direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Duinoord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied Duinoord op.

  • a. Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) bepaalt dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt (lid 1) en dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2). Het vigerende bestemmingsplan "Duinoord" dateert van 26 oktober 1981.
  • b. Het Rijksbeschermd stadsgezicht Duinoord, aanwijzingsbesluit 26 juli 1996 en het Gemeentelijk beschermd stadsgezicht zoals beschreven in het aanwijzingsbesluit Sportlaan-Segbroeklaan en omgeving van 1 november 2004 maakt, alleen voor zover deze betrekking heeft op het plangebied Duinoord, deel uit van het plangebied. Ingevolge artikel 36 van de Monumentenwet en artikel 14 van de Monumentenverordening van Den Haag moeten de stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht worden vastgelegd in een beschermend bestemmingsplan. Met het bestemmingsplan Duinoord voldoet de gemeente aan deze verplichting en is eveens aandacht besteed aan een passende aan- en bijgebouwenregeling.
  • c. Met onderhavig bestemmingsplan worden ontwikkelingen rond het Verhulstplein en omgeving en aan de Laan van Meerdervoort 55 mogelijk gemaakt. Via wijzigingsbevoegdheden kan hier een herontwikkeling worden uitgewerkt. Alleen de scholen en kinderdagverblijf ontwikkeling aan de Dunklerstraat / Lübeckstraat is bij recht opgenomen;
  • d. Op basis van de functiemengingsstrategie en het horecabeleid heeft er in de Valeriusstraat, Reinkenstraat en in een gedeelte van de Laan van Meerdervoort binnen de bestemming gemengd op de begane grond functie verruiming plaatsgevonden.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Het doel van bestemmingsplan Duinoord is het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur in een juridisch-planologisch kader;

Met het oog op een verantwoord beheer van de ruimtelijke structuur heeft het bestemmingsplan Duinoord tot doel om de bestaande situatie zoveel mogelijk in stand te houden. De bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied is over het algemeen goed: de openbare ruimte, de ruimtelijke samenhang en differentiatie, de relatie tussen openbaar en privégebied, de bouwkundige staat van woningen en voorzieningen en de kwaliteit van de architectuur. Het plan is in hoofdzaak een bestemmingsplan waarin de karakteristieke waarden van de wijk op het gebied van beeld, bebouwing en functies worden behouden. Er is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten van de wijk enerzijds en de woonwensen en gebruiksvrijheden van de bewoners en de gebruikers anderzijds. Het bestemmingsplan biedt de planologisch-juridische basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is, voor het beheer ervan in de toekomst en voor mogelijke nieuwe ontwikkelingen.

1.2.1 Beschermd Stadsgezicht Duinoord

Bij besluit van 26 juli 1996 van de staatssecretaris van Onderwijs en Cultuur en Wetenschappen en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is een groot deel van het bestemmingsplangebied aangewezen tot Rijks beschermd stadsgezicht als bedoeld in artikel 1, onder g, 35 en 36 van de Monumentenwet 1988 (zie bijlage 5 van de regels). Op grond van artikel 36 van de Monumentenwet 1988 dient ter bescherming van het aangewezen gebied een bestemmingsplan te worden vastgesteld.

Bij besluit van 1 november 2004 van de gemeenteraad van Den Haag is een beperkt deel van het bestemmingsplangebied aangewezen tot gemeentelijk beschermd stadsgezicht als bedoeld in artikel 14 van de monumenten verordening Den Haag (zie bijlage 5 van de regels). Op grond van artikel 14a van de monumentenverordening Den Haag dient ter bescherming van het aangewezen gebied een beschermend bestemmingsplan te worden vastgesteld.

Doel van de aanwijzing is om de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkeling binnen het gebied. Dit bestemmingsplan voorziet in de bescherming van de belangen waarop de aanwijzing doelt.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied ligt in het stadsdeel Scheveningen van de gemeente Den Haag. Het plangebied wordt globaal begrensd door:

  • a. de Kennedylaan,
  • b. de Stadhouderslaan,
  • c. de Groot Hertoginnelaan,
  • d. de Laan van Meerdervoort,
  • e. de Conradkade.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0001.png"

kaart 1: ligging in de stad

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Duinoord vervangt (gedeeltelijk) de volgende bestemmingsplannen:

bestemmingsplan   vastgesteld   goedgekeurd   onherroepelijk  
Duinoord   26 oktober 1981   8 februari 1983   13 maart 1984  
Statenkwartier e.o.   27 augustus 1992   20 april 1993   04 februari 1995  

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0002.png"

kaart 2: vigerende stedenbouwkundige regelingen

1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  • a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk.
  • b. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.
  • c. Parapluherziening Archeologie. De parapluherziening heeft betrekking op gebieden met een vastgestelde archeologische waarde of archeologische verwachting. In dit plan is ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming ‘Waarde (archeologie)’ toegevoegd en zijn regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan bouwvergunning.
  • d. Bestemmingsplan Parapluherziening Dakopbouwen, vastgesteld bij raadsbesluit, d.d. 22 april 1999, goedkeuringsbesluit Gedeputeerde Staten 07 juli 1999;

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Duinoord aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds in hoofdstuk 2 de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 en 4 een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 3 bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid, hoofdstuk 4 Milieu ten aanzien van de milieukwaliteitseisen en het milieubeleid. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5, is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de bestaande situatie. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Vanuit de ontstaansgeschiedenis is de wijk in drie delen te splitsen: Duinoord I omsloten door de Groot Hertoginnelaan, de Conradkade en Laan van Meerdervoort; Duinoord II omsloten door de Groot Hertoginnelaan, de Conradkade, Cornelis de Wittlaan en Stadhouderslaan en ten slotte het gebied omsloten door de Houtrustweg, Beeklaan, Laan van Meerdervoort en de Suezkade.

Duinoord I

Ontwikkelingsgeschiedenis

In 1891 diende de Haagse bankier dr. D.P. Scheurleer bij de gemeente een plan in, dat in gewijzigde vorm in 1892 werd overgenomen door de 'N.V. Haagsche Bouwgrond Maatschappij Duinoord'. Deze maatschappij had hiervoor ten zuidwesten van het Zeeheldenkwartier grote grondaankopen gedaan (de zogenaamde Dekkersduintjes). De op deze zandgronden nieuw te bouwen woonwijk was voornamelijk bestemd voor welgestelden en de middenklasse. Het oorspronkelijke plan werd door de directeur van de Dienst Gemeentewerken, ir. I.A. Lindo, onder meer in verkeerstechnisch opzicht gewijzigd, waardoor betere aansluitingsmogelijkheden met bestaande wijken en met geplande nieuwbouwwijken werden gerealiseerd. De aanleg kwam tussen 1892 en omstreeks 1902 tot stand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0003.png"

Duinoord II

Het succes van het eerste plan bracht de bouwondernemers er toe, nog voordat de wijk was voltooid om een tweede uitbreidingsplan in te dienen voor het gebied tussen de Groot Hertoginnelaan, Conradkade, huidige President Kennedylaan en Stadhouderslaan. De gemeentelijke goedkeuring hiervoor werd op 16 maart 1897 verleend. Dit deel van Duinoord is door de gedeeltelijke afbraak ten behoeve van de Atlantikwall in de Tweede Wereldoorlog en de nieuwe stedenbouwkundige inrichting van dit deel naar het herstelplan van W.M. Dudok, ingrijpend gewijzigd.

Duinoord III

Formeel behoort de aanleg van het gebied tussen de Conradkade, Groot Hertoginnelaan, Beeklaan en de Laan van Meerdervoort niet tot het oorspronkelijke plan van Duinoord. Het is aan het begin van de 20e eeuw aangelegd en sluit aan bij het Regentessekwartier, dat naar uitbreidingsplannen uit 1895 van de toenmalige directeur gemeentewerken, ir. I.A. Lindo, werd gerealiseerd.

2.2.1 Ruimtelijke en bebouwingstructuur

Na het Willemspark was Duinoord de tweede grote Haagse stadsuitbreiding waarvoor het stratenplan in één keer werd ontworpen. Kenmerkend zijn het geboden stratenpatroon, de enigszins amandelvormige begrenzing van de wijk en de hoofdas langs de voormalige Afzanderijvaart. Deze as wordt in het midden onderbroken door het stedenbouwkundige hoofdaccent van de wijk, het ovaalvormige Sweelinckplein.

Duinoord I

De hoofdstructuur met breed aangelegde straten wordt gevormd door het Sweelinckplein, de Koningin Emmakade/Waldeck Pyrmontkade (gescheiden door het water van de Afzanderijvaart), de Groot Hertoginnelaan, Laan van Meerdervoort en de 1e en 2e Sweelinckstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0004.png"

Sweelinckplein e.o.

De zuidwestelijke begrenzing van de wijk werd bepaald door het Afvoerkanaal en het tracé van de door de HIJSM geëxploiteerde stoomtram van station HS naar Scheveningen. Deze stoomtramlijn had bij de kruising met de Laan van Meerdervoort een zijtak naar de Anna Paulownastraat Deze trambaan liep tussen deze kruising en de Groot Hertoginnelaan achter de huizen van de Obrechtstraat. De Obrechtstraat was dan ook aanvankelijk de zuidelijke grens van de wijk. Hoewel de bebouwing aan de Laan van Meerdervoort ter hoogte van de Obrechtstraat niet tot het ingediende bouwplan voor Duinoord behoort, dateert zij wel uit dezelfde periode en vormt zij zozeer een visuele en stedenbouwkundige eenheid met deze laat 19de-eeuwse woonbuurt dat dit deel ook binnen de begrenzing van het te beschermen gebied valt.

Nadat de bouw van het Vredespaleis gereed was in 1913 verviel het Traject Reinkenstraat – Anna Paulownastraat. De ongebruikelijk diepe binnenterreinen tussen de Obrechtstraat en de Laan van Meerdervoort herinneren nog aan het oude tramtracé. Ook door de latere invulling in de bebouwing van de Reinkenstraat, de Koningin Emmakade/Waldeck Pyrmontkade en de Tasmanstraat is terug te vinden waar de stoomtrambaan lag.

Het overgebleven deel van de stoomtramlijn tussen HS en Scheveningen is in 1926 aan de HTM verkocht die de lijn vervolgens elektrificeerde tot de eerste sneltramlijn in Nederland: lijn 11

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0005.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0006.png"

HYSM stoomtram 1904 HTM lijn 11 1932

Duinoord II

Het tweede deel van Duinoord vormt een overgangsgebied naar het Statenkwartier, waarvan met de aanleg eveneens rond 1900 werd begonnen. De Koningin Emmakade, Waldeck Pyrmontkade, 2e Sweelinckstraat, 2e Schuytstraat en Obrechtstraat werden ten noorden van de Groot Hertoginnelaan doorgetrokken. De Valeriusstraat en de 2e Sweelinckstraat sloten direct aan op de Aert van der Goesstraat en Jacob Gillesstraat in het Statenkwartier. Ten noorden van de Lübeckstraat is in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw naar het Basisplan Stadhoudersplein-Scheveningsche Bosjes (1947) van W.M. Dudok een geheel nieuwe stedenbouwkundige structuur ontstaan met strokenbouw haaks op de naar het zuiden verlegde Haagse Beek. Bovendien kwamen langs de President Kennedylaan aan de zijde van het Statenkwartier grootschalige kantoren waardoor de vooroorlogse doorlopende straten met woonbebouwing tussen Statenkwartier en Duinoord zijn verdwenen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0007.jpg"

Verhulstplein en Stadhoudersplantsoen

Tegenover het Afvoerkanaal was in het stedenbouwkundig plan van Dudok ruimte gemaakt voor een plein (het huidige Verhulstplein). In het ontwerpplan was dit een besloten plein, omgeven door een winkelcentrum met bovenwoningen. Uiteindelijk is hier een geheel andere invulling aan gegeven. In 1955 werd voor dit deel het plan herzien, gebaseerd op het gegeven dat er op dat moment een grotere vraag was naar kantoren voor deze locatie. Mede hierdoor werd de bebouwingshoogte voor de noordzijde van het plein aangepast van zes naar elf bouwlagen en werd het plein omgeven door hoge kantoren. Een dergelijke schaal maar ook de architectuur is niet karakteristiek voor dit plan.

Duinoord toont een zeer afwisselend straatbeeld door zijn gevarieerde stratenpatroon en verschillende open(bare) ruimtes. Het kromlijnig straatbeloop is kenmerkend voor de wijk en zorgt voor verrassende zichtlijnen. De Groot Hertoginnelaan illustreert dit wel het sterkst. Opvallend is de open bebouwingsstructuur waar de wijk grenst aan Zorgvliet. Hier vormt het geheel van bebouwing, straatprofiel, plantsoen en water een fraaie en soepele overgang naar de villawijk die door het eerder genoemd servituut niet voor 1910 kon worden gebouwd.

De dwars-as door het midden van de wijk met de voormalige Afzanderijvaart en dwars daarop het Sweelinckplein is door ligging, vorm en groenaanleg de bijzondere drager van de structuur van de wijk. Het stenen karakter van de straten wordt onderbroken door de bijzondere open ruimten met groenvoorzieningen of met vergezichten op groen en water aan de randen van de wijk.

Het gebied omsloten door de Houtrustweg, Beeklaan, Laan van Meerdervoort en de Suezkade behoort niet tot het oorspronkelijke plan Duinoord. Het is aan het begin van deze eeuw aangelegd en sluit aan bij het Regentessekwartier, dat naar uitbreidingsplannen uit 1895 van ir. I.A. Lindo werd gerealiseerd.

Architectuur

Duinoord was bijzonder in trek bij repatrianten en verlofgangers uit Nederlands-Indië die door middel van advertentiecampagnes werden aangetrokken. De Maatschappij 'Duinoord', die speculatiebouw als in het Zeeheldenkwartier wenste te voorkomen, schreef in 1892 een prijsvraag uit voor gevelontwerpen, waarop architecten en bouwondernemers konden inzenden. De beoordeling lag in handen van een jury, die bestond uit dr. P.J.H. Cuypers, prof. E. Gugel en de architect C. Muysken.

Stilistisch vormt de bebouwing van Duinoord een homogeen architectuurbeeld, bepaald door de toepassing van de in de late 19de eeuw dominante neorenaissancestijl. Kenmerkend zijn hoge bouwlagen en gevels in schoon metselwerk met talloze in natuursteen of pleisterwerk uitgevoerde ornamenten. Het gebruik van houten erkers en wisselende gevelbeëindigingen dragen sterk bij aan het schilderachtige effect van deze architectuur. Opvallend voor die tijd is het feit dat de hoeken van de straten als het ware zijn open gelaten, waardoor licht en lucht toegang tot de binnenterreinen hebben. Het bebouwingsbeeld wordt verder overwegend bepaald door gesloten gevelwanden in de rooilijn van twee of drie hoge bouwlagen, merendeels met kapverdieping. Ook het souterrain komt soms voor. Ontwerpen voor één huis en voor zogenaamde "blokhuizen", waar twee of meer woningen achter een symmetrische gevel werden gebouwd, wisselen elkaar af. Vrijstaande villa's en dubbele herenhuizen bevinden zich in Duinoord alleen aan het begin van de Groot Hertoginnelaan tussen de 1e Sweelinckstraat en Waldeck Pyrmontkade en op de hoek van het Sweelinckplein en de Banstraat. Kenmerkend is de grote nadruk op de verschijningsvorm van de voorgevels. De achtergevels vertonen een opvallend sober uiterlijk. De meest karakteristieke en uitbundige gevels zijn te vinden aan het Sweelinckplein, gedeelten van de Waldeck Pyrmontkade en Koningin Emmakade nabij dit plein, het gedeelte van de Groot Hertoginnelaan tussen de Banstraat en Waldeck Pyrmontkade, de 1e Sweelinckstraat, Banstraat en Suezkade. De overige straten vertonen veelal een eenvoudiger en uniformer gevelbeeld. De straataanleg is hier ook minder monumentaal. Het beneden- en bovenhuis komt vaker voor in de smallere straten.

In grote lijnen verliep de bouw van de wijk vanaf het noordoosten naar het zuidwesten. De gevels in de vroegst bebouwde straten vertonen doorgaans een rijkere detaillering; gaandeweg treedt een versobering op zoals een vergelijking tussen de 1e en 2e Sweelinckstraat illustreert. Ook is in het latere deel naast de neorenaissance de overgangsarchitectuur vertegenwoordigd.

Van een geheel andere uitstraling is de naoorlogse bebouwing van het uitgevoerde herstelplan van W.M. Dudok.

Met het wederopbouwplan Sportlaan-Zorgvliet kreeg deze zone een belangrijke functie toebedeeld als verkeersweg, die een oplossing moest bieden voor het ontbreken van een doorgaande verbinding tussen het Westland en Wassenaar, parallel aan de kust. Het gebied tussen Kijkduin en de Stadhouderslaan werd daarnaast vooral bestemd voor middenstandswoningen, waaraan in Den Haag vlak na de oorlog een grote behoefte bestond. Het gedeelte tussen het Stokroosveld en de Stadhouderslaan is het meest geslaagde deel van dit wederopbouwplan. Hier is de verkeersweg opgevat als een stedelijke route ingebed in het groen; een parkway die door vrijstaande architectonische ensembles wordt begeleid. De oorspronkelijke kwaliteiten zijn nog grotendeels aanwezig. Architect P. Zanstra heeft veel van de bebouwing langs de parkway ontworpen en heeft hiermee, net als in Mariahoeve, Duttendel, Waldeck en Leyenburg, een belangrijk stempel gezet op het karakter van de buurt. Overigens zonder het voorgeschreven idee van W.M. Dudok uit het oog te verliezen: per groep gedetailleerd met een sterke vormverwantschap.

Typering:
- een stadsdeel van voorname allure met veel park, plantsoenaanleg en enige waterpartijen
- als stedenbouwkundige eenheid ontworpen opzet van een parkway bestaande uit weg, water, bebouwing en beplanting
- de hoge kwaliteit van de wederopbouwarchitectuur
- de bewaard gebleven groeninrichting van het Stadhoudersplantsoen in combinatie met de haaks hierop geplaatste woningbouw

Een belangrijk bindend element van deze wederopbouwarchitectuur (die onderdeel is van de hele herstelzone die loopt van Waldeck tot aan Zorgvliet) is de gele baksteen. De woningen zijn ruim en comfortabel uitgevoerd. Door onder meer variaties in de afwerking van balkons, borstweringen en ingangspartijen is hier een aantrekkelijke mix van typische jaren-vijftig kenmerken terug te vinden.

2.2.2 Structurele en/of functionele verandering

Duinoord I

Duinoord I is grotendeels gaaf bewaard. Het zogenaamde Cornerhouse op de hoek Reinkenstraat/Conradkade is een invulling met een geaccentueerde hoekoplossing uit 1930 die na een prijsvraag tot stand is gekomen.

Het vlak na de oorlog gerealiseerde kantoorgebouw Laan van Meerdervoort 55/55a kan worden beschouwd als een goede architectonische en stedenbouwkundige invulling op de hoek met de Groot Hertoginnelaan. Het kantoorgebouw aan de 1e Sweelinckstraat/Groot Hertoginnelaan en de Duitse Ambassade aan de Groot Hertoginnelaan/Van Blankenburgstraat maken daarentegen een storende inbreuk op de stedenbouwkundige structuur en schaal van de wijk. De verwijdering van de middenas met bomen in de Groot Hertoginnelaan betekende eveneens een verlies aan structuur en belevingswaarde.

De voormalige Afzanderijvaart die iets ten noorden van de Groot Hertoginnelaan eindigt, liep oorspronkelijk in het midden van de Koningin Emmakade/Waldeck Pyrmontkade tot aan de omgrachting van het centrum. Ten zuiden van de Obrechtstraat is deze vaart echter in 1959 gedempt.

Veel monumentale herenhuizen zijn na de Tweede Wereldoorlog verbouwd tot kantoren. Deze functieverandering heeft met name plaatsgevonden aan het Sweelinckplein, de Groot Hertoginnelaan, Waldeck Pyrmontkade, Koningin Emmakade en de Laan van Meerdervoort.

Oorspronkelijk waren de winkels over de wijk verspreid. In de jaren twintig en dertig ontwikkelde de Reinkenstraat zich tot de belangrijkste winkelstraat ten koste van enkele winkels elders in de wijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0008.jpg"

Valeriusstraat thv nr 2

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0009.jpg"

Valeriusstraat thv nr 84. Ca 1912 (Bron: Haags Gemeentearchief)

Duinoord II

Duinoord II is door afbraak ten behoeve van de Atlantikwall van de Duitse bezettingsmacht in de Tweede Wereldoorlog voor een belangrijk deel ingrijpend gewijzigd. Ten noorden van de Lübeckstraat is in de jaren vijftig en zestig naar het Basisplan Stadhoudersplein-Scheveningsche Boschjes (1947) van W.M. Dudok een geheel nieuwe stedenbouwkundige structuur ontstaan met strokenbouw haaks op de naar het zuiden verlegde Haagse Beek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0010.jpg"

Aan de later tot President Kennedylaan omgedoopte dwarsas kwamen kantoren waardoor de relatie met het Statenkwartier werd verbroken. Het Verhulstplein met de daaraan gelegen kantoren doorbrak de kilometerslange door een groenstrook omgeven Haagse Beek.

Evenals de Reinkenstraat in Duinoord I heeft ook de Valeriusstraat in de loop van de 20ste eeuw winkels gekregen. Deze zijn na de Tweede Wereldoorlog voor een deel op de begane grond van flatgebouwen gesitueerd.

(Bron: Monumenten inventarisatieproject Den Haag 1850-1940. Den Haag 1992)

Zie ook het Haags gemeentearchief.

2.3 Cultureel erfgoed

Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.

In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied Duinoord aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.

2.3.1 Cultuurhistorische waarden

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Binnen het plangebied Duinoord is onderzoek verricht naar de cultuur historische waarden; hierbij is het volgende aangetroffen:

2.3.1.1 Bebouwingsstructuur

De goed bewaarde straatwanden in het kromlijnig stratenpatroon bepalen het hoogwaardig stadsbeeld en het karakter van deze bijzondere laat 19de-, vroeg 20-eeuwse wijk. Het architectuurbeeld is bijzonder rijk wat o.a. heeft geleid tot het aanwijzen van de beschermde rijksmonumenten rond het Sweelinckplein.

Het openbare gebied ondersteunt de ruimtelijke kwaliteit van de wijk: De ruime profielen van straten en plantsoenen die dit gebied doorkruisen zijn markant. De relatie tussen water en groenaanleg is van een bijzondere kwaliteit en is van belang in samenhang met de bijzondere waarde van de bebouwing.

2.3.1.2 Beschermd stadsgezicht

Rijksbeschermd stadsgezicht

Op 26 juli 1996 is een groot deel van het plangebied aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht “Duinoord”, zoals is aangegeven op de bij dit besluit behorende begrenzingskaart/ tekeningen nr. MSP 43/03 en zoals is omschreven in de toelichting bij dit besluit om Duinoord aan te wijzen als beschermd stadsgezicht in de zin van artikel 1, onder g van de Monumentenwet 1988. De waardestellende toelichting die behoort bij het besluit van 26 juli 2006 heeft betrekking op een deel van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0011.jpg"

Het Rijksbeschermd stadsgezicht Duinoord wordt omgrensd door het plantsoen aan de Groot Hertoginnelaan, de Carnegielaan, de bebouwing aan de Laan van Meerdervoort, de Beeklaan, de Houtrustweg, de Houtrustbrug, de Conradkade, de Lubeckstraat en de Stadhouderslaan. Dit gebied is iets ruimer dan het bestemmingsplangebied.

Binnen het Rijksbeschermde gezicht zijn de belangen waarop de bescherming is gericht, niet overal gelijk van aard en gewicht. Dit blijkt ook uit de uit de bij de toelichting van het rijks beschermde stadsgezicht behorende waarderingskaart, waarop de historisch-ruimtelijke waarde van het stadsgezicht in grote trekken is weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0012.jpg"

De te beschermen waarden van het plangebied worden in de aanwijzingsbesluiten en de daarbij behorende toelichtingen, bijgevoegd als Bijlage 4 tot en met Bijlage 6 bij de regels, als volgt benoemd:

  • het goed bewaard gebleven laat-19de-eeuwse architectuurbeeld en de ensemblewaarde van hele straatwanden, waarin de neorenaissance stijl domineert;
  • het groot aantal individuele panden met architectuurhistorische waarde;
  • de hoge kwaliteit van de wederopbouwarchitectuur;
  • de bewaard gebleven groeninrichting van het Stadhoudersplantsoen in combinatie met de haaks hierop geplaatste woningbouw;
  • de stedenbouwkundige aanleg waarvan de hoofdopzet bestaat uit lange evenwijdig lopende gebogen straten rond het centraal gelegen ovaalvormige Sweelinckplein;
  • de voormalige Afzanderijvaart die als hoofdas het gebied doorsnijdt;
  • de groenvoorziening van de Afzanderijvaart, alsmede de groenaanleg van het Sweelinckplein;
  • het monumentale gekromde beloop van de Groot Hertoginnelaan;
  • de strook onbebouwde grond tussen het water en de Groot Hertoginnelaan, waardoor het vrije uitzicht van de Duinoordse villa's gehandhaafd bleef in een open structuur met de groenaanleg van Zorgvliet;
  • het water met groenaanleg van het Afvoerkanaal.

Gemeentelijk beschermd stadsgezicht

Op 1 november 2004 is een beperkt deel van het plangebied aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht “Sportlaan-Segbroeklaan en omgeving” zoals is aangegeven op de bij dit besluit behorende begrenzingskaart en is omschreven in de toelichting bij dit besluit om “Sportlaan-Segbroeklaan en omgeving” aan te wijzen als beschermd stadsgezicht in de zin van artikel 14 van de monumentenverordening Den Haag. De waardestellende toelichting die behoort bij het besluit van 1 november 2004 heeft betrekking op een deel van het gebied en hierna wordt in dit bestemmingsplan naar deze toelichting verwezen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0013.png"

Gemeentelijk beschermd stadsgezicht Sportlaan-Segbroeklaan en omgeving

Doel van de aanwijzingen is de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op deze wijze een basis te bieden voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt.

