomen;
  • g. Indien geen aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen, geldt dat de goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste 7,2 m mag bedragen;
  • h. Indien geen aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen, geldt dat de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste 11,5 m bedragen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan aangegeven;
  • j. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  • k. ten behoeve van vrijstaande, geschakelde en twee-aaneengebouwde woningen dienen tenminste 2 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein te worden gerealiseerd.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd op het achtererfgebied:, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers en tochtportalen op het voorerfgebied mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte niet meer dan 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden ten minste 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte niet meer dan 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel niet meer bedragen dan respectievelijk 80 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en 30 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen;
  • c. het bouwperceel mag voor ten hoogste 50% worden bebouwd of overdekt voor zover deze gronden behoren bij een woning;
  • d. het bouwperceel mag voor ten hoogste 60% worden bebouwd of overdekt in achtererfgebied voor zover deze gronden behoren bij een bedrijf en op de begane grond van de bijgebouwen geen sprake is van een woonruimte;
  • e. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,5 m.;
  • f. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.;
  • g. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied:1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen in het achtererfgebied: 2 m;
    • 3. speelvoorzieningen: 5 m;
    • 4. vlaggenmasten en lichtmasten: 6 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 8.2.2 onder a. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied; waarbij alsdan de maatvoerings- en situeringsregels gelden zoals verwoord in lid 8.2.2 onder c., d. en e.;
  • b. 8.2.2 onder d. en e. indien:
    • 1. is aangetoond dat aan de aldaar genoemde maximale goothoogte en / of bouwhoogte niet kan worden voldaan in verband met de eisen in het Bouwbesluit; en,
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van het straatbeeld;
  • c. 8.2.3 onder a. punt 1 voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied tot ten hoogste 2 m;

alle mits:

  • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Toegestaan gebruik

De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, ten hoogste 30% bedragen van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m².

8.4.2 Niet toegestaan gebruik

Niet toegestaan is:

  • a. De uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag geen horeca of detailhandel betreffen, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroepsactiviteit;
  • b. gebouwen die zijn aangeduid als dove gevel in Bijlage 6 Overzichtskaarten dove gevels te gebruiken als woning indien de gevel niet is uitgevoerd als dove gevel.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.2.1 onder e ten behoeve van het realiseren van meer of minder woningen op voorwaarde dat:
    • 1. Het aantal woningen binnen de bestemmingen Wonen - 1 en Wonen - 2 niet meer bedraagt dan 150;
    • 2. Uit akoestisch onderzoek blijkt dat op basis van een andere verkaveling kan worden voldaan aan de Wet geluidhinder en het gemeentelijke hogere waardenbeleid zoals opgenomen in bijlage 5
  • b. lid 8.4.2 ten behoeve van het bouwen van een niet-geluiddove gevel, indien wordt aangetoond dat middels een gelijkwaardige bouwkundige oplossing de geluidsbelasting op de gevel 53 dB bedraagt.
  • c. lid 8.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet, mits:
    • 1. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomende geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m²;
    • 2. het bedrijfsactiviteiten betreft, die in bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
    • 3. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
    • 4. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
    • 5. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
    • 6. er geen sprake is van winkel- of uitstallingsruimte van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteit;
    • 7. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de omgeving niet onevenredig schaden;
    • 8. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
      • het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
      • behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
    • 9. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
    • 10. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 11. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
8.6 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de afstand van uitbreidingen van woningen en van bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen, waarbij geëist kan worden dat deze afstand ten minste 3 m zal bedragen.

