direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Benoordenhout - Prinses Julianakazerne en Bunker van Ouwenlaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0293GBnhtPJKBvO-50VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

De gemeente Den Haag stelt in het kader van het actualiseren van verouderde bestemmingsplannen een nieuw bestemmingsplan op voor de percelen van de Prinses Julianakazerne, aan de Thérèse Schwartzestraat 15 en de bunker aan de Van Ouwenlaan. Deze percelen zijn destijds niet opgenomen in de Beheersverordening Benoordenhout aangezien bij de voorbereiding van de beheersverordening bleek dat er plannen waren voor afstoot van de kazerne en de bunker en mogelijk een ander gebruik. Die mogelijk andere invulling was nog niet bekend. Gelet hierop is er toen voor gekozen om deze complexen niet op te nemen in de beheersverordening.

De planvorming voor de kazerne en de bunker loopt nog steeds. Om te voorkomen dat er geen actueel planologisch kader geldt, is besloten om alsnog een conserverend bestemmingsplan op te stellen. Het grotendeels vigerende bestemmingsplan "Benoordenhout" dateert van 30 juni 1981, het bestemmingsplan "Bosjes van Zanen 1e herziening" van 30 juni 1988. Het plangebied valt binnen het Rijksbeschermd stadsgezicht 'Benoordenhout'. In de Monumentenwet is vastgelegd dat de stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden, die door het aanwijzigingsbesluit worden beschermd, worden vastgelegd in een beschermend bestemmingsplan. Met het bestemmingsplan Benoordenhout - Prinses Julianakazerne en Bunker van Ouwenlaan voldoet de gemeente wederom aan deze verplichting.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Het doel van bestemmingsplan Benoordenhout - Prinses Julianakazerne en Bunker van Ouwenlaan is om een actueel juridisch-planologisch kader te bieden waarmee een goed beheer van het plangebied mogelijk wordt. De bestaande situatie vormt daarbij het vertrekpunt. De karakteristieke waarden op het gebied van beeld, bebouwing en functies worden behouden. Het bestemmingsplan biedt de basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is en voor het beheer ervan in de toekomst. Mogelijk dat het in de toekomst wenselijk is het complex een andere invulling te geven. Vooralsnog is dit niet aan de orde.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied betreft enerzijds het terrein van de Prinses Julianakazerne. Dat wordt aan de westzijde begrensd door de Thérèse Schwartzestraat, aan de noord- en oostzijde door de grens met de gemeente Wassenaar en aan de zuidzijde door de groenstrook en Floris Arntzeniusplein. Anderzijds betreft het plangebied de bunker gelegen in de Bosjes van Zanen aan de Van Ouwenlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0293GBnhtPJKBvO-50VA_0001.png" Afbeelding 1: ligging Prinses Julianakazerne in de stad

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0293GBnhtPJKBvO-50VA_0002.png"

Afbeelding 2: ligging bunker Van Ouwenlaan in de stad

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Benoordenhout - Prinses Julianakazerne en Bunker van Ouwenlaan vervangt (gedeeltelijk) de volgende bestemmingsplannen:

bestemmingsplan   vastgesteld   goedgekeurd   onherroepelijk  
Uitbreidingsplan 'Uilennest' zoals opgenomen in verordeningen nr 14-A en 14-B   19-02-1951   26-6/17-7-1951    
Uitbreidingsplan 'Uilennest', 1e wijziging van verordening 14 A-B   14-11-1955   20-03-1956    
Uitbreidingsplan 'Uilennest', 2e wijziging van verordening 14 A-B   23-04-1956   26-06-1956    
Uitbreidingsplan 'Uilennest', 3e wijziging van verordening 14 A-B   23-12-1957   28-07-1958    
Benoordenhout   30-06-1981   23-11-1982   16-01-1987  
Bosjes van Zanen 1e herziening   30-06-1988   3-01-1989   10-03-1989  

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0293GBnhtPJKBvO-50VA_0003.png" Afbeelding 3: vigerende stedenbouwkundige regelingen Prinses Julianakazerne

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0293GBnhtPJKBvO-50VA_0004.png"

Afbeelding 4: vigerend bestemmingsplan Prinses Julianakazerne

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0293GBnhtPJKBvO-50VA_0005.png"

Afbeelding 5: vigerende stedenbouwkundige regelingen bunker Van Ouwenlaan

1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  • a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk.
  • b. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.
  • c. Parapluherziening Archeologie. De parapluherziening heeft betrekking op gebieden met een vastgestelde archeologische waarde of archeologische verwachting. In dit plan is ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming ‘Waarde (archeologie)’ toegevoegd en zijn regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan bouwvergunning.

De wijze waarop bestemmingsplan Benoordenhout - Prinses Julianakazerne en Bunker van Ouwenlaan het beleid in de parapluherzieningen vervangt, is beschreven in hoofdstuk 5.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Benoordenhout - Prinses Julianakazerne en Bunker van Ouwenlaan aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven, wordt enerzijds in hoofdstuk 2 de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 en 4 een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 3 bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid, hoofdstuk 4 ten aanzien van de milieukwaliteitseisen. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5, is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de bestaande situatie. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan. In hoofdstuk 7 wordt verslag gedaan van het overleg en de inspraak.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Prinses Julianakazerne

De Prinses Julianakazerne is in 1942 gebouwd als een kazerne voor de Duitse bezetter. Later kreeg dit complex een belangrijke plaats in de Koninklijke Landmacht. De naamgeving van de kazerne symboliseert de historische band tussen de Landmacht en het Huis van Oranje.

De geschiedenis van het terrein waarop de huidige Prinses Julianakazerne is gebouwd, hangt nauw samen met die van de twee nabijgelegen landgoederen, te weten Oosterbeek en Clingendael. Aan de rand van deze landgoederen, op de plaats waar nu de Kazerne staat, stond toen de boerderij 'Het Uilennest'. In 1939 stelde de gemeente voor deze omgeving een bestemmingsplan op dat voorzag in de bouw van de woonwijk Clingendael, maar dat pas na de Tweede Wereldoorlog werd uitgevoerd. Op de plaats van Het Uilennest had volgens dit oorspronkelijke bouwplan een flat met particuliere woningen of een gebouw voor huisvesting en verzorging van onvolledige gezinnen en/of alleenstaanden moeten komen. De boerderij zelf werd door de Koninklijke Landmacht in 1939 eerst in gebruik genomen als herstellingsoord voor paarden. Gedurende het eerste jaar van de bezetting gaven de Duitsers het gebouw een nagenoeg gelijke bestemming: het werd een Wehrmachtspferdelazarett. In 1941 is de boerderij gesloopt om plaats te maken voor de kazerne.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0293GBnhtPJKBvO-50VA_0006.png"

Tekening van de boerderij Het Uilennest in 1939, gezien vanaf de achterzijde

Bunker Van Ouwenlaan

Eind 1941 besloot het Duitse opperbevel tot de aanleg van de Atlantikwall langs de Europese Westkust. De aanleg van deze verdedigingslinie vond in de jaren 1942-1945 plaats. Het doel was om in het geval van een tweefrontenoorlog de geallieerden aan de kust te verslaan. Bij de opzet van de Atlantikwall lag de nadruk aanvankelijk op strategisch belangrijke plaatsen (zoals havens en zeegaten). In Nederland kregen daarom Den Helder, IJmuiden, Hoek van Holland en Vlissingen de meeste aandacht en de hoogste status ("Verteidigungsbereich" en/of "Festung"). Ook Den Haag/Scheveningen werd, als kustplaats en bestuurlijk centrum, als potentieel interessant doelwit voor een invasie c.q. "raid" gezien. Aan Den Haag/Scheveningen werd dan ook de op één na hoogste status verbonden ("Stützpunktgruppe"). Het geheel van verdedigingswerken, dat een groot deel van het Haagse en een kleine deel van het Wassenaarse grondgebied besloeg, kreeg de benaming "Stützpunktgruppe Scheveningen" mee.

In de omgeving van de Ruychrocklaan en vooral op het voormalige terrein van de Haagse Golfclub lag een aantal objecten met ondersteunende functies. De hospitaalbunker aan de Van Ouwenlaan was in deze omgeving het meest belangrijke object.

2.3 Cultureel erfgoed

Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.

In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.

2.3.1 Cultuurhistorische waarden

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

2.3.1.1 Beschermd stadsgezicht

Het plangebied is onderdeel ven het Rijksbeschermd stadsgezicht 'Benoordenhout' zoals is aangegeven op de bij het besluit van 29 oktober 1996 (zie Bijlage 1 van de regels) behorende kaart met nummer RDMZ/MSP/43/7 en zoals omschreven in de toelichting bij dit besluit om het Benoordenhout aan te wijzen als beschermd stadsgezicht in de zin van artikel 1, onder g van de Monumentenwet 1988 (zie Bijlage 2 van de regels).

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0293GBnhtPJKBvO-50VA_0007.png"

Doel van de aanwijzing is de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt. Met dit plan zal de bescherming van dit deel van het Rijksbeschermde stadsgezicht opnieuw worden geborgd.

2.3.1.2 Gebouwde monumenten

Zowel de Prinses Julianakazerne als de bunker aan de Van Ouwenlaan zijn aangewezen als gemeentelijk monument als bedoeld in artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag.

Prinses Julianakazerne

Het ontwerp van de kazerne is van de Duitse architect Karl Gonser, die tijdens de Duitse bezetting bij een groot aantal, overwegend militaire bouwprojecten in Nederland was betrokken. Deze architect was een aanhanger van de Stuttgarter Schule. Een stroming die voorborduurde op de stijl van de traditionele Duitse plattelandsbebouwing zoals die met name was terug te vinden in boerenhoven en kasteelachtige behuizingen. Vooral projecten als woonwijken, opleidingsinstituten en kazernes werden in het "Duitse Rijk" in deze kenmerkende bouwstijl uitgevoerd.

Het terrein waarop de kazerne is gesitueerd, wordt langs de Thérèse Schwarzestraat omgeven door een gracht. De stenen bruggen over het water en de bastionvormige hoeken van de gemetselde grachtmuren geven het geheel een kasteelachtig karakter.