2.3.1.3 Gebouwde monumenten

In het plangebied zijn de volgende rijksmonumenten opgenomen in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988: (woningen tenzij anders vermeld)

Adres   Beschrijving  
1e Sweelinckstraat 76 t/m / 76c   Neorenaissance ca. 1895  
Koningin Emmakade 170, 171 en 172   Neorenaissance ca. 1895  
Laan van Meerdervoort 213 t/m 237   Art Nouveau 1900-1903  
Laan van Meerdervoort 57 en 57a   Schoolgebouw Neorenaissance 1905-1907  
Sweelinckplein 1 t/m 85   Neorenaissance 1893-1897  

De volgende (complexen van) gebouwen zijn aangewezen als gemeentelijk monument ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag:

Adres   Beschrijving  
2e Van Blankenburgstraat 93-95-97   Overgangsarchitectuur 1902  
Groot Hertoginnelaan 30 en 32   Neorenaissance 1895  
Hollanderstraat 2 en 4   Gevelreclame op winkel-woonhuis Neorenaissance 1905  
Schuytstraat 9 en 11   Kerk - Neoromaans 1906  
Tasmanstraat 145 en 147   Gevelreclame op winkel-woonhuis Overgangsarchitectuur 1905  
2.3.1.4 Karakteristieke gebouwen

Behalve de beschermde monumenten kent het plangebied karakteristieke beeldbepalende bebouwing. Dit zijn historische gebouwen die het behouden waard zijn op grond van hun architectonische kwaliteit en/of vanwege het feit dat ze zeer bepalend zijn voor het beeld van de straatwand ter plaatse. De architectuur sluit bescherming als monument in de toekomst niet uit. De gebouwen die zijn aangemerkt als karakteristiek zijn essentiële onderdelen van het stadsbeeld. Sloop van deze gebouwen is ongewenst. Een vergunning hiervoor wordt in beginsel geweigerd. Alleen in uitzonderingsgevallen (bijvoorbeeld bij bouwvalligheid) kan sloop van deze gebouwen aan de orde zijn. Deze bebouwing is onder andere geïnventariseerd op grond van de historisch ruimtelijke waarderingskaart opgenomen bij de toelichting of op grond van het Monumenten Inventarisatie Project.

2.3.1.5 Straten en straatwanden

Duinoord vertoont een zeer afwisselend straatbeeld door zijn gevarieerde stratenpatroon en verschillende open(bare) ruimtes. Het kromlijnig straatbeloop is kenmerkend voor de wijk en zorgt voor verrassende zichtlijnen. De Groot Hertoginnelaan illustreert dit wel het sterkst.

2.3.1.6 Waterlopen

Langs het plangebied loopt het Verversingskanaal. Het water in het Stadhouderplantsoen maakt deel uit van de Haagse Beek. Voorts zijn waterlopen te vinden langs de Koningin Emmakade en de Groothertoginnenlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0014.jpg"

2.3.2 Archeologie
2.3.2.1 De geologische ondergrond

Het bestemmingsplangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk vrijwel geheel op een niet of nauwelijks door jong duin overstoven strandwal gelegen. Alleen de westelijke zone (tussen grofweg Stadhoudersplantsoen en President Kennedylaan) ligt aan de rand van een strandvlakte. Deze strandvlakte werd later ontgonnen als de Segbroekpolder. Strandwallen zijn zandruggen die grofweg evenwijdig aan de kustlijn liggen en die enige duizenden jaren voor Christus door natuurlijke processen zijn gevormd. In de strandvlakte tussen de verschillende strandwallen bleef het oppervlak laag en vochtig: daar ontstond in de loop der eeuwen veen.

Strandwallen hebben archeologische potentie. Al vanaf de late Steentijd (ca. 2500 v. Chr.) waren ze geschikt voor menselijke bewoning. Op veel plekken binnen de gemeentegrenzen (en daarbuiten) zijn er resten van bewoning op teruggevonden, zowel uit de prehistorie als uit de Romeinse tijd of Vroege Middeleeuwen. Ook de laatmiddeleeuwse dorpskernen, zoals Den Haag en Loosduinen, zijn op de strandwallen ontstaan, evenals boerenhoeves en landgoederen uit de nieuwe tijd.

Binnen het plangebied zijn (nog) geen vindplaatsen bekend uit de pre- en vroeghistorische perioden. In de nabije omgeving zijn die er wel. Zo zijn er belangrijke vindplaatsen bekend in het Statenkwartier (vindplaats 75 en 76), rond het World Forum (vindplaatsen 86, 90, 104 en 138) en bij de Houtrustweg (vindplaats 145).

Op de historische kaart van Delfland uit 1712 ligt het hele gebied in een ongerept duingebied, aangegeven als het Oostblok. Alleen in het deel van het plangebied dat in de Segbroekpolder ligt, staan twee erven aangeduid.

Het plangebied is tot aan het eind van de 19de eeuw braakliggend gebied gebleven. Toen werden de eerste plannen ontworpen voor de wijk Duinoord langs het in dezelfde periode gegraven Afvoerkanaal. Dit kanaal heeft geen archeologische verwachting, hier zijn de archeologische waarden vergraven. Aan het begin van de 20ste eeuw werd vervolgens de wijk Duinoord aangelegd en volgebouwd. Een strook langs de President Kennedylaan, ongeveer het deel dat in de strandvlakte lag, viel echter ten offer aan de kaalslag ten behoeve van de Atlantikwall. Dit heeft de inrichting van dit deel van de wijk ingrijpend gewijzigd. Bovendien zijn bij de aanleg van de tankgracht mogelijke archeologische waarden ook verloren gegaan. De plaats waar de tankgracht heeft gelegen heeft daarom geen archeologische verwachting.

Strandwallen waren ook een belangrijke bron voor zandwinning. Vanaf de 17de eeuw tot in de 20ste eeuw is in Den Haag veel afgezand. Ook in een groot deel van Duinoord lijkt dat gebeurd te zijn. Het water aan de Waldeck Pyrmontkade is een oude afzanderijvaart. Bovendien is op verschillende plekken waar vooronderzoek is uitgevoerd vastgesteld dat de bodemopbouw verstoord is en het oorspronkelijke oude duin niet meer aanwezig is. Bij het beoordelen van vergunningaanvragen zal daarom altijd gekeken worden wat er al bekend is over afzanding in het betreffende plangebied.

2.3.2.2 Archeologische potenties en waarden

Op grond van vooral de geologische ondergrond geldt voor de niet-verstoorde delen van het plangebied een archeologische verwachting. Deze zijn als dubbelbestemming “waarde - Archeologie” op de plankaart aangegeven. Voor gebieden met een dubbelbestemming is een aanlegvergunningstelsel van kracht voor ontwikkelingen die groter zijn dan 50 m2 en dieper dan 0,5 m onder maaiveld. De hieraan verbonden voorwaarden, waaronder de verplichting vooronderzoek uit te laten voeren, zijn in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen.

2.4 Ruimtelijke structuur

2.4.1 Stedenbouwkundige structuur

Na het Willemspark was Duinoord de tweede grote Haagse stadsuitbreiding waarvoor het stratenplan in één keer werd ontworpen.

Het eind vorige eeuw voor bebouwing vrijkomende stuk grond aan de Laan van Meerdervoort had de vorm van een amandel. Dat was in hoge mate bepalend voor de loop van de straten en de vorm van het Sweelinckplein.
Kenmerkend zijn het gebogen stratenpatroon, de enigszins amandelvormige begrenzing van de wijk en de hoofdas langs de voormalige Afzanderijvaart. Deze as wordt in het midden onderbroken door het stedenbouwkundige hoofdaccent van de wijk, het ovaalvormige Sweelinckplein.

De hoofdstructuur met breed aangelegde straten wordt gevormd door het Sweelinckplein, de Koningin Emmakade /Waldeck Pyrmontkade (gescheiden door het water van de Afzanderijvaart), de Groot Hertoginnelaan, Laan van Meerdervoort en de 1e en 2e Sweelinckstraat.

De zuidwestelijke begrenzing van de wijk werd bepaald door het Afvoerkanaal en het tracé van de stoomtram naar Scheveningen. Deze trambaan liep op het traject Reinkenstraat - Carnegielaan achter de huizen van de Obrechtstraat. De Obrechtstraat was dan ook aanvankelijk de zuidelijke grens van de wijk. Hoewel de bebouwing aan de Laan van Meerdervoort ter hoogte van de Obrechtstraat niet tot het ingediende bouwplan voor Duinoord behoort, dateert zij wel uit dezelfde periode en vormt zij zozeer een visuele en stedenbouwkundige eenheid met deze laat 19de-eeuwse woonbuurt dat dit deel ook binnen de begrenzing van het te beschermen gebied valt.

Bij de elektrificatie van de stoomtram verviel het traject Reinkenstraat - Carnegielaan en werd de trambaan voor de elektrische stadstram verlegd naar de Laan van Meerdervoort. De ongebruikelijk diepe binnenterreinen tussen de Obrechtstraat en de Laan van Meerdervoort herinneren nog aan het oude tramtracé.

De Cuypers leerling Nicolaas Molenaar won de eerste prijs voor architecten met zijn ontwerp "Sri Wedari", dat op de hoek Banstraat/Sweelinckplein is uitgevoerd. De tweede prijs was voor G. Brouwer jr. (Sweelinckplein 71). Bij de bouwondernemers gingen de eerste twee prijzen naar J.W. Bakker voor een dubbele villa (Groot Hertoginnelaan 26-28) en drie aaneengesloten herenhuizen (1e Sweelinckstraat 28-30).

Een goed voorbeeld van de conservatieve overheidsarchitectuur aan het begin van de 20e eeuw is het gebouw van het Gymnasium Haganum (Laan Van Meerdervoort 59) dat sterk in relatie met de wijk in de stijl van de vroeg 17de-eeuwse, Noord-Nederlandse renaissance is opgetrokken. Het is door zijn stedenbouwkundige situering (o.a. toren in de as van de straat) en rijk gedetailleerde architectuur een belangrijk herkenningspunt aan de rand van de wijk.

Hoewel het centrale deel Duinoord grotendeels gaaf bewaard is in zijn oorspronkelijke verschijningsvorm, hebben er toch in de wijk in de loop der jaren veranderingen plaatsgehad die afwijken van de oorspronkelijke structuur en bouwstijl.

De voormalige Afzanderijvaart, die iets ten noorden van de Groot Hertoginnelaan eindigt, liep oorspronkelijk in het midden van de Koningin Emmakade /Waldeck Pyrmontkade tot aan de omgrachting van het centrum. Ten zuiden van de Obrechtstraat is deze vaart echter in 1959 gedempt.

De bomen in de middenberm van de Groot Hertoginnelaan zijn gekapt. Een na een prijsvraag totstandgekomen vooroorlogse invulling met een geaccentueerde hoekoplossing is het zogenaamde Cornerhouse op de hoek Reinkenstraat/Conradkade uit 1930.

Het vlak na de oorlog gerealiseerde kantoorgebouw Laan van Meerdervoort 55/55a valt net buiten het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan. Het kantoorgebouw aan de 1e Sweelinckstraat/Groot Hertoginnelaan en de Duitse Ambassade aan de Groot Hertoginnelaan/Van Blankenburgstraat hebben zich echter niet geconformeerd aan het karakter van Duinoord.

Van een geheel andere uitstraling is de naoorlogse bebouwing van het uitgevoerde herstelplan van W.M. Dudok. Een belangrijk bindend element van deze wederopbouwarchitectuur (dat onderdeel is van de hele herstelzone die loopt Waldeck tot aan Zorgvliet) is de gele baksteen. De woningen zijn ruim en comfortabel uitgevoerd. Door onder meer variaties in de afwerking van balkons, borstweringen en ingangspartijen is hier een aantrekkelijke mix van typische jaren-vijftig kenmerken terug te vinden.

2.4.2 Verkeer en infrastructuur

Het plangebied wordt globaal begrensd door de President Kennedylaan, de Stadhouderslaan, de Groot Hertoginnelaan, de Laan van Meerdervoort en de Conradkade. Deze begrenzing bestaat deels uit doorgaande routes voor één of meer verkeerssoorten zoals de President Kennedylaan of de Conradkade. Daarnaast is er een aantal belangrijke routes door het gebied zoals de Groot Hertoginnelaan en de route Waldeck Pyrmontkade/Kon Emmakade – Stadhouderslaan.

2.4.2.1 Gemotoriseerd verkeer

De President Kennedylaan en de Waldeck Pyrmontkade/Koningin Emmakade maken onderdeel uit van het stelsel van stedelijke hoofdwegen. De President Kennedylaan maakt daarbij onderdeel van de Noordwestelijke Hoofdroute van Den Haag met een functie voor de verdeling van bestemmingsverkeer over de verschillende delen van stad en het geleiden van doorgaand verkeer door dit deel van de stad.

De Waldeck Pyrmontkade/Koningin Emmakade (tussen de Laan van Meerdervoort en de Groot Hertoginnelaan) en de Groot Hertoginnelaan (tussen de Waldeck Pyrmontkade/Koningin Emmakade en de Carnegielaan) maken onderdeel uit van de centrumring die een functie heeft voor de verdeling van bestemmingsverkeer naar, en vanaf de binnenstad, en voor het geleiden van doorgaand verkeer buiten de binnenstad om.

De Laan van Meerdervoort, de Conradkade en de Groot Hertoginnelaan maken onderdeel uit van het stelsel van wijkontsluitingswegen.
De overige wegen in het gebied hebben in hoofdzaak voor het gemotoriseerd verkeer een functie als erfontsluitingsweg.

2.4.2.2 Openbaar vervoer

In en langs het plangebied is een drietal tramroutes aanwezig. De Conradkade is onderdeel van de doorgaande tramroute tussen Den Haag HS en Scheveningen (tramlijn 11). De Waldeck Pyrmontkade/Koningin Emmakade is een deel van de route van de tramlijn 17 tussen het Statenkwartier en Wateringen via de stations CS en HS. Via de Laan van Meerdervoort rijdt RandstadRail lijn 3 tussen Loosduinen en Zoetermeer via station CS. Daarnaast zijn er twee buslijnen door het plangebied namelijk lijn 21 (Vrederust-Scheveningen) via de Groot Hertoginnelaan en de Valeriusstraat en lijn 24 (Kijkduin-Station Mariahoeve) via de Stadhouderslaan en de Groot Hertoginnelaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0015.png"

2.4.2.3 Langzaam verkeer

In het plangebied is een aantal hoofdfietsroutes aanwezig, namelijk de Conradkade, de Groot Hertoginnelaan, de Laan van Meerdervoort, de President Kennedylaan en de route Waldeck Pyrmontkade/Koningin Emmakade – Stadhouderlaan. Daarbij maken de Conradkade en Laan van Meerdervoort ook deel uit van de zogeheten sterroutes voor de fiets die de als doorgaande routes de belangrijkste bestemmingsgebieden in het stedelijk gebied met elkaar verbinden.

2.4.2.4 Parkeren

In het plangebied vindt het parkeren in hoofdzaak op de openbare weg plaats. Voor de parkeerplaatsen op straat geldt een betaald parkeren regime. De parkeerdruk op de openbare weg in dit gebied is hoog. Enkele complexen in het plangebied hebben een vorm van parkeren op eigen terrein in (gebouwde) parkeervoorzieningen, of op een binnenterrein.

2.4.3 Groen

In het plangebied maken het Afvoerkanaal, de President Kennedylaan, de Stadhouderslaan/Koningin Emmakade en de Laan van Meerdervoort deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur vanwege de bomenrijen die er langs staan. De Haagse Beek is belangrijk als ecologische verbindingszone tussen de Oostduinen en het Westduinpark.

Ook het Stadhoudersplantsoen heeft de status van ecologische verbindingszone. In de Nota Ecologische Verbindingszones staan de ambities voor deze zone beschreven op pagina 30-32. Rond 2010 is het Stadhoudersplantsoen heringericht volgens de richtlijnen uit de nota.

De belangrijkste groengebieden zijn het Stadhoudersplantsoen, de groenstrook langs de Groot Hertoginnelaan (onderdeel van de wijk Zorgvliet) en het Sweelinckplein.
Het Stadhoudersplantsoen is na de Tweede Wereldoorlog aangelegd. Het plantsoen hoort bij de lange groene strook tussen Kijkduin en Zorgvliet waarin de Haagse Beek loopt.

Aan de Stadhouderslaan t.h.v. nr. 2 staat een monumentale Hollandse iep.
Op het schoolplein aan de Tasmanstraat staat een monumentale tamme kastanje.

2.4.4 Water

Tussen Suezkade en Conradkade loopt het Afvoerkanaal dat in de volksmond Verversingskanaal wordt genoemd. Dit kanaal is gegraven in de periode 1868 - 1880 en diende om het vervuilde grachtenwater van de binnenstad af te voeren naar zee.

De Afzanderijvaart met fraaie plantsoenen en statige herenhuizen is een waardevol element in de wijk. Deze vaart loopt tussen Waldeck Pyrmontkade en Koningin Emmakade en Stadhouderslaan. Ten zuiden van de Obrechtstraat is de vaart gedempt.

Aan de rand van plangebied loopt tussen de Groot Hertoginnelaan en de Andries Bickerweg een belangrijke waterstructuur.

Door het Stadhoudersplantsoen loopt een klein onderdeel van de Haagse Beek.
Van oorsprong is de Haagse Beek een duinbeekje, dat het water tussen de strandwallen naar de zee afvoerde. Al sinds de Middeleeuwen is de Beek veel vergraven, omgelegd en gekanaliseerd.

In de Tweede Wereldoorlog hebben de Duitsers van Kijkduin tot Zorgvliet een tankgracht gegraven in het stroomgebied van de Haagse Beek. Dit was een onderdeel van de Atlantikwall, een verdedigingswerk tegen de geallieerden. Voor de Haagse Beek was dit zeer ingrijpend. De Beek werd op veel plaatsen omgelegd en een brede strook bebouwing werd gesloopt. Na de oorlog zijn nieuwe bebouwing en plantsoenen aangelegd.

De Beek loopt langs Meer en Bos, de Balsemienlaan en de Sportlaan naar de Segbroeklaan. Via duikers gaat het water onder het Afvoerkanaal door. Dan vervolgt de beek zijn weg langs de John F. Kennedylaan naar het Landgoed Zorgvliet. De beek verlaat het landgoed weer aan de Jacob Catslaan waar hij via de Duivelsbrug door het parkje kronkelt tussen de Buitenrustweg en Rustenburgweg en daarna door de tuin van het Vredespaleis stroomt. De rest van de route naar het centrum van de stad 's-Gravenhage is drooggelegd sinds eind 19e eeuw.

2.4.5 Kabels en leidingen

Door het plangebied lopen een drinkwaterleiding en een rioolpersleiding. Beide zijn als dubbelbestemming in het plan opgenomen.

2.5 Functionele structuur

2.5.1 Bedrijven

Hoewel Duinoord in de eerste plaats een woonwijk is, zijn er toch hier en daar specifieke bedrijfsruimten en veel kleinere bedrijven en opslagpanden onder woningen.

2.5.2 Cultuur en Ontspanning

Première Parterre is een culturele salon aan de Groot Hertoginnelaan 52.

2.5.3 Detailhandel

Oorspronkelijk waren de winkels over de wijk verspreid. In de jaren twintig en dertig ontwikkelde de Reinkenstraat zich tot de belangrijkste winkelstraat. Tegenwoordig wordt alleen deze straat nog tot de hoofdwinkelstructuur van Den Haag gerekend.

2.5.4 Horeca

Duinoord bezit ruim 20 cafés, cafetaria's en restaurants. Bijna de helft daarvan is gevestigd in de Reinkenstraat en Valeriusstraat. De rest is tamelijk verspreid over de wijk, met name langs de doorgaande wegen Laan van Meerdervoort en Groot Hertoginnelaan. De cafetaria op de hoek ter plaatse van de Suezkade en Groothertogginnelaan is een solitair gebouw. Verder zijn er in het plangebied een aantal hotels en pensions gevestigd.

2.5.5 Kantoren

Specifieke kantoorgebouwen zijn gelegen op het Verhulstplein, op de hoek van de Laan van Meerdervoort en de Groot Hertoginnelaan en tussen de Groot Hertoginnelaan 20 en de Van Blankenburgstraat 13.

Verder zijn veel monumentale herenhuizen na de Tweede Wereldoorlog verbouwd tot kantoren. Deze functieverandering heeft met name plaatsgevonden aan het Sweelinckplein, de Groot Hertoginnelaan, Waldeck Pyrmontkade, Koningin Emmakade en de Laan van Meerdervoort. Diverse ambassades bevinden zich aan het eerste deel van de Groot Hertoginnelaan tegenover de 'ambassadewijk' Zorgvliet.

2.5.6 Maatschappelijk
2.5.6.1 Onderwijs

In het plangebied zijn de volgende scholen en bijbehorende voorzieningen te vinden:

Primair Onderwijs:

Nutsschool M.M. Boldingh - Verhulstplein 21
Da Costaschool - Hollanderstraat 21
Galvanischool - Galvanistraat 43

Voortgezet Onderwijs:

Laan van Meerdervoort 57 - Gymnasium Haganum

Kinderdagverblijven en peuterspeelzalen:

2 Ooievaars - Stadhouderslaan 82
2 Sprong - Sweelinckplein 71
2 Vliegende Hollanders - Hollanderstraat 23
2 Zeerovers - Stadhoudersplantsoen 26
Crèche Hermelijntje VI - Laan van Meerdervoort 118 en 123
Kleine Tara - Galvanistraat 68
Milk & Cookies - 1e Sweelinckstraat 26 -
NSO Galvani - Galvanistraat 43
Onno Dak - Dunklerstraat 5
Valentijn - Groot Hertoginnelaan 76
Zo aan de 2e Sweelinckstraat 148 en 154

2.5.6.2 Maatschappelijk

In het plangebied zijn de volgende maatschappelijke voorzieningen te vinden:

Gezondheidscentrum Archimedes - Laan van Meerdervoort 211
Rouwcentrum Sorghvliet - Groot Hertoginnelaan 1

Kerken:

Thomaskerk - Groot Hertoginnelaan 4
Maranathakerk - 2e Sweelinckstraat 156
Noorderkerk - Schuytstraat 9
Russisch Orthodoxe kerk - Obrechtstraat 9

2.5.7 Sport en recreatie

In het plangebied zijn de volgende sport- en bijbehorende voorzieningen te vinden:

Sportscholen:

Fitness - 2e Schuytstraat 209
De Sportacademie voor zelfverdediging - Groot Hertoginnelaan 169

Speelterreinen

Duinoord heeft weinig speelgelegenheid en ook weinig geschikte locaties om nieuwe speelplekken aan te leggen.

Speelterrein Sunny Court is sinds 1977 een gemeentelijk parkje van een kleine 3000 m2, dat ligt ingesloten in het bouwblok Laan van Meerdervoort / Reinkenstraat / Obrechtstraat / Koningin Emmakade. De ingang ervan is aan de Laan van Meerdervoort 189b;

Het Stadhoudersplantsoen heeft een voetbalkooi en speelvoorzieningen voor kinderen.

De Poort Lübeckstraat - Deze speelplek vervult een buurtfunctie en kent naast het gebruik door de school een potentieel bereik van ± 120 kinderen (7 t/m 18 jaar)

2.5.8 Wonen
2.5.8.1 Woningen

Duinoord heeft een woningvoorraad van zo'n 4000 woningen. Een groot deel van de woningen in het gebied dateert van voor 1915 (69%).

De woningvoorraad bestaat voor een groot deel uit appartementen (86%), het overige deel zijn eengezinswoningen. Meer dan de helft (54%) van de woningvoorraad bestaat uit koopwoningen. Het aandeel huurwoningen in bezit van woningcorporaties is zeer laag (minder dan 6%), de overige huurwoningen (35%) zijn in bezit van particuliere verhuurders.

De huishoudens bestaan vooral uit eenpersoonshuishoudens en samenwonenden zonder kinderen in de leeftijdscategorie 20 t/m 64 jaar.

De woningdichtheid is met 61 woningen per hectare twee keer zo hoog als gemiddeld in Den Haag.

Duinoord heeft een goede woningmarktpositie wat tot uiting komt een in WOZ waarde die anderhalf keer zo hoog is dan het Haagse gemiddelde. Ook het besteedbaar inkomen ligt ruim boven het Haagse gemiddelde.

2.5.8.2 Woonschepen

Woonschepen zijn toegestaan langs de Conradkade tussen de Laan van Meerdervoort en de Groot Hertoginnelaan gerekend tussen 6 meter vanaf brug Laan van Meerdervoort, en 8 meter vanaf brug Groot Hertoginnelaan langs de kademuur gemeten.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Duinoord vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer.

De eerste paragraaf gaat in op allesomvattende ruimtelijk beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna wordt het specifieke beleid voor een aantal relevante thema's uiteen gezet.

De 'ruimtelijke vertaling' van het beleid in de Regels en op de Verbeelding wordt beschreven in hoofdstuk 5.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte is in 2012 van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan Duinoord worden afgewogen.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma. Als de behoefte voldoende is gemotiveerd, wordt gekeken of aan deze behoefte kan worden voldaan door het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transfomatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Voor de in het bestemmingsplan - middels wijzigingsbevoegdheden - opgenomen ontwikkelingen wordt in hoofstuk 5.1.3 invulling gegeven aan de ladder.

De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan Duinoord worden afgewogen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang.

Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan Duinoord geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.

3.2.2 Provinciaal beleid

In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via de Provinciale Verordening regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen.

De Visie Ruimte en Mobiliteit (vastgesteld op 9 juli 2014) is opgesteld vanuit de gedachte dat regels en kaders van de overheid nodig blijven, maar niet nodeloos mogen knellen. De provincie wil met de visie een uitnodigend perspectief bieden. Het beleid voor ruimte en mobiliteit bevat daarom geen eindbeeld, maar wel ambities. Deze zijn verwoord in vier rode draden door het beleid voor ruimte en mobiliteit heen en strategische doelstellingen. Bij het werk aan deze ambities is het vinden van de balans tussen duidelijkheid en flexibiliteit voor maatschappelijke initiatieven een continue opgave.

De Visie Ruimte en Mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. Dat geeft houvast voor andere ruimtelijke plannen en voor investeringen in ruimte en netwerk. Het geeft ook duidelijkheid over de randvoorwaarden die de provincie daaraan stelt.

Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
2. vergroten van de agglomeratiekracht;
3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Vanuit het besef dat stad en land één leefomgeving vormen met elkaar aanvullende kwaliteiten, kent deze Visie Ruimte en Mobiliteit een indeling in functionele in plaats van gebiedsgerichte hoofdstukken:

1. mobiliteit en bebouwde ruimte;
2. de kwaliteit van landschap, groen en erfgoed;
3. water, bodem en energie.

Deze indeling maakt ook duidelijk waar de vier 'rode draden' het nadrukkelijkst doorwerken in het beleid: het beter benutten en het vergroten van de agglomeratiekracht hoofdzakelijk bij 'mobiliteit en bebouwde ruimte', het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit hoofdzakelijk bij 'kwaliteit van landschap, groen en erfgoed' en het bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving hoofdzakelijk bij 'water, bodem en energie'.