Artikel 9 Wonen - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waaronder mede wordt verstaan de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
  • b. tuinen en erven;
  • c. buurtontsluitingswegen en erftoegangswegen;
  • d. verblijfsgebied en langzaamverkeersroutes;
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • g. waterberging en watergangen;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;
  • i. straatmeubilair;
  • j. bij een en ander behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

dienstverlening   zijn de gronden op de begane grond tevens bestemd voor dienstverlening als bedoeld in artikel 1.51 tot een maximum van 430 m2.  
horeca   zijn de gronden op de begane grond tevens bestemd voor een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1.66, tot een maximum van 140 m2.  
parkeergarage   zijn de gronden tevens bestemd voor een parkeergarage onder peil  
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. uitsluitend gestapelde woningen zijn toegestaan;
  • c. de bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarde die in de aanduiding is opgenomen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan aangegeven.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. bijbehorende bouwwerken, zoals aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, mogen uitsluitend worden gebouwd in het achtererfgebied:, met dien verstande dat de afstand van bijbehorende bouwwerken tot een watergang minimaal 1 m bedraagt;
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,5 m.;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied: 1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen in het achtererfgebied: 2 m;
    • 3. speelvoorzieningen: 5 m;
    • 4. vlaggenmasten en lichtmasten: 6 m;
    • 5. speeltoestellen: 4 m;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijkingsmogelijkheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 9.2.2 onder a. voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in het voorerfgebied; waarbij alsdan de maatvoerings- en situeringsregels gelden zoals verwoord in lid 9.2.2 onder b. en c.;
  • b. artikel 9.2.2 indien is aangetoond dat aan de aldaar genoemde maximale goothoogte en/of bouwhoogte niet kan worden voldaan in verband met de eisen in het Bouwbesluit.
9.3.2 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in artikel 9.3.1 is slechts mogelijk indien;

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Toegestane gebruik
  • a. De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken bedraagt, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf; ten hoogste 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m².
  • b. Een woning mag worden gebruikt als zorgwoning.
9.4.2 Niet toegestane gebruik

Niet toegestaan is:

  • a. De uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag geen horeca of detailhandel betreffen, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroepsactiviteit;
  • b. gebouwen die zijn aangeduid als dove gevel in Bijlage 6 Overzichtskaarten dove gevels te gebruiken als woning indien de gevel niet is uitgevoerd als dove gevel.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.2.1 onder d ten behoeve van het realiseren van meer of minder woningen op voorwaarde dat:
    • 1. Het aantal woningen binnen de bestemmingen Wonen - 1 en Wonen - 2 niet meer bedraagt dan 150;
    • 2. Uit akoestisch onderzoek blijkt dat uit onderzoek blijkt dat op basis van een andere verkaveling kan worden voldaan aan de Wet geluidhinder en het gemeentelijke hogere waardenbeleid zoals opgenomen in bijlage 5.
  • b. lid 9.4.2 ten behoeve van het bouwen van een niet-geluiddove gevel, indien wordt aangetoond dat middels een gelijkwaardige bouwkundige oplossing de geluidsbelasting op de gevel 53 dB bedraagt.
  • c. lid 9.4.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet, mits:
    • 1. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomende geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, niet meer bedraagt dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m²;
    • 2. het bedrijfsactiviteiten betreft, die in de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als milieucategorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
    • 3. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
    • 4. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
    • 5. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
    • 6. er geen sprake is van winkel- of uitstallingsruimte van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteit;
    • 7. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de omgeving niet onevenredig schaden;
    • 8. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
      • het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
      • behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
    • 9. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
    • 10. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 11. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;

Artikel 10 Waarde - Archeologie 2

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

10.1.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 10.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

10.2 Bouwregels
10.2.1 Bouwwerken

Ingeval van een aanvraag voor het oprichten van een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk op of in de in lid 10.1 bedoelde gronden, over een oppervlakte van 100 m2 of meer en dieper dan 0,3 m gelden de volgende regels:

  • a. in het belang van de archeologische monumentenzorg dient door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport te worden overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
  • b. in het belang van de bescherming van de archeologische waarde kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. de in sublid 10.2.1 onder a. genoemde verplichting geldt niet voor de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische verwachtingswaarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in sublid 10.3.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 100 m2:

  • a. graafwerkzaamheden en het roeren van gronden, dieper dan 0,3 m;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en het aanleggen van drainage, dieper dan 0,3 m;
  • d. het aanbrengen ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmede verband houdende constructies, dieper dan 0,3 m;
  • e. het graven, vergraven, vergroten van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m;
  • f. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • g. het dempen van watergangen en waterpartijen;
  • h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • i. het verhogen of het verlagen van de grondwaterstand.
10.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het in sublid 10.3.1 gestelde verbod geldt niet voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • c. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  • d. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
10.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 10.3.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de archeologische verwachtingswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport is overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
10.3.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 10.3.1 kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van de bescherming van de archeologische verwachtingswaarde. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 5

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor bescherming en veiligstelling van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

11.1.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 11.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

11.2 Bouwregels
11.2.1 Bouwwerken

Ingeval van een aanvraag voor het oprichten van een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk op of in de in lid 11.1 bedoelde gronden, over een oppervlakte van 250 m2 of meer en op een diepte tussen de 1,5 m en 5 m gelden de volgende regels:

  • a. in het belang van de archeologische monumentenzorg dient door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport te worden overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
  • b. in het belang van de bescherming van de archeologische waarde kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. de in 11.2.1 onder a. genoemde verplichting geldt niet voor de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Omgevingsvergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische verwachtingswaarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 11.3.2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 250 m2:

  • a. graafwerkzaamheden en het roeren van gronden op een diepte tussen de 1,5 en 5 m;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen op een diepte tussen de 1,5 en 5 m;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en het aanleggen van drainage op een diepte tussen de 1,5 en 5 m;
  • d. het aanbrengen ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmede verband houdende constructies op een diepte tussen de 1,5 en 5 m;
  • e. het graven, vergraven, vergroten van watergangen en waterpartijen op een diepte tussen de 1,5 en 5 m;
  • f. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • g. het dempen van watergangen en waterpartijen;
  • h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • i. het verhogen of het verlagen van de grondwaterstand.
11.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in 11.3.1 gestelde verbod geldt niet voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • c. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  • d. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
11.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.3.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de archeologische verwachtingswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind; en,
  • b. door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport is overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
11.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3.1 kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van de bescherming van de archeologische verwachtingswaarde. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 8

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 8' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor bescherming en veiligstelling van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

12.1.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 12.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

12.2 Bouwregels
12.2.1 Bouwwerken

Ingeval van een aanvraag voor het oprichten van een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk op of in de in lid 12.1 bedoelde gronden, over een oppervlakte van 500 m2 of meer en dieper dan 0,3 m gelden de volgende regels:

  • a. in het belang van de archeologische monumentenzorg dient door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport te worden overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
  • b. in het belang van de bescherming van de archeologische waarde kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. de in 12.2.1 onder a. genoemde verplichting geldt niet:
    • 1. voor de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. voor een agrarisch bouwvlak zoals dat in de omvang en situering aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
    • 3. als het bevoegd gezag van oordeel is dat anderszins in voldoende mate is aangetoond dat de archeologische verwachtingswaarde voor de betrokken locatie niet meer reëel is.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Omgevingsvergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische verwachtingswaarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 12.3.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 500 m2:

  • a. graafwerkzaamheden en het roeren van gronden, dieper dan 0,3 m;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en het aanleggen van drainage, dieper dan 0,3 m;
  • d. het aanbrengen ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmede verband houdende constructies, dieper dan 0,3 m;
  • e. het graven, vergraven, vergroten van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m;
  • f. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • g. het dempen van watergangen en waterpartijen;
  • h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • i. het verhogen of het verlagen van de grondwaterstand.
12.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in 12.3.1 gestelde verbod geldt niet voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • c. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn of waarvan het bevoegd gezag van oordeel is dat anderszins in voldoende mate is aangetoond dat de archeologische verwachtingswaarde voor de betrokken locatie niet meer reëel is;
  • d. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
12.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.3.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de archeologische verwachtingswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport is overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
12.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in 12.3.1 kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van de bescherming van de archeologische verwachtingswaarde. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 8' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 13 Waterstaat - Waterkering