De kazerne zelf bestaat uit het hoofdgebouw op onregelmatige plattegrond van twee bouwlagen onder met pannen gedekte kappen en een oorspronkelijk hiervan losstaand L-vormige vleugel van één bouwlaag, eveneens onder een met pannen gedekte kap. Het hoofdgebouw was oorspronkelijk bedoeld voor legerings- en kantoordoeleinden, het bijgebouw als stalling voor paarden, materieel en auto's. De stijlelementen van de in de stijl van de Stuttgarter Schule opgetrokken kazerne doet sterk denken aan de carrévormige boerenhoeven en de kasteelbouw uit Duitsland. Vooral de twee torenvormige uitbouwsels van het hoofdgebouw, de kleine roedeverdeling in de vensters en de vormgeving van de dakkapellen refereren hier sterk aan. Extra aandacht is besteed aan de uitwerking van de gevel waarin de hoofdingang is gesitueerd. In de met pilasters gelede gevel zijn hier vijf brede getoogde doorgangen aangebracht, bereikbaar via een breed rondom de ingangsgevel aangelegd bordes. Elke doorgang is bekleed met hardsteen en het midden van de toog is voorzien van een forse sluitsteen.

Het hoofdgebouw en bijgebouw zijn in 1987 door middel van een in architectuur contrasterende uitbouw met elkaar in verbinding gebracht. Het stalgebouw is na de oorlog met name intern ingrijpend gewijzigd ten behoeve van nieuw ingebrachte kantoorruimte. In het interieur van het hoofdgebouw zijn het centrale trappenhuis en de voormalige kantine/toneelzaal (thans Prins Bernardzaal) de meest authentieke ruimten. Bijzonder is de geheel betonnen kapconstructie dat in haar opzet met hoofdgebinten bijna een versteende kopie lijkt te zijn van de opbouw van de houten kapconstructies van de grote boerenschuren.

Het kazernecomplex met omgrachting is van architectuurhistorisch belang als enig voorbeeld in Den Haag en één van de weinige gebouwen in Nederland die zijn ontworpen in de stijl van de Stuttgarter Schule. Het bezit tevens historische waarde vanwege de eraan verbonden Haagse geschiedenis in de Tweede Wereldoorlog.

Bunker Van Ouwenlaan

De bunker ligt op een terrein aan de zuidzijde van de Van Ouwenlaan. De ingang van het terrein bevindt zich tegenover Van Ouwenlaan 50. Het werk ligt bovengronds en is aangeaard en toont zich als een begroeide heuvel in een bosachtige omgeving.

De bunker behoort tot de categorie met het grootste weerstandsvermogen (Ständiger Ausbau in Stahlbeton). Het is geen standaardtype, maar een voor deze situatie ontworpen, bijzonder werk (Sonderkonstruktion, Sk). Het Baunummer is 8742.

Hospitaalbunker W.3 is één van de grootste bunkers van Den Haag. Het object bestaat uit twee bouwlagen. De buitenwanden zijn 3 meter dik, het dak 2 meter. Per verdieping bestaat deze bunker uit een middengang met aan de koppen trappenhuizen en aan de beide zijden steeds 3 ruimten van circa 5,5 x 11 meter. Enkele ruimtes waren nader ingedeeld met een "inbouwpakket" van douches, toiletten e.d. Op de onderste laag bevindt zich een machinekamer. De bunker bezit aan de voor- en achterkant een brede ingang. Vanuit een ruimte in de bunker kon elke ingang via een afsluitbaar schietgat verdedigd worden (ingangsverdediging). Vanuit de machinekamer kan een nooduitgang bereikt worden.

De bunker is op Europees niveau een uniek bouwwerk. De bunker is een gaaf, in de oorspronkelijke context bewaard gebleven, voorbeeld van een uniek type.

Het object is van algemeen belang voor de gemeente Den Haag wegens zijn cultuurhistorische waarde en zijn betekenis voor de wetenschap.

2.3.2 Archeologie
2.3.2.1 De geologische ondergrond

Het gebied waarbinnen de locatie is gelegen is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk in zijn geheel gelegen in het gebied dat door een snelle opeenvolging van strandwallen en strandvlaktes wordt beheerst. Er is sprake van vier smalle strandwallen en evenzoveel strandvlaktes, die eveneens slechts een geringe breedte hebben.

De strandvlaktes zijn gelegen in de zone tussen de Wassenaarseweg en de Benoordenhoutseweg, ter hoogte van de Ruychrocklaan en ter hoogte van de Stalpertstraat. De strandwallen bevinden zich daartussen. Dit oude landschap is nergens in het plangebied overdekt met stuifzand behorend tot de Laag van Den Haag (vroeger Jong Duin geheten). Strandwallen zijn zandruggen die grofweg evenwijdig aan de kustlijn liggen en die enige duizenden jaren voor Christus door natuurlijke processen zijn gevormd. Tussen de verschillende strandwallen in de strandvlakte bleef het oppervlak laag en vochtig; daar ontstond in de loop der eeuwen een soms vrij dik pakket veen. Omdat het plangebied niet overstoven is met stuifzand betekent dit dat het oude maaiveld waarop vroeger geleefd werd zich redelijk dicht onder het huidige maaiveld kan bevinden.

Strandwallen hebben altijd archeologische potentie. Al vanaf de late Steentijd (ca. 2500 v. Chr.) waren ze geschikt voor menselijke bewoning. Het strandwallencomplex waarop het plangebied ligt, maakt onderdeel uit van de strandwal van Den Haag waarop Den Haag is ontstaan en waar vele vindplaatsen op zijn aangetroffen in en rond de historische kern, maar ook daarbuiten. Op de strandwal zijn resten van nederzettingen teruggevonden, zowel uit de prehistorie als uit de Romeinse tijd of Vroege Middeleeuwen. De randen van de strandvlaktes waren minder geschikt om te bewonen, maar konden, als ze niet te nat waren, vaak dienst doen als akkerland, terwijl ze altijd geschikt waren voor het weiden van het vee.

2.3.2.2 Archeologische potenties en waarden

In het plangebied zijn tot nu toe geen vindplaatsen aangetroffen. Dat in de omgeving van het plangebied echter al in de prehistorie gewoond is, blijkt uit vondsten die in vergelijkbare geologische context buiten het plangebied gedaan zijn, zoals bijvoorbeeld bij het ziekenhuis Bronovo en ter plaatse van landgoed Groenendaal in Wassenaar waar bij ontwikkelingen in 1962 door de Archeologische Werkgemeenschap Nederland vondsten zijn gedaan.

Vanaf de late Middeleeuwen werden de lager gelegen delen in de regio door inpoldering zoveel mogelijk in cultuur gebracht. Het plangebied maakte deel uit van de Benoordenhoutse polder. Op de randen van de verschillende strandwallen werden hier en daar boerenhoeves gebouwd, die later tot buitenplaatsen konden uitgroeien zoals de landgoederen Clingendael en Oosterbeek. Ter plaatse van het plangebied staat op de historische kaart van het Hoogheemraadschap van Delfland een kleiner erf aangeduid met de naam 't Uylenest. Dit erf blijft tot aan de Tweede Wereldoorlog bestaan en heeft zijn naam gegeven aan de buurt.

Het plangebied heeft een verwachting op het voorkomen van archeologische vindplaatsen uit de prehistorie tot en met de Nieuwe tijd. Deze verwachting is vertaald in het bestemmingsplan met een dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Aan deze dubbelbestemming zijn met het oog op de bescherming van de archeologische waarden, bouwregels verbonden en een vergunningstelsel voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde (zie ook hoofdstuk 5).

2.4 Ruimtelijke structuur

2.4.1 Stedenbouwkundige structuur

De Prinses Julianakazerne ligt in de groene stadsrand die de overgang vormt tussen de gemeente Wassenaar en Den Haag. Deze rand wordt gevormd door de Cees Laseurlaan - Van Ouwenlaan - Van Alkemadelaan - Wassenaarseweg - Thérèse Schwartzestraat en Benoordenhoutseweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0293GBnhtPJKBvO-50VA_0008.jpg"

locatie in zijn omgeving

De locatie ligt in de zone tussen de stedelijke bebouwing van de stad en het stedelijk landschap op de lijn van de Wassenaarseweg en Thérèse Schwartzestraat. Daardoor ligt de Bunker op Wassenaars grondgebied en de Prinses Juliana Kazerne en het Nebo complex op Haags grondgebied. De aanwezige waterlopen accentueren de overgang tussen stad-landschap. De groene landschappelijke omgeving aan de rand van de stad (de buurt Uilennest is in feite een uitloper van de stedelijke bebouwing in dit deel van de stad) bestaat uit de landgoederen Clingendael en Oosterbeek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0293GBnhtPJKBvO-50VA_0009.png"

2.4.2 Verkeer en infrastructuur

De kazerne ligt aan de rand van Benoordenhout aan de Thérèse Schwartzestraat. Deze straat vormt met de Wassenaarseweg tot aan de Van Alkemadelaan een van de buurtontsluitingswegen. In de directe omgeving aan de laan van Clingendael is het eindpunt gesitueerd van HTMbuzz 18.

Langs de locatie in het verlengde van de Wassenaarseweg ligt een langzaamverkeersverbinding richting Wassenaar.

De Bosjes van Zanen, waarin de bunker gelegen is, zijn niet toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer. De aanwezige paden en andere voorzieningen voor het langzame verkeer hebben vooral een recreatieve functie.

2.4.3 Groen

Prinses Julianakazerne

Het achterliggende groengebied Oosterbeek is door de omwatering bij de bouw van het kazernecomplex afgesneden van de stad. Met het recentelijk aangelegde bruggetje vanaf het 'Kastanjelaantje' is er een tweede ingang vanuit Benoordenhout, naast de ingang aan de Van Brienenlaan (gemeente Wassenaar). Herstel van de verbindingen over de locatie naar het groen is wenselijk. De singel met beplanting langs de Thérèse Schwartzestraat is onderdeel van de stedelijke ecologische hoofdstructuur maar de locatie zelf maakt hier geen onderdeel van uit. De ecologische structuur staat in verbinding met de landgoederen op Wassenaars grondgebied. Daarnaast komen in het gebied vleermuizen voor, dus zal daar in het vergunningentraject aandacht voor moeten zijn. Bij voorkeur wordt er vooraf een quickscan flora en fauna uitgevoerd, ingeval van het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen.

Bunker Van Ouwenlaan

De bunker is gelegen in de Bosjes van Zanen. De Bosjes van Zanen maken onderdeel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur en zijn vrij toegankelijk. Er zijn paden aangelegd en een speelterrein. De paden omsluiten het gebied zowel vanuit de Van Alkemadelaan als vanuit de Van Ouwenlaan. Het bos gaat langzaam over in een terrein met een meer open karakter.