Samenhang tussen visie, programma's en verordening

De Visie Ruimte en Mobiliteit beschrijft het strategische beleid van de provincie Zuid-Holland. Het operationele beleid is opgenomen in programma's. Deze zijn preciezer en zullen daarom vaker worden geactualiseerd. Het Programma Ruimte bevat al het ruimtelijk relevante operationele beleid en het Programma Mobiliteit het operationele mobiliteitsbeleid met daaronder allerlei uitwerkingen. Mede door het verschil in uitvoering en detailniveau, zijn de programma's voor ruimte en mobiliteit apart gehouden.

Tot slot bevat het beleid een herziene ruimtelijke regelgeving, die is uitgewerkt in de Verordening ruimte 2014. De Verordening stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Onderdelen daarvan zijn flexibeler dan voorheen: het doel staat voorop en niet de manier waarop dat doel bereikt moet worden. Waar duidelijkheid gevraagd is, stelt de provincie vanuit bovenlokaal belang en wettelijke taken kaders en randvoorwaarden aan ruimtelijke plannen.

De Visie Ruimte en Mobiliteit en het Programma Ruimte hebben beide de status van structuurvisie zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De Visie Ruimte en Mobiliteit heeft ook de status van verkeer- en vervoersplan zoals bedoeld in de Planwet Verkeer en Vervoer, paragraaf 3 (“Het provinciale verkeers- en vervoerplan”), artikel 5 en 6. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de provincie haar planologisch- juridische instrumentarium (waaronder de Verordening ruimte 2014, het inpassingsplan en de aanwijzing) kan inzetten als sprake is van een provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in het programma. De Visie, de Programma's en de Verordening vullen elkaar aan, maar delen de belangrijkste drijfveer: het vertrouwen in de kracht van de samenleving.

De Verordening Ruimte bevat o.a. regels voor bebouwde ruimte en mobiliteit. Voor het stedelijke gebied is met name de Ladder voor duurzame verstedelijking van belang:

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  • in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

Voor de in het bestemmingsplan - middels wijzigingsbevoegdheden - opgenomen ontwikkelingen wordt in hoofstuk 5.1.3 invulling gegeven aan de ladder.

Het bestemmingsplan Duinoord is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie en Verordening.

3.2.3 Regionaal beleid door de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH)

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) is in 2008 vastgesteld door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden (nu: MRDH). Het RSP is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden
  • het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

Voor Den Haag hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen:

  • het faciliteren van internationale bedrijven en instellingen in de Internationale Zone en in het bijzonder het World Forum in Den Haag;
  • intensief ruimtegebruik van stedelijke wijken.

Voor de verschillende beleidssectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel.

Het bestemmingsplan Duinoord is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.

Per 1 januari 2015 zijn de beleidstaken van het Stadsgewest Haaglanden overgegaan naar de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH).

3.2.4 Gemeentelijk beleid
3.2.4.1 Wéreldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020

De Structuurvisie Den Haag 2020 beschrijft de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020 (Rv 197 - 2005; RIS 129201). De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca. 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca. 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).

Het bestemmingsplan Duinoord is voor een deel gelegen in de kansenzone Internationale kust. In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot haar recht komt. Tegen de achtergrond van de huidige economische crisis zijn in het bestuursakkoord “Aan de slag" d.d. mei 2011 en het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling 2014 nadere prioriteiten gesteld.

3.2.4.2 Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling 2015

Het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling (IpSO) (Rv 98 november 2014; RIS 276321) geeft inzicht in de ruimtelijke agenda van Den Haag en de bijbehorende fysieke investeringsprojecten. Het programma is gebaseerd op het coalitieakkoord “Vertrouwen op Haagse Kracht” (RIS 273442).
Het IpSO 2015 biedt een samenhangend overzicht van de lopende projectenportefeuille en kijkt vooruit naar nieuwe investeringen.
De Haagse bevolking groeit, maar de economische ontwikkeling en de banengroei blijven daarbij achter. Den Haag staat voor de uitdaging om de bevolkingsgroei op te vangen, economische ontwikkeling en banengroei te stimuleren en tegelijkertijd de kernkwaliteiten van Den Haag te behouden en te versterken.

De gemeente zet in op nieuwe duurzame groei. Voorheen lag het accent van de investeringen op gebouwen. Nu gaat het ook om investeringen in de buitenruimte en de bereikbaarheid van de stad. Enkele gebieden bieden specifieke kansen voor werkgelegenheid en ondernemerschap. De zogeheten kerngebieden. Het gaat om de Binckhorst, het Centraal Station, Hollands Spoor, Laan van NOI, de Haagse kust, de Internationale Zone, Spuikwartier en de Leyweg. In andere gebieden vervult de gemeente een faciliterende rol en nodigt zij anderen uit om in Den Haag te investeren.

Het IpSO heeft geen gevolgen voor Duinoord.

3.2.4.3 Agenda voor de Haagse Verdichting

De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' (Rv 51 - 2009; RIS 159469) is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken.

De Haagse Verdichting houdt voor Duinoord in dat invulling wordt gegeven aan functiewijziging (ombouwen van kantoorgebouwen naar woningbouw).
Verder is onderzocht of verdichting kan plaatsvinden door dakopbouwen op de bestaande woongebouwen toe te staan. Zodoende kunnen zittende bewoners gebonden worden aan de wijk en wordt een alternatief voor het verhuizen naar een andere wijk geboden. Een een extra bouwlaag dakopbouw levert een bijdrage aan de binnenstedelijke verdichtingsopgave door toevoeging van bouwvolume daar waar dat wenselijk, mogelijk en verantwoord is. In de Verdichtingsagenda wordt gemeld dat verdichting met respect voor, en kennis van de cultuurhistorie, de identiteit en het karakter van Den Haag moet gebeuren. Verdichtingsingrepen mogen deze niet aantasten of negatief beïnvloeden. In de beschermde stadsgezichten is verdichten alleen mogelijk als programma, schaal, maat en architectuur aansluiten bij de bestaande kwaliteiten. Verdichting kan wel eventuele weeffouten in de structuur zelf herstellen. De verankering van de monumentenzorg in de ruimtelijke ordening en het centraal stellen van het bestemmingsplan hierbij vindt het Haagse college een goede ontwikkeling. Nieuwbouw in een waardevolle omgeving vergt een “maatwerkbenadering”; behoudend waar nodig en ruimte gevend waar dat kan. In dit bestemmingsplan is geen regeling voor extra bouwlaag dakopbouwen opgenomen.

Woningsplitsing

Net zoals bij dakopbouwen, is in de Nota Voorraadbeleid (16 maart 2015) aangegeven dat eenzelfde systematiek wordt toegepast in gebieden waar uitgaande van de woningvoorraad aanleiding kan zijn van verzoeken om splitsing. Qua systematiek gaat het dan om een verbod waarbij per situatie ontheffing kan worden verleend. Bij die ontheffing wordt onder andere de parkeersituatie in ogenschouw genomen. In de nota wordt tevens voorgesteld om in het verlengde van het kamerbewoningsbeleid bouwkundige splitsing (woningvorming) in de aangewezen kwetsbare gebieden niet bij recht toe te staan.

3.3 Cultureel erfgoed

Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen of structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.

In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied Duinoord aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.

3.3.1 Cultuurhistorische waarden
3.3.1.1 Modernisering monumentenzorg (MoMo)


In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de moderniseringsplannen voor de monumentenzorg van de minister van OC&W (MoMo). Een van de drie grote veranderingen is het meewegen van de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening. Per 1 januari 2012 is daarom het BRO gewijzigd en is de gemeente verplicht in een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Doel hiervan is een betere borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Dat betekent dat een analyse moet worden verricht naar de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en dat daar conclusies aan moeten worden verbonden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en beïnvloeden ze toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of stadsgezicht aanwijzen, maar ze beïnvloeden wel de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.

3.3.1.2 Beschermd stadsgezicht


Rijksbeschermd stadsgezicht

De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.

Een groot deel van het plangebied Duinoord maakt deel uit van het rijksbeschermd stadsgezicht 'Duinoord'. De Monumentenwet 1988 verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het rijksbeschermd stadsgezicht. De cultuurhistorische waarden die zijn aangewezen en die door dit bestemmingsplan worden beschermd, zijn verwoord in de toelichting op de aanwijzing. Het nieuwe bestemmingsplan maar ook het vigerende bestemmingsplan voorziet daarin.

Binnen het beschermde gezicht zijn de belangen waarop de bescherming is gericht zeker niet overal gelijk van aard en gewicht. De 'nadere typering van te beschermen waarden' uit deze toelichting is als bijlage bij de regels opgenomen en in de regels is bepaald dat de cultuurhistorische waarden die hierin worden beschreven niet mogen worden aangetast.
Ten behoeve van de bescherming van het beschermde stadsgezicht is in de regels een regeling opgenomen. Deze regeling dient als vangnet en gaat vóór boven de overige regels van het bestemmingsplan.

Naast de regels die dit bestemmingsplan stelt, worden aanvragen om bouw/verbouw in het beschermde stadsgezicht getoetst aan redelijke eisen van welstand. Criteria daaromtrent zijn opgenomen in de (haagse) welstandsnota

Slopen in een Rijksbeschermd stadsgezicht.

Voor het slopen of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk in een rijksbeschermd stadsgezicht is een vergunning vereist op grond van artikel 2.1, lid 1 onder h van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Gemeentelijk beschermd stadsgezicht

De Monumentenverordening Den Haag omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken, hieronder begrepen bomen, wegen, straten, pleinen en bruggen, grachten, vaarten, sloten en andere wateren, welke een beeld vormen, dat van algemeen belang is voor de gemeente Den Haag wegens de schoonheid of het karakter van het geheel' en dat vanwege dit algemene belang door de gemeenteraad van Den Haag als zodanig is aangewezen.

Deze waarden zullen conform artikel 14, lid 1a van de Monumentenverordening Den Haag worden vastgelegd in een beschermend bestemmingsplan. De cultuurhistorische waarden die zijn aangewezen en die door dit bestemmingsplan worden beschermd, zijn verwoord in de toelichting op de aanwijzing. Het nieuwe bestemmingsplan maar ook het vigerende bestemmingsplan voorziet daarin.

Op 1 november 2004 is een beperkt deel van het plangebied aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht “Sportlaan-Segbroeklaan en omgeving”, zoals is aangegeven op de bij dit besluit behorende begrenzingskaart en is omschreven in de toelichting bij dit besluit om “Sportlaan-Segbroeklaan en omgeving” aan te wijzen als beschermd stadsgezicht in de zin van artikel 14 van de monumentenverordening Den Haag. De waardestellende toelichting die behoort bij het besluit van 1 november 2004 heeft betrekking op een deel van het gebied en hierna wordt in dit bestemmingsplan naar deze toelichting verwezen.

Doel van de aanwijzing is de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op deze wijze een basis te geven voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt.

Binnen het beschermde gezicht zijn de belangen waarop de bescherming is gericht, niet overal gelijk van aard en gewicht. Dit blijkt ook uit de uit de bij de toelichting van het rijksbeschermde stadsgezicht behorende waarderingskaart, waarop de historisch-ruimtelijke waarde van het stadsgezicht in grote trekken is weergegeven.

De te beschermen waarden van het plangebied worden in de aanwijzingsbesluiten en de daarbij behorende toelichtingen, als volgt gewaardeerd:

  • het goed bewaard gebleven laat-19de-eeuwse architectuurbeeld en de ensemblewaarde van hele straatwanden, waarin de neorenaissance stijl domineert;
  • het groot aantal individuele panden met architectuurhistorische waarde;
  • de hoge kwaliteit van de wederopbouwarchitectuur;
  • de bewaard gebleven groeninrichting van het Stadhoudersplantsoen in combinatie met de haaks hierop geplaatste woningbouw;
  • de stedenbouwkundige aanleg waarvan de hoofdopzet bestaat uit lange evenwijdig lopende gebogen straten rond het centraal gelegen ovaalvormige Sweelinckplein;
  • de voormalige Afzanderijvaart die als hoofdas het gebied doorsnijdt;
  • de groenvoorziening van de Afzanderijvaart, alsmede de groenaanleg van het Sweelinckplein;
  • het monumentale gekromde beloop van de Groot Hertoginnelaan;
  • de strook onbebouwde grond tussen het water en de Groot Hertoginnelaan, waardoor het vrije uitzicht van de Duinoordse villa's gehandhaafd bleef in een open structuur met de groenaanleg van Zorgvliet;
  • het water met groenaanleg van het Afvoerkanaal.

Slopen in een gemeentelijk beschermd stadsgezicht.

Het is conform artikel 15 van de Monumentenverordening Den Haag verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk in een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht te slopen. De vergunning kan worden geweigerd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd (artikel 2.17 wet algemene bepalingen omgevingsrecht).

3.3.1.3 Provinciaal beleid


Cultuurhistorie is van groot belang voor de leefomgeving in Zuid-Holland. Tientallen eeuwen ontginnen en bouwen, wonen en werken hebben deze provincie gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Niet alleen oude molens, boerderijlinten of stadsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen daarvan.
Deze cultuurhistorische waarden bepalen in sterke mate de identiteit en kwaliteit van een gebied of plek, en op die manier dus ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers.

De provincie Zuid-Holland heeft, vanwege de grote betekenis van cultuurhistorie voor onze leefomgeving, vanaf 1997 de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) (http://geo.zuid-holland.nl/geo-loket/html/atlas.html?atlas=chs) opgesteld: een kaart met overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland.

De provincie wil deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit mogelijk te maken heeft de provincie zogenoemde Regioprofielen Cultuurhistorie (http://www.zuid-holland.nl/regioprofielen) opgesteld.

De zestien regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Ze zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen zoals die staan in de Provinciale Structuurvisie (paragraaf 5.7.4). Zo zijn op de Kwaliteitskaart van de structuurvisie de topgebieden en kroonjuwelen voor cultureel erfgoed aangegeven. Daarnaast geeft de Provinciale Structuurvisie ook algemene richtlijnen voor archeologie, molenbiotopen en landgoederen. De Provinciale Structuurvisie vormt samen met de Regioprofielen Cultuurhistorie het kader waarbinnen de provincie stuurt op cultuurhistorie en ruimtelijke ordening.

Topgebied Den Haag/Wassenaar is een duinenstrandwallenlandschap met een zone van landgoederen en villawijken en de beschermde stadsgezichten van Den Haag en Wassenaar. Duinoord behoort tot dit topgebied.

3.3.1.4 Gemeentelijk beleid


De Structuurvisie Den Haag 2020 benoemt vier grote troeven van Den Haag, een daarvan is de monumentale residentie. Den Haag is een stad met een belangrijk cultuurhistorisch erfgoed. Er zijn talrijke monumenten en 30% van de stad is beschermd stadsgezicht. De structuurvisie beschrijft de beschermde stadsgezichten als zéér waardevol en geeft aan dat deze door goed beheer hun kwaliteit zullen moeten behouden. Dat wil zeggen dat in ruimtelijke veranderingsprocessen in de stad bestaande cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen. Het wil ook zeggen, dat de betreffende gebieden blijvend een betekenis hebben voor de identiteit en het karakter van de stad.

In het plangebied is op een groot aantal plekken sprake van beeldbepalende bebouwing met een hoge ensemblewaarde. Deze bebouwing is op de waarderingskaart van het MIP aangegeven en zal in het bestemmingsplan als zodanig 'beschermd' worden.

Met het oog op een verantwoord beheer van de ruimtelijke structuur heeft het bestemmingsplan Duinoord tot doel de bestaande situatie zoveel mogelijk in stand te houden. De bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied is over het algemeen goed: de openbare ruimte, de ruimtelijke samenhang en differentiatie, de relatie tussen openbaar en privégebied, de bouwkundige staat van woningen en voorzieningen en de kwaliteit van de architectuur. Het plan is in hoofdzaak een beheers bestemmingsplan waarin de karakteristieke waarden van de wijk op het gebied van beeld, bebouwing en functies worden behouden. Er is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten van de wijk enerzijds en de woonwensen en gebruiksvrijheden van de bewoners en gebruikers anderzijds. Het bestemmingsplan biedt de planologisch-juridische basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is, voor het beheer ervan in de toekomst en voor mogelijke nieuwe ontwikkelingen.

Bij besluit van 1 november 2004 van de gemeenraad van Den Haag is een beperkt deel van het bestemmingsplangebied aangewezen tot gemeentelijk beschermd stadgezicht als bedoeld in artikel 14 van de monumentenverordening Den Haag. Op grond van artikel 14a van de monumentenverordening Den Haag dient ter bescherming van het aangewezen gebied een beschermend bestemmingsplan te worden vastgesteld.

Doel van de aanwijzing is om de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. Dit bestemmingsplan voorziet in de bescherming van de belangen waarop de aanwijzing doelt.

In de Agenda voor de Haagse verdichting (Rv 51 - 2005; RIS 159469) is gemeld dat verdichting in beschermde stadsgezichten moet bijdragen aan het versterken, dan wel herstellen van stedenbouwkundige structuren en het versterken van de cultuurhistorische waarden van het gebied. Voor deze gebieden bestaan geen intensieve verdichtingsplannen. Verdichting moet met respect voor, en kennis van de cultuurhistorie, identiteit en het karakter van Den Haag gebeuren. Verdichtingsingrepen mogen deze niet aantasten of negatief beïnvloeden.

In de beschermde stadsgezichten is verdichten alleen mogelijk als programma, schaal, maat en architectuur aansluiten bij de bestaande kwaliteiten. Verdichting kan wel eventuele weeffouten in de structuur zelf herstellen.

Monumentenvisie Den Haag

Het college van B&W heeft in 2011 de erfgoedvisie “Bekend maakt bemind” (Cb 2011; RIS 181127) uitgebracht. Het college noemt in deze nota de verankering van de monumentenzorg in de ruimtelijke ordening en het centraal stellen van het bestemmingsplan hierbij een goede ontwikkeling. Dat vergt een “maatwerkbenadering”; behoudend waar nodig en ruimte gevend waar dat kan.

Dakopbouwen

De gemeente Den Haag heeft samen met consulenten van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voor Duinoord bekeken waar dakopbouwen mogelijk zijn zonder de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht onevenredig aan te tasten. Dit bleek maar in zeer beperkte mate mogelijk. Ook vijf lagen langs doorgaande wegen is voor deze wijk niet haalbaar zonder de waarden van het stadsgezicht verregaand aan te tasten.

Dakopbouwen worden niet toegestaan in de straten met “belangrijke bebouwing door hoge ensemblewaarde” zoals aangegeven op de waarderingskaart behorend bij de toelichting van het rijks beschermde stadsgezicht. In de overige straten is vanuit cultuurhistorische overwegingen een dakopbouw in incidentele gevallen alleen denkbaar bij panden met geheel platte daken onder voorwaarde dat de samenhang van een eventueel ensemble en de individuele architectonische kwaliteit van de gevel niet wordt verstoord. Er is in dit bestemmingsplan daarom geen regeling voor een xtra bouwlaag dakopbouwen opgenomen.

Vijf lagen zijn vanwege de kwalificatie van dit stadsgezicht als een het hoogwaardige stadsbeeld met bijzondere panden in neorenaissance, vroeg 20de-eeuwse overgangsarchitectuur en wederopbouwarchitectuur die een vrijwel gaaf ensemble vormen niet aan de orde.

3.3.1.5 Monumentale gebouwen


In paragraaf 2.3.1.3 Gebouwde monumenten worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument of ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven.

Voor wijzigingen, waaronder verbouwingen en onderhoud aan zowel rijks- als gemeentelijke monumenten is op grond van artikel 2.1, lid 1 onder f. of ingevolge artikel 2.2, lid 1 onder b. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een vergunning vereist. Toetsingscriteria zijn onder meer de architectuur- en cultuurhistorische waarden van het desbetreffende monument.

Behalve de beschermde monumenten kent het plangebied karakteristieke beeldbepalende bebouwing. Dit zijn historische gebouwen die het behouden waard zijn op grond van hun architectonische kwaliteit en/of vanwege het feit dat ze zeer bepalend zijn voor het beeld van de straatwand ter plaatse. De architectuur sluit bescherming als monument in de toekomst niet uit. De gebouwen die zijn aangemerkt als karakteristiek zijn essentiële onderdelen van het stadsbeeld. Sloop van deze gebouwen is ongewenst. Een vergunning hiervoor wordt in beginsel geweigerd. Alleen in uitzonderingsgevallen (bijvoorbeeld bij bouwvalligheid) kan sloop van deze gebouwen aan de orde zijn. Deze bebouwing is onder andere geïnventariseerd op grond van de historisch ruimtelijke waarderingskaart opgenomen bij de toelichting of op grond van het Monumenten Inventarisatie Project.

3.3.2 Archeologie


Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet 1988, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het gemeentelijk archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan Duinoord.

Gemeentelijk beleid

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  • 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m² en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
  • 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

Vrijwel het gehele plangebied Duinoord heeft een archeologische verwachting. Voor de gebieden waarvoor een archeologische verwachting geldt, gelden onderzoekseisen en vrijstellingsregimes, waarbij de gemeente gebruik heeft gemaakt van de beleidsvrijheid die de Monumentenwet daarvoor biedt. De keuzes zijn gebaseerd op gegevens uit archeologisch onderzoek, en beschreven, gemotiveerd en vastgelegd in de Beleidsnota archeologie van de gemeente Den Haag (In het verleden ligt het heden; 2011-2020), de Toelichting op de AWVK, de Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie (GOA) en het gemeentedekkende paraplubestemmingsplan Archeologie Den Haag. Wanneer tussentijds uit archeologisch onderzoek nieuwe gegevens beschikbaar komen, wordt deze informatie meegewogen in de beoordeling van vergunningaanvragen en te zijner tijd verwerkt in de actualisatie van het beleid en de beleidsinstrumenten. Voor verschillende locaties in het plangebied is eerder verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Hierbij is op enkele plaatsen vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig of behouden zijn. Voor een locatie is tijdens het verkennende onderzoek de verwachting juist bevestigd. In dat deel kunnen nog archeologische vindplaatsen aanwezig zijn (zie verder paragraaf 2.3.2).

In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning wordt van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting gevraagd om de archeologische waarde van het terrein, dat door de bodemingreep verstoord wordt, in voldoende mate vast te stellen. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kan de gemeente aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden verbinden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

Meer informatie over het archeologiebeleid van de gemeente Den Haag is te vinden op http://www.denhaag.nl/home/bewoners/to/Beleidsnota-Archeologie-20112020.htm.

3.4 Groen

3.4.1 Groen kleurt de stad

De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 - (Rv 162 - 2005; RIS 129360) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:

  • het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;
  • het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.

Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.

In de nota zijn een kaart met de "Stedelijke Groene Hoofd Structuur" en een kaart met "Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur" opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0016.png"

Het Stadhoudersplantsoen dat in de wijk Zorgvliet ligt, met de groenstrook langs de Groot Hertoginnelaan, maakt deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur.

3.4.2 Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

De Groene Hoofdstructuur van Den Haag bepaalt voor een belangrijk deel het karakter van de stad.
Dit groen heeft vele functies, één daarvan is de functie als stedelijke ecologische hoofdstructuur, dat wil zeggen de drager van de stedelijke natuur en verbindingsstructuur voor de omliggende natuur.

De Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag is beschreven in de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 (Rv 5 - 2009; RIS 159450). Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SEHS bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De Stedelijke Ecologische hoofdstructuur is opgenomen op kaart (RIS 151912). De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.
De kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren worden grotendeels bepaald door inrichting, gebruik en beheer. Daarom ligt daarop het accent.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0017.jpg"

De Haagse Beek is belangrijk als ecologische verbindingszone tussen de Oostduinen en het Westduinpark. Binnen het plangebied loopt de Haagse Beek door het Stadhoudersplantsoen.

De ontwikkelingen die beoogd zijn voor het Verhulstplein grenzen aan de Stedelijke Ecologische Verbindingszone Haagse Beek. De doelstelling voor het Verhulstplein e.o. is om te komen van een kantorenplein tot een woongebied met hoogwaardige inrichting. In de eerder voorgestelde transformatie (renovatie) van het Nillmij-gebouw, is het niet mogelijk gebleken om de ambitie van de gemeente, om een ecologische zone, te realiseren middels het doortrekken van de Haagse beek. Daarom is in een eerdere fase voorgesteld hier van af te wijken (RIS 270661, d.d. 04-03-2014). In Hoofdstuk 5.1.1 is beschreven op welke wijze aan deze ambities invulling wordt gegeven.

3.4.3 Bomen

Behoudenswaardige bomen

Voor een volledig overzicht van de monumentale bomen in Den Haag, zie bijlage Monumentale bomen Den Haag. Binnen het plangebied bevinden zich monumentale bomen langs de Stadhouderslaan, Waldeck Pyrmontkade en in de Tasmanstraat.

Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (Rv 97 - 2010; RIS 174540). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0018.png"

Monumentale bomen

De aanwezigheid van volwassen bomen maakt een leefomgeving aantrekkelijker, aldus het initiatiefvoorstel inzake behoudenswaardige bomen in Den Haag. Zo dempen bomen extreme temperaturen, halen ze schadelijke stoffen uit de lucht, maken ze bij hoogbouw valwinden onschadelijk enz. Het voorstel (Rv 104 - 2011; RIS 166340) is uitgewerkt in de “Planbeoordeling Haagse Bomen”. Doel is om gemeentelijke bomen beter te beschermen bij gebiedsontwikkeling door tijdig de waarden van de bestaande bomen op het betreffende object in te schatten en te betrekken bij de bestuurlijke besluitvorming van (beginsel) bouwplannen.

3.4.4 Groen en tuinen

Grote delen van Den Haag hebben een verkaveling van gesloten bouwblokken. De binnenterreinen hebben van oorsprong een rustig en groen karakter, dat waar enigszins mogelijk en geïndiceerd, behouden dient te blijven. Daarnaast is het vanuit het gezichtspunt van duurzaamheid gewenst het percentage bebouwd oppervlak te matigen. Hoe hoger dit percentage bebouwd oppervlak, hoe hoger de belasting op het Haags rioolstelsel en uiteindelijk de hoeveelheid overstort van afvalwater. Het beleid is dan ook gericht op behoud van deze belangrijke elementen (Rv 84.2011/2; RIS 181878) over behoud groen(beleving) wijken. Het bestemmingsplan Duinoord is grotendeels conserverend van aard. Ten aanzien van de voorstelde ontwikkelingen wordt in hoofdstuk 4.1 gemotiveerd op welke wijze aan dit beleid invulling wordt gegeven.

3.5 Water

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het beheer van de primaire waterkering en het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied.
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de voorschriften. Deze waterparagraaf bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.

3.5.1 Beleidskader

Ten aanzien van het thema water zijn er diverse kaders van kracht. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

Europees

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).

Nationaal

Het Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel de Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vast te houden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

Provinciaal

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015 (Provinciale Staten 2009). In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaalt naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • Waarborgen waterveiligheid;
  • Zorgen voor mooi en schoon water;
  • Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.