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  • a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
13.1.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 13.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

13.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 13.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van lid 13.2 onder c beslissen - middels een omgevingsvergunning - met inachtneming van het volgende:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 14 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Bestaande maten

Voor een bestaand bouwwerk dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, afstand of bebouwingspercentage afwijkt van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, gelden ter plaatse van de afwijking die afwijkende maten als bepalingen voor de maatvoering, met dien verstande dat:

  • a. bestaande maten die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. bestaande maten die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. ingeval van herbouw is het bepaalde in dit lid onder a. en b. uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde locatie plaatsvindt;
  • d. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is artikel 21.1 niet van toepassing.
15.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, pergola's, veranda's, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

15.3 Ondergronds bouwen

Daar waar in het plan geen specifieke regeling is opgenomen voor ondergronds bouwen zijn de regels van dit plan van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.

15.4 Parkeren
  • a. Voor zover in hoofdstuk 2 geen specifieke parkeernormen zijn opgenomen, dient bij het bouwen op grond van de bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2, voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het 'Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2012-2022' zoals opgenomen in bijlage 4 van deze regels, of de rechtsopvolger daarvan.
  • b. Van het bepaalde onder a. kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde.

16.2 Strijdig gebruik

Een gebruik in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde, is in ieder geval:

  • a. het gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een growshop of coffeeshop.
16.3 Parkeren
  • a. Voor zover in hoofdstuk 2 geen specifieke parkeernormen zijn opgenomen, dient bij het wijzigen van het bestaande gebruik zoals toegestaan op grond van de bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2, voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het 'Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2012-2022' zoals opgenomen in bijlage 4 van deze regels, of de rechtsopvolger daarvan.
  • b. Van het bepaalde onder a. kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bestaand gebruik.

Artikel 17 Algemene aanduidingsregels

17.1 overige zone - paviljoen

Ter plaatse van de aanduiding "overige zone - paviljoen" zijn de gronden tevens bestemd voor een paviljoen waarvan de bouwhoogte maximaal 7 m mag gedragen en de oppervlakte maximaal 50 m2.  Binnen deze aanduiding mogen enkel bouwwerken worden geplaatst waarbij er geen fundatie / heipalen zullen worden aangebracht.

17.2 Milieuzone - geurzone
17.2.1 Algemeen

Binnen de aanduiding 'Milieuzone - geurzone' mogen behoudens de bestaande geurgevoelige objecten geen nieuwe geurgevoelige objecten worden gerealiseerd.

17.2.2 Afwijking

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 17.2.1 voor het toestaan van geurgevoelige objecten binnen de aanduiding 'Milieuzone - geurzone' mits:

  • 1. uit onderzoek is gebleken dat maatregelen zijn getroffen waardoor de geurcontour niet over de nieuwe geurgevoelige objecten reikt.
  • 2. vooraf advies wordt ingewonnen van Waterschap Rivierenland.
17.2.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'Milieuzone - geurzone' wordt gereduceerd of geschrapt mits:

  • a. aangetoond is dat er voldoende maatregelen op het rioolwaterzuiveringsinstallatie genomen zijn;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen van Waterschap Rivierenland.
17.3 Reserveringszone - weg

Binnen de aanduiding Reserveringszone - weg mag geen wijziging plaatsvinden van de bestemming, ten opzichte van het - op het moment van aanwijzing van de reserveringszone - geldende ruimtelijk plan of besluit, voor zover de wijziging de volgende activiteiten of bestemmingen mogelijk maakt:

  • a. het bouwen van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, uitgezonderd een tijdelijk bouwwerk als bedoeld In artikel 5.16, eerste lid, onder a, van die wet of een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in bijlage II, artikel 1, eerste lid, bij het Besluit omgevingsrecht;
  • b. stortplaats voor afvalstoffen;
  • c. bergingsgebied als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet.
17.4 Veiligheidszone - Vervoer gevaarlijke stoffen
17.4.1 Algemeen

Binnen de aanduiding 'Veiligheidszone - Vervoer gevaarlijke stoffen' mogen behoudens de bestaande (beperkt) kwetsbare objecten geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare bestemmingen worden gebouwd.

