Plan: | Noordhof |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.UP0005BNoordhof-70OH |
De gemeente Den Haag draagt sinds 1982 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het Rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het archeologie beleid van de gemeente is er op gericht:
Voor het uitvoeren van het archeologisch beleid, voor het ontwikkelen van nieuw beleid dienaangaande en voor het nemen van beslissingen aangaande beheer en behoud van archeologische waarden hebben Burgemeester en wethouders de Afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer gemandateerd.
Het huidige archeologische beleid is verwoord in de nieuwe beleidsnota Archeologie 2011-2020. Deze is geënt op de herziening van de Monumentenwet 1988, middels de inwerkingtreding per 1 september 2007 van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Deze herziene wet kent enkele nieuwe elementen.
Een nieuw element is de bepaling dat “de verstoorder betaalt”: initiatiefnemers van projecten die schade aan archeologische waarden zullen veroorzaken zijn verantwoordelijk voor de kosten van het noodzakelijk archeologisch onderzoek.
Nieuw is ook dat de gemeente optreed als bevoegd gezag inzake archeologie. In dat kader legt deze wet ook de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden.
In het kader van deze wet is een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart opgesteld en een gemeentelijke onderzoeksagenda (GOA) geschreven.
De Haagse bodem is rijk aan archeologische waarden. Veel daarvan zijn echter nog niet of maar zeer ten dele bekend. Bij gebieden waar de waarden niet bekend zijn, maar waar de bodemopbouw de aanwezigheid van archeologische waarden mogelijk maakt, wordt gesproken van een archeologische verwachting. Indien in een in voorbereiding zijnde bestemmingsplan gebieden met archeologische waarden en/of verwachtingen aanwezig zijn, zoals het onderhavige, dan staan deze gebieden aangegeven op de plankaart binnen de aanduiding “ Waarde - Archeologie”. Voor werkzaamheden die daar de grond roeren, geen bouwwerken zijnde, is een omgevingsvergunning (activiteit aanleg) noodzakelijk, zoals aangegeven in de voorschriften van het bestemmingsplan. Dat geldt eveneens voor roeren van grond in het kader van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bouwwerkzaamheden. Een vrijstelling geldt voor werken met een kleiner oppervlak dan 50 m2 of die ondieper zijn dan 0,5 meter.
Initiatiefnemers dienen bij de aanvraag van bovengenoemde vergunningen een rapport te overleggen. Daarin moet de daadwerkelijke archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord zijn vastgesteld.
Het vaststellen van de daadwerkelijke archeologische waarde vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen. Voor zover deze stappen gevolgd moeten worden, dienen deze in dat rapport opgenomen te worden met vermelding van de resultaten. Teneinde onnodige procedures te vermijden wordt initiatiefnemer verzocht vooraf contact op te nemen met de Afdeling Archeologie van de gemeente.
Op basis van het Bestemmingsplan Parapluherziening Archeologie geldt voor vrijwel het gehele plangebied de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie”. Voor de, binnen deze dubbelbestemming gelegen gronden is grotendeels reeds archeologisch waardestellend onderzoek verricht zie Bijlage 1 Archeologisch vooronderzoek. Aan de advies verplichting zoals opgenomen in Artikel 7 Waarde - Archeologie is voor deze onderzochte gebieden voldaan. Uit de archeologische (voor) onderzoeken blijkt dat in vrijwel het hele plangebied een behoudenswaardige archeologische vindplaats aanwezig is. Daarom worden voorwaarden gesteld aan omgevingsvergunningen bij bouwen en voor overige werkzaamheden die de grond beroeren. Een gedeelte van het plangebied is reeds archeologisch opgegraven. Daar gelden voor de omgevingsvergunning geen aanvullende voorwaarden meer.