Het bospark heeft een intrinsieke waarde als natuurwetenschappelijk en cultuurhistorisch waardevol gebied. Het bos is gevarieerd loofbos waar geïntegreerd bosbeheer wordt toegepast. Dat wil zeggen dat er extensief beheerd wordt en ook dood hout binnen het natuurproces een plaats heeft.

2.4.4 Water

Prinses Julianakazerne

De locatie is gelegen aan de rand van het bestaand stedelijk gebied, dat ligt in het boezemgebied van Delfland. Het vastgestelde waterpeil in het boezemgebied is NAP -0,43 meter met een maximaal toelaatbare peilstijging van 40 cm. Benoordenhout is niet rijk bedeeld met water. De van oudsher aanwezige waterloop langs de scheiding van de strandvlakte en duingebied ligt langs de Wassenaarseweg, langs de locatie van de Kazerne en die vervolgens in de richting van het park Oosterbeek en de Benoordenhoutseweg richting Wassenaar loopt. De langs de Van Alkemadelaan aanwezige waterloop vormt de gemeentegrens met Wassenaar; de waterloop vervolgt zijn weg langs de Hart Nibbrigkade.

Bunker Van Ouwenlaan

De Bosjes van Zanen zijn aangewezen als een (provinciaal) waterwingebied (bron: Provinciale Milieuverordening Zuid-Holland) en een provinciaal natuurgebied (bron: kaart 5, Provinciale ecologische hoofdstructuur, Streekplan Zuid-Holland West 2003).

Waterwingebieden zijn de meest kwetsbare zones van de beschermingsgebieden. In deze zone is het beschermingsregime dan ook het strengst. Binnen waterwingebieden dient elk risico van verontreiniging te worden voorkomen; in deze gebieden zijn dan ook in principe alleen activiteiten toegestaan in het kader van de grondwaterwinning zelf. Indien men toch andere activiteiten wil uitvoeren kan ontheffing verleend worden.

De grens van het waterwingebied ligt langs de Van Alkemadelaan, Van Ouwenlaan en vervolgens over de sportcomplexen richting de Waalsdorpervlakte.

2.4.5 Bodem

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat het plangebied is gelegen in bodemkwaliteit zone 2. In deze zone is de bovengrond (0,0-0,5 m-maaiveld) gemiddeld licht verontreinigd met kwik, lood en PAK (teerachtige stoffen). De ondergrond (0,5-2,0 m-mv.) is gemiddeld licht verontreinigd met kwik en zink.

2.4.6 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig. Op enige afstand in de Laan van Clingendael ligt een een hogedrukaardgasleiding.

2.5 Functionele structuur

De aanwezige bebouwing en onbebouwde gronden op de locatie zijn vanaf 1945 totdat de kazerne zijn functie heeft verloren, in gebruik geweest voor 'defensiedoeleinden' en ook als zodanig bestemd. Tot op heden is er geen vervangende functie gevonden en staan de panden leeg. Ook de bunker was bestemd als 'defensiedoeleinden'.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Benoordenhout - Prinses Julianakazerne en Bunker van Ouwenlaan vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer. De eerste paragraaf gaat in op allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna wordt het specifieke beleid voor een aantal relevante thema's uiteen gezet. De 'ruimtelijke vertaling' van het beleid wordt beschreven in hoofdstuk 5.3.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.

De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan Benoordenhout - Prinses Julianakazerne en Bunker van Ouwenlaan worden afgewogen.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma en de afspraken gemaakt in Haaglandse gemeenten in een Regionaal Structuurplan 2020. Het Bro bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen.

Het bestemmingsplan Benoordenhout - Prinses Julianakazerne en Bunker van Ouwenlaan raakt geen van de belangen die in de structuurvisie worden afgewogen. Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, hoeft de ladder voor duurzame verstedelijking niet te worden doorlopen.

3.2.2 Provinciaal beleid

Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 9 juli 2014 de gewijzigde Visie ruimte en mobiliteit (VRM) vastgesteld, welke op 1 augustus 2014 in werking is getreden. Zij geldt ook als een structuurvisie.

De provincie stelt vast, dat de behoefte van Zuid-Hollandse inwoners en bedrijven is veranderd als het gaat om woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit. Deels liggen hieraan economische oorzaken ten grondslag, die bijvoorbeeld leiden tot minder vraag naar kantoren en bedrijventerreinen. Deels gaat het om structurele factoren, zoals demografische ontwikkelingen en de voortschrijdende digitalisering. Om al deze redenen was een herijking en herziening van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid gewenst. Dit heeft geleid tot de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) met daarbij de Verordening ruimte 2014, het Programma Ruimte, en het Programma Mobiliteit. De documenten vervangen de huidige Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en het Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan. De visie is ook een verkeer- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De VRM geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • 1. Ruimte bieden aan ontwikkelingen;
  • 2. Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit;
  • 3. Allianties aangaan met maatschappelijke partners;
  • 4. Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht;
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Het Programma Ruimte beschrijft de operationele doelen en de realisatiewijze om doelen te (doen) bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio's en provincie. De realisatiewijze uit het programma ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid. In de praktijk worden deze vrijwel altijd gecombineerd ingezet.

In het Programma Mobiliteit staan de ambities en de provinciale belangen. Het programma kent een grotere dynamiek dan de visie. Het kan hierdoor bijvoorbeeld in samenhang met een nieuw collegeprogramma, elke vier jaar worden geactualiseerd. Daarbij wordt verbinding gelegd met de verschillende uitvoeringsprogramma's, beleidsuitwerkingen en verordeningen zoals deze al bestaan voor mobiliteit.

In de Verordening ruimte 2014 worden gelet op het provinciaal belang regels gesteld aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Onderdelen daarvan zijn flexibeler dan voorheen: het doel staat voorop en niet de manier waarop dat doel bereikt moet worden. Waar duidelijkheid gevraagd is, stelt de provincie vanuit bovenlokaal belang en wettelijke taken kaders en randvoorwaarden aan ruimtelijke plannen. De provincie heeft in de Verordening ruimte 2014 onder meer regels opgenomen over kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouw, boom- en sierteelt, bollenteelt, ruimtelijke kwaliteit, agrarische bedrijven, waterkeringen, provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen, windenergie, archeologie en molen - en landgoedbiotopen. Daarnaast is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van het Rijk van belang. Hierin zijn regels vanuit Rijksbelang opgenomen waar provinciale verordeningen aan moeten voldoen. Enkele onderwerpen in de verordening van de provincie Zuid-Holland vloeien rechtstreeks voort uit het Barro, zoals regels over de Ecologische Hoofdstructuur.

Het volledige juridisch instrumentarium vloeit voort uit de Wet ruimtelijke ordening. Het gaat daarbij om de Verordening ruimte 2014, het provinciaal inpassingsplan en de (proactieve en reactieve) aanwijzing. De provincie kan deze instrumenten inzetten als er sprake is van provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in de Programma's ruimte en mobiliteit. In de verordening staan de regels die de provincie stelt aan ruimtelijke ontwikkelingen.

Het bestemmingsplan Benoordenhout - Prinses Julianakazerne en Bunker van Ouwenlaan is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie en Verordening.

3.2.3 Regionaal beleid

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) is in 2008 vastgesteld door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden. Het RSP is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden
  • het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

Voor Den Haag hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen:

  • het faciliteren van internationale bedrijven en instellingen in de Internationale Zone en in het bijzonder het World Forum in Den Haag;
  • intensief ruimtegebruik van stedelijke wijken.

Voor de verschillende beleidssectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor Kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel.

Bij de herstructurering van woonwijken (zoals Transvaal en Den Haag-Zuidwest) is het streven om zoveel mogelijk bestaande bedrijven weer een plaats te geven in die wijken en ruimte te creëren voor (nieuwe) bedrijven in wijk, buurt of woning. Naast fysieke ruimte betekent dit vooral planologische ruimte in de bestemmingsplannen. Terugplaatsen van zulke bedrijven in de wijken heeft een positief werkgelegenheidseffect op de onderkant van de arbeidsmarkt. Aangezien het om veel kleine bedrijven gaat, beslaan die met elkaar slechts een geringe oppervlakte.

Het bestemmingsplan Benoordenhout - Prinses Julianakazerne en Bunker van Ouwenlaan is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.

Per 1 januari 2015 zijn de beleidstaken van het Stadsgewest Haaglanden overgegaan naar de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH).

3.2.4 Gemeentelijk beleid
3.2.4.1 Wéreldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020

De Structuurvisie Den Haag 2020 beschrijft de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020 (Rv 197 - 2005; RIS 129201). De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).

Het bestemmingsplan Benoordenhout - Prinses Julianakazerne en Bunker van Ouwenlaan maakt geen onderdeel uit van een van de genoemde kansenzones

3.3 Cultureel erfgoed

3.3.1 Cultuurhistorische waarde
3.3.1.1 Rijksbeschermd stadsgezicht


De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.

Het plangebied Benoordenhout - Prinses Julianakazerne en Bunker van Ouwenlaan maakt deel uit van het rijksbeschermd stadsgezicht Benoordenhout. De Monumentenwet 1988 verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het rijksbeschermd stadsgezicht. De cultuurhistorische waarden die zijn aangewezen en die door dit bestemmingsplan worden beschermd, zijn verwoord in de toelichting op de aanwijzing. Het nieuwe bestemmingsplan maar ook het vigerende bestemmingsplan voorzien daarin.

3.3.1.2 Provinciaal beleid

Cultuurhistorie is van groot belang voor de leefomgeving in Zuid-Holland. Tientallen eeuwen ontginnen en bouwen, wonen en werken hebben deze provincie gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Niet alleen oude molens, boerderijlinten of stadsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen daarvan.
Deze cultuurhistorische waarden bepalen in sterke mate de identiteit en kwaliteit van een gebied of plek, en op die manier dus ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers.

De provincie Zuid-Holland heeft, vanwege de grote betekenis van cultuurhistorie voor onze leefomgeving, vanaf 1997 de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) opgesteld: een kaart met overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland.

De provincie wil deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit mogelijk te maken heeft de provincie zogenoemde Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld.

Het plangebied behoort evenals de overige Haagse beschermde stadsgezichten niet tot een van de zestien topgebieden.