17.4.2 Afwijking

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 17.4.1 voor het toestaan van beperkt kwetsbare bestemmingen binnen de aanduiding ''veiligheidszone vervoer gevaarlijke stoffen'' mits:

  • 1. uit onderzoek is gebleken dat dit uit oogpunt van externe veiligheid acceptabel kan worden geacht;
  • 2. vooraf advies wordt ingewonnen van Rijkswaterstaat en de veiligheidsregio;
  • 3. een verantwoording groepsrisico heeft plaatsgevonden.

17.5 Vrijwaringszone - dijk 1
  • a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering;
  • b. Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk 1' mag niet worden gebouwd;
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 17.5 onder b, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
    • 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

17.6 Vrijwaringszone - dijk 2

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering

17.7 Vrijwaringszone - Vaarweg

Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Vaarweg' geldt dat:

  • a. geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd;
  • b. het verbouwen of uitbreiden van bouwwerken niet is toegestaan met uitzondering van verkeersvoorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer op de Boven- en Beneden Merwede;

tenzij is aangetoond dat het functioneren van de vaarweg niet in het geding is en hiertoe schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de vaarweg.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

18.1 Omgevingsvergunning om af te wijken van bij het plan aangegeven regels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de op grond van de in Wonen - 1 of Wonen - 2 toegestane woningaantallen, indien:
    • 1. wordt voldaan aan het 'Beleid hogere waarden' zoals opgenomen in bijlage 5 van deze regels, of de rechtsopvolger daarvan;
    • 2. wordt voldaan aan het Stedenbouwkundig Programma van Eisen, zoals opgenomen in bijlage 3;
    • 3. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het 'Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2012-2022' zoals opgenomen in bijlage 4 van deze regels, of de rechtsopvolger daarvan; tenzij kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 4. Bij toename van het aantal woningen moet opnieuw het groepsrisico worden beoordeeld. Hierbij wordt de veiligheidsregio om advies gevraagd.
  • b. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 15% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • c. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • d. de regels en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • e. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • f. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m, voor zover de bestemming niet in een afwijking voorziet.
18.2 Voorwaarden afwijking

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.1, kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
  • c. de belangen van de waterkering, rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) en water mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. vooraf is overleg met het waterschap nodig.

Artikel 19 Algemene wijzigingsregels

19.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. de belangen van de waterkering, rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) en water mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. vooraf is overleg met het waterschap nodig.
19.2 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' te wijzigen, middels het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 20 Overige regels

20.1 Nadere eisen
20.1.1 Externe veiligheid - vluchtmogelijkheden

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de uitpandige vluchtroutes, en de bereikbaarheid voor de brandweer, voor zover dit niet elders in dit plan is vastgelegd, nadere eisen stellen aan:

  • a. vluchtmogelijkheden en de situering van bouwwerken;
  • b. vluchtmogelijkheden en de inrichting van terreinen/openbare ruimte;
  • c. vluchtmogelijkheden en het bebouwd oppervlak van gebouwen;
  • d. vluchtmogelijkheden en het vloeroppervlak van gebouwen.
20.1.2 Externe veiligheid - afsluitbaarheid mechanische ventilatie

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter bescherming van de blootstelling aan toxische gassen, nadere eisen stellen aan de afsluitbaarheid van mechanische ventilatie.

20.1.3 Externe veiligheid - toepassen van glas

Het glas in verblijfsruimtes aan de risicozijde van woningen binnen de 90 meter van het midden van de rijksweg A15 moet een drukbelasting van 10 kPA kunnen weerstaan, berekenend op basis van de rekenmethode PGS1 deel 2, met behulp van de Eindige Elementen Methode.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'IJzergieterij'.