Hoogheemraadschap van Delfland

Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.

Watertoets

Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het hoogheemraadschap van Delfland heeft de Handreiking watertoets voor gemeenten opgesteld. De meest actuele versie van de handreiking is te vinden op de website van Delfland: www.hhdelfland.nl/watertoets. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht.


Het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid geeft op hoofdlijnen het algemene beleidskader aan voor het beheer van de waterkeringen. Met beheer wordt bedoeld 'alle activiteiten die nodig zijn om de waterkeringen op het vereiste veiligheidsniveau te houden, nu en in de toekomst. De veiligheid is hierbij altijd een harde randvoorwaarde. Hierbij wordt ook rekening gehouden met onzekerheden in klimaat en bodemdaling. Er zijn verder ook criteria gesteld voor medegebruik van de waterkeringen, bijvoorbeeld voor recreatie. Delfland participeert voorts actief in toegepast onderzoek en stimuleert innovaties.


Wateragenda en Toekomstbestendig Haags water!

De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn.
In de visie 'Toekomstbestendig Haags water!' is aangeven hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust te houden. Het Haagse watersysteem is op dit moment grotendeels op orde. Door kansen te benutten die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, wordt het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en Delfland is daarvoor essentieel.
De ambitie is: "Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad." Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:

  • De basis op orde: We zorgen ervoor dat het systeem goed blijft functioneren. Eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding moeten worden voorkomen of dienen te worden gecompenseerd;
  • Pak kansen door samen te werken en door slimme combinatie te zoeken: We moeten als overheden het goede voorbeeld geven, tijdig kansrijke initiatieven en projecten herkennen en optrekken met partijen in de stad;
  • Kennis, onderzoek en innovatie: Kennisontwikkeling, onderzoek en innovatie is van belang om creatieve oplossingen te vinden in het voorkomen van wateroverlast en het leefbaar en aantrekkelijk houden van de stad.


Afvalwater en Riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 (Rv 147 - 2010; RIS 176551). Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.

Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitleidingen en de hoofdriolering.

3.5.2 Beleid t.a.v. het plangebied

Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur. Dat wil zeggen: er met voldoende ruimte zijn voor waterberging, goede waterkwaliteit, waterkeringen en waterzuivering. Belangrijk uitgangspunt voor Delfland is dat de waterhuishouding door ruimtelijke veranderingen niet mag verslechteren (standstillbeginsel). Indien bij het realiseren van een ontwikkeling de waterhuishouding verslechtert, dient gezamenlijk te worden gezocht naar een oplossing. Dit kan door compensatie, bijvoorbeeld in de vorm van nieuw oppervlaktewater toevoegen in het plan, of nabij de locatie.

Waterkeringen

In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig.

Waterkwantiteit 

In het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. Het plangebied ligt deels in boezemgebied waar het waterpeil op -0,43 m NAP ligt. De toelaatbare peilstijging bedraagt daar 0,4 m. Een deel van het gebied ligt in de polder "Haagse Beek". Het waterpeil bedraagt daar +1,40 m NAP, en de toelaatbare peilstijging is 0,6 m.

Op basis van de visie Toekomstbestendig Haags Water is er geen waterbergingsopgave aanwezig. Wel zijn er bij bouwplannen kansen voor een duurzame manier van omgang met regenwater. Door de ligging op doorlatende duinzanden, leent dit gebied zich in principe goed voor infiltratie in de bodem. Ook het vasthouden van water op begroeide daken op perceelniveau, draagt bij aan het vergroten van de bergingscapaciteit voor regenwater.

In dit bestemmingsplan zijn een aantal ontwikkelingen opgenomen die van invloed kunnen zijn op de waterkwantiteit. Deze ontwikkelingen zijn beschreven in hoofdstuk 5.

  • De ontwikkeling op het Verhulstplein zijn opgenomen middels een viertal wijzigingsbevoegdheden. Voordat het college van burgemeester en wethouders toepassing geeft aan deze wijzigingsregels zal overleg plaatsvinden en advies worden ingewonnen bij het Hoogheemraadschap ten aanzien van de toekomstige waterhuishouding. In de wijzigingsregels wordt hiervoor een borgingsmaatregel opgenomen.
  • De ontwikkeling aan de Laan van Meerdervoort 55 betreft eveneens een wijzigingsbevoegdheid. Er is sprake van transformatie (functie wijziging van kantoor naar wonen) en een mogelijk optopping van het bestaande gebouw (toevoeging van één bouwlaag). Het aanwezige bouwvlak wordt niet gewijzigd en er wordt geen extra verharding toegevoegd waardoor deze ontwikkeling geen negatieve gevolgen zal hebben voor de waterhuishouding.
  • De Ontwikkeling School Dunkler/Lubeckstraat betreft een ontwikkeling waarbij het nieuwe bouwvlak (en bouwhoogten) bij recht is opgenomen op de verbeelding (plankaart). Voor deze ontwikkeling is een separate watertoets opgesteld die als bijlage in de toelichting is opgenomen (bijlage 6 watertoets Dunklerstraat / Lubeckstraat). Overleg over deze ontwikkeling en watertoets heeft inmiddels met het Hoogheemraadschap plaatsvonden. Bij de aanvraag omgevingsvergunning worden de wateraspecten meegenomen.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Het Verversingskanaal is een watergang die is opgenomen in de Bestuursovereenkomst Kaderrichtlijn Water Delfland. De Provincie, gemeenten, het stadsgewest en Delfland hebben daarin afgesproken samen te werken aan maatregelen die de waterkwaliteit in het gebied verbeteren. De overige watergangen in het plangebied vallen buiten de Kaderrichtlijn Water.


Afvalwater en riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. De conclusie is dat het plan geen negatief effect heeft, omdat wordt voldaan aan de Leidraad riolering en de beslisboom. Verder is er voldoende capaciteit in het rioolstelsel voor deze nieuwe ontwikkeling. Het zal niet leiden tot extra overstortingen vanuit de riolering op het oppervlaktewater.

In het gebied bevindt zich een rioolpersleiding en een waterleiding. Deze leidingen moeten met een beschermingszone van aan beide kanten van 5 m als Leiding-Riool en als Leiding-Water op de verbeelding en in de regels opgenomen te worden.

3.5.3 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen.

3.6 Verkeer en infrastructuur

3.6.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

De Regionale Nota Mobiliteit (RNM) uit 2005 van het Stadsgewest Haaglanden bevat de regionale vertaling van de plannen uit de Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het regionale beleid is nog geactualiseerd in 2008 in het 'supplement' op de RNM. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2011 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De nota geeft aan dat er veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat.

Het uitvoeringsprogramma dat behoort bij de RNM, laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren.

3.6.2 Gemeentelijk beleid

Verkeer algemeen

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit” (Rv 115 - 2011; RIS 180762). De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, goede voorzieningen voor voetgangers, en bundeling en ordening van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuzes kunnen maken.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol als drager van ruimtelijke ontwikkelingen. Het dient te zorgen voor aantrekkelijke en snelle vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, naar het centrum en andere belangrijke attractiepunten. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0019.png"

De komende jaren staan binnen de gemeente Den Haag ingrijpende verbeteringen van het openbaar vervoer op stapel. Dat gebeurt aan de hand van de toekomstplannen van het stadsgewest Haaglanden voor Randstadrail en breed trammaterieel. Deze ambitieuze plannen onder de naam 'Netwerk RandstadRail' gaan onder meer over het geschikt maken van bestaande tramlijnen voor breder trammaterieel en de aanleg van Parkeer+Reis-terreinen bij diverse stations.

In paragraaf 2.4.2.2 zijn de tram-en busroutes voor het gebruik van OV binnen het plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden.

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn.

De hoofdwegen zorgen voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing, dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen.

In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan”: wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen, voor zover dat nog niet gebeurd is, een inrichting als 30 km/u zone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0020.png"

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0021.png"

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Het algemene parkeerbeleid is vastgelegd in de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” (Rv 166 - 2009; RIS 168473). Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden zonder adequate parkeervoorzieningen leiden vaak tot een te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

Parkeernormen

De parkeernormen en het toepassingskader ervan zijn uitgewerkt in de “Nota Parkeernormen Den Haag” (Rv 139 - 2011; RIS 181571). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt de parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen. Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de - meeste - overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak.

Het overzicht met de parkeernormen uit de nota Parkeernormen Den Haag is in dit bestemmingsplan in Bijlage 3 van de regels opgenomen.

In de gebruiksregels van de voorschriften is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.


Fiets parkeren

De gemeente Den Haag wil het fietsgebruik in de stad stimuleren en zet daarbij in op een groter aandeel fiets. De aanwezigheid van goede parkeervoorzieningen is hiervoor een belangrijke randvoorwaarde. Daarnaast komt de kwaliteit van de openbare ruimte steeds vaker in het gedrang door de grote hoeveelheden geparkeerde fietsers. Om die reden stelt de gemeente bij de nieuwbouw van woningen de initiatiefnemer verantwoordelijk voor de realisatie van voldoende fietsparkeerplaatsen. Dit is vastgelegd in het bouwbesluit (art. 4.31). Voor Duinoord is het ook van belang dat bij met name bedrijven en voorzieningen in voldoende mate fietsparkeerplaatsen aanwezig zijn voor de bezoekers en werknemers op de fiets.

3.7 Wonen

3.7.1 Woonvisie Den Haag 2009-2020

Het uitgangspunt van de Woonvisie Den Haag 2009-2020 (Rv 132 - 2009; RIS 167788) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.

Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 1.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen. 

Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Elke sfeer dient ook de kwalitatief bijpassende woningen te krijgen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.

Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare wijken krijgt de verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.

Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.

Het plangebied valt binnen de Woonvisie in het stedelijk woonmilieu, een milieu met een woningdichtheid van ca. 50-60 woningen per hectare, met als woonsfeer 'statig en klassiek'. Het gebied heeft vooral een woonfunctie. Duinoord is in de woonvisie benoemd als een beheergebied, de wijk voorziet al in gedifferentieerd en stedelijk aanbod. Het wonen beleid is gericht op behoud van het statige en klassieke karakter en het versterken van het internationale vestigingsklimaat in de openbare ruimte.

3.7.2 Werkwoningen

In de bestemming "Wonen" is (standaard, op basis van jurisprudentie) ruimte voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf. Hieronder wordt verstaan: het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een ambacht geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk. Voorbeelden hiervan zijn een architect, schoonheidsspecialiste of edelsmid. Een aan huis verbonden beroep of bedrijf is toegestaan op voorwaarde dat de woonfunctie van het perceel daardoor niet wordt aangetast.

3.7.3 Kadebeleid Woon- en Bedrijfsboten

Conform het Kadebeleid Woon- en bedrijfsboten (2000) telt Den Haag 17 locaties waar woonboten blijvend zijn afgemeerd. Om het vaak ongereguleerd gebruik van de kade in de gewenste richting te leiden, uitwassen een halt toe te roepen en om de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren is een regeling voor het gebruik van de kades opgesteld. Voor het gebruik is een kadevergunning vereist waarin is opgenomen wat wel en niet mogelijk is. In beginsel is ook een berging en/of een terrasafscheiding mogelijk. De mogelijkheden zijn afhankelijk van de situatie ter plaatse. Zo zijn gebruik voor opslag en reclame-uitingen alleen toegestaan op die plaatsen die daarvoor zijn aangewezen.

De Verordening op de Binnenwateren (RIS 181486) is per 1 juni 2012 in werking getreden. De Verordening bevat o.a. bepalingen over woonschepen, bedrijfsmatig geëxploiteerde schepen, recreatie- en passantenschepen. Bij deze Verordening is het Ligplaatsenplan (RIS 249285) gevoegd. Hierin zijn op kaart de locaties aangewezen waar door voornoemde schepen met een daartoe strekkende vergunning, ligplaats kan worden ingenomen.

Ter hoogte van de Groot Hertoginnelaan is langs het afvoerkanaal een op-/afstaplocatie voor rondvaartboten.
Langs de Conradkade tussen de Laan van Meerdervoort en de Groot Hertoginnelaan, gerekend tussen 6 meter vanaf brug Laan van Meerdervoort en 8 meter vanaf brug Groot Hertoginnelaan langs de kademuur gemeten, zijn maximaal 19 woonschepen toegestaan.

3.8 Economie

Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit

De economische visie van Den Haag is vastgelegd in de nota "Kracht van kwaliteit” (Rv 126 - 2011; RIS 181227). De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waaronder de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:

  • Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag;

Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.

  • Kracht van de stad: quality of life – aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers;

Den Haag bezit een breed palet aan winkels, horeca, cultuur en historie. Samen met strand en duinen ontstaat hierdoor een uniek woon- en leefklimaat. Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn gebieden met veel werkgelegenheid en bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Hier wordt gewerkt aan versterking van het aanbod aan kwaliteitswinkels, horeca en recreatieve functies.

  • Economische structuur – sterke clusters, vitaal mkb;

Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, it en telecom en financiële dienstverlening).
Daarnaast is ook veel aandacht nodig voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen.

  • Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap

De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs met onder meer topopleidingen.

3.8.1 Bedrijven


Functiemengingstrategie

De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave. Om deze verdichtingsopgave te realiseren en het grondgebruik te optimaliseren is functiemenging een goed instrument. In de notitie 'Functiemengingstrategie (Rv 88 - 2005; RIS127027): Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde.
Menging kan plaatsvinden op het niveau van een pand, een blok of een heel deelgebied. De omvang is afhankelijk van het type locatie. Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan ongeveer 100 m² mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen 100 en 500 m² geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Bedrijven die groter zijn dan 500 m² zouden op een bedrijventerrein of kantorenlocatie een plaats moeten krijgen. Vooral combinatiegebouwen met praktijk- en kantoorruimte (tandarts, kapper en accountantskantoor) en wonen moeten worden gestimuleerd.

De VNG heeft de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' opgesteld. In de handreiking staan uitgebreide lijsten met richtafstanden die aangehouden moeten worden om voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies zoals wonen.

In de richtafstandenlijst zijn bedrijven ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, van worden afgeweken. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst bijvoorbeeld met één afstandstap worden verminderd.

Een aparte staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Ze vermeldt welke bedrijfsactiviteiten uit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging (stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies).

Er is in deze lijst gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene richtafstandenlijst:

  • Categorie A betreft activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend;
  • Categorie B betreft de activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;
  • Categorie C betreft activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.


Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

Zie hiervoor ook de Staat van bedrijven bij functiemenging in de bijlage.

In Duinoord hebben enkele zelfstandige bedrijven een aparte bedrijfsbestemming gekregen. Bedrijven zijn ook toegestaan in de straten waar vanouds sprake is van een grote mate van functiemenging, zoals de Valeriusstraat en een deel van de Laan van Meerdervoort.
Overige bedrijven onder woningen zijn met een aanduiding op de verbeelding opgenomen.

3.8.2 Detailhandel

Provinciaal beleid

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Het provinciale detailhandelsbeleid, binnen de VRM vastgelegd in het Programma Ruimte, is erop gericht om de detailhandelsstructuur zoveel als mogelijk te versterken door deze vooral kwalitatief te verbeteren en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van detailhandelsvoorzieningen te garanderen. Voor alle winkelgebieden, zowel regulier als perifeer, geldt dat kwalitatieve verbetering leidend is ten opzichte van kwantitatieve versterking. Dit ter voorkoming van verdere leegstand en het disfunctioneren van de structuur.

De provinciale detailhandelsstructuur bestaat uit drie categorieën: 'te ontwikkelen centra', 'te optimaliseren centra' en de 'overige aankoopplaatsen'. De eerste twee categorieën omvatten het geheel aan hoofd- en ondersteunende centra met een bovenlokale functie. De overige aankoopplaatsen vervullen een lokale functie.

Vanwege de bovenlokale ruimtelijke effecten van grootschalige detailhandelsontwikkelingen, vindt de provincie het van belang dat nieuwe grootschalige ontwikkelingen in regionaal verband worden afgestemd. In de Verordening ruimte is aangegeven dat nieuwe detailhandel binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie moet worden gerealiseerd. Voor (ontwerp)-bestemmingsplannen die nieuwe detailhandel groter dan 2000 m² bruto vloeroppervlak binnen de centra mogelijk maken, moet worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast. Het gaat daarbij onder meer om het voorkomen van onaanvaardbare leegstand. Met het oog hierop is advies nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO) en wordt zonodig een distributieplanologisch onderzoek (DPO) uitgevoerd. De provincie biedt ruimte voor een aantal uitzonderingen op de hoofdregel dat detailhandel in de bestaande centra moet plaatsvinden.
Vanuit ruimtelijke overwegingen en het beleid om bedrijventerreinen voor reguliere bedrijven te behouden, wordt uitbreiding van de perifere, solitaire en verspreide detailhandel zeer terughoudend benaderd. Buiten de centra van steden, dorpen en wijken wordt alleen ruimte geboden aan enkele specifieke branches die vanwege aard of omvang van de goederen niet goed inpasbaar zijn in centra.

Regionaal beleid

Het Stadsgewest Haaglanden heeft in november 2013 de Regionale structuurvisie detailhandel 2013-2020 vastgesteld.
Het Stadsgewest Haaglanden streeft naar kwalitatieve versterking van het winkelaanbod in de regio, om ruimte te bieden aan (de groei van) de consumentenvraag vanuit Haaglanden en omgeving en het bieden van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven. Vanuit deze visie op detailhandel adviseert het Stadsgewest de provincie Zuid-Holland over detailhandelsontwikkelingen en –initiatieven in de regio.

Plannen van meer dan 2.000 m² bvo in bestaande en nieuwe winkelconcentraties en ontwikkelingen op perifere locaties groter dan 1.000 m² bvo worden getoetst door het Stadsgewest Haaglanden.

Nieuwe initiatieven dienen te passen binnen de volgende doelstellingen:

  • 1. Samenhang en complementariteit in de voorgestelde detailhandelsstructuur.
  • 2. Optimalisering/uitbreiding van een winkelgebied mag niet leiden tot een andere verzorgingsfunctie binnen de structuur (lokaal, regionaal, bovenregionaal).
  • 3. Ruimtelijke concentratie van winkelvoorzieningen.
  • 4. Behoud en versterking van de bestaande winkelstructuur. Primaire locaties zijn de bestaande winkelconcentratiegebieden.
  • 5. Bewaken evenwicht detailhandel tussen centrumgebieden en grootschalige concentraties.
  • 6. Het behouden van een gezond perspectief voor de kernverzorgende centra en de stadsdeel-, wijk- en buurtwinkelcentra.
  • 7. Streven naar multifunctionaliteit en de integratie van detailhandel met andere functies.
  • 8. Structuurverstorende effecten op bestaande winkelconcentratiegebieden zijn niet toelaatbaar.
  • 9. Initiatieven dienen de bestaande identiteit, positionering en profilering van winkelgebieden te versterken en de aantrekkelijkheid te vergroten.

Gemeentelijk beleid

De Detailhandelsnota Den Haag (Rv 112- 2005; RIS127850) geeft de gewenste ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinkelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen.

Hoofdwinkelstructuur

Den Haag zet in op een versterking van de hoofdwinkelstructuur. In de hoofdwinkelstructuur bevinden zich de belangrijkste winkelconcentraties van Den Haag. De hoofdwinkelstructuur wordt bepaald op basis van de detailhandelsmonitor. Volgens de detailhandelsmonitor 2013 (Rm 54 - 2014; RIS 270670) maken 68 winkelgebieden deel uit van deze structuur. Winkelgebieden worden tot de hoofdwinkelstructuur gerekend als zij duidelijk als concentratie herkenbaar zijn, waarbij het winkelgebied of minimaal een buurtverzorgende functie heeft of een herkenbaar thema; 'een winkelgebied is een kerngebied met minimaal 5 winkels geclusterd of 3 winkels geclusterd waarvan minimaal een trekker van 200 m2. Sinds de vorige monitor uit 2009 zijn er acht winkelgebieden afgevallen en zes nieuwe bijgekomen. Zes winkelgebieden zijn opgedeeld in een kerngebied en een rek- en krimpflank (niet behorende tot de Hoofdwinkelstructuur), met als doel het winkelaanbod verder te concentreren in een krachtig kerngebied.

De landelijke detailhandelssector heeft sinds de vorige monitor in 2009 een moeilijke periode doorgemaakt. De economische crisis met daarbij dalende bestedingen en consumentenvertrouwen heeft het winkellandschap beïnvloed. Daarnaast verplaatsen steeds meer bestedingen zich naar het internet. Tenslotte is de demografie in beweging met o.a. een groei van het aantal kleine huishoudens, vergrijzing en verkleuring. Positief punt hierbij is dat de bevolking in Den Haag is gegroeid en dat blijft doen de komende jaren, met daarmee een vergroting van het aantal consumenten en bestedingen.

Het Actieprogramma Den Haag Winkelstad (Cb - 2011; RIS 179496) bevat een actualisatie van een deel van het detailhandelsbeleid. Leidend blijft de inzet op de versterking van de hoofdwinkelstructuur. Het Haagse detailhandelsbeleid geeft daarbij de binnenstad prioriteit, conform het Haagse Binnenstadsplan. Bij perifere detailhandelsinitiatieven kiest de gemeente voor optimale clustering en voor grootschalige detailhandel blijft de bestaande hoofdwinkelstructuur de aangewezen plek voor vestiging (zie regionale structuurvisie detailhandel). Voor gebieden met een onzeker marktperspectief, waaronder de rek- en krimpgebieden, wordt een strategie ingezet van bestemmingsverruiming, waarbij de markt zijn werk moet doen.

Ambulante handel

Ambulante handel is onder te verdelen in warenmarkten, kiosken en straathandel/venten. Omtrent de ambulante handel op vaste standplaatsen buiten warenmarkten, merkt de Detailhandelsnota op dat het in winkelstraten de levendigheid vergroot en daarop een belangrijke aanvulling kan zijn. De nota streeft een beperkt aantal standplaatsen per winkelconcentratie na. De Straathandelsverordening Den Haag (Rv 1991; RIS 011315) laat vaste standplaatsen voor straathandel toe indien het bestemmingsplan dat toelaat.

In Duinoord behoort de Reinkenstraat tot de hoofdwinkelstructuur van Den Haag.

3.8.3 Horeca

Toekomstvisie Horeca 2010-2015

De Toekomstvisie Horeca 2010-2015 (RV 16-2010; RIS 249287) geeft de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod en een nieuwe horecastructuur aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen.
Horeca is belangrijk voor de attractiviteit van Den Haag. Een aantrekkelijk horeca-aanbod is een belangrijke basisvoorwaarde voor zowel het woon- en leefgenot van inwoners als voor het aantrekken van bezoekers en toeristen.

Centrum en Scheveningen zijn én blijven de belangrijkste horecagebieden. Hier zijn ook de vijf uitgaanskernen gelegen waar vrije openingstijden gelden. Daarnaast kent Den Haag van oudsher een aantal gebieden waar relatief veel horeca gevestigd is, de zgn. horecaconcentratiegebieden.

Een goed voorzieningenaanbod wordt steeds belangrijker voor woongebieden. Nieuwe horecavestigingen horen bij voorkeur in de winkelgebieden en aan kleinschalige verblijfspleinen. Waar de leefbaarheid niet in het nauw komt zijn er mogelijkheden voor horeca met een wijkverzorgend karakter en is er ruimte voor terrassen.
Vernieuwende uitgaansgelegenheden hebben vaak een voorkeur voor locaties buiten de centrumgebieden bijvoorbeeld vanwege het aanbod aan bijzondere panden. Voor dergelijke solitaire locaties kan bestuurlijk onder voorwaarden een uitzonderingspositie worden vastgesteld.

In winkelgebieden heeft horeca een ondersteunende functie op het winkelaanbod. Medio 2013 is de notitie 'Verhouding detailhandel – horeca in winkelstraten' vastgesteld. Hierin is aangegeven dat wanneer het percentage uit de Toekomstvisie van maximaal 30% horecavestigingen wordt vertaald in concrete aantallen dit veelal aan de hoge kant is. Daarom is nadere invulling gegeven aan de Toekomstvisie door het percentage horecavestigingen in winkelstraten vast te stellen op maximaal 20%.

Hotelbeleid

De Hotelstrategie Den Haag (collegebesluit 16 juli 2013) 'Check in The Hague' is een vervolg op het hotelbeleid uit 2000 (nota 'Roomservice'). De gemeente wil initiatieven die bijdragen aan een verder diversificatie aan overnachtingsmogelijkheden in de toeristische kerngebieden graag faciliteren. De uitgangspunten blijven hetzelfde als de vorige nota waar het gaat om het belang van toerisme in het algemeen en de bijdrage van een gezonde hotelsector hieraan. In de uitwerking maakt de gemeente echter scherpere keuzes. Het hotelbeleid is gepositioneerd binnen de grotere kaders van de internationale, economische en toeristische ambities van de stad: 'quality of life', kwaliteit en sterke clusters.

De Hotelstrategie is gericht op een klantgericht optreden van de gemeente, het faciliteren van initiatiefnemers in het stedelijke gebied en waar mogelijk het wegnemen van belemmeringen bij de exploitatie van hotels. Er is minder ruimte voor kwantitatieve uitbreiding dan bij de vorige nota. Substantiële uitbreiding van het aantal hotelkamers wordt alleen ondersteund indien er marktruimte bestaat voor het betreffende hotelinitiatief of het initiatief zorgt voor extra (aanvullende) marktvraag. Het bieden van ruimte aan bijzondere en kleinschalige formules vormt één van de elementen in deze strategie.

Het hotelbeleid wijst geen locaties aan en de strategie geeft slechts aan waar ruimte voor bestaat, met name in kwalitatieve zin. De gemeente zal in de toekomst de besluitvorming over het al dan niet faciliteren van een hotelinitiatief af laten hangen van het gebied, de locatie, het concept, de initiatiefnemer en de exploitant.

Speerpuntgebieden in het hotelbeleid zijn de Binnenstad en Scheveningen. Dat betekent dat de gemeente in beginsel positief tegenover initiatieven (ook uitbreidingsplannen van bestaande hotels) in deze gebieden staat. De gemeente faciliteert indien mogelijk door onder meer te wijzen op strategische locaties en functiewijzigingen mogelijk te maken. Het gaat dan om initiatieven die daadwerkelijk iets toevoegen aan het bestaande aanbod en bijdragen aan de ruimtelijk-economische structuur, zoals bijvoorbeeld de initiatieven in Scheveningen Haven. Deze zijn onderdeel van een reeds vastgesteld en lopende gebiedsontwikkeling.

Buiten de toeristische kerngebieden Binnenstad en Scheveningen is de gemeente meer terughoudend. In deze gebieden geldt het 'nee, tenzij principe'. Dit hangt samen met de economische beleidslijn gericht op enige schaarste en clustering van functies.