3.3.1.3 Gemeentelijk beleid

De Structuurvisie Den Haag 2020 benoemt vier grote troeven van Den Haag, een daarvan is de monumentale residentie. Den Haag is een stad met een belangrijk cultuurhistorisch erfgoed. Er zijn talrijke monumenten en 30% van de stad is beschermd stadsgezicht. De structuurvisie beschrijft de beschermde stadsgezichten als zéér waardevol en geeft aan dat deze door goed beheer hun kwaliteit zullen moeten behouden. Dat wil zeggen dat in ruimtelijke veranderingsprocessen in de stad bestaande cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen. Het wil ook zeggen, dat de betreffende gebieden blijvend een betekenis hebben voor de identiteit en het karakter van de stad.

In het plangebied is op een groot aantal plekken sprake van beeldbepalende bebouwing met een hoge ensemblewaarde (zie paragraaf 2.3.1). Deze bebouwing is op de waarderingskaart van het MIP aangegeven en zal in het bestemmingsplan als zodanig 'beschermd' worden.

3.3.1.4 Monumentale gebouwen


In paragraaf 2.3.1.2 worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven.

Voor wijzigingen, waaronder verbouwingen en onderhoud aan zowel rijks- als gemeentelijke monumenten is op grond van artikel 2.1, lid 1 onder f. of ingevolge artikel 2.2, lid 1 onder b. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een vergunning vereist. Toetsingscriteria zijn onder meer de architectuur- en cultuurhistorische waarden van het desbetreffende monument.

3.3.2 Archeologie


Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie 2011-2020 'In het verleden ligt het heden' (Rv 127 - 2011; RIS 180680) geeft de gemeente aan hoe ze zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  • 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
  • 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

Het plangebied Benoordenhout – Prinses Julianakazerne ligt in zijn geheel in een zone met archeologische verwachting (Eenheid 2), zie paragraaf 2.3.2.2. Voor het hele plangebied gelden daarom onderzoekseisen en een vrijstellingsregime, waarbij de gemeente gebruik heeft gemaakt van de beleidsvrijheid die de Monumentenwet daarvoor biedt. De keuzes zijn gebaseerd op gegevens uit archeologisch onderzoek, en beschreven, gemotiveerd en vastgelegd in de Beleidsnota archeologie van de gemeente Den Haag (In het verleden ligt het heden; 2011-2020), de Toelichting op de AWVK, de Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie (GOA) en het gemeentedekkende paraplubestemmingsplan Archeologie Den Haag. Wanneer tussentijds uit archeologisch onderzoek nieuwe gegevens beschikbaar komen, wordt deze informatie meegewogen in de beoordeling van vergunningaanvragen en te zijner tijd verwerkt in de actualisatie van het beleid en de beleidsinstrumenten.

Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

Meer informatie over het archeologiebeleid van de gemeente Den Haag is te vinden op http://www.denhaag.nl/home/bewoners/to/Beleidsnota-Archeologie-20112020.htm

3.4 Groen

3.4.1 Groen kleurt de stad

De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 - (Rv 162 - 2005; RIS 129360) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:

  • het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;
  • het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.


Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Slechts in uitzonderlijke gevallen waarbij de ambitie, zoals neergelegd in de “Structuurvisie 2020” in het geding is, wordt een incidentele heroverweging niet uitgesloten.

In de nota zijn m.b.t. de Stedelijke Groene Hoofdstructuur meerdere kaarten opgenomen, waaronder een kaart met de "Stedelijke Groene Hoofd Structuur" en een kaart met "Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur".

Plangebied

Tot aan de loopbrug (Therese Schwarzestraat/Wassenaarseweg) loopt een bomenrij zoals benoemd in de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Deze is gelegen buiten het plangebied. De Bosjes van Zanen behoren tot de Stedelijke Groene Hoofdstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0293GBnhtPJKBvO-50VA_0010.jpg"

3.4.2 Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

In de Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018 (Rv 5 - 2009; RIS 159450) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.

Plangebied

Het plangebied maakt geen deel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur

3.4.3 Bomen

Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een omgevingsvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Oktober 2013 is de totaallijst van de vijfde tranche Monumentale Bomen (RIS 265314) vastgesteld.
Deze aanwijzing gebeurt eens in de vijf jaar.

Plangebied

Net buiten het plangebied (Therese Schwarzestraat/Wassenaarseweg) staat op dit moment 1 monumentale boom. In het plangebied zelf staan geen monumentale bomen.

3.5 Water

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het beheer van de primaire waterkering en het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de voorschriften. Deze waterparagraaf bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.

3.5.1 Beleidskader

Diverse beleidsstukken zijn van belang voor het thema water. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

Europees

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).

Nationaal

Het Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

Provinciaal

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015 (Provinciale Staten 2009). In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • Waarborgen waterveiligheid;
  • Zorgen voor mooi en schoon water;
  • Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.


Hoogheemraadschap van Delfland

Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.

Watertoets

Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets voor gemeenten opgesteld. De meest actuele versie van de handreiking is te vinden op de website van Delfland: www.hhdelfland.nl/watertoets. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht.

Het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid geeft op hoofdlijnen het algemene beleidskader aan voor het beheer van de waterkeringen. Met beheer wordt bedoeld 'alle activiteiten die nodig zijn om de waterkeringen op het vereiste veiligheidsniveau te houden, nu en in de toekomst. De veiligheid is hierbij altijd een harde randvoorwaarde. Hierbij wordt ook rekening gehouden met onzekerheden in klimaat en bodemdaling. Er zijn verder ook criteria gesteld voor medegebruik van de waterkeringen, bijvoorbeeld voor recreatie. Delfland participeert voorts actief in toegepast onderzoek en stimuleert innovaties.

Wateragenda en Toekomstbestendig Haags water!

De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn.

In de visie 'Toekomstbestendig Haags water!' is aangeven hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust te houden. Het Haagse watersysteem is op dit moment grotendeels op orde. Door kansen te benutten die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, wordt het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en Delfland is daarvoor essentieel.

De ambitie is: "Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad." Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:

  • 1. De basis op orde: We zorgen ervoor dat het systeem goed blijft functioneren. Eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding moeten worden voorkomen of dienen te worden gecompenseerd.
  • 2. Pak kansen door samen te werken en door slimme combinatie te zoeken: We moeten als overheden het goede voorbeeld geven, tijdig kansrijke initiatieven en projecten herkennen en optrekken met partijen in de stad.
  • 3. Kennis, onderzoek en innovatie: Kennisontwikkeling, onderzoek en innovatie is van belang om creatieve oplossingen te vinden in het voorkomen van wateroverlast en het leefbaar en aantrekkelijk houden van de stad.

Gemeentelijk Rioleringsplan

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 (Rv 147 - 2010; RIS 176551). Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.

Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitleidingen en de hoofdriolering.

3.5.2 Beleid t.a.v. het plangebied

Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur. Dat wil zeggen: er moet voldoende ruimte zijn voor waterberging, goede waterkwaliteit, waterkeringen en waterzuivering. Belangrijk uitgangspunt voor Delfland is dat de waterhuishouding door ruimtelijke veranderingen niet mag verslechteren (standstillbeginsel). Indien bij het realiseren van een ontwikkeling de waterhuishouding verslechtert, dient gezamenlijk te worden gezocht naar een oplossing. Dit kan door compensatie, bijvoorbeeld in de vorm van nieuw oppervlaktewater toevoegen in het plan, of nabij de locatie. Daarnaast is het gewenst om kansen om de waterhuishouding verder te verbeteren zo mogelijk te benutten.


Veiligheid en waterkeringen

Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding.

Binnen het plangebied zijn geen primaire boezem- en polderwatergangen aanwezig. Er is geen sprake van ontwikkelingen die kunnen leiden tot een toename van het verhard oppervlak. In het gebied zijn geen waterkeringen aanwezig.

Waterkwantiteit 

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt derhalve geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Een toename van het verhard oppervlak is niet aan de orde (zie ook de beantwoording van de vooroverlegreactie van het Hoogheemraadschap van Delfland in paragraaf 7.1).


Watersysteemkwaliteit en ecologie

In het plangebied bevinden zich geen KRW-waterlichamen. Het plangebied ligt ook niet in een ecologische verbindingszone van rijk, provincie of gemeente. Bij de inrichting van het gebied hoeft met ecologische factoren dan ook geen rekening te worden gehouden.

Afvalwater en riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. De conclusie is dat het plan geen negatief effect heeft, omdat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

3.5.3 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen.

3.6 Verkeer en infrastructuur

Binnen het plangebied zijn geen openbare wegen aanwezig. De kazerne wordt via twee bruggen ontsloten op de woonstraat Thérèse Schwartzestraat met aan één zijde een vrijliggend fietspad en aan beide zijden een voetpad. Aan de noordzijde van de plangebied ligt een langzaamverkeer route die de wijk verbind met de achterliggende landgoederenzone op het grondgebied van de gemeente Wassenaar.

Hoofdstuk 4 Wet en Regelgeving

4.1 Inleiding

De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:

  • 'milieuhygiëne': gericht op het bestrijden van milieuhinder van geluid, lucht, geur, stank, bodemverontreiniging en veiligheidsrisico's;
  • 'ecologische duurzaamheid': bestaat naast milieuhygiëne uit aspecten van aardkunde, hydrologie, cultuurhistorie, natuur en klimaat en energie, die bij aantasting niet of zeer moeilijk te herstellen zijn;

In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage, externe veiligheid, geluid, lucht, openbaar groen en bodem.

4.2 Milieueffectrapportage

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit Milieueffectrapportage in werking getreden. Essentie van de wijziging is dat voor de beoordeling of een activiteit m.e.r.-plichtig is (de activiteit komt voor in de D-lijst) niet kan worden volstaan met toetsing aan de drempelwaarde maar dat ook rekening moet worden gehouden met de criteria in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn. Als gevolg hiervan zijn in de D-lijst nu richtwaarden (in plaats van drempelwaarden) opgenomen en is in het nieuwe besluit bepaald dat voor gevallen die onder deze richtwaarden blijven, een eenvoudige m.e.r.-beoordeling kan worden uitgevoerd die volledig op gaat in de moederprocedure (bijv. bestemmingsplan). Het nieuwe besluit is daarmee in overeenstemming gebracht met de Europese m.e.r.-richtlijn.

Onderhavig bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Daarmee is een m.e.r.-beoordeling niet noodzakelijk.

4.3 Externe veiligheid

Wet- en regelgeving en beleid

Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:

  • een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
  • een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).

In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6 (kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.

Voor het beoordelen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt doorgaans bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Dit geldt zowel voor stationaire bronnen als voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, spoor, water en buisleidingen). Voor LPG-tankstations wordt echter het invloedsgebied bepaald door de 100% letaliteitsgrens.

Voor de opslag van ontplofbare stoffen wordt uitgegaan van een afwijkende effectafstand, gerelateerd aan het niveau van matige schade aan gebouwen (circa 0,1 bar piekoverdruk). De beoordeling van de externe veiligheid vindt in laatstgenoemd geval plaats overeenkomstig de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Deze circulaire maakt onderscheid tussen 3 effectgebieden (A, B en C-zone). De C-zone is alleen van belang wanneer de geprojecteerde bestemming voorzien is van een vliesgevel (gevaar voor rondvliegend glas).

4.3.1 Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010. Het plangebied ligt buiten de geldende inventarisatieafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Het groepsrisico behoeft daardoor niet te worden berekend en verantwoord. Er zijn geen plaatsgebonden risicocontouren die voor dit plan van belang zijn.

4.3.2 Transport over de weg

Op 1 november 2011 is de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) verschenen. In deze handleiding zijn de effectafstanden 1%-letaliteit (invloedsgebieden) vastgelegd. In onderstaande tabel zijn de afstanden voor de meest gangbare stofcategorieën weergegeven.

Stofcategorie
 
Invloedsgebied [m]  
LF1   Brandbare vloeistoffen (diesel)   45  
LF2   Brandbare vloeistof (benzine)   45  
GF3   Brandbare gassen (propaan, LPG)   355  
GT3   Toxisch gas (ammoniak)   560  
LT1   Toxische vloeistof (acrynitril)   730  
LT2   Toxische vloeistof (propylamine)   880  
LT3   Toxische vloeistof (acroleïne)   > 4.000  
LT4   Toxische vloeistof (methylisocyanaat)   > 4.000  

Bron: bijlagenrapport Handleiding Risicoanalyse Transport (HART)

Tabel Invloedsgebieden vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Met het in werking treden van de gewijzigde Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, per 31 juli 2012 (Stcrt. 14687, 2012), is het gebruik van deze handleiding verplicht.

Basisnet

In het kader van de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen definieert het Rijk momenteel een Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt daarbij de spanning tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid te verminderen door het vaststellen van gebruiksruimten voor het vervoer en veiligheidszones voor de ruimtelijke ordening. De gebruiksruimte is de maximale vervoersintensiteit waarmee, bij het maken van berekeningen, rekening gehouden moet worden.

De volgens de circulaire voor Den Haag aan te houden veiligheidsafstanden en de voor stofcategorie GF3 geldende gebruiksruimten staan in onderstaande tabel.

wegvak
 
Veiligheids-
zone [m]  
Gebruiksruimte GF3  
A4   Pr. Clausplein - gemeentegrens   13   4.000  
A4   Pr. Clausplein - Knp. Ypenburg   23   3.743  
A4   Knoopunt. Ypenburg - afrit 12   0   1.000  
A12   Prins Clausplein - afrit 4   0   1.500  
A12   afrit 4 - afrit 3 (Bezuidenhout)   0   0  
A12   Prins Clausplein - Zoetermeer   0   1.500  
A13   Knp. Ypenburg - afrit 9 (Delft)   17   3.639  

Bron: Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (bijlage 2)

Tabel Veiligheidszones rijkswegen en referentiewaarden berekenen groepsrisico

Voor omgevingsbesluiten die ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken langs wegen die deel uitmaken van het Basisnet kan de berekening van het plaatsgebonden risico (PR) achterwege blijven. Bij het Basisnet gelden namelijk bovenvermelde veiligheidsafstanden.

Het plangebied ligt ver buiten de veiligheidsafstanden voor de hierboven opgesomde wegen.

Voor het vaststellen van het maximale invloedsgebied is gebruik gemaakt van de meest recente vervoerscijfers van Rijkswaterstaat. Hierbij zijn de volgende trajecten beschouwd:

  • A4, tussen knooppunt Prins Clausplein en knooppunt Ypenburg (Z8)
  • A4, tussen knooppunt Ypenburg en Den Haag Zuid (Z9)
  • A4, tussen afslag Den Haag Zuid en afslag 13, Den Hoorn (Z10)
  • A12, tussen knooppunt Prins Clausplein en afslag 3 (Utrechtsebaan)
  • A13, tussen knooppunt Ypenburg en afslag Delft (Z29)
  • N44 tussen Wassenaar en de Benoordenhoutseweg

De vervoersfrequenties voor deze wegvakken staan in onderstaande tabel.

Traject
 
GF3   LT1   LT2   LT3   LT4  
N44 / Benoordenhoutseweg   575   0   0   0   0  
A12 / Utrechtsebaan   830   0   0   0   0  
A4, tussen knooppunt Prins Clausplein en knooppunt Ypenburg   2376   208   682   32   0  
A4, tussen knooppunt Ypenburg en Den Haag Zuid (Z9   281   0   88   0   0  
A4, tussen afslag Den Haag Zuid en afslag 13, Den Hoorn (Z10)   165   0   171   0   0  
A13, tussen knooppunt Ypenburg en afslag Delft (Z29).   2431   299   521   34   0  

Bron: Tellingen AVIV 2007 (databestand Rijkswaterstaat november 2011) en 2009 (A12)

Tabel Vervoersfrequenties gevaarlijke stoffen rijkswegen Den Haag

Op basis van de vervoersfrequenties wordt het maximale invloedsgebied bepaald. Voor de tracé's Z8 en Z9 van de A4 is het invloedsgebied 4 km (LT3) respectievelijk 880 meter (LT2). Voor de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg is deze 355 meter (GF3). Het plangebied Benoordenhout - Prinses Julianakazerne en Bunker van Ouwenlaan ligt deels binnen het invloedsgebied van de Benoordenhoutseweg.

Adviesbureau AVIV heeft in opdracht van het Stadsgewest Haaglanden een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd voor de hele Route gevaarlijke stoffen. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar bevindt zich op de weg. Er zijn daarom geen ruimtelijke beperkingen ten aanzien van het plaatsgebonden risico.

Het voornoemd adviesbureau heeft ook het groepsrisico (GR) langs de Benoordenhoutseweg in beeld gebracht. De resultaten zijn grafisch gepresenteerd in Geoweb, een computerapplicatie in beheer bij het stadsgewest. Voor het maatgevende traject (1 km) wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden. De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen stelt dat bij het uitblijven van ontwikkelingen nadere verantwoording niet nodig is. Gelet op het feit dat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, behoeft daarom geen risicobeoordeling externe veiligheid plaats te vinden.

4.3.3 Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor

Voor het beoordelen van het groepsrisico reikt het invloedsgebied tot 200 meter vanaf het hart van het spoor waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Den Haag - Amsterdam. Over dit baanvak vindt bovendien geen regulier vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is niet noodzakelijk.

4.3.4 Inrichtingen

Op grond van de Wet milieubeheer moeten inrichtingen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken, voldoen aan algemene regels die voorschriften met betrekking tot de bescherming van het milieu bevatten of beschikken over een milieuvergunning. Daarnaast kunnen algemene regels of een vergunningplicht gelden voor lozingen op het oppervlaktewater ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren of voor lozingen in de bodem ingevolge de Wet bodembescherming. Het op 1 januari 2008 in werking getreden 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer' (het Activiteitenbesluit) bevat algemene regels voor inrichtingen. Deze algemene regels zijn gebaseerd op de Wet milieubeheer en op de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

Er zijn geen LPG-tankstations, propaantanks of andere inrichtingen voor de opslag van gevaarlijke stoffen in de omgeving van het gebied aanwezig of geprojecteerd waarvan de veiligheidscontouren op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijbehorende regeling geheel of gedeeltelijk in het plangebied zijn gelegen. Opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen en installaties van LPG-tankstations liggen op meer dan 150 meter vanaf de grens van het plangebied. Een nader onderzoek naar het groepsrisico is niet vereist.

4.3.5 Voorlichting burgers bij (dreigende) calamiteit

In het kader van de 'wat doe je' campagne zijn folders gemaakt en voor het publiek beschikbaar gesteld via de stadsdeelkantoren en de brandweerkazernes in Den Haag. In deze folders wordt voor verschillende calamiteiten (brand, uitvallen nutsvoorzieningen) de te nemen maatregelen beschreven.

Het alarmeren van de bevolking vond tot voor kort plaats met behulp van sirenes en door middel van huis-aan-huis meldingen door de hulpdiensten, eventueel met een geluidswagen. Beide systemen hebben beperkingen: een sirene geeft geen informatie over de ramp, huis-aan-huis gaan of een geluidswagen inzetten kost tijd.

Sinds 11 juni 2012 kunnen bewoners van Den Haag snel geïnformeerd worden in geval van een (dreigende) calamiteit met gevaarlijke stoffen door de inzet van NL-Alert.

NL-Alert is een nieuw waarschuwings- en alarmeringssysteem van de overheid voor de mobiele telefoon dat die beperkingen kan ondervangen. Door middel van cell-broadcasting kunnen bewoners in de nabijheid van een risicovol object tijdig worden gealarmeerd in geval van een (dreigende) calamiteit via een sms-bericht. NL-Alert beperkt zich niet alleen tot het waarschuwen maar meldt ook dát er iets aan de hand is en wat mensen moeten doen (bijvoorbeeld ramen en deuren sluiten). Via de meldkamer van de regionale Brandweer wordt het bericht naar de dichtstbijzijnde GPRS-zendmast gestuurd. Omdat het bericht naar een specifiek zendgebied wordt gestuurd, kan informatie toegesneden op de situatie worden geleverd.

De bevolking alarmeren met korte teksten naar mobiele telefoons is nieuw. De TU Delft heeft daarom via een webexperiment onderzocht wat voor type alarmberichten het duidelijkst en effectiefst zijn. Een belangrijke voorwaarde is dat de berichten kort zijn. Om de ontvanger van een bericht tot actie te bewegen is van belang om in het tekstbericht de locatie van de (dreigende) ramp te vermelden.