In het bestemmingsplan worden de bestaande hotelvoorzieningen opgenomen, nieuwe hotels zijn op basis van het hotelbeleid niet toegestaan.

3.8.4 Kantoren

Het kantorenbeleid is vastgelegd in de nota 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' (RV 31 - 2010; RIS 170032). Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. Deze kantorenstrategie wordt elk jaar (op delen) middels het IpSO (Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling) herzien. In de kantorenstrategie staat aangegeven waar nieuwbouw van kantoren mogelijk is en welke kantoorgebieden voor toevoeging van voorzieningen in aanmerking komen. Deze voorzieningen zijn per gebied verschillend en afhankelijk van de aard en omvang van het gebied en de bestaande voorzieningensituatie. De kantorenprogrammering is per gebied voor de komende jaren gepresenteerd. Daarnaast is het stedelijke kantorenbeleid er ook opgericht om het overaanbod in Den Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar ander vastgoed gestimuleerd.

Volgens het provinciale beleid (AmvB Ruimte) is voor elke afwijking van het bestaande bestemmingsplan van meer dan 1000 m² bvo toevoeging aan kantoren een zgn. SER-laddertoets vereist. Deze toets vereist een aparte onderbouwing die het bouwplan ondersteunt en moet aan het bestemmingsplan c.q. bouwvergunning worden toegevoegd.

In gebied Duinoord worden geen nieuwe kantoorpanden toegestaan.

3.9 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg

3.9.1 Onderwijs

Het 'Lokaal onderwijsplan 2006-2010 'Haagse klasse(n)' biedt een richtinggevend kader ten behoeve van schoolbesturen (Rv 164 -2005; RIS 131462). In dit beleidsdocument staat de autonomie van de schoolbesturen ten aanzien van het onderwijsleerproces, de kwaliteitszorg en alle overige 'schoolinterne zaken' centraal. De kernwoorden zijn autonomievergroting, professionalisering, privatisering, marktwerking en schaalvergroting. Uitgangspunt van het beleid van het ministerie van OCW is dat de professionals in de scholen meer ruimte moeten krijgen om het onderwijs in te richten naar hun eigen professionele inzichten. Is er voldoende goed onderwijs beschikbaar, dan wordt de stad tevens een prettige vestigingsplaats voor werknemers en werkgevers.

Voor de onderwijshuisvesting en spreiding van onderwijsvoorzieningen betekent dit dat er naar gestreefd wordt om scholen zo goed mogelijk te huisvesten en met inachtneming van de wettelijke mogelijkheden een zo evenwichtig mogelijke spreiding over de stad te bevorderen. Dit uit zich in de volgende doelstelling: 'Er is in Den Haag voldoende onderwijsaanbod beschikbaar, dat afgestemd is op de behoeften en capaciteiten van de leerling/ student, dat algemeen toegankelijk is en met de juiste spreiding over de stad.' Om deze doelstelling te behalen wordt ook aangesloten bij de nota 'Visie op Onderwijshuisvesting Den Haag 2000-2010' die de gemeenteraad in 2001 heeft vastgelegd (RIS 86719). In het licht van de uitvoering van deze nota heeft de raad bepaald dat nieuwbouw ter vervanging van schoolgebouwen die niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen, prioriteit heeft en dat bij de realisering daarvan onder meer rekening wordt gehouden met bouwkundige eisen ten aanzien van moderne arbeidsomstandigheden en adaptief onderwijs. Daarnaast wordt een goede spreiding van de onderwijsvoorzieningen bevorderd. Het betreffende schoolgebouw dient gemoderniseerd te worden om zodoende goed afgestemd te zijn op de eisen van het huidige onderwijs en bijbehorende voorzieningen.

Peuterspeelzaalwerk

De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest. Als een basisschool in de toekomst nieuwbouw pleegt of zich verplaatst, moet ook de huisvesting de samenwerkende peuterspeelzaal daarop worden afgestemd.

In het plangebied liggen GOA-basisscholen.

Kinderopvang

De raad heeft op 19 april 2001 de beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' vastgesteld (RIS 85329). Het doel van de nota is om ruimtelijke criteria op te stellen, waaraan locaties moeten voldoen willen zij in aanmerking komen voor de vestiging van een kindercentrum. Deze nota vormt nog steeds het uitgangspunt voor de beoordeling van initiatieven voor kinderopvang.

Bij het beoordelen van nieuwe initiatieven voor kinderopvang zijn de volgende criteria van belang:

  • kindercentra moeten bij voorkeur in een woonbuurt liggen, in een gemengde wijk met een woonkarakter of in een gebied met concentraties van kantoren;
  • kindercentra in percelen met een school, welzijns- of zorgbestemming ontmoeten vanuit ruimtelijk oogpunt geen enkel bezwaar (amendement raadsvergadering 19 april 2001);
  • kindercentra in vrijstaande of halfvrijstaande percelen zijn toelaatbaar (nadere eisen t.a.v. geluidoverdracht naar aangrenzende panden is mogelijk);
  • kindercentra bij voorkeur niet in een rijtjeshuis of tussen aansluitende woningen;
  • kindercentra moeten bij voorkeur liggen nabij (of aan) een ontsluitingsweg of in ieder geval aan een doorgaande weg en er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor het veilig halen en brengen zonder dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd;
  • het moet mogelijk zijn om een geschikte en veilige buitenspeelruimte te realiseren.
3.9.2 Welzijn en zorg

De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn opgenomen in het meerjarenbeleidsplan maatschappelijke ondersteuning 'Zorg voor elkaar' 2011-2014 (Rv 66 - 2011; RIS 180162). Doel van het gemeentelijke welzijnsbeleid is dat Hagenaars actief deelnemen en voor elkaar klaarstaan, zich inzetten voor een ander, de buurt of een vereniging.

Het Meerjarenbeleidsplan heeft het karakter van een kadernota, waarin in grote lijnen de missie, hoofddoelen, centrale thema’s en het financiële raamwerk worden geschetst. Het vormt daarmee de paraplu voor verschillende (nog op te stellen) uitvoeringsprogramma’s, waarin de kaders per beleidsgebied worden vertaald in concrete doelen, activiteiten, tijdsfaseringen en financiële middelen.

De volgende hoofddoelen zijn geformuleerd:
1. Het bevorderen van de participatie van Hagenaars;
2. Het ondersteunen van de meest kwetsbare Hagenaars.

Bij participatie gaat het om het aanbieden van faciliteiten om deelname van Hagenaars in wijken
& buurten én in stedelijke netwerken te bevorderen. Bij ondersteuning gaat het om het bieden van
voorzieningen voor Hagenaars in kwetsbare posities, om zo zelfstandig mogelijk deel te kunnen nemen aan de samenleving.

3.9.3 Maatschappelijke voorzieningen

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.

3.9.4 Levensovertuiging

Den Haag is een internationale stad. Dit komt ook tot uitdrukking in de vele religies en levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft huisvestingsproblemen. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat over "Ruimte voor gebed" is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek Gebedsruimte in Den Haag (2005; RIS 132713), geeft voor een periode van 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m2. De omschrijving van de bestemming Maatschappelijk (M) is daarom zo omschreven dat ook gebedsruimten mogelijk zijn.

3.10 Cultuur en ontspanning

3.10.1 Leisure

Den Haag streeft met de Leisurenota Den Haag 2005-2010 (Cb - 2005; RIS 127846) naar een optimaal en onderscheidend voorzieningenpakket in het leisuredomein (voorzieningen waarvoor betaald moet worden), zowel op stedelijk als nationaal en zelfs internationaal niveau.
Een goed aanbod van leisurevoorzieningen is van belang voor de economische ontwikkeling van de stad, doordat het aanbod zorgt voor bestedingen van bewoners en bezoekers. Bovendien is het van belang voor het woonklimaat. Belangrijkste leisurelocaties zijn Scheveningen en de binnenstad. Voor nieuwe initiatieven wordt concentratie binnen de leisurestructuur voorgestaan. Deze is beschreven in de leisurenota. Door clustering van voorzieningen kunnen deze van elkaars nabijheid profiteren.

Het leisurebeleid van de gemeente Den Haag is gericht op actief accountmanagement richting het bestaande aanbod en richting initiatiefnemers met een vestigingsvraag, het actief benaderen van potentiële exploitanten, het zoeken van een locatie en het wegnemen van belemmeringen bij het tot uitvoering brengen van de ideeën. Dit vergt maatwerk per initiatief/voorziening en vindt plaats in wisselwerking met de initiatiefnemer. Daarnaast vindt er uiteraard een beoordeling plaats op basis van de specifieke kenmerken van de initiatiefnemer, het plan, de exploitant en de locatie.


In het bestemmingsplangebied bevinden zich geen grootschalige vrijetijdsvoorzieningen. Er zijn wel twee kleinschalige sportvoorzieningen gevestigd. Binnen het bestemmingsplangebied zijn geen grootschalige ontwikkelingen voorzien. Dit is conform het vigerende beleid.

3.11 Sport en recreatie

3.11.1 Sport

Het gemeentelijke sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.

De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen;
  • kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk maken.

De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

3.11.2 Spelen

In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.

Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere.

Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:

leeftijdscategorie   aantal kinderen per speelplek   actieradius   speeloppervlakte  
0 tot 6 jaar   50 tot 75 kinderen   150 meter   200 m²  
7 tot 12 jaar   75 tot 100 kinderen   500 meter   500 m²  
13 tot 18 jaar   100 tot 125 kinderen   1.000 meter   750 m²  

Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.

Hoofdstuk 4 Milieu

4.1 M.e.r. beoordeling

4.1.1 Natura 2000-gebieden

Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het Natura 2000-gebied Westduinpark gegeven.

Ligging en begrenzing

Het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal (ca. 245 ha) ligt in de provincie Zuid-Holland en bestaat uit twee deelgebieden: het Westduinpark (inclusief de Bosjes van Poot) en Wapendal (zie onderstaand figuur. Westduinpark is een duingebied aan de rand van Den Haag en Wapendal ligt tussen de bebouwing van Den Haag. In het aanwijzingsbesluit (Ministerie van EZ, 2011) worden de Bosjes van Poot als integraal onderdeel van het Westduinpark beschouwd. De instandhoudingsdoelen gelden dan ook voor het hele gebied. Om deze reden wordt in deze gebiedsbeschrijving geen onderverdeling gemaakt in het Westduinpark en de Bosjes van Poot.

Onder het Westduinpark wordt “Westduinpark inclusief Bosjes van Poot” verstaan. In onderstaand figuur zijn de verschillende deelgebieden op kaart weergegeven. Westduinpark & Wapendal maken deel uit van een aaneenschakeling van Natura-2000 gebieden die in het duinlandschap langs de Noordzeekust zijn gelegen (de aaneenschakeling is hier en daar onderbroken door onder andere bebouwing, zoals steden als Den Haag of Katwijk). Ten noorden van het Westduinpark ligt het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide en ten zuiden ligt het Natura 2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen.

Zie voor een uitgebreide beschrijving beheerplan Westduinpark op de site van de Provincie Zuidholland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0022.png"

Deelgebieden in het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal

Wegen en paden

Ten behoeve van de recreatie lopen door het Westduinpark diverse voet-, fiets- en ruiterpaden. Er liggen zowel onverharde als verharde wandelpaden in het gebied. Daarnaast ontstaan er door oneigenlijk gebruik veel “wilde” paden, die officieel niet gebruikt mogen worden. De zeer kwetsbare zeereep is ontoegankelijk voor recreanten.

Er loopt een aantal verharde fietspaden in het gebied. Uitgangspunt van de gemeente is dat er een directe fietsverbinding blijft bestaan tussen Kijkduin en Scheveningen. Deze verbinding maakt deel uit van de “Westduinroute”. Parallel aan de kustlijn lopen ook twee ruiterpaden door het gebied.

Ligging Natura 2000-gebied ten opzichte van het plangebied Duinoord 

Het bestemmingsplan maakt via wijzigingsbevoegdheden ontwikkelingen mogelijk voor het Verhulstplein (zie hoofdstuk 5).

Inventarisatie

Het Natura 2000-gebied grenst niet aan het Verhulstplein, De minimale afstand tot de grens van het Natura 2000-gebied Bosjes van Poot bedraagt ruim 500 meter. Het tussenliggende gebied heeft een stedelijk karakter en bestaat uit infrastructuur (President Kennedylaan, het Verversingskanaal, Houtrustweg en Laan van Poot). Tussen de Houtrustweg en de Laan van Poot liggen sportvelden en langs de Houtrustweg zijn (meer)laagse bebouwing en bomenrijen aanwezig.

Bosjes van Poot maakt onderdeel uit van het Natura 2000-gebied Westduinpark. Het overgrote deel van het Natura 2000-gebied ligt op grotere afstand ten opzichte van het Verhulstplein en bedraag minimaal 1,25 km. Het tussenliggende gebied heeft eveneens een stedelijk karakter en bestaat uit infrastructuur (President Kennedylaan, het Verversingskanaal, Houtrustweg en Nieboerweg). Het betreffende Natura 2000-gebied grenst (op de achterzijde) aan op de Bosjes van Poot en ligt achter de woonwijken Vogelwijk en Duindorp.

Relevante storingsfactoren

Storingsfactoren kunnen een direct effect hebben op de instandhoudingsdoelen. Op basis van de effectenindicator kan een voorgestelde planontwikkeling in combinatie met (mogelijke) verkeersaantrekkende werking de volgende negatieve effecten veroorzaken:

  • 1. oppervlakte verlies
  • 2. versnippering
  • 3. vermesting en verzuring
  • 4. verontreiniging en verdroging
  • 5. verstoring door geluid, licht
  • 6. trilling
  • 7. optische verstoring
  • 8. verstoring door mechanische effecten.

Ondanks de voorgestelde functie wijziging, de afstand tot het plangebied en door de aanwezigheid van een (stedelijke) bufferzone (infrastructuur, sportvelden en afsluitende bebouwing) zijn negatieve effecten van het plan op het Natura 2000-gebied eerst nader onderzocht. Dit wordt hieronder, per thema, toegelicht:

Oppervlakte verlies en versnippering

Oppervlakteverlies of versnippering van de Natura 2000-gebieden is niet aan de orde, aangezien het gehele plangebied en de voorgestelde ontwikkelingen op het Verhulstplein buiten de begrenzing van Natura 2000-gebieden is gelegen. Hierin is ook gekeken naar de aanwezige Ecologische Hoofdstructuur (EHS) binnen het Natura 2000-gebied. Ook indirect oppervlakteverlies (het verdwijnen van leef- of foerageergebieden van aangewezen soorten buiten de grenzen van het Natura 2000-gebied) is niet aan de orde.

Vermesting en verzuring

In de voorgestelde planontwikkelingen is onderzocht of er sprake kan zijn van stikstof emitterende activiteiten zoals dit bijvoorbeeld het geval is voor ontwikkeling van bepaalde landbouw- en bedrijfsactiviteiten of door de aanleg van een nieuwe weg. De voorgestelde planontwikkeling maakt via wijzigingsbevoegdheden woningbouw mogelijk en is op zichzelf (in de bron) geen stikstof emitterende activiteit. Mogelijk is er wel sprake van aan woningbouw gerelateerde effecten. Een aandachtspunt kan zijn gelegen in:

  • emissie in gasgestookte CV-ketels
  • verkeersbewegingen rondom de voorgestelde woningbouw.

Stookvoorzieningen

Tegenwoordig worden moderne energie zuinige HR CV-ketels in woningen geplaatst. In het bestemmingsplan zijn de aanwezige kantoren in overeenstemming met de huidige situatie bestemd. Deze verouderde kantoorpanden worden verwarmd met (gedateerde) verwarmingsinstallaties.

Door de voorgestelde transformatie naar wonen zullen moderne en verbeterde technieken worden toegepast. Bovendien worden aan stook- en verwarmingsinstallaties op grond van AMVB's zoals het Bouwbesluit naast een EPC norm van 0,4 ook nadere eisen gesteld aan bijvoorbeeld situering, optimale verbranding en jaarlijks onderhoud.

Aangezien de wet middels AMVB's hierin voorziet is borging in de regels niet noodzakelijk. Verder zal de gemeente Den Haag met toekomstige initiatiefnemers onderzoeken welke alternatieve verwarmingssystemen mogelijk zijn, bijvoorbeeld door het toepassen van een WKO-systeem.

Negatieve effecten van het plan op het Natura 2000-gebied zijn op voorhand uit te sluiten.

Verkeersbewegingen

De ontwikkeling van woonappartementen betreft de transformatie van bestaande kantoorgebouwen en een benzine-service-station naar woningen. In het kader van deze transformatie is er het voornemen voor een beperkte ingreep in de verkeersstructuur, namelijk het afsluiten van twee toegangswegen voor gemotoriseerd verkeer naar het Verhulstplein vanaf de President Kennedylaan zoals beschreven in paragraaf verkeer en in hoofdstuk 5.1.1 Deze transformatie leidt tot een beperkte verandering van de verkeersstromen in en rond het gebied maar niet tot een toename van het verkeer. Door uitvoering te geven aan de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden is er zelfs sprake van een verbetering.

Voorgestelde verbeteringen ten opzichte van de huidige situatie zijn bijvoorbeeld:

  • Door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheden naar wonen zal het wijzigingsgebied voor het verkeer niet op de President Kennedylaan maar op een grotere afstand ten opzichte van het Natura 2000-gebied worden ontsloten;
  • Eén wijzigingsbevoegdheid voorziet in de mogelijkheid dat op termijn het benzine-service-station gelegen aan de President Kennedylaan zal verdwijnen, dit heeft een positief effect op de hieraan gerelateerde verkeersbewegingen;
  • Aan de wijzigingsbevoegdheden zijn ook stedenbouwkundige randvoorwaarden gekoppeld. De aanwezige bebouwing wordt ten opzichte van de President Kennedylaan terug gelegd en de aanwezige bomenrij zal worden versterkt.

Voor de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden volstaat een kwalitatieve beschrijving van de verkeersgegevens. Voor de onderzochte milieu thema's is een geprognotiseerde verkeersberekening gemaakt waarbij op basis van een worst-case scenario een berekening is gemaakt.

De voorgestelde functie wijziging van de bestemming kantoren naar wonen leidt op basis van de te hanteren parkeernormen niet tot een toename in het aantal geparkeerde auto's. Indien er wordt gewijzigd naar de bestemming wonen is er wel sprake van meer autoritten per dag. Hierbij is per saldo uitgegaan van een maximale toename van 950 ritten per dag. Het verkeer verdunt snel en er is sprake van een geringe toename, door ook de President Kennedylaan niet aan te wijzen als toekomstig ontsluitingsgebied waardoor er sprake is van een groter verspreidingsgebied (over de President Kennedylaan, 2e Sweelinckstraat/2e Schuytstraat, Conradkade, Van Boetzelaarlaan, Houtrustweg, Sportlaan en Segbroeklaan).

Westduinpark

Bij de beoordeling van de effecten als gevolg van de geringe toename in depositie hebben wij rekening gehouden met de specifieke milieukenmerken en omstandigheden van het gebied. Hieronder vallen o.a. de huidige kwaliteit van de betreffende (sub)habitattypen, de actuele stikstofdepositie en natuurbeheer. Relevant zijn de stikstofgevoelige habitattypen Witte duinen (H2120), Grijze duinen, kalkrijk (H2130A) en kalkarm (H2130B), Duinheide met struikhei (H2150), Duindoornstruwelen (H2160), Duinbossen, droog (H2180A) en binnenduinrand (H2180C). De overige Natura 2000-waarden zijn niet gevoelig voor stikstofdepositie of er is geen sprake van een overschrijding van de kritische depositiewaarden.

Voor Witte duinen is de instandhoudingsdoelstelling gericht op behoud van oppervlakte en kwaliteit. Het habitattype komt met een relatief klein oppervlak voor in de zeereep. De kwaliteit is wisselend. Door reeds genomen maatregelen (aanleg zandmotor) zal de dynamiek door verstuiving in het gebied toenemen. Dit is voldoende voor het halen van de instandhoudingsdoelstellingen.

Voor Grijze duinen is de instandhoudingsdoelstelling gericht op uitbreiding van oppervlakte en verbetering van kwaliteit (subtype A) en behoud van oppervlakte en kwaliteit (subtype B). Het habitattype komt verspreid door het gebied voor. De huidige kwaliteit is grotendeels matig als gevolg van vergrassing, verstruiking (o.a. met exoten als rimpelroos), geringe dynamiek, ontbreken van typische soorten en een slechte konijnenstand. Echter door intensivering van het beheer worden de instandhoudingsdoelstellingen gehaald.

Voor Duinheide met struikhei is de instandhoudingsdoelstelling gericht op behoud van oppervlakte en kwaliteit. Het habitattype komt voor in Wapendal en is slecht ontwikkeld, met name door gebrek aan beheer in het verleden. Sinds enkele jaren is het beheer echter geïntensiveerd. Dit beheer is voldoende voor het halen van de instandhoudingsdoelstellingen.

Voor Duindoornstruwelen is de instandhoudingsdoelstelling gericht op behoud van oppervlakte en kwaliteit. Het habitattype komt voor in het Westduinpark, met name in de buitenduinen. De kwaliteit is wisselend. De kritische depositiewaarde wordt slechts in beperkte mate en voor een klein deel van het areaal (bij Duindorp en de Vogelwijk) overschreden. Het huidige beheer, in combinatie met reeds genomen herstelmaatregelen waarbij door exoten gedomineerd struweel is verwijderd, is afdoende voor het halen van de instandhoudingsdoelstellingen.

Voor Duinbossen is de instandhoudingsdoelstelling gericht op behoud van oppervlakte en verbetering van kwaliteit (subtypen A en C). Beide subhabitattypen komen voor in de binnenduinen. De kwaliteit is grotendeels matig, als gevolg van de beperkte ouderdom van de bossen (beide subtypen) en aanwezigheid van exoten en lokaal (Bosjes van Poot) loslopende honden (subtype C). Op langere termijn zal de kwaliteit verbeteren door veroudering van de bossen. Het huidige beheer is afdoende voor het halen van de instandhoudingsdoelstellingen. Bovendien worden voor droge duinbossen (subtype A) maatregelen genomen om de kwaliteit te verbeteren (vergroten van de dynamiek en plaggen in delen aangrenzend aan Grijze duinen).

Voor dit Natura 2000-gebied is een beheerplan opgesteld, waarin de maatregelen zijn opgenomen die garanderen dat de instandhoudingsdoelstellingen worden gehaald. In het kader van het beheerplan heeft de provincie Zuid-Holland overeenkomsten afgesloten met de terreinbeherende organisaties over het nemen van instandhoudingsmaatregelen die gericht zijn op intensivering van het beheer (H2130A en H2130B) en dynamisch zeereepbeheer (H2120, H2130A en H2180A). Door de uitvoering van deze maatregelen is verzekerd dat de instandhoudingsdoelstellingen behaald worden.

Op grond van het bovenstaande concluderen wij dat de geringe toename van 0,2 mol/ha/jaar als gevolg van de voorgestelde functiewijziging naar wonen het halen van de instandhoudingsdoelstellingen niet in de weg staat.

Verontreiniging en verdroging

Gezien de voorgestelde functie wijziging van kantoren en een benzine-service-station naar een type bebouwing (woonappartementen) is het uitgesloten dat deze woonappartementen voor lucht- of bodemverontreiniging zullen zorgen. De voorgestelde functie wijziging heeft geen effect op de (grond)water-spiegel. Op grond van een verleende omgevingsvergunning zijn tijdelijke bouwactiviteiten te verwachten waarbij in het geval van sloop- en nieuwbouw mogelijk tijdelijke onderbemaling zal plaatsvinden. Deze tijdelijke storingsfactor reikt gezien de afstand en aanwezige (stedelijke) bufferzone niet tot het Natura 2000-gebied en er zal dus geen verdrogend effect op een Natura 2000-gebied plaatsvinden.

Geluid, licht

Op grond van een verleende omgevingsvergunning zijn tijdelijke bouwactiviteiten te voorzien.

Gezien de aard van de voorgestelde functie wijziging, de ligging in de bebouwde kom in relatie tot de afstand tot het Natura 2000-gebied en de aanwezige (stedelijke) bufferzone is van het plan geen (tijdelijke) noemenswaardige additionele licht- en geluidsbelasting te verwachten. Bovendien is er sprake van bestaande (meerlaagse) afschermende bebouwing.

Trilling

Er is sprake van trillingen in bodem en water als dergelijk trillingen door menselijke activiteiten worden veroorzaakt zoals bij boren, draaien van rotorbladen etc. In het geval van het bestemmingsplan is alleen via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid van woningbouw toegestaan. Op grond van een verleende omgevingsvergunning zijn tijdelijke bouwactiviteiten te verwachten met een mogelijke trillingshinder. Gezien de afstand tot de Natura 2000-gebied en de ligging binnen de bebouwde kom zijn effecten op Natura 2000-gebieden door trillingen uitgesloten.

Optische verstoring

Optische verstoring betreft verstoring door de aanwezigheid en/of beweging van mensen dan wel voorwerpen die niet thuishoren in het natuurlijke systeem. In het geval van het bestemmingsplan zou het dan gaan om de beweging van de auto's en mensen, met name door de netwerkeffecten en doordat nieuwe bewoners in het Natura 2000-gebied Westduinpark maar ook in diverse andere Natura 2000- gebieden kunnen gaan recreëren (groter verspreidingsgebied). De bebouwing van het plangebied ligt zoals eerder aangegeven op te grote afstand en in het bebouwde gebied zodat een verstorend effect op het Natura 2000-gebied uitgesloten is. Aangezien nu ook al auto's over de wegen en recreanten in de Natura 2000-gebieden bewegen, de ligging van de wegen na realisatie van het plan niet veranderen en de toename van recreanten minimaal is, zijn effecten uitgesloten.

Mechanische effecten

Onder mechanische effecten vallen verstoring door betreding, golfslag, luchtwervelingen en dergelijke die optreden ten gevolge van menselijke activiteit. Om dit soort effecten te krijgen moeten activiteiten in de Natura 2000-gebieden plaatsvinden. Dat is bij dit plan niet het geval. Het bestemmingsplan maakt via wijzigingsbevoegdheden een functiewijziging mogelijk naar wonen. Dit zou kunnen leiden tot enige beperkte toename van bezoekers aan Natura 2000-gebieden. Het gaat hier alleen om gebruik van de bestaande structuur door onder andere wandelen en fietsen. Enig extra gebruik van de routes zal niet leiden tot een significante verstoring, effecten als gevolg van mechanische verstoring kunnen daarom worden uitgesloten.

Cumulatieve effecten

Voor een individueel (woning)bouwplan in de nabijheid van een natura 2000-gebied zal dit in het algemeen niet leiden tot een aantoonbaar negatief effect. Indien meerdere bouwplannen in de nabijheid van een natura 2000-gebied worden gerealiseerd ontstaat bij optelling van deze gezamenlijke bouwplannen mogelijk wel een effect.