NL-Alert en cell-broadcasting zijn nog geen bekende begrippen. Bekendheid met de techniek is een voorwaarde, zodat de bevolking weet onder welke omstandigheden een bericht op een mobiele telefoon kan worden ontvangen. In juni 2012 is in Haaglanden een voorlichtingscampagne gestart. Inmiddels is E-Alert op 8 november 2012 in heel Nederland ingevoerd. Het systeem wordt via de landelijke publiekscampagne 'NL-Alert Direct Informatie bij een noodsituatie' onder de aandacht van (Haagse) burgers gebracht. Informatie over de werking van het alarmeringssysteem en de geschiktheid van een mobiele telefoon voor het ontvangen van E-alerts is te vinden op de volgende webpagina:

http://www.nederlandveilig.nl/nl-alert/.

4.3.6 Advies Veiligheidsregio Haaglanden

De gemeente heeft in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg (ex art. 3.1.1 Bro) de Veiligheidsregio Haaglanden om advies gevraagd.

De Veiligheidsregio geeft aan dat het plangebied in de nabijheid ligt van een risicobron met het transport van gevaarlijke stoffen, namelijk de Benoordenhoutseweg, ligt. Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Gezien het ongewijzigde aantal personen zal er geen significante verandering van het groepsrisico zijn. Om de effecten van incidenten te beperken en de zelfredzaamheid van de aanwezigen te verbeteren, adviseert de Veiligheidsregio de volgende maatregelen binnen de invloedsgebieden van de risicobron:

  • 1. afschakelbare ventilatie;
  • 2. vluchtweg van risicobron af;
  • 3. voorbereiding interne organisatie;
  • 4. risicocommunicatie.

Beoordeling maatregelen

  • 1. Voor de onder 1 genoemde maatregel geldt dat het al dan niet plaatsen van een technische voorziening een afweging is die op bouwplanniveau moet plaatsvinden. Nieuwbouwplannen zullen worden voorgelegd aan de Veiligheidsregio.
  • 2. De genoemde maatregel kan verankerd worden in het bestemmingsplan. Daartoe wordt een nadere eisenregeling in de bestemming Maatschappelijk opgenomen, ertoe strekkende dat het college nadere eisen kan stellen aan de situering van vluchtwegen.
  • 3. Het op de hoogte zijn van de gebruikers van de panden binnen het plangebied van de risico's van de route gevaarlijke stoffen kan positief bijdragen aan de veiligheid. De gemeente zal zich inspannen om hen op de hoogte te stellen van de risico's en hoe gehandeld moet worden bij een incident.
  • 4. Bij de besluitvorming over de het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid heeft de gemeenteraad besloten het geformuleerde risicocommunicatiebeleid van Haaglanden te volgen. Onderdeel van dit beleid is onder andere de risicocommunicatiecampagne 'Wat doe je?’. Meer informatie over deze campagne is opgenomen in paragraaf 4.3.5.

4.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Bij de wijziging of vaststelling van een bestemmingsplan moet nagegaan worden of onderzoek verricht moet worden naar de omvang van deze drie geluidsbronnen. Als het bestemmingsplan mogelijkheden biedt voor het realiseren van (andere) geluidsgevoelige gebouwen in de geluidzone van een weg of spoorweg, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). Bij de reconstructie van (spoor)wegen wordt eveneens een akoestisch onderzoek ingesteld.

Het bestemmingsplan 'Benoordenhout - Prinses Julianakazerne en Bunker van Ouwenlaan' biedt geen mogelijkheden voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. De reconstructie van een (spoor)weg is ook niet aan de orde. Derhalve is een geluidsonderzoek niet noodzakelijk. De Wet geluidhinder staat de ruimtelijke besluitvorming niet in de weg.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).

De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10, deeltjes <10 µm) en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden.

Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit: in artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.

De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.

Het bestemmingsplan Benoordenhout - Prinses Julianakazerne en Bunker van Ouwenlaan betreft een conserverend bestemmingsplan waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen. Op grond van deze overwegingen kan reeds zonder detailonderzoek worden vastgesteld dat het bestemmingsplan voldoet aan de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteit staat derhalve de ruimtelijke besluitvorming niet in de weg.

4.6 Groen

4.6.1 Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. (Met de aanwijzing van deze gebieden implementeert de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn en vervalt de rechtstreekse werking van beide richtlijnen. Het plangebied is niet aangewezen als Natura2000-gebied en ligt op een ruime afstand van het nabij gelegen als Natura 2000 aangebieden gebied 'Meijendel en Berkheide'.

4.6.2 Boswet

In 1998 zijn de Haagse grote groengebieden buiten de zogenaamde "bebouwde kom Boswet" geplaatst. Daardoor vallen de grote groengebieden nu onder de werking van de Boswet. Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven. Financiële tegemoetkomingen (subsidies) van Rijk en Provincie zijn mogelijk. Bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantplicht. Voorafgaand aan een velling geldt de meldingsplicht. Het areaal bos per locatie mag niet afnemen. Gevelde opstanden moeten daarom binnen drie jaar worden herplant of natuurlijk verjongd, waardoor de duurzaamheid gehandhaafd blijft. Voor dunningen is de meldings- en herplantplicht niet van toepassing.

Buiten de 'bebouwde kom Boswet' zijn zowel de Boswet als de gemeentelijke Bomenverordening van toepassing. De grens 'bebouwde kom Boswet' kent geen relatie met de bebouwde kom Wegenverkeerswet noch met de gemeentegrens. De Boswet is niet van toepassing als gronden, vastgelegd in een goedgekeurd bestemmingsplan, geen bosbestemming hebben.

4.6.3 Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van werken (rekening houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen). Daarnaast legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten over die strenger beschermd zijn en waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt (zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn, rugstreeppad). Voor deze soorten dient onder bepaalde voorwaarden een ontheffing aangevraagd te worden

Plangebied

In het bestemmingsplangebied komen algemeen beschermde soorten (tabel 1) voor zoals verschillende soorten (spits)muizen en mogelijk vos, mol en gewone pad. Hiervoor geldt een algemene vrijstelling, mits de zorgplicht in acht wordt genomen. Daarnaast komen binnen het bestemmingsplangebied zwaar beschermde (tabel 3) vleermuizen en vogels voor, mogelijk huismus en gierzwaluw (www.ndff.nl; www.waarneming.nl).

Het bestemmingsplan doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van deze soorten.

Indien (restauratie) werkzaamheden aan het gebouw of bomenkap voorzien zijn, kunnen één of meer verboden uit de Flora- en Faunawet worden overtreden. Voorafgaand dient onderzocht te worden of deze soorten aanwezig zijn. Voor vleermuizen kan een ontheffing aangevraagd worden waarbij alle effecten moeten worden gemitigeerd.

Indien er handelingen plaatsvinden met gevolgen voor de soorten van de zwaarste beschermingscategorie dient er een dwingende reden van groot maatschappelijk belang te zijn, dit moet uit de plantoelichting blijken, er een toelichting te zijn op de afweging voor voorgenomen activiteit en er een onderbouwing van de locatiekeuze en een onderzoek naar alternatieve locaties te zijn gedaan.

4.7 Bodem

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat er geen sprake is van bodemverontreiniging. Eventueel nader onderzoek zal plaats vinden indien de planvorming voor herinrichting/hergebruik van het plangebied in een verder stadium is en daarvoor een apart bestemmingsplan wordt opgesteld of uitgebreide Wabo-procedure wordt doorlopen.

4.8 Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is de Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid (2005) dat werd geïntroduceerd in het Milieubeleidsplan Den Haag 2001-2006. Het gebiedsgericht milieubeleid maakt het mogelijk om de milieuambities af te stemmen op de specifieke functies, kenmerken en mogelijkheden van een gebied waardoor de kwaliteiten van dat gebied verbetert of beter beschermd kunnen worden.

Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip moeten hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd: wonen, werken, gemengde gebieden met accent op wonen ('gemengd wonen'), gemengde gebieden met accent op werken ('gemengd werken'), verkeersinfrastructuur, groene hoofdstructuur en water.

Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Wonen'. Woongebieden zijn min of meer monofunctionele gebieden. De voorzieningen in het gebied staan in beginsel ten dienste van het gebied zelf. Hierbij moet gedacht worden aan onder andere winkelvoorzieningen, scholen, buurtcentra en kleinschalige bedrijvigheid aan huis. De verkeersinfrastructuur is ingericht voor bestemmingsverkeer, waarbij voetgangers en fietsers de ruimte hebben. Grote verkeersaders zijn niet aanwezig.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

Benoordenhout - Prinses Julianakazerne en Bunker van Ouwenlaan behoort tot het gebiedstype Wonen. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de volgende milieuambities richtinggevend.

thema   welke ambitie is vastgelegd?   wordt de ambitie in het plangebied gerealiseerd?   toelichting  
bodem   extra   gedeeltelijk   Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden.  
externe veiligheid   maximaal   ja   Er vindt geen overschrijding plaats van de normen voor plaatsgebonden risico en groepsrisico als gevolg van de gasleiding en het vervoer gevaarlijke stoffen.  
geluid   extra   ja   Het plan leidt niet tot een toename van de geluidbelasting bij geluidsgevoelige objecten.  
lucht   extra   ja   Het plan leidt niet tot verslechtering van de luchtkwaliteit.  
mobiliteit   extra   ja   Het plan leidt niet tot een toename van het verkeersaanbod.  
schoon   extra   ja   Het plan leidt niet tot verslechtering.  
water   water dat behaagt   ja   Het plan leidt niet tot verslechtering van de waterkwaliteit.  
natuur   extra   ja   Het plan leidt niet tot verslechtering van de natuur  
klimaat   maximaal   ja   Bij eventuele ontwikkelingen, passend binnen de conserverende planregels is sprake van een zeer hoog ambitieniveau voor wat betreft de toepassing van energievoorzieningen en gebruik van duurzame bouwmatetrialen.  

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. In paragraaf 5.2 wordt het plan beschreven. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.3 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.4 en de bestemmingen globaal beschreven worden.

5.2 Beschrijving van het plan

Het terrein van de Prinses Julianakazerne en de bunker zijn volledig in eigendom van de Rijksvastgoedorganisatie, vallend onder het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijkrelaties. Het Rijk heeft de terreinen niet meer actief in gebruik en daarom zal het op termijn verkocht worden. Rijk en gemeente werken samen bij het zoeken naar een passende, nieuwe functie voor de monumentale gebouwen.

Dit bestemmingsplan ziet echter niet toe op het bieden van ruimtelijke kaders voor de toekomstige, nieuwe invulling maar is enkel een actualisatie van de bestaande planregels, zijnde de bestemming 'defensiedoeleinden' teneinde te voldoen aan de wettelijke verplichting uit artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening.

5.3 Keuze en verantwoording van bestemmingen

5.3.1 Het digitale bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:1000.

Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'.

Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.

De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Daardoor is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding ingetekende bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform SVBP, bijlage 2, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.

Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.

Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en plankaart.

5.3.2 Keuze en verantwoording van de bestemmingen
Beleidskader   Vertaling in het bestemmingsplan  
Ruimtelijk  
Verordening Ruimte   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Verordening Ruimte. Het maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk  
De structuurvisie en Haagse Agenda voor de verdichting gaan uit van verdichting door onder andere bebouwing langs doorgaande wegen en groen van vijf bouwlagen, optoppen, verruiming van mogelijkheden voor bouwen van aan- en bijgebouwen en functiewijziging (ombouwen van kantoorgebouwen naar woningbouw);   Gelet op het monumentale karakter en de cultuurhistorische waarde van de panden is verdichting van het plangebied bij recht niet aan de orde. Er is geen sprake van een bestaand kantoorgebouw, waardoor de ombouw van kantoren naar woningbouw niet van toepassing is.  
De nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” gaat mede in op het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte   In het plangebied wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein met een parkeerbehoefte volgens de Nota Parkeernorm Den Haag, inlegvel parkeernormen  
Cultureel erfgoed  
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden. Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden.   Het plangebied betreft archeologisch waardevol gebied (zie paragraaf 2.3.2.2). Eventuele archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verplicht gesteld.


 
De Monumentenwet 1988 / Monumentenverordening Den Haag verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het rijks- / gemeentelijk beschermd stadsgezicht.   De cultuurhistorische waarden van het deel van het Rijksbeschermd stadsgezicht Benoordenhout worden in dit bestemmingsplan beschermd. De toelichting op de aanwijzing tot rijksbeschermd stadsgezicht is als bijlage 2 bij de regels opgenomen. De dubbelbestemming Waarde-cultuurhistorie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden en verwijst naar de bijlage.  
Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg  
Maatschappelijke voorziening   Een kazerne valt volgens de SVBP binnen de hoofdbestemming 'maatschappelijk'. Binnen deze bestemming is het bestaande gebruik voor defensiedoeleinden overgenomen in de lijst met toegelaten doeleinden. De bunker heeft een aanduiding 'maatschappelijk' gekregen.  
Groen  
Boswet   Aan de Bosjes van Zanen is de bestemming 'Bos' toegekend. Dit sluit aan op de beheersverordening die voor het overige deel van de Bosjes van kracht is.  

5.4 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 4 t/m 8) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 9 tot en met 13 bevatten voor alle bestemmingen geldende regels: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingssregels en algemene procedureregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 14, de slotregel in artikel 15.

5.4.1 Inleidende regels

In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd. In artikel 2 is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.4.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

Aan de Bosjes van Zanen is ter bescherming van het bos aldaar de bestemming Bos toegekend. Binnen deze bestemming zijn de functies bosgebied, houtopstanden en waterlopen en waterpartijen mogelijk. Door het opnemen van de bestemming Bos vallen de Bosjes van Zanen onder de Boswet. Hierdoor is duurzame instandhouding van het bos verzekerd en moet wat bos is ook bos blijven. Een aanlegvergunningstelsel is daarom niet noodzakelijk.

Ter plaatse van de Van Ouwenlaan is een bunker toegestaan. Ten beboeve van deze bunker zijn gebouwen toegestaan.

Artikel 4 Maatschappelijk

Binnen de bestemming Maatschappelijk is ter plaatse van de Therese Schwartzestraat een militaire kazerne met de daarbij behorende terreinen en voorzieningen, zoals exercitieterreinen, sportvelden, logiesgebouwen, kantoor, opslagruimte en dergelijke toegestaan. Daarnaast zijn ook erf, parkeren, tuinen, verhardingen en vijvers toegestaan. Gebouwen zijn toegestaan binnen de bouwvlakken die op de verbeelding zijn opgenomen. Ook de maximaal toegestane bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven.

Artikel 5 Water

De bestemming Water is toegekend aan het water binnen het plangebied. Deze gronden zijn bestemd voor water, waterweg, waterberging, vijver en oever met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, voet- en fietspaden en overige voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'brug' op de verbeelding zijn tevens bruggen voor zowel gemotiseerd als langzaam verkeer toegestaan.

Artikel 6 Leiding - Hoogspanning

De voor Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsleiding.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische verwachting.

Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie

De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van het rijksbeschermd stadsgezicht.

5.4.3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 13.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 13.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

De algemene aanduidingsregels hebben betrekking op de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' ter plaatse van de Bosjes van Zanen. Ter plaatse van deze aanduiding is bouwen slechts toegestaan als dit in overeenstemming is met de belangen van het waterwingebied.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor bijvoorbeeld de bouw van kleine nutsvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

5.4.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de in werking treding van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van de in werking treding verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 15 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Benoordenhout - Prinses Julianakazerne en Bunker van Ouwenlaan'.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan vormt een nieuwe planologisch-juridische regeling voor een bestaande situatie. Deze regeling gaat uit van consolidering van deze situatie, er zijn geen ontwikkelingen. Er is geen sprake van een plan dat nog dient te worden verwezenlijkt, zodat het aspect van de economische uitvoerbaarheid in die zin niet van toepassing is.

Artikel 6.12 Wro verplicht de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het bestemmingsplan maakt geen bouwplannen in de zin van de Grondexploitatiewet mogelijk. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Benoordenhout – Prinses Julianakazerne is op 3 februari 2015 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Provincie Zuid-Holland
  • 2. Ministerie EL&I
  • 3. RVOB (Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf)
  • 4. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
  • 5. Ministerie van Defensie
  • 6. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  • 7. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  • 8. Burgemeester en wethouders van Wassenaar
  • 9. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 10. Dunea
  • 11. Politie Haaglanden
  • 12. Veiligheidsregio Haaglanden
  • 13. HTM Personenvervoer NV
  • 14. Veolia Transport Haaglanden
  • 15. Stedin B.V.
  • 16. TenneT Regio West
  • 17. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 18. Het bestuur van de Wijkvereniging Benoordenhout
  • 19. Stichting het Paardeweitje

De onder 6, 13 en 17 genoemde instanties hebben aangegeven dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. De N.V. Nederlands Gasunie (17) heeft aangegeven dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van hun dichtstbij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling. De Veiligheidsregio Haaglanden heeft een advies externe veiligheid gegeven. Dit advies is opgenomen in paragraaf 4.3.6. Van de overige genoemde instanties zijn geen reacties ontvangen. Van de onder 9, 18 en 19 genoemde instanties is hierna een reactie opgenomen.

Bunker Van Ouwenlaan

Zowel de locatie van de bunker als die van de Prinses Julianakazerne zijn niet in de beheersverordening Benoordenhout Noord-Oost opgenomen. Voor de motivering hiervoor zie hoofdstuk 1.1 van de toelichting.

Voor beide locaties (kazerne + bunker) is gewerkt aan een ontwerp-bestemmingsplan. Het plan voor de kazerne is in het vooroverleg gebracht. Uit oogpunt van efficiëntie is er voor gekozen om beide locaties in één plan onder te brengen. De partijen genoemd onder 1, 3, 5, 9 en 18 zullen hiervan nog afzonderlijk op de hoogte worden gebracht.

9. Hoogheemraadschap van Delfland

“ In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp van het bestemmingsplan Benoordenhout-Prinses Julianakazerne in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp van het bestemmingsplan.

Advies

Wij geven u graag advies ten aanzien van de wateraspecten in het plan. Specifiek hebben wij opmerkingen ten aanzien van de thema's 'waterkwantiteit' en 'XX'.

Algemeen

In paragraaf 3.5.1 Beleidskader staat de Handreiking watertoets voor gemeenten vermeld. Wij verzoeken u het jaartal hierachter weg te laten. De handreiking is en wordt regelmatig geactualiseerd. De meest actuele versie van de handreiking is te vinden op de website van Delfland. Wij verzoeken u onderstaande link in de tekst op te nemen: www.hhdelfland.nl/watertoets.

In dezelfde paragraaf onder het kopje Wateragenda verzoeken wij u ook te melden dat de Waterbergingsvisie is geactualiseerd. Naar verwachting wordt dit voorjaar de visie Toekomstbestendig Haags water (den Haag en Delfland) vastgesteld. Zie verder onderstaande –Haagse- tekst:

Wateragenda en Toekomstbestendig Haags water!

De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn.

In de visie 'Toekomstbestendig Haags water!' is aangeven hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust te houden. Het Haagse watersysteem is op dit moment grotendeels op orde. Door kansen te benutten die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, wordt het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en Delfland is daarvoor essentieel.

De ambitie is: "Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad." Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:

1. De basis op orde: We zorgen ervoor dat het systeem goed blijft functioneren. Eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding moeten worden voorkomen of dienen te worden gecompenseerd.

2. Pak kansen door samen te werken en door slimme combinatie te zoeken: We moeten als overheden het goede voorbeeld geven, tijdig kansrijke initiatieven en projecten herkennen en optrekken met partijen in de stad.

3. Kennis, onderzoek en innovatie: Kennisontwikkeling, onderzoek en innovatie is van belang om creatieve oplossingen te vinden in het voorkomen van wateroverlast en het leefbaar en aantrekkelijk houden van de stad.