De gemeente Den Haag heeft daarom alle nieuwbouwplannen die in de nabijheid zijn gelegen van een Natura 2000-gebied geïnventariseerd en geprioriteerd. Deze lijst met projecten is als een gezamenlijk project ingediend bij de PAS aanvraag aan het Ministerie van Economische Zaken.

Conclusie

Op basis van voorgaande inventarisatie is een voldoende beeld ontstaan. Significante negatieve effecten zijn op basis van dit bestemmingsplan uitgesloten. Een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is niet noodzakelijk.

4.1.2 Vormvrije m.e.r. beoordeling

Inleiding

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Essentie van de wijziging is dat voor de beoordeling of een activiteit m.e.r.-plichtig is (de activiteit komt voor in de D-lijst) niet kan worden volstaan met toetsing aan de drempelwaarde maar dat ook rekening moet worden gehouden met de criteria in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn. Als gevolg hiervan zijn in de D-lijst nu richtwaarden (in plaats van drempelwaarden) opgenomen en is in het nieuwe besluit bepaald dat voor gevallen die onder deze richtwaarden blijven, een eenvoudige m.e.r.-beoordeling kan worden uitgevoerd die volledig op gaat in de moederprocedure (bijv. bestemmingsplan). Het nieuwe besluit is daarmee in overeenstemming gebracht met de Europese m.e.r.-richtlijn.

M.e.r. beoordelingsplicht

Er is een programma van bijna 500 woonappartementen (498) mogelijk in het geval dat maximaal uitvoering wordt gegeven aan de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden.

Daarmee valt dit bestemmingsplan in de categorie 'Aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject' (D 11.2) in de D-lijst van het besluit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0023.png"

De drempelwaarden bij deze categorie liggen hier ruimschoot onder en worden met dit bestemmingsplan niet overschreden.

Geconcludeerd kan worden dat er op grond van de criteria in de D-lijst geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. Met het oog op de zogenaamde vergewisplicht moet echter wel een beoordeling worden gemaakt van het project aan de hand van de criteria (kenmerken van de activiteit, de plaats en de gevolgen van de activiteit) in bijlage III van de Europese richtlijn (vormvrije m.e.r.-beoordeling).

In deze paragraaf wordt de vormvrije m.e.r.-beoordeling in het kader van de zogenoemde vergewisplicht ingevuld. Daarbij worden de selectiecriteria aangehouden zoals beschreven in bijlage III bij de Europese richtlijn betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten van 13 december 2011 (2011/92/EU).

Aanpak vormvrije m.e.r.-beoordeling

In hoofdlijnen dient het project te worden getoetst aan:

1. Kenmerken van het project;

2. Plaats van het project;

3. Kenmerken van het potentiële effect.

1. Kenmerken van het project

Onderhavig bestemmingplan Duinoord is een conserverend plan maar maakt op grond van een aantal wijzigingsbevoegdheden de (her-)ontwikkeling van een aantal kantoorgebouwen en een benzine-service-station mogelijk.

  • Verhulstplein
  • Kantorengebouw Laan van Meerdervoort 55 (Sorghvliet)

De stedenbouwkundige kaders voor het Verhulstplein zijn beschreven in hoofdstuk 5.1 Ontwikkelingen. Voor de (her-)ontwikkeling en functie wijziging naar de bestemming wonen is een maximaal programma van circa 416 woonappartementen opgenomen. Het kantorengebouw aan de Laan van Meerdervoort 55 betreft uitsluitend een functie wijziging van kantoren naar wonen. Voor deze functie wijziging is een maximaal programma van circa 82 woonappartementen opgenomen.

2. Plaats van het project

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0024.png"

Het Verhulstplein wordt omsloten door de President Kennedylaan, 2e Sweelinckstraat, Dunkler-Lubeckstraat en de Conradkade. Het Verhulstplein bestaat uit een ring van hogere bebouwing met centraal een parkeerterrein. De kantoren aan het Stadhoudersplantsoen 216 (Nillmij-gebouw), Verhulstplein 17 en Verhulstplein 14 (voorheen benoemd als 13-15) staan al jaren leeg. Naastliggend bevindt zich het terrein van de M.M.Boldinghschool en een houten nood barak uit de wederopbouwtijd.

Gevoelig gebied

In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.

Zoals beschreven in hoofdstuk 4.1.1 ligt het plangebied op ruim 500 meter afstand van een gebied dat beschermd wordt vanuit de natuurwaarden (natura 2000-gebied) die tevens onderdeel uitmaakt van een Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Het Natura 2000-gebied grenst niet aan het Verhulstplein, De minimale afstand tot de grens van het Natura 2000 gebied Bosjes van Poot bedraagt ruim 500 meter. Het tussenliggende gebied heeft een stedelijk karakter en bestaat uit infrastructuur (President Kennedylaan, het Verversingskanaal, Houtrustweg en Laan van Poot). Tussen de Houtrustweg en de Laan van Poot liggen sportvelden en langs de Houtrustweg zijn (meer)laagse bebouwing en bomenrijen aanwezig.

Bosjes van Poot maakt onderdeel uit van het Natura 2000-gebied Westduinpark. Het overgrote deel van het Natura 2000-gebied ligt op grotere afstand ten opzichte van het Verhulstplein en bedraagt minimaal 1,25 km. Het tussenliggende gebied heeft eveneens een stedelijk karakter en bestaat uit infrastructuur (President Kennedylaan, het Verversingskanaal, Houtrustweg en Nieboerweg). Het betreffende Natura 2000-gebied grenst (op de achterzijde) aan op de Bosjes van Poot en ligt achter de woonwijken Vogelwijk en Duindorp.

Op basis van de inventarisatie zoals beschreven in hoofdstuk 4.1.1 is een voldoende beeld ontstaan. (Significante) negatieve effecten zijn op basis van dit bestemmingsplan uitgesloten. Een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is niet noodzakelijk.

3. Kenmerken van het potentiële effect

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan zijn relevante milieuthema's onderzocht (zie Hoofdstuk 4 Milieu) en is op basis hiervan nader onderzoek uitgevoerd naar de milieugevolgen die met het vaststellen van dit bestemmingsplan zullen samenhangen. In deze vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt hiervan gebruik gemaakt.

Externe veiligheid

Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de provinciale risicokaart blijkt dat binnen het plangebied en in de omgeving daarvan geen bedrijven zijn gelegen die vanuit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn. Er vindt binnen het plangebied of de omgeving daarvan geen vervoer van gevaarlijke stoffen over water of spoor plaats. Het plangebied ligt op meer dan 200 meter vanaf de rijkswegen en van de door de gemeenteraad vastgestelde route gevaarlijke stoffen (raadsbesluit van 27 juni 2013, RIS 258608). Het plangebied ligt ook buiten het invloedsgebied van deze maatgevende wegen. Ook zijn er binnen het plangebied of in de directe omgeving geen buisleidingen gelegen voor het transport van gevaarlijke stoffen.

De President Kennedylaan is alleen aangewezen als ontheffingsroute. In de praktijk zal er nauwelijks vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Hooguit voor de bevoorrading van het LPG-tankstation aan de Van Stolkweg. De ontheffing zal in beginsel uitgaan van een route via de Utrechtsebaan. In het meest ongunstige geval is er sprake van 70 LPG-transporten per jaar.

Langs de President Kennedylaan is op het Verhulstplein een functie wijziging mogelijk naar woonappartementen.

De voorgestelde functiewijziging van kantoren en een benzine-service-station naar wonen leidt, mede gelet op de voorgestelde verkeersmaatregelen (zie paragraaf verkeer) naar verwachting niet tot een toename van het groepsrisico. Bovendien is op basis van stedenbouwkundige uitgangspunten reeds geborgd dat bij functiewijziging de aanwezige bebouwing 10 meter ten opzichte van de President Kennedylaan (eventueel risico bron) zal worden teruggelegd.
Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

Het terugleggen van de bebouwing langs de President Kennedylaan is geborgd in artikel 27 Algemene wijzigingsregels.

Geluid
Het bestemmingsplan Duinoord betreft een overwegend conserverend plan. In het bestemmingsplan zijn een vijftal wijzigingsbevoegdheden opgenomen waarin de bestemming aan het Verhulstplein en aan de Laan van Meerdervoort 55 kan worden gewijzigd naar de bestemming wonen. Hiervoor is akoestisch onderzoek verricht. Het bijbehorend onderzoeksrapport is in de toelichting opgenomen in Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Verhulstplein van dit bestemmingsplan. Uit de uitgevoerde berekening blijkt dat de geluidsbelasting door de zoneringsplichtige wegen (ten hoogste 60 dB) hoger ligt dan de voorkeurgrenswaarde, maar lager dan de maximaal te ontheffen toelaatbare waarde. Bij de invulling van de wijzigingsbevoegdheid zal moeten worden voorzien in voldoende afscherming tegen het wegverkeerslawaai, om aan de achterzijde van de betreffende woningen een geluidluwe zijde te borgen. De gecumuleerde geluidbelasting, die zonder aftrek ex artikel 110g van de Wet geluidhinder is berekend, overschrijdt nergens de in het Haagse Ontheffingenbeleid als norm gestelde plandrempel van 69,5 dB. Woontorens aan het Verhulstplein worden beïnvloed door verschillende omliggende (drukke) wegen. Aandacht zal worden besteed aan de geluidbelasting aan de 'achterzijde' en het plein. Deze zal, gecumuleerd lager moeten worden dan de voorkeursgrenswaarde. Bouwkundige voorzieningen als verhoogde borstweringen of lamellenschermen zijn dan nodig.

Daarmee zijn de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden uitvoerbaar mits voorafgaande aan de vaststelling van betreffende wijzigingsplan(nen) passende geluidsmaatregelen worden getroffen en een procedure besluit hogere waarden Wgh wordt doorlopen waarbij een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde wordt verleend. Door het oprichten van (nieuwe) woonappartementen en door het treffen van passende geluidsmaatregelen zal aan de achterzijde van de betreffende woonappartementen en daarmee op het binnenplein een geluidluwe zone ontstaan.

De Wet geluidhinder voorziet in de mogelijkheid om hogere waarden vast te stellen en geluidsmaatregelen voor te schrijven voor de betreffende wijzigingsplannen. Deze procedure is geborgd in artikel 27 Algemene wijzigingsregels. De mogelijkheden voor het treffen van passende geluidsmaatregelen is opgenomen in artikel 23 Algemene bouwregels

Verkeer

Alle ontwikkelingen op en rondom het Verhulstplein leiden tot een verandering in het aantal ritten vanuit en naar het gebied. In het kader van de transformatie is er het voornemen voor een beperkte ingreep in de verkeersstructuur, namelijk het afsluiten van twee toegangswegen naar het Verhulstplein vanaf de President Kennedylaan voor gemotoriseerd verkeer. Deze ingreep heeft als gevolg dat er geen doorgaand (sluip)verkeer mogelijk is via het Verhulstplein en er op het plein een autoluw binnengebied ontstaat. Deze ingreep zal leiden tot een verschuiving van het verkeersaanbod van autoverkeer met een herkomst of bestemming op of nabij het Verhulstplein. Daarentegen zal het aandeel doorgaand (sluip)verkeer en verkeer vanaf of naar het tankstation via het plein worden beperkt. De transformatie van de bebouwing rond het Verhulstplein zal ook leiden tot een ander verkeersaanbod. Van een kantooromgeving met een groot aandeel spitsverkeer en een sterke oriëntatie op het hoofdwegennet zal het een woongebied worden met een meer gespreid verkeersaanbod met een oriëntatie op diverse richtingen.

Voor wat betreft het parkeren wordt in de transformatie uitgegaan van het concentreren van het parkeren in gebouwde parkeervoorzieningen. Daarmee kan een forse kwaliteitswinst worden bereikt met de openbare ruimte op het Verhulstplein. De capaciteit van deze voorzieningen is afhankelijk van het te realiseren programma. In beginsel dient parkeren voor nieuw te realiseren functies op eigen terrein plaats te vinden. Met het parkeren in gebouwde parkeervoorzieningen zal daar invulling aan worden gegeven.

Een borgingsmaatregel is opgenomen in artikel 24 Algemene gebruiksregels.

Lucht

Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit.

De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.

Het bestemmingsplan Duinoord betreft een overwegend conserverend plan. Op grond van een aantal wijzigingsbevoegheden is een maximale woningbouw toevoeging mogelijk van circa 500 woningen en ligt hiermee ruimschoots onder de 3%-grens.

Flora- en Faunawet

In het bestemmingsplangebied komen soorten van de lichtste beschermingscategorie voor zoals egel, mol, gewone pad en diverse (spits)muizen. Hiervoor geldt een algemene vrijstelling. Mogelijk komt de licht beschermde kleine modderkruiper (tabel 2) in de watergang van het Stadhoudersplantsoen voor. Van de zwaar beschermde soorten (tabel 3/bijlage IV Habitatrichtlijn) komen vleermuizen en vogels voor. In de watergang van het Stadhoudersplantsoen is mogelijk de bittervoorn aanwezig (www.ndff.nl; Kranenbarg et al., 2015). Voor deze soorten worden bij eventuele ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk één of meer verboden uit de Flora- en faunawet overtreden. Hiervoor dient een ontheffing aangevraagd te worden. (Als in de toekomst activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van EZ goedgekeurde gedragscode, geldt voor tabel 2 soorten een vrijstelling. ) Uit natuuronderzoek moet blijken welke effecten het bestemmingsplan heeft op deze soorten en of deze effecten voorkomen kunnen worden. Het bestemmingsplan doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van deze soorten.

Indien er op het Verhulstplein op grond van de wijzigingsregels sprake is van sloop/nieuwbouw zal er onder de gegeven omstandigheden geen sprake kunnen zijn van het volledig realiseren van de aanvankelijk ambitie om - ter hoogte van het Verhulstplein - Stadhoudersplantsoen en Rode Kruisplantsoen, de schakels in de stedelijke ecologische hoofdstructuur, onderling te verbinden. Wel kan door het opschuiven van de bouwmassa (van de President Kennedylaan af) voldoende ruimte worden gemaakt om structurele doorgaande laanbeplanting aan te brengen, om hiermee een voor vogels en vleermuizen functionele verbinding te leggen tussen beide schakels in de structuur.Tevens is de insteek om vergroening plaatst te laten vinden in het binnenterrein. Dit levert weliswaar geen bijdrage aan de stedelijke groene hoofdstructuur, maar kan helpen lokaal het klimaat in de stad te verbeteren en/ of te verduurzamen (o.a. waterberging).

Voor het Verhulstplein is, in tegenstelling tot soorten die voorkomen op andere plaatsen in het plangebied, geen verwachting aangetroffen (www.ndff.nl). Eventueel aanwezige (beschermde) soorten binnen en in de directe nabijheid van het Verhulstplein kunnen door het opnemen van een borgingsmaatregel, in het geval er sprake is van sloop en nieuwbouw, voorafgaande aan het vaststellen van betreffende wijzigingsplan(nen) nader worden onderzocht (eco-scan) en worden beschermd.

Een borgingsmaatregel is opgenomen in artikel 27 Algemene wijzigingsregels.

Stedelijke ecologische verbindingszone

In de Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.

De Haagse Beek is belangrijk als ecologische verbindingszone tussen de Oostduinen en het Westduinpark. Binnen het plangebied loopt de Haagse Beek door het Stadhoudersplantsoen.

De ontwikkelingen die beoogd zijn voor het Verhulstplein grenzen aan de Stedelijke Ecologische Verbindingszone Haagse Beek. De doelstelling voor het Verhulstplein e.o. is om te komen van een kantorenplein tot een woongebied met hoogwaardige inrichting. In de eerder voorgestelde transformatie (renovatie) van het Nillmij-gebouw, is het niet mogelijk gebleken om de ambitie van de gemeente, om een ecologische zone, te realiseren middels het doortrekken van de Haagse beek. Daarom is in een eerdere fase voorgesteld hier van af te wijken (RIS 270661, d.d. 04-03-2014). In Hoofdstuk 5.1.1 is beschreven op welke wijze aan deze ambities invulling wordt gegeven.

Bodem

Voor de ontwikkelingen die beoogd zijn voor het Verhulstplein is de bodem gelegen in bodemzone 7 van de bodemkwaliteitskaart.

Aan het Verhulstplein 10 bevindt zich sinds 1957 een tankstation met ondergrondse opslag (benzine, mengsmering, autogasolie, stookolie en diesel). Onder de zuid-oostzijde van het Verhulstplein bevindt zich een in de oorlogsjaren aangelegde tankgracht, die gedempt is met licht verontreinigd puin.

Bij beschikkingen van 4 april 2001 (met kenmerk EU 571004-1 en EU 571004-2) is vastgesteld dat op de locatie Verhulstplein 10 te Den Haag sprake is van twee gevallen van ernstige bodemverontreiniging in de zin van artikel 1 Wbb waarbij sprake is van urgentie om te saneren.

Er is momenteel een sanering in uitvoering. Bij beschikking van 3 december 2015 (met kenmerk ODH-2014-00634172) is ingestemd met het gewijzigd saneringsplan, waarbij de stabiliteit van de nog resterende verontreiniging middels monitoring zal worden aangetoond.

Na uitvoering van de sanering zal de bodem geschikt zijn voor het beoogde gebruik (tankstation, parkeerterrein, openbare weg en wonen zonder tuin) en zijn de risico's voor mens, plant en dier als gevolg van blootstelling aan of verspreiding van de verontreiniging voldoende beperkt. Aan de uitvoering van sanering zal volgens het gewijzigde saneringsplan geen actieve nazorg zijn verbonden.

Verder zijn er op de locatie Verhulstplein mogelijk 5 tanks aanwezig. Deze worden allen verwijderd, bij alle tanks wordt een kleine bodemverontreiniging verondersteld. Uit informatie van de omgevingsdienst blijkt dat naar verwachting op deze locatie geen andere verontreinigingen meer aanwezig zal zijn. Het saneren van de ondergrondse tanks is geborgd in artikel 27 Algemene wijzigingsregels.

Cultuurhistorie

Verhulstplein in het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Sportlaan – Segbroeklaan e.o.

In het ontwerp van W.M. Dudok was hier een besloten winkelplein gedacht, omgeven door winkels met bovenwoningen, in schaal en architectuur passend in het totaalconcept. Het moest een plaats zijn met functies voor geheel Statenkwartier en Duinoord. Uiteindelijk is hier een geheel andere invulling aan gegeven. In 1955 wordt voor dit deel het plan herzien, gebaseerd op het gegeven dat er op dat moment een grotere vraag was naar (rijks-)kantoren voor deze locatie. Mede hierdoor werd de bebouwingshoogte voor de noordzijde van het plein aangepast van zes naar elf bouwlagen en werd het plein omgeven door twee kantoren (Caltexgebouw op de hoek Verhulstplein/Conradkade uit 1957 en aan de andere zijde van het plein het hoofdkantoor van de Nillmij uit 1960-1961). De architectuur verschilt ook van de rest van de wederopbouw zone en is veel zakelijker dan de hoofdzakelijk in gele baksteen uitgevoerde woonhuisarchitectuur. Later heeft op het plein inbreiding (pompstation en Haagwonen) plaatsgevonden met tevens t.o.v. het ontwerp van Dudok afwijkende bebouwing. Daarmee is het Verhulstplein een stedenbouwkundig minder geslaagd onderdeel van de gehele opzet geworden en is in de ogen van monumentenzorg transformatie om meer samenhang met het totaalconcept van Dudok te krijgen hier dan ook goed mogelijk. Omdat de twee kantoren niet kenmerkend zijn voor de maat en schaal van deze wederopbouwstrook zijn ze niet als karakteristiek aangeduid (hoewel ze in zichzelf wel interessante bouwwerken zijn uit de wederopbouwperiode).

Met de herontwikkeling van het Verhulstplein blijft de bijzondere positie, die Dudok aan dit plein toebedacht, behouden. Het blijft een benadrukking van de kruising van grote stedelijke lijnen (Afvoerkanaal en NWHR), en het blijft een schakel tussen Duinoord en Statenkwartier. Dit doordat nu een meer aaneengesloten stedelijke wand langs het Stadhoudersplantsoen ontstaat waarin, de oorspronkelijke gedachte functie van wonen zal worden gerealiseerd. Met de hoogte wordt het gehele plein een stedelijk blok wat nogmaals de schakelfunctie benadrukt (zie 5.1.1 kaart stedenbouwkundig kader). Het Verhulstplein blijft de twee groene 'kamers' (het Stadhoudersplantsoen en het Segbroekplantsoen) afsluiten, zoals Dudok het ook ontworpen had. Het wordt geen plek meer in de zin van werklocatie, maar zal met het wonen vooral aansluiting vinden op de woonwijken rondom. In architectuur kan nu het zakelijke beeld van het plein veranderen naar een beeld wat meer aansluit op de vormgeving van de woonflats in de Wederopbouwzone Sportlaan-Segbroekplantsoen. Het beschermde stadsgezicht Sportlaan - Segbroeklaan e.o. bestaat voor een belangrijk deel uit groen, het heeft de groene 'parkway' (Noordwestelijke hoofdroute) min of meer als leitmotif. Ter hoogte van het Verhulstplein wordt de rooilijn bij de herontwikkeling teruggelegd zodat het groene karakter van de 'parkway' hier versterkt kan worden.

Dunkler- & Lübeckstraat in het Rijksbeschermd stadsgezicht Duinoord:

Aan het na-oorlogse deel rond de Dunklerstraat en Lübeckstraat wordt in de toelichting behorend bij de aanwijzing tot Rijksbeschermd stadsgezicht geen aandacht besteed. Alleen op de waarderingskaart bestemmingsplan Duinoord (ontwerp) (onderdeel van de toelichting) staat aangegeven dat deze bebouwing dateert van na 1940 en afwijkt van het oorspronkelijke stedelijke weefsel. Dit komt doordat in het wederopbouwplan van Dudok de kaalslag die hier door de aanleg van de Atlantikwall was ontstaan, niet werd opgevuld met een reconstructie van wat er was maar het in een ander vorm is teruggebouwd. Hoewel het de intentie van Dudok was om Duinoord te herstellen met een rand dichte bebouwing (zoals aan het andere deel van de Lubeckstraat), om zo het contrast met zijn leitmotif 'de parkway' (en zijn open strokenverkaveling) te vergroten, is dat ter plaatse van de Dunklerstraat, Obrechtstraat, Lübeckstraat slecht gelukt. Dudok lost de aansluiting tussen de oorspronkelijke bebouwing en de nieuwbouw veelal pragmatisch op. Op veel plekken zijn er daardoor doodlopende of verspringende overgangen tussen de oorspronkelijke bebouwing van Duinoord met gesloten bouwblokken en het nieuwe bouwen in een open structuur van de Wederopbouwzone. Met de herontwikkeling van het Verhulstplein wordt getracht de rand van het oude Duinoord stedenbouwkundig te herstellen door de rooilijnen van Conradkade en Lübeckstraat door te trekken en aan te sluiten op de hoogte van de omringende bebouwing.

Laan van Meerdervoort 55 in het Rijksbeschermd stadsgezicht Duinoord:

Het kantoorpand aan de Laan van Meerdervoort 55 is gelegen in het Rijksbeschermd stadsgezicht Duinoord. Het pand is een fraai voorbeeld van wederopbouwarchitectuur. Het is echter geen monument en staat niet op de lijst van potentiele wederopbouwmonumenten. Herbestemming is niet ondenkbaar en eventuele aanpassingen aan het gebouw moeten zorgvuldig en met respect plaatsvinden.

Beschermde Stadsgezichten

De locatie tussen de Dunklerstraat en Lübeckstraat en Laan van Meerdervoort 55 is onderdeel van het Rijksbeschermde stadsgezicht Duinoord. Het Verhulstplein is onderdeel van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Sportlaan - Segbroeklaan e.o. Het Rijksbeschermde stadgezicht was al verwerkt in het oude bestemmingsplan Duinoord en nu in dit nieuwe bestemmingsplan. Het Gemeentelijk beschermde gezicht is aangewezen in 2004 en zodoende alleen in dit nieuwe bestemmingsplan Duinoord opgenomen. In de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht staan de te beschermen waarden toegelicht. Aanwijzing van een stadsgezicht leidt niet tot individuele bescherming van de bebouwing. De verwerking van de beschermde waarden van deze stadsgezichten in het bestemmingsplan betekend procedureel dat voor elke bouwaanvraag een advies van de afdeling Monumentenzorg benodigd is, waarbij bij voor het Rijksbeschermde Stadsgezicht ook de Rijkscommissie Erfgoed een advies afgeeft.

De (procedurele) borging is opgenomen in artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie en in artikel 25.1 Overige zone - Gemeentelijk beschermd stadsgezicht

Archeologie

Vrijwel het gehele plangebied Duinoord heeft een archeologische verwachting.

Voor de gebieden waarvoor een archeologische verwachting geldt, gelden onderzoekseisen en vrijstellingsregimes, waarbij de gemeente gebruik heeft gemaakt van de beleidsvrijheid die de Monumentenwet daarvoor biedt. De keuzes zijn gebaseerd op gegevens uit archeologisch onderzoek, en beschreven, gemotiveerd en vastgelegd in de Beleidsnota archeologie van de gemeente Den Haag (In het verleden ligt het heden; 2011-2020), de Toelichting op de AWVK, de Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie (GOA) en het gemeentedekkende paraplubestemmingsplan Archeologie Den Haag.

Ter plaatse van de tankgracht verwacht afdeling Archeologie geen archeologische waarden meer. Daar om heen is in principe de bodemopbouw zo dat er sporen van bewoning en/of landgebruik uit de prehistorie tot en met de nieuwe tijd bewaard kunnen zijn gebleven. Aan de overzijde van de President Kennedylaan zijn bij booronderzoeken en rioolbegeleidingen (o.a. op de hoek Van Boetzelaaerlaan - 2de Antonie Heinsiusstraat) ook bodems aangetroffen waarin zich archeologisch vondstmateriaal bevind. Daar is (op korte afstand) sprake van een concrete archeologische vindplaats. Deze vindplaats bevindt zich op een strandwal die in later tijd overstoven is, waardoor deze afgedekt en behouden is. Op een vergelijkbare wijze kunnen vindplaatsen ter plaatse van het plangebied bewaard zijn gebleven.

De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd. De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie en is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verplicht gesteld.

De archeologische verwachtingswaarde is geborgd in de dubbelbestemming artikel 20 Waarde - Archeologie

Conclusie

Resumerend kan daarom worden gesteld dat de (maximale uitvoering van de) in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden niet zullen leiden tot aanzienlijke negatieve (cumulatieve) milieueffecten. Voor een aantal thema's zoals bodem, cultuurhistorie, stedelijke ecologische verbindingszone, geluid en naar verwachting ook voor flora en fauna is er sprake van een verbetering ten opzichte van de huidige situatie. Het bestemmingsplan Duinoord is daarom niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.