Waterkwantiteit

  • Toename van verharding heeft negatieve gevolgen voor de waterhuishouding, de kans op wateroverlast neemt toe. Vanuit het standstill-beginsel is een verslechtering niet toegestaan of moet gecompenseerd worden. In de waterparagraaf van dit bestemmingsplan dient dit dus te worden beschreven, zodat voldaan kan worden aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. Op blz. 7 kaart 3 staat een uitsnede van de vigerende bestemmingsplankaart. Hierop staat de aanduiding 25%. Een dergelijk aanduiding wordt vaak gebruikt voor het bebouwingspercentage. Voor de watertoets gebruiken we de vergelijking van bestaande planologische situatie met de beoogde, om te beoordelen of er sprake is van een toename van verharding. Wij verzoeken u dan om ook de legenda en de regels die bij het betreffende kaartbeeld horen op te nemen en te onderbouwen of / hoe de mogelijkheid om het terrein te verharden wijzigt.
  • Wanneer vanuit het oogpunt van ruimtelijke aanvaardbaarheid alleen gebouwd kan worden als de kans op wateroverlast niet toeneemt of gecompenseerd wordt en dat is in de toelichting aangegeven, moet dat ook in de planregels geborgd worden. Het borgen kan gebeuren door een voorwaardelijke verplichting op te nemen. Uitgangspunt bij voorwaardelijke verplichtingen is dat je er niet direct aan hoeft te voldoen. Je hoeft de maatregel dus niet zondermeer te realiseren, maar pas als je een ingreep doet waarvoor de maatregel noodzakelijk is. Voor relevante jurisprudentie, zie bijvoorbeeld de volgende uitspraak van de Raad van State: http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=71900&summary_only=&q=geffen
  • In paragraaf 2.4.4 'Water' staat een onjuist peil van de boezem. Het juiste peil bedraagt -0,43 m NAP.

Naast advisering in het kader van de watertoets over dit bestemmingsplan, kan het zo zijn, dat een watervergunning of melding nodig is. Voor meer informatie over deze watervergunning of melding verwijzen wij u naar http://www.hhdelfland.nl/digitaal-loket/vergunning-melding/.

Voor meer informatie of vragen kunt u zich wenden tot de contactpersoon, vermeld onderaan het voorblad van deze brief."

Reactie

Algemeen:

In paragraaf 3.5.1 is het jaartal achter de Handreiking watertoets vervallen en is een link naar de tekst op de website van het Hoogheemraadschap van Delfland opgenomen.

Daarnaast is de tekst over de Wateragenda aangepast conform het tekstvoorstel van het Hoogheemraadschap.

Waterkwantiteit:

  • In het vigerende bestemmingsplan is inderdaad een bebouwingspercentage van 25% opgenomen. Dit percentage heeft echter alleen betrekking op bebouwing en niet op verharding. Ten aanzien van verharding is in het vigerend bestemmingsplan geen maximum opgenomen, waardoor het gehele plangebied kon worden verhard. Ook in onderhavig ontwerpbestemmingsplan is geen maximum ten aanzien van verharding opgenomen, hetgeen gebruikelijk is in de Haagse bestemmingsplannen. De mogelijkheden om het terrein te verharden verschilt niet tussen het vigerend bestemmingsplan en dit ontwerpbestemmingsplan.
  • Een voorwaardelijke verplchting wordt gekoppeld aan het verlenen van de omgevingsvergunning voor nieuwe ontwikkelingen. Het ontwerpbestemmingsplan maakt echter geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Op basis van het ontwerpbestemmingsplan is alleen vervangende nieuwbouw mogelijk. Als gevolg hiervan neemt de kans op wateroverlast niet toe. Het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in dit bestemmingsplan heeft daarom geen toegevoegde waarde.
  • Het bezoempeil in paragraaf 2.4.4 is aangepast naar -0,43 meter NAP.

18. Het bestuur van de Wijkvereniging Benoordenhout

“De Wijkvereniging Benoordenhout kan instemmen met bovengenoemd concept-plan aangezien dit in hoofdzaak voorziet In digitalisering van het vigerende plan waartoe U ingevolge de Wet ruimtelijke ordening verplicht bent. In de toelichting wordt gesteld dat Rijk en gemeente samenwerken bij het zoeken naar een passende nieuwe functie voor deze monumentale gebouwen.

De Julianakazerne ligt aan het einde van de buurt 'Uilennest' bestaande uit woonhuizen en lage flatgebouwen. De Prinses Juliana Kazerne, een gemeentelijk monument, ligt in het groen min of meer tussen park Clingendael en park Oosterbeek. Naast de kazerne ligt voorts de Seijss-Inquart bunker die evenals beide parken is gelegen op grondgebied van de gemeente Wassenaar.

Deze bunker betreft een rijksmonument en is vervat in het ontwerp-bestemmingsplan Landelijk gebied 2015 van de gemeente Wassenaar. In dit bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden om het gebruik af te stemmen op het gebruik van de kazerne zoals dat wordt opgenomen in het nieuw te maken bestemmingsplan voor de Kazerne waarvan U al heeft aangegeven dat U een voornemen heeft om dit t.z.t. vast te stellen. Met het oog op de voorbereiding van de Nota van Uitgangspunten die aan het nieuwe bestemmingsplan voorafgaat, lijkt het ons nuttig u reeds van onze overwegingen op de hoogte te stellen voor een nieuwe bestemming voor deze bijzondere panden.

De Wijkvereniging is van mening dat zoveel mogelijk moet worden vermeden dat de nieuwe bestemming van de kazerne leidt tot aantasting van het bestaande woonklimaat en verhoging van de verkeersdruk. In dit deel van de wijk is sprake van een vrij eenvoudig wegenplan met slechts een uitweg naar de grote weg.

De gedachten van de Wijkvereniging gaan er daarom naar uit dat, in overleg met de bewoners, als nieuwe functies het beste in aanmerking zouden kunnen komen en zouden passen in deze woonomgeving, woonappartementen en eengezinswoningen al of niet met een zorgfunctie en wat betreft de bunker wellicht een museale invulling eventueel los van het gebruik van de kazerne.

Wij zien met belangstelling uit naar de Nota van Uitgangspunten en de te houden bewonersbijeenkomst daarover.”

Reactie

Het college is verheugd te horen dat u kunt instemmen met het concept-ontwerpbestemmingsplan.

De door u kenbaar gemaakte overwegingen over de nieuwe invulling van de Prinses Julianakazerne zullen worden betrokken bij het opstellen van de Nota van Uitgangspunten en de bestemmingsplanontwikkeling voor deze nieuwe invulling. Wij zullen u op de hoogte houden van dit proces.

19. Stichting het Paardeweitje

“Graag maken wij gebruik van de mogelijkheid om voor en uiterlijk op 23 februari 2015 te reageren op dit bestemmingsplan.

Wij begrijpen uit de toelichting bij het bestemmingsplan 'Prinses Julianakazerne' dat het bestemmingsplan conserverend van aard is en dus met dit plan geen wijzigingen in de huidige bestemming van de Julianakazerne (zoals deze geldt onder het vigerende bestemmingsplan 'Benoordenhout') zijn voorzien.

Onder het vigerende bestemmingsplan heeft de Julianakazerne de bestemming 'Defensiedoeleinden'. Wij merken op dat de bestemming 'Maatschappelijk' zoals deze in het voorliggende bestemmingsplan 'Prinses Julianakazerne' is omschreven, tekstueel heel anders luidt dan de bestemming 'Defensiedoeleinden'. Wij begrijpen echter dat geen wijziging in het gebruik van de kazerne beoogd wordt en vertrouwen er dan ook op dat beide teksten dezelfde betekenis kennen. Wij hadden in dat kader dan ook graag gezien dat in een nieuw conserverend bestemmingsplan de bestemming van de Julianakazerne tekstueel gelijkluidend zou zijn gebleven.

Voor ons lijkt het er namelijk op dat door wijze van omschrijving van de bestemming 'Maatschappelijk' ruimere bouw- en gebruiksmogelijkheden voor parkeren zijn toegestaan in het bestemmingsplan Prinses Julianakazerne dan dat onder het vigerende bestemmingsplan mogelijk zouden zijn. Indien dat (al dan niet onbedoeld) het geval zou zijn, achten wij dat bezwaarlijk en verzoeken wij u de tekst van het voorliggende bestemmingsplan dusdanig aan te passen dat parkeren enkel voor defensiedoeleinden mogelijk is en geen bouwwerken en/of gebouwen ten behoeven van parkeren mogelijk zijn op plaatsen waarop het vigerende bestemmingsplan daarin ook niet voorziet.

Daarnaast brengen wij u, vooruitlopend op eventuele toekomstige plannen met de Julianakazerne, graag op voorhand de volgende punten naar voren, die wij uitermate belangrijk achten voor toekomstige ontwikkelingen:

  • Minst schadelijke verdichting
  • Minst schadelijke aantasting van woongebied/groen
  • Minst schadelijke aantasting van cultuurhistorisch belang
  • Minst schadelijke uitbreiding van verkeersoverlast
  • Geen extra parkeerterreinen of bovengrondse garagebouw

Dit prachtige deel van Den Haag moet toch zo veel mogelijk in tact blijven. Bijbouwen waardoor er een andere infrastructuur zou moeten komen, lijkt ons geen optie.

Wij hopen dat u bij de volgende te nemen stappen ernstig rekening zult houden met genoemde punten.

Verder verzoeken wij u vriendelijk doch dringend de Stichting het Paardeweitje op de hoogte te houden van de ontwikkelingen wanneer plannen inzake de toekomst van de Julianakazerne verdere vorm zullen krijgen, waarmee tevens verbonden een inspraakmogelijkheid.”

Reactie

Het bestemmingsplan Benoordenhout - Prinses Julianakazerne is inderdaad een conserverend bestemmingsplan dat geen ontwikkelingen mogelijk maakt ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen zoals deze in paragraaf 1.4 van de toelichting zijn benoemd.

Met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP) is het niet langer mogelijk om elke denkbare bestemming op te nemen, maar zijn slechts een aantal bestemmingen mogelijk. Kazernes vallen onder de bestemming 'Maatschappelijk'.

Ook aan de inhoud en opbouw van de bestemmingsplanregels zijn met de SVBP eisen verbonden. Dat is de reden dat de bestemmingsplanregels van het bestemmingsplan Benoordenhout - Prinses Julianakazerne afwijken van de regels van het vigerend bestemmingsplan Benoordenhout.

Ook de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor parkeren zijn vergelijkbaar. Parkeervoorzieningen zijn alleen toegestaan ten behoeve van de militaire kazerne met de daarbij behorende terreinen en voorzieningen. Dit is eenzelfde regeling als in het vigerend bestemmingsplan is opgenomen. Gebouwen (dus ook gebouwen ten behoeve van parkeren) zijn alleen toegestaan binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken. Ook deze bouwvlakken komen overeen met de locaties waar onder het vigerend bestemmingsplan gebouwen waren toegestaan.

De door u kenbaar gemaakte overwegingen over de nieuwe invulling van de Prinses Julianakazerne zullen worden betrokken bij het opstellen van de Nota van Uitgangspunten en de bestemmingsplanontwikkeling voor deze nieuwe invulling. Wij zullen u op de hoogte houden van dit proces.