4.2 Duurzaamheids- en gebiedsgericht milieubeleid

4.2.1 Duurzaamheidsbeleid

Den Haag maakt het duurzaam

De nota 'Den Haag maakt het duurzaam' (2013, RIS269129) biedt een populaire samenvatting van het integrale duurzaamheids- en milieubeleid. Het doel van de nota is mensen te inspireren en te verbinden met ideeën en daadkracht om zo een stap extra te zetten naar een duurzame samenleving. De nota bevat geen nieuw beleid, maar biedt een verkorte, integrale weergave van reeds vastgesteld beleid op het gebied van de thema's klimaat, lucht, geluid, bodem, externe veiligheid, water, afval, openbare ruimte, gezondheid, internationale stad, duurzame gemeentelijke organisatie, stedenbouw, mobiliteit, energie en economie. Jaarlijks publiceert de gemeente Den Haag ook een milieu- en duurzaamheidsverslag over deze onderwerpen.

Den Haag kiest er voor om een leefbare, veilige en duurzame stad te zijn. Een stad waar in groen, de openbare ruimte en een goede bereikbaarheid wordt geïnvesteerd. In Den Haag wordt investeren in duurzaamheid als een kans voor de stad gezien. Duurzame ontwikkelingen in de stad zorgen voor een beter en schoner milieu voor de inwoners en passen op wereldwijd niveau in de ontwikkeling van klimaat neutrale steden. Werken aan duurzaamheid staat centraal bij de ontwikkeling van de stad.

Duurzaamheid is beleidsmatig verankerd in de Kadernota 'Op weg naar een duurzaam Den Haag', een Klimaatplan, een Energievisie en in een aantal uitvoeringsplannen op het gebied van energie, klimaat, duurzame stedenbouw en duurzaam bouwen.

Kadernota Op weg naar een duurzaam Den Haag (2009)

De kadernota Op weg naar een duurzaam Den Haag (Cb 2009; RIS 165334) biedt een strategisch kader dat zorgt voor samenhang tussen bestaand beleid en lopende programma's. De kadernota bundelt het aspect 'duurzaamheid' rond de thema's Energie, Stedenbouw, Mobiliteit, Openbare Ruimte, Internationale stad en Duurzame gemeentelijke organisatie. Doel is een klimaat neutrale stad in 2040. Daarbij wordt uitgegaan van de People, Planet, Profit benadering: 'een ontwikkeling moet aansluiten op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen'.

4.2.2 Gebiedsgericht milieubeleid

Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er zijn zes gebiedstypen gedefinieerd. Het plangebied behoort tot het gebiedstype Gemengd Wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0025.png"

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen 3 verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

De volgende ambities zijn voor het gebiedstype Gemengd Wonen van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.

Thema   Ambitie Gebiedstype  
Bodem   Extra  
Externe veiligheid   Maximaal  
Geluid   Extra  
Lucht   Extra  
Mobiliteit   Extra  
Schoon   Extra  
Water   Extra  
Natuur   Extra  
Klimaat   Maximaal  

4.3 Externe veiligheid

4.3.1 Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

- bedrijven waarop opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;

- vervoer gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheidt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een aantal mensen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Op basis van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is voor nieuwe situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR geldt een verantwoordingsplicht. Op een afstand van 200 m vanaf het tracé gelden hierbij in principe geen beperkingen meer voor het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR in relatie tot zelfredzaamheid nog buiten deze 200 meter strekken.

In 2014 is het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking treden. In dat Besluit worden veiligheidszones langs rijkswegen aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Daarnaast worden voor daartoe aangewezen rijkswegen binnen een zone van 30 meter vanaf de rand van de rijksweg beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden (plasbrandaandachtsgebied).

Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad een nieuw routeringsbesluit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld (raadsvoorstel, RIS258608 en besluitenlijst, RIS260481 onder E.2). Het vervoer van routeplichtige stoffen (zoals LPG en propaan) is aan venstertijden gebonden, met het oog op de veiligheid. Tijdens kantoortijden (tussen 8.00 uur en 18.00 uur gedurende werkdagen) is het vervoer van routeplichtige stoffen op de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg niet toegestaan. Deze beperking geldt niet gedurende het weekend. Tijdens de venstertijden worden tankwagens met routeplichtige stoffen gedwongen de rijksweg via bebording te verlaten (K14-borden met vermelding van venstertijden) en via een eveneens gemarkeerde keerlus in omgekeerde richting hun weg op de rijksweg te vervolgen (zogenaamde 'gesloten verklaring'). In voornoemd besluit zijn ook de Lozerlaan en de Ockenburghstraat aangewezen voor het vervoer van routeplichtige stoffen. Voor dit traject gelden geen venstertijden.

De President Kennedylaan is op grond van het routeringsbesluit van de gemeenteraad, aangewezen als ontheffingsroute waarover vervoer van LPG met een ontheffing mag plaatsvinden ten behoeve van de bevoorrading van het LPG-station aan de Van Stolkweg.

Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare 10-6 objecten per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan kan worden met een beperkte verantwoording:

  • 1. Indien het bestemmingsplan betrekking heeft op het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1% letaliteitszone van de buisleiding, of
  • 2. Wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.
4.3.2 Gemeentelijk beleid

De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:

  • 1. De gemeente richt zich op het vasthouden en bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande bedrijvigheid en het ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid.
  • 2. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op vier gebiedstypen: woongebieden, buitengebieden, gemengde gebieden, risicoarme bedrijventerreinen (inclusief buitengebied) en bedrijventerreinen met risicovolle bedrijven/inrichtingen.
  • 3. Bij nieuwe ontwikkelingen in woongebieden staat de veiligheid voorop. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen van betekenis, zoals LPG-tankstations, toegelaten.
  • 4. Op de bedrijventerreinen hanteert de gemeente een minder streng veiligheidsregiem en is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting (lichtere vorm van risicovolle bedrijven) onder voorwaarden mogelijk.
  • 5. Bij externe veiligheidsknelpunten, besteedt de gemeente eerst aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.

In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitie niveau:

  • Structuurvisieniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen
  • Bestemmingsplanniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ordenen
  • Bouwplanniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen


Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is een expliciet collegebesluit ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing worden genomen.

4.3.3 Onderzoek en conclusies

Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de provinciale risicokaart blijkt dat binnen het plangebied en in de omgeving daarvan geen bedrijven zijn gelegen die vanuit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn.

Er vindt binnen het plangebied of de omgeving daarvan geen vervoer van gevaarlijke stoffen over water of spoor plaats. Het plangebied ligt op meer dan 200 meter vanaf de rijkswegen en van de door de gemeenteraad vastgestelde route gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt ook buiten het invloedsgebied van deze maatgevende wegen. Ook zijn er binnen het plangebied of in de directe omgeving geen buisleidingen gelegen voor het transport van gevaarlijke stoffen.

De President Kennedylaan is alleen aangewezen als ontheffingsroute. In de praktijk zal er nauwelijks vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Hooguit voor de bevoorrading van het LPG-tankstation aan de Van Stolkweg. De ontheffing zal in beginsel uitgaan van een route via de Utrechtsebaan. In het meest ongunstige geval is er sprake van 70 LPG-transporten per jaar.

Langs de President Kennedylaan is op het Verhulstplein een functie wijziging mogelijk naar woonappartementen.

De voorgestelde functiewijziging van kantoren en een benzine-service-station naar wonen leidt, mede gelet op de voorgestelde verkeersmaatregelen (zie paragraaf verkeer) naar verwachting niet tot een toename van het groepsrisico. Bovendien is op basis van stedenbouwkundige uitgangspunten reeds geborgd dat bij functiewijziging de aanwezige bebouwing 10 meter ten opzichte van de President Kennedylaan (eventueel risico bron) zal worden teruggelegd.
Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

4.3.4 Vuurwerk

Voor de vuurwerkopslag zijn in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, dat daarop van toepassing is, eisen gesteld aan de minimale afstand tussen deze opslag en omliggende (beperkt) kwetsbare objecten. Deze afstand mag niet kleiner zijn dan 8 meter.

In het gebied is één verkooppunt voor consumentenvuurwerk opgenomen ter plaatse van de 2e Schuytstraat 119. In stadsdeel Scheveningen zijn in totaal 8 verkoop- en of opslagpunten voor consumentenvuurwerk toegestaan. Betreffende opslag en detailhandel in consumentenvuurwerk vindt uitsluitend plaats gedurende de jaarwisseling. Het betreffende verkooppunt grenst aan onbebouwd erf gebied en aan de bestemming Verkeer-Verblijfstraat.

Daarmee wordt met het plan wat betreft de vuurwerkopslag voldoende waarborg voor de externe veiligheid geboden.

4.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidgevoelige objecten. Als geluidgevoelige gebouwen dan wel terreinen zijn in het besluit geluidhinder aangewezen:

  • a. een woning;
  • b. een onderwijsgebouw m.u.v. gymnastieklokalen;
  • c. een ziekenhuis;
  • d. een verpleeghuis;
  • e. een verzorgingstehuis;
  • f. een psychiatrische inrichting;
  • g. een kinderdagverblijf;
  • h. een woonwagenstandplaats;
  • i. woonboten;
  • j. een onderzoeks- en behandelingsruimte, een ruimte voor patiëntenhuisvesting, alsmede een recreatie- en conversatieruimte van een ziekenhuis of een verpleeghuis, en
  • k. een onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, of conversatieruimte, alsmede woon- en slaapruimte van een verzorgingstehuis, een psychiatrische inrichting of een kinderdagverblijf.

Het bestemmingsplan Duinoord betreft een overwegend conserverend plan. In het bestemmingsplan zijn een vijftal wijzigingsbevoegdheden opgenomen waarin de bestemming aan het Verhulstplein en aan de Laan van Meerdervoort 55 kan worden gewijzigd naar de bestemming wonen. Hiervoor is akoestisch onderzoek verricht. Het bijbehorend onderzoeksrapport is in de toelichting opgenomen in Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Verhulstplein van dit bestemmingsplan. Uit de uitgevoerde berekening blijkt dat de geluidsbelasting door de zoneringsplichtige wegen (ten hoogste 60 dB) hoger ligt dan de voorkeurgrenswaarde, maar lager dan de maximaal te ontheffen toelaatbare waarde. Bij de invulling van de wijzigingsbevoegdheid zal moeten worden voorzien in voldoende afscherming tegen het wegverkeerslawaai, om aan de achterzijde van de betreffende woningen een geluidluwe zijde te borgen. De gecumuleerde geluidbelasting, die zonder aftrek ex artikel 110g van de Wet geluidhinder is berekend, overschrijdt nergens de in het Haagse Ontheffingenbeleid als norm gestelde plandrempel van 69,5 dB. Daarmee zijn de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden uitvoerbaar mits voorafgaande aan de vaststelling van betreffende wijzigingsplan(nen) een procedure besluit hogere waarden Wgh wordt doorlopen en een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde wordt verleend.

De Wet geluidhinder voorziet in de mogelijkheid om hogere waarden vast te stellen voor de betreffende wijzigingsplannen. Deze procedure is ook geborgd in artikel 27 Algemene wijzigingsregels.

Voor het overige zijn er geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen om te toetsen aan de Wet geluidhinder.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).

De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10, deeltjes <10 µm) en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden.

Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit.

De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.

Het bestemmingsplan Duinoord betreft een overwegend conserverend plan. Er is geen grootschalige nieuwbouw van woningen voorzien.

4.6 Groen

4.6.1 Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. In oktober 2005 is deze wet in werking getreden. In januari 2006 is de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Na deze aanwijzing is daarmee de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet. Daarmee vervalt de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland. In Den Haag hebben we te maken met de Natura2000-gebieden: Meijendel en Berkheide (incl. Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark (incl. Bosjes van Poot) en Wapendal alsmede Solleveld (incl. landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen). Dit betreft Habitatrichtlijngebieden. Er zijn geen Vogelrichtlijngebieden in de gemeente Den Haag. Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden. In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden in hoeverre de uitvoering van het plan belemmerd wordt door de verplichtingen vanuit de Natuurbeschermingswet.

Het bestemmingsplan maakt via wijzigingsbevoegheden ontwikkelingen mogelijk voor het Verhulstplein (zie hoofdstuk 5) in het nabij gelegen Natura 2000-gebied Westduinpark (incl. Bosjes van Poot).

4.6.2 Boswet

In 1998 zijn de Haagse grote groengebieden buiten de zogenaamde "bebouwde kom Boswet" geplaatst. Daardoor vallen de grote groengebieden nu onder de werking van de Boswet. Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven. Financiële tegemoetkomingen (subsidies) van Rijk en Provincie zijn mogelijk. Bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantplicht. Voorafgaand aan een velling geldt de meldingsplicht. Het areaal bos per locatie mag niet afnemen. Gevelde opstanden moeten daarom binnen drie jaar worden herplant of natuurlijk verjongd, waardoor de duurzaamheid gehandhaafd blijft. Voor dunningen is de meldings- en herplantplicht niet van toepassing.

Buiten de 'bebouwde kom Boswet' zijn zowel de Boswet als de gemeentelijke APV van toepassing. De grens 'bebouwde kom Boswet' kent geen relatie met de bebouwde kom Wegenverkeerswet noch met de gemeentegrens. De Boswet is niet van toepassing als gronden, vastgelegd in een goedgekeurd bestemmingsplan, geen bosbestemming hebben.

De boswet is niet van toepassing.

4.6.3 Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van werken (rekening houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen). Daarnaast legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten over die strenger beschermd zijn en waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt (zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn, rugstreeppad). Voor deze soorten dient onder bepaalde voorwaarden een ontheffing aangevraagd te worden. In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden in hoeverre de uitvoering van het plan belemmerd wordt door de verplichtingen uit de Flora- en Faunawet.

In het bestemmingsplangebied komen soorten van de lichtste beschermingscategorie voor zoals egel, mol, gewone pad en diverse (spits)muizen. Hiervoor geldt een algemene vrijstelling. Mogelijk komt de licht beschermde kleine modderkruiper (tabel 2) in de watergang van het Stadhoudersplantsoen voor. Van de zwaar beschermde soorten (tabel 3/bijlage IV Habitatrichtlijn) komen vleermuizen en vogels voor. In de watergang van het Stadhoudersplantsoen is mogelijk de bittervoorn aanwezig (www.ndff.nl; Kranenbarg et al., 2015). Voor deze soorten worden bij eventuele ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk één of meer verboden uit de Flora- en faunawet overtreden. Hiervoor dient een ontheffing aangevraagd te worden. (Als in de toekomst activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van EZ goedgekeurde gedragscode, geldt voor tabel 2 soorten een vrijstelling. ) Uit natuuronderzoek moet blijken welke effecten het bestemmingsplan heeft op deze soorten en of deze effecten voorkomen kunnen worden. Het bestemmingsplan doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van deze soorten.

4.7 Bodem

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij ter plaatse van het plangebied om auto(reparatie)bedrijven, schildersbedrijven, benzine-service-stations, brandstofdetailhandels, chemische wasserijen, een accumulatorenfabriek en drukkerijen. Daarnaast zijn meerdere ondergrondse brandstoftanks bekend. Hiervan zijn de meeste verwijderd of onklaar gemaakt en een enkeling nog in gebruik.

In en direct aangrenzend aan het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Hieruit is gebleken dat er in het plangebied sprake is van elf gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Enkele van deze gevallen liggen deels buiten het plangebied. Deze gevallen zijn, op één na, nog niet gesaneerd.

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, moet bodemonderzoek worden uitgevoerd en moet er eventueel gesaneerd worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien er voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn moeten de bodemonderzoeken geactualiseerd worden.

Uit de Nota Bodembeheer van de gemeente Den Haag blijkt dat de bovengrond (0,0-0,5 m-maaiveld) valt in zone B3 waarbij verontreinigingen voorkomen met kwik, lood, zink en PAK. De ondergrond (0,5-2,0 m maaiveld) is gelegen in zone O1 waarbij verontreinigingen voorkomen met kwik, lood en PAK.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Ontwikkelingen

5.1.1 Verhulstplein e.o.

Het Verhulstplein wordt omsloten door de President Kennedylaan, 2e Sweelinckstraat, Dunkler-Lubeckstraat en de Conradkade. Het Verhulstplein bestaat uit een ring van hogere bebouwing met centraal een parkeerterrein. De kantoren aan het Stadhoudersplantsoen 216 (Nillmij-gebouw), Verhulstplein 17 en Verhulstplein 14 (voorheen benoemd als 13-15) staan al jaren leeg. Naastliggend bevindt zich het terrein van de M.M.Boldinghschool en een houten nood barak uit de wederopbouwtijd.

De doelstelling voor het Verhulstplein e.o. is om te komen van een kantorenplein tot een woongebied met hoogwaardige inrichting. Ter bevordering van de levendigheid op het plein wordt tevens de mogelijkheid opgenomen om in de plint (begane grond) ook functies als dienstverlening, bedrijven in de categorie A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging en maatschappelijke functies op te nemen. In de eerder voorgestelde transformatie (renovatie) van het Nillmij-gebouw, is het niet mogelijk gebleken om de ambitie van de gemeente, om een ecologische zone te realiseren, middels het doortrekken van de Haagse beek. Daarom is in een eerdere fase voorgesteld hier van af te wijken (RIS 270661, d.d. 04-03-2014).

In de afgelopen jaren is met eigenaren/ontwikkelaars en bewoners overlegd hoe te komen tot een gedragen transformatie. In eerste instantie was het de bedoeling om de kantoorgebouwen te transformeren (renovatie) naar woningbouw, maar in de loop van 2014 bleek dit niet haalbaar. De eigenaren van de gebouwen aan de Conradkade-zijde en het Nillmij-gebouw opteerden voor sloop-nieuwbouw. Tevens werd de programmatische wens van de Lucas onderwijsstichting bekend om middels sloop en nieuwbouw ter plaatse van de M.M.Boldinghschool en houten barak te voorzien in een nieuwe basischool, kinderdagverblijf en een dependence van voortgezet onderwijs de Populier. Deze bevindt zich nu aan de Populierstraat en voorziet in voortgezet onderwijs. Vanwege groei en modernisering moet deze uitbreiden wat daar niet mogelijk is. De locatie aan de Dunklerstraat bevindt zich op redelijke reisafstand en is zodoende in aanmerking gekomen.

Voor bovenstaande ontwikkelingen is een stedenbouwkundig kader opgesteld, wat een vertaling is van bestaand beleid. Het dient richting te geven aan de ontwikkelingen, die middels wijzigingsbevoegheden in dit bestemmingsplan zijn opgenomen.

Stedenbouwkundig kader

Het Verhulstplein is een schakelpunt tussen de lange stedelijke lijnen van het Verversingskanaal en lijn 11 die hier kruisen met de Noordwestelijke hoofdroute (president Kennedylaan). Daarnaast heeft het als schakelpunt ook betekenis voor de veranderende karakter en de sfeer van het groen en Haagse Beek op dit punt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0026.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0027.png"

De te hanteren stedenbouwkundige typologie voor het Verhulstplein is te typeren als 'een samengesteld blok met stedelijke straatwanden aan de buitenkant en een zachtere binnenkant'. Hierbij is de inrichting van het binnenterrein met name bepalend voor de ambitie om te komen tot een hoogwaardig woongebied. Het uitgangspunt is dat de blokken op een half- of geheel verdiepte parkeerla(a)g(en) staan, overeenkomstig met de typologie van de omringende bebouwing. Door het parkeren ten behoeve van de woningen te concentreren in gebouwde voorzieningen, wordt de transformatie van het Verhulstplein van parkeerplein naar hoogwaardig (groen) verblijfsgebied mogelijk. Vanuit de gedachte dat er een sfeer ontstaat met voldoende groene en/of open ruimte was de beperking van een maximum hoogte 1,25 m voor parkeersouterrains in bestemmings- en bouwvlakken opgelegd in het ontwerp bestemmingsplan. Gedacht hierbij is dat men óp het dek zou kunnen kijken en er geen hoge stenen muren direct aan de straat ontstaan. De voorgestelde hoogtemaat moet verhoogd worden naar 1,50 m omdat het maaiveld meer in hoogte blijkt te variëren en het dek meer hoogte nodig heeft. In de schetsontwerpen zijn deze overgangen goed in beeld gebracht en stedenbouwkundig en qua architectuur ingepast in de uitwerking.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0028.png"

Hoewel het sloop/nieuwbouwprogramma niet geheel past in de ambitie om de schakels in de stedelijke ecologische hoofdstructuur onderling te verbinden, kan door het opschuiven van de bouwvlakken (van de President Kennedylaan af) voldoende ruimte worden gemaakt om structureel doorgaande laanbeplanting aan te brengen, om hiermee een, o.a. voor vogels en vleermuizen functionele, verbinding te leggen tussen beide schakels in de structuur. Daarnaast is het een sterke visuele beleving van de gewenste uitstraling van een “parkway” president Kennedylaan. Tevens is de insteek om vergroening plaatst te laten vinden in het binnenterrein. Dit levert weliswaar geen bijdrage aan de stedelijke groene hoofdstructuur, maar kan helpen lokaal het klimaat in de stad te verbeteren en/ of te verduurzamen (o.a. waterberging). Daarnaast is het visueel belangrijk voor de toekomstig omliggende woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0029.png"

De bestaande hoogtes in en om het gebied zijn uitgangspunt voor de nieuwe bouwvlakken. Aan de Conradkade/president Kennedylaan wordt aangesloten op de bestaande bouwhoogte van 30 meter en langs de 2e Sweelinckstraat en Lubeckstraat op de bouwhoogte van 20 meter van het seniorengebouw. Op de hoeken bij het Stadhoudersplantsoen en de Hourustbrug kan een stedelijke markering tot 50 meter plaatsvinden. Hiermee wordt het geheel een herkenbaar stedelijk en samengesteld blok.

Voor het bouwvlak aan de 2de Sweelinckstraat met de bouwhoogte tot 20 meter in het Stedenbouwkundig kader is een uitwerkingsopgave benoemd voor de massa boven de hoogte van 15 m aan de zijde van de 2de Sweelinckstraat.

Dakopbouwen 20 meter-bouwvlak 2de Sweelinckstraat.

Het stedenbouwkundig kader is gebaseerd op het concept van een samengesteld bouwblok, met hoogtes die reageren op de verschillende sferen van de verschillende zijden. Zo zijn er de stedelijke zijden met een bouwhoogte van 30 meter en op de hoekmarkeringen tot 50 meter hoogte. Aan de 'Duinoordzijden' reageert het concept door een beperktere hoogte van 20 meter. De uitwerking naar schetsontwerpen door de architect kan echter leiden tot beperkte hoogte verschillen. Nu blijkt dat het stedenbouwkundig kader en de plankaart niet voldoende hebben gereageerd op deze schets uitwerking. Aan de binnenzijde van het samengestelde bouwblok, bij het blok van 20 meter hoog, is per abuis een serie 'dakwoningen' niet mogelijk gemaakt. Deze dakwoningen liggen boven 20 meter. Ze liggen niet over de hele breedte en vormen een soort 'kantelen' en worden afgewisseld met 'daktuinen'. Het is slechts een gedeeltelijke verhoging tot 22 meter ten opzichte van het algehele bouwvlak van 20 meter en over een beperkte strook van dit bouwvlak. Doordat deze dakopbouwen niet aan de zijde van de 2e Sweelinckstraat zijn gelegen leidt dit niet tot bezonningseffecten of andere vermindering van de bruikbaarheid op de bestaande omliggende woningen. In het schetsontwerp is het qua stedenbouwkundig en architectuur goed ingepast in de uitwerking van het hele bouwblok.

Scholen Dunklerstraat – Lübeckstraat:

De ontwikkeling van de schoollocatie dient echter meer aan te sluiten op het kleinschaliger karakter van Duinoord en daarbij is het belangrijk de rooilijn op te pakken en te herstellen. De te ontwikkelen scholen aan de Dunklerstraat en Lübeckstraat hebben een bouwhoogte tot 15 meter en aan de Dunklerstraat ligt de wens om het open en/of groen te maken om zo een goede overgang te maken richting de bestaande woningen aan de andere zijde die een hoogte van 12 tot 14 meter hebben.

Vanuit de gedachte dat er voldoende groene en/of open ruimte ('een groene kamer') overbleef om de Dunklerstraat voldoende open en luchtig te houden is de beperking opgelegd van max 40% bebouwingsvlak tot 7 meter . Gebleken is dat het via een door Lucas Scholen verstrekte aanbesteding heeft geleidt tot een schetsontwerp wat in het algemeen lager is dan de maximale bouwhoogte maar een hele open en groene ruimte aan de gehele Dunklerstraat creëert. Het ontwerp is stedenbouwkundig goed inpasbaar. Echter er is gebleken dat door het innovatieve dubbelgrondgebruik er iets meer ruimte nodig is dan de voorgestelde 40% bebouwingspercentage in het ontwerp bestemmingsplan. Omdat het een in stedenbouwkundig opzicht hoogwaardig plan is en de borging van voldoende ruimte en licht in de Dunklerstraat hiermee wordt gedekt wordt het bebouwingspercentage voor het bouwvlak tot 7m verhoogd naar 50%.

Verkeerskundige aspecten

Alle ontwikkelingen op en rondom het Verhulstplein leiden tot een verandering in de verkeersstromen vanuit en naar het gebied. In het kader van de transformatie is er het voornemen voor een beperkte ingreep in de verkeersstructuur, namelijk het afsluiten van twee toegangswegen naar het Verhulstplein vanaf de President Kennedylaan voor gemotoriseerd verkeer. Deze ingreep heeft als gevolg dat er geen doorgaand (sluip)verkeer mogelijk is via het Verhulstplein en er op het plein een autoluw binnengebied ontstaat. De afsluiting zal leiden tot een verschuiving van een deel van het autoverkeer met een herkomst of bestemming op of nabij het Verhulstplein naar andere routes en daar tot een toename van het verkeersaanbod leiden. Daarentegen zal het aandeel doorgaand (sluip)verkeer en verkeer vanaf of naar het tankstation via het plein en de directe omgeving worden beperkt. De transformatie van de bebouwing rond het Verhulstplein zal ook leiden tot een ander verkeersaanbod. Van een kantooromgeving met een groot aandeel spitsverkeer en een sterke oriëntatie op het hoofdwegennet zal het een woongebied worden met een meer gespreid verkeersaanbod met een oriëntatie op diverse richtingen. Door de combinatie van verkeersingrepen en de transformatie van functies in het gebied zijn de effecten op de wegvakken op of nabij het Verhulstplein nog niet te bepalen. Deze effecten hangen immers samen met factoren zoals het aantal woningen, de kenmerken van de woningen, de locatie voor (het in- en uitrijden van) parkeervoorzieningen en de inrichting van de wegvakken op het Verhulstplein.

In het kader van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden (Wro-zone - wijzigingsgebieden) zullen de beoogde ontwikkelingen in hun samenhang worden bezien op de verkeerseffecten. Daarbij zal een beeld worden gegeven van de wegvakken waarop mogelijk toe- of afnames optreden. Daarbij zal ook een beschouwing van deze verkeerseffecten plaats vinden in het licht van de functioneren van betreffende wegvakken.

Voor wat betreft het parkeren wordt in de transformatie uitgegaan van het concentreren van het parkeren in gebouwde parkeervoorzieningen. Daarmee kan een forse kwaliteitswinst worden bereikt met de openbare ruimte op het Verhulstplein. De capaciteit van deze voorzieningen is afhankelijk van het te realiseren programma. In beginsel dient parkeren voor nieuw te realiseren functies op eigen terrein plaats te vinden. Met het parkeren in gebouwde parkeervoorzieningen zal daar invulling aan worden gegeven. De toetsing van de bouwplannen aan het parkeerbeleid en de daarbij te hanteren parkeernormen vindt plaats in het kader van de Wabo procedure. Dan zal het bouwplan worden getoetst aan de gemeentelijke Kadernota Parkeren en het daarmee samenhangende toepassingskader. Dit toepassingskader bevat zowel de parkeernormen als de mogelijkheden en voorwaarden hoe daarin kan worden voorzien.

Beschermde Stadsgezichten

De locatie tussen de Dunklerstraat en Lübeckstraat is onderdeel van het Rijksbeschermde stadsgezicht Duinoord. Het Verhulstplein is onderdeel van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Sportlaan - Segbroeklaan e.o. Het Rijksbeschermde stadgezicht was al verwerkt in het oude bestemmingsplan Duinoord en nu in dit nieuwe bestemmingsplan. Het Gemeentelijk beschermde gezicht is aangewezen in 2004 en zodoende alleen in dit nieuwe bestemmingsplan Duinoord opgenomen. In de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht staan de te beschermen waarden toegelicht. Aanwijzing van een stadsgezicht leidt niet tot individuele bescherming van de bebouwing. De verwerking van de beschermde waarden van deze stadsgezichten in het bestemmingsplan betekent procedureel dat voor elke bouwaanvraag een advies van de afdeling Monumentenzorg benodigd is, waarbij voor het Rijksbeschermde Stadsgezicht ook de Rijkscommissie Erfgoed een advies afgeeft.

Gemeentelijk Beschermd Stadsgezicht Sportlaan-Segbroeklaan en omgeving

Met het wederopbouwplan Sportlaan-Zorgvliet kreeg deze zone een belangrijke functie toebedeeld als verkeersweg, die een oplossing moest bieden voor het ontbreken van een doorgaande verbinding tussen het Westland en Wassenaar, parallel aan de kust. Het gebied tussen Kijkduin en de Stadhouderslaan werd daarnaast vooral bestemd voor middenstandswoningen, waaraan in Den Haag vlak na de oorlog een grote behoefte bestond. Het gedeelte tussen het Stokroosveld en de Stadhouderslaan is het meest geslaagde deel van dit wederopbouwplan. Hier is de verkeersweg opgevat als een stedelijke route ingebed in het groen; een parkway die door vrijstaande architectonische ensembles wordt begeleid. De oorspronkelijke kwaliteiten zijn nog grotendeels aanwezig. Architect P. Zanstra heeft veel van de bebouwing langs de parkway ontworpen en heeft hiermee, net als in Mariahoeve, Duttendel, Waldeck en Leyenburg, een belangrijk stempel gezet op het karakter van de buurt. Overigens zonder het voorgeschreven idee van W.M. Dudok uit het oog te verliezen: per groep gedetailleerd met een sterke vormverwantschap.

Typering:

  • een stadsdeel van voorname allure met veel park, plantsoenaanleg en enige waterpartijen 
  • als stedenbouwkundige eenheid ontworpen opzet van een parkway bestaande uit weg, water, bebouwing en beplanting
  • de hoge kwaliteit van de wederopbouwarchitectuur
  • de bewaard gebleven groeninrichting van het Stadhoudersplantsoen in combinatie met de haaks hierop geplaatste woningbouw

Verhulstplein in gemeentelijk beschermd stadsgezicht

In het ontwerp van W.M. Dudok was hier een besloten winkelplein gedacht, omgeven door winkels met bovenwoningen, in schaal en architectuur passend in het totaalconcept. Het moest een plaats zijn met functies voor geheel Statenkwartier en Duinoord. Uiteindelijk is hier een geheel andere invulling aan gegeven. In 1955 werd voor dit deel het plan herzien, gebaseerd op het gegeven dat er op dat moment een grotere vraag was naar (rijks-)kantoren voor deze locatie. Mede hierdoor werd de bebouwingshoogte voor de noordzijde van het plein aangepast van zes naar elf bouwlagen en werd het plein omgeven door twee kantoren (Caltexgebouw op de hoek Verhulstplein/Conradkade uit 1957 en aan de andere zijde van het plein het hoofdkantoor van de Nillmij uit 1960-1961). De architectuur verschilt ook van de rest van de wederopbouw zone en is veel zakelijker dan de hoofdzakelijk in gele baksteen uitgevoerde woonhuisarchitectuur. Later heeft op het plein inbreiding (pompstation en Haagwonen) plaatsgevonden met tevens t.o.v. het ontwerp van Dudok afwijkende bebouwing.

Daarmee is het Verhulstplein een stedenbouwkundig minder geslaagd onderdeel van de gehele opzet geworden en is in de ogen van monumentenzorg transformatie om meer samenhang met het totaalconcept van Dudok te krijgen hier dan ook goed mogelijk. De twee kantoren zijn niet kenmerkend voor de maat en schaal van deze wederopbouwstrook (hoewel het in zichzelf wel interessante bouwwerken zijn uit de wederopbouwperiode).

Met de herontwikkeling van het Verhulstplein blijft de bijzondere positie, die Dudok aan dit plein toebedacht, behouden. Het blijft een benadrukking van de kruising van grote stedelijke lijnen (Afvoerkanaal en Noordwestelijke hoofdroute (NWHR)), en het blijft een schakel tussen Duinoord en Statenkwartier. Dit doordat nu een meer aaneengesloten stedelijke wand langs het Stadhoudersplantsoen ontstaat waarin de oorspronkelijke gedachte functie van wonen zal worden gerealiseerd. Met de hoogte wordt het gehele plein een stedelijk blok wat nogmaals de schakelfunctie benadrukt (zie kaart stedenbouwkundig kader). Het Verhulstplein blijft de twee groene 'kamers' (het Stadhoudersplantsoen en het Segbroekplantsoen) afsluiten, zoals Dudok het ook ontworpen had. Het wordt geen plek meer in de zin van werklocatie, maar zal met het wonen vooral aansluiting vinden op de woonwijken rondom. In architectuur kan nu het zakelijke beeld van het plein veranderen naar een beeld wat meer aansluit op de vormgeving van de woonflats in de Wederopbouwzone Sportlaan-Segbroekplantsoen. Het beschermde stadsgezicht Sportlaan - Segbroeklaan e.o. bestaat voor een belangrijk deel uit groen, het heeft de groene 'parkway' (Noordwestelijke hoofdroute) min of meer als leitmotif. Ter hoogte van het Verhulstplein wordt de rooilijn bij de herontwikkeling teruggelegd zodat het groene karakter van de 'parkway' hier versterkt kan worden.

Rijksbeschermd stadsgezicht Duinoord:

Duinoord is een gaaf voorbeeld van een laat 19de-eeuwse stadswijk met een goed bewaard origineel stedenbouwkundig plan en architectonisch samenhangende bebouwing, die gekenmerkt wordt als de neorenaissance stijl. De rechtstreekse relatie tussen het architectuurbeeld, het groen (en het water) is kenmerkend voor de meest hoogwaardige delen van de wijk, zoals bijvoorbeeld de Suezkade, de Groot Hertoginnelaan en (rondom) het Sweelinckplein.

De goed bewaarde straatwanden in het kromlijnig stratenpatroon bepalen het hoogwaardig stadsbeeld en het karakter van deze bijzondere laat 19de-, vroeg 20e-eeuwse wijk. Het architectuurbeeld is bijzonder rijk wat o.a. heeft geleid tot het aanwijzen van de beschermde rijksmonumenten rond het Sweelinckplein. Het openbare gebied ondersteunt de ruimtelijke kwaliteit van de wijk: De ruime profielen van straten en plantsoenen die dit gebied doorkruisen zijn markant.

Typerend zijn:
-de stedenbouwkundige aanleg waarvan de hoofdopzet bestaat uit lange evenwijdig lopende gebogen straten rond het centraal gelegen ovaalvormige Sweelinckplein;
- de voormalige Afzanderijvaart die als hoofdas het gebied doorsnijdt;
- de groenvoorziening van de Afzanderijvaart, alsmede de groenaanleg van het Sweelinckplein;
- het monumentale gekromde beloop van de Groot Hertoginnelaan;
- de strook onbebouwde grond tussen het water en de Groot Hertoginnelaan, waardoor het vrije uitzicht van de Duinoordse villa's gehandhaafd bleef in een open structuur met de groenaanleg van Zorgvliet;
- het water met groenaanleg van het Afvoerkanaal
- het laat 19e-eeuwse ensemble van sluizen, gemaal en beplanting van het Afvoerkanaal met bijbehorende woningen aan de Houtrustweg.
- het goed bewaard gebleven laat-19de-eeuwse architectuurbeeld en de ensemblewaarde van hele straatwanden, waarin de neorenaissance stijl domineert;
- het groot aantal individuele panden met architectuur-historische waarde.

Dunkler- & Lübeckstraat in het Rijksbeschermd stadsgezicht Duinoord:

Aan het na-oorlogse deel rond de Dunklerstraat en Lübeckstraat wordt in de toelichting behorend bij de aanwijzing tot Rijksbeschermd stadsgezicht geen aandacht besteed. Alleen op de waarderingskaart (onderdeel van de toelichting) staat aangegeven dat deze bebouwing dateert van na 1940 en afwijkt van het oorspronkelijke stedelijke weefsel. Dit komt doordat in het wederopbouwplan van Dudok de kaalslag die hier door de aanleg van de lwal was ontstaan, niet werd opgevuld met een reconstructie van wat er was maar het in een ander vorm is teruggebouwd. Hoewel het de intentie van Dudok was om Duinoord te herstellen met een rand dichte bebouwing (zoals aan het andere deel van de Lubeckstraat), om zo het contrast met zijn leitmotif 'de parkway' (en zijn open strokenverkaveling) te vergroten, is dat ter plaatse van de Dunklerstraat, Obrechtstraat, Lübeckstraat slecht gelukt. Dudok lost de aansluiting tussen de oorspronkelijke bebouwing en de nieuwbouw veelal pragmatisch op. Op veel plekken zijn er daardoor doodlopende of verspringende overgangen tussen de oorspronkelijke bebouwing van Duinoord met gesloten bouwblokken en het nieuwe bouwen in een open structuur van de Wederopbouwzone. Met de herontwikkeling van het Verhulstplein wordt getracht de rand van het oude Duinoord stedenbouwkundig te herstellen door de rooilijnen van Conradkade en Lübeckstraat door te trekken en aan te sluiten op de hoogte van de omringende bebouwing.

Kaart Stedenbouwkundig Kader

In onderstaande stedenbouwkundige kader zijn alle bovenstaande aspecten integraal verwerkt en geven hiermee de randvoorwaarden voor de wijzigingsbevoegdheden en de herontwikkeling in het algemeen aan.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0030.png"

5.1.2 Laan van Meerdervoort 55

Het kantoorpand aan de Laan van Meerdervoort 55 is gelegen in het Rijksbeschermd stadsgezicht Duinoord. Het pand is een fraai voorbeeld van wederopbouwarchitectuur. Het is echter geen monument en staat niet op de lijst van potentiele wederopbouwmonumenten. Herbestemming is niet ondenkbaar en eventuele aanpassingen aan het gebouw moeten zorgvuldig en met respect plaatsvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0271DDuinoord-50VA_0031.png"

Het onderhavige perceel is in dit bestemmingsplan conserverend en met de bestemming "Kantoor" bestemd.

Functiewijziging

Er zijn initiatieven aanwezig om het huidige kantoorpand te transformeren naar woonappartementen. Aangezien de voorgestelde transformatie en een gedeeltelijke optopping (toevoeging extra bouwlaag) binnen de planperiode van het bestemmingsplan wordt voorzien, is in dit plan een wijzigingsbevoegdheid (Wro-zone -wijzigingsgebied 5) opgenomen waarin de bestemming onder voorwaarden zoals genoemd in artikel 27.5 kan worden gewijzigd naar de bestemming "Wonen".

5.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.

Ook in de Verordening Ruimte van de Provincie Zuid-Holland (2013) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen.

Met wijzigingsbevoegdheden worden de ontwikkelingen genoemd in 5.1.1 en 5.1.2 mogelijk gemaakt. Deze ontwikkelingen maken in totaal maximaal circa 500 woningen mogelijk. Daarvoor dient de ladder voor duurzame verstedelijking te worden doorlopen.

Trede 1

Bepalen regionale vraag naar ruimte

In trede 1 wordt de (regionale) ruimtevraag (kwantitatief én kwalitatief) voor wonen bepaald. De regionale behoefte aan woningen blijkt uit de provinciale Woningbehoefteraming 2013 (WBR2013). Over het regionale woningbouwprogramma in de regio Haaglanden heeft in 2014 ambtelijk- en bestuurlijk afstemming plaatsgevonden, zowel met de regiogemeenten als met de provincie Zuid-Holland.

Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 1.500 woningen. Uit onderzoek ten behoeve van dit programma blijkt dat de komende jaren de woningbehoefte in Haaglanden groter is dan het verwachte aanbod en dat door de achterblijvende woningbouw de afgelopen jaren, de druk op de markt de komende jaren nog toeneemt.

Naast deze kwantitatieve behoefte is er ook een kwalitatieve behoefte aan toevoeging van woningen in het centrum stedelijke woonmilieu. Den Haag is in regionaal verband een uniek woonmilieu met grootstedelijke milieukenmerken die nergens anders in de regio te vinden zijn. Zoals aangegeven in hoofdstuk 3, is het uitgangspunt van het beleid voor wonen om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen. De ontwikkelingen genoemd in 5.1.1 en 5.1.2 sluiten hier bij aan.

De te realiseren woningen in Duinoord dragen bij aan de geconstateerde kwantitatieve- en kwalitatieve woningbehoefte.

Trede 2

Bouwen binnen bestaand stedelijk gebied

In trede 1 is de (regionale) ruimtebehoefte bepaald. Alleen wanneer die behoefte er is, is trede 2 aan de orde.

In de Verordening Ruimte van de Provincie Zuid-Holland (2013) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Gesteld wordt dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen rekening houdt met de navolgende voorkeursvolgorde:

  • het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stedelijk en dorpsgebied 2010 (kaart 4a, Verordening ruimte, 2013);
  • het benutten van locaties aansluitend aan bestaand stedelijk en dorpsgebied 2010 (kaart 4a, Verordening ruimte, 2013).

Volgens de kaart uit de Provinciale verordening Ruimte maakt Duinoord onderdeel uit van het 'bestaand stads- en dorpsgebied 2010'. Daarmee wordt voldaan aan de eerste stap in de voorkeursvolgorde uit de verordening.

De genoemde locaties maken dus deel uit van bestaand stedelijk gebied. Daarbij gaat het om verdichting c.q. transformatie.

Trede 3

Bouwen buiten bestaand stedelijk gebied

Wanneer inpassing van de beoogde stedelijke ontwikkeling binnen het bestaande stedelijke gebied van de betreffende regio niet mogelijk is, moet beoordeeld worden in hoeverre de ontwikkeling mogelijk is op locaties die al ontsloten zijn of ontsloten worden door verschillende modaliteiten (zogenaamd multimodaal ontsloten) op een schaal die passend is bij de beoogde ontwikkeling.

Trede 3 is voor de genoemde ontwikkelingen niet van toepassing.

Hiermee is de ladder voor duurzame verstedelijking voldoende geborgd.

5.2 Keuze en verantwoording van bestemmingen

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:1500.

Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'.

Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.

De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Daardoor is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding ingetekende bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform SVBP, bijlage 2, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.

Maatvoering verbeelding (plankaart) bestemmingsplan Duinoord

In het vigerende bestemmingsplan Duinoord 1981 werd een methode gehanteerd om de bouwhoogtes van de bestaande bebouwing in combinatie met het aantal bouwlagen te kunnen berekenen. Deze methode vertaalde zich in een formule die per bebouwingscategorie resulteerde in de maximaal toegestane bouwhoogte. Het stedenbouwkundig en planologisch beleid van destijds is tevens geïmplementeerd in deze bebouwingscategorieën waardoor soms extra bouwlagen en/of kapverdiepingen mogelijk werden gemaakt. De basis voor de berekening van de planologische bouwhoogtes is de tabel I en II, welke onderdeel uit maakt van de regels uit voornoemd bestemmingsplan. De tabel definieert minimale verdiepingshoogtes per het op de plankaart toegestane aantal bouwlagen.

In het opgestelde bestemmingsplan wordt, conform de methodiek van alle Haagse bestemmingsplannen, de maatvoering van de planologische bouwhoogtes op de verbeelding aangegeven in afgeronde meters. Het maximaal aantal bouwlagen en de minimale verdiepingshoogte wordt daarbij niet meer nader geregeld. Om de oude planologische rechten te borgen in het nieuwe bestemmingsplan, zijn de vigerende bouwhoogtes vertaald naar de afgeronde meters. Dit leidt soms tot kleine onderlinge verschillen in bouwhoogtes van naast elkaar gelegen bebouwingscategorieën. Om het bestemmen zo neutraal en leesbaar mogelijk te maken is ervoor gekozen om in dit plan de naast elkaar gelegen bouwvlakken met minimale bouwhoogte verschillen samen te voegen tot één bouwvlak met één bouwhoogte.

Duinoord is door zijn hoge stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde aangewezen tot Rijksbeschermd stadsgezicht. Hierdoor is ervoor gekozen bij het bepalen van de bouwhoogtes dat deze zoveel mogelijk consoliderend en conserverend van aard zijn ten opzichte van de bestaande situatie. De meest maximale bouwhoogtes zoals deze met de oude methode berekend kon worden komt daarmee te vervallen. Alleen daar waar volgens het oude bestemmingsplan meer bouwlagen en/of kapverdiepingen mogelijk waren dan er nu in de bestaande situatie gerealiseerd zijn, worden de oude rechten overgenomen op de nieuwe verbeelding.

De bouwvlakken zoals deze in het oude vigerende bestemmingsplan waren verbeeld, zijn overgenomen op de nieuwe verbeelding. Deze bouwvlakken bieden op sommige locaties meer ruimte dan er in de bestaande situatie werkelijk gebouwd is. De reden dat deze ruimere bouwvlakken zijn overgenomen op de verbeelding en hier niet feitelijk zijn bestemd volgens de bestaande bebouwingscontouren is wederom te herleiden naar het borgen van de oude planologische rechten. Daarnaast zijn de reeds bestaande aan- en bijgebouwen tot een maximale bouwhoogte van 4 meter niet opgenomen in de bouwvlakken. Deze zijn geregeld in artikel 17.2.2

Onder lid 'a' staat dat de bouwhoogte van aan- en bijgebouwen niet meer dan 4 meter van het oorspronkelijke hoofdgebouw mag bedragen. Lichte afwijkingen hierop zijn geregeld in lid 'g'.

Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en plankaart.

Verkeer  
De Haagse Nota Mobiliteit hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie   De bestemming Verkeer-Hoofdverkeersweg is gericht op de hoofdverkeerswegen. De bestemming Verkeer-Straat ziet op alle straten in het plangebied. Alle straten in het plangebied die niet als hoofdverkeersweg of straat kunnen worden geclassificeerd, vallen onder de bestemming Verkeer-Verblijfsstraat. Verblijfsgebieden zijn als Verkeer-Verblijfsgebied aangegeven.  
De nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” gaat mede in op het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte   In het plangebied wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein met een parkeerbehoefte volgens de Nota Parkeernormen Den Haag   
Economie  
Milieuzonering (paragraaf Keuze en verantwoording van bestemmingen) zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven worden gesitueerd.   Solitaire bedrijfsvestigingen zijn onder de bestemming Bedrijf (B) geschaard. Hier zijn bedrijfsactiviteiten in de categorieën A en B toegestaan, zowel activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd als activiteiten met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies moeten plaatsvinden.
Bedrijfsvestigingen in de bestemming Gemengd (GD) en - met een aanduiding - in de bestemming Wonen (W) zijn alleen in categorie A toegestaan.  
Detailhandel   In het plangebied behoort de Reinkenstraat tot de hoofdwinkelstructuur. Deze straat is als zodanig opgenomen in dit bestemmingsplan. Detailhandel is daarbuiten alleen toegestaan waar ze op de verbeelding is opgenomen met een functieaanduiding (dh).  
Bedrijven   Functiemenging komt in dit bestemmingsplan tot uiting in de opzet van de verschillende gemengde bestemmingen. Menging kan plaatsvinden op het niveau van een pand, een blok of een heel deelgebied. De omvang is afhankelijk van het type locatie. Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan ongeveer 100 m² mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen 100 en 500 m² geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Vooral combinatiegebouwen met praktijk - en kantoorruimte (tandarts, kapper en accountantskantoor) en wonen moeten worden gestimuleerd.  
Horeca   Het bestemmingsplan maakt binnen een aantal straten met gemengde bestemmingen horeca gemengd met andere functies als detailhandel, dienstverlening, kantoor, maatschappelijk en wonen mogelijk. Hierdoor wordt het gemengd stedelijk milieu in stand gehouden en bevorderd. Dit is in de regels verankerd. Horeca die gevestigd is in woongebieden wordt apart aangegeven.  
Kantoren   In dit plangebied zijn geen nieuwe locaties voor kantoorontwikkeling voorzien.  
Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg  
Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg   Dit bestemmingsplan bevat een brede bestemming voor maatschappelijke doeleinden (M). Maatschappelijke voorzieningen onder woningen zijn met een aanduiding (m) opgenomen.  
TABEL CULTUREEL ERFGOED  
Typering te beschermen culturele waarden en archeologie   Vertaling in het bestemmingsplan  
Het plangebied maakt onderdeel uit van het rijksbeschermd stadsgezicht Duinoord en het gemeentelijk beschermd stadsgezicht “Sportlaan-Segbroeklaan en omgeving”. Ingevolge de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening Den Haag moet een bestemmingsplan worden vastgesteld ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.   De cultuurhistorische waarden van het rijks beschermd stadsgezicht worden in dit bestemmingsplan beschermd: de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. In de tabel 'beschermd stadsgezicht' is aangegeven op welke wijze de in de aanwijzingen benoemde waarden zijn vertaald in dit bestemmingsplan. De aanwijzingsbesluiten met bijbehorende toelichtingen zijn als bijlage bij de regels opgenomen.

De cultuurhistorische waarden van het gemeenteljk beschermd stadsgezicht worden in dit bestemmingsplan beschermd: de gebiedsaanduiding "Overige zone - Gemeentelijk beschermd stadsgezicht" is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Als bijlage bij de regels zijn het aanwijzingsbesluit met bijbehorende toelichtingen en begrenzingskaart opgenomen.
De reden waarom er hier gekozen wordt voor een gebiedsaanduiding, terwijl bij Rijksbeschermde stadsgezichten gekozen wordt voor een dubbelbestemming "Waarde-cultuurhistorie", is dat de (landelijke) regeling inzake de (on)mogelijkheid tot vergunningvrij bouwen wezenlijk verschilt. Bij gemeentelijk beschermd stadsgezicht is wél sprake van vergunningvrij bouwen. Bij Rijksbeschermd stadsgezicht geldt een "nee, tenzij"-regeling: daar kan alleen vergunningvrij worden gebouwd, als dat expliciet door de gemeente in een bestemmingsplan is vastgelegd. Daar beide beschermde stadsgezichten in eenzelfde plangebied voorkomen, is het verschil op deze wijze duidelijker zichtbaar op de digitale verbeelding. Inhoudelijk is echter in de regels gekozen voor een vrijwel gelijkluidende beschermende regeling.  
Het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse.   De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd op de plankaart overgenomen. Het historische patroon van straten, stegen en open ruimten is geborgd door middel van de daaraan toegekende bestemmingen.
De schaal van de bebouwing wordt gewaarborgd door het opnemen van bouwvlakken. Daarbij zijn de huidige goot- en bouwhoogtes opgenomen. De hoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven.  
De profilering en inrichting van de openbare ruimte   De gemeente stuurt als eigenaar op de profilering en inrichting van de openbare ruimte (buiten het bestemmingsplan om).  
De verkavelings- en bebouwingsstructuur   De verkavelings- en bebouwingsstructuur is geborgd door per perceel een bouwvlak op te nemen waarbinnen de hoofdbebouwing is gerealiseerd.  
De vormgeving van de bebouwing, in het bijzonder de kappen en gevels   De vormgeving van de bebouwing wordt gereguleerd door de Welstandsnota.  
De verkavelingssystematiek lijkt herleidbaar tot een basisbreedte van vijf a zes meter voor het gewone woonhuisperceel en een meervoud daarvan bij de patriciërshuizen.   De verkaveling is vastgelegd door het opnemen van bouwvlakken per bestaand perceel. Bij nieuwe initiatieven speelt ook bovengenoemd vangnet een rol (artikel 21 van de planregels).  
De bebouwingshoogte varieert in het algemeen meer door de per pand vaak zeer verschillende verdiepingshoogten dan door het aantal verdiepingen, zodat een pand van twee verdiepingen soms hoger is dan een pand van drie verdiepingen.   Hiermee wordt het verschil in goot- en bouwhoogtes verklaard. Deze verschillen zijn gewaarborgd door de in het bestemmingsplan opgenomen goot- en bouwhoogten. In geval van sloop-/nieuwbouw zullen de welstands- en monumentencommissie deze kwaliteiten in hun advisering betrekken.  
Het bebouwingsbeeld wordt sterk gedomineerd door de geprononceerde lijstgevels en minder door kappen.   De genoemde kwaliteiten worden geborgd middels de in het bestemmingsplan opgenomen vangnetregeling (artikel 21 van de planregels).  
In het algemeen hebben de smallere panden een met pannen gedekt schilddak met de nok haaks op de straat, de bredere een dwarskap evenwijdig aan de straat of een omlopend schilddak   De genoemde kwaliteiten worden geborgd middels de in het bestemmingsplan opgenomen vangnetregeling (artikel 21 van de planregels).  
De voorgevels zijn overwegend symmetrisch ingedeeld in drie of vijf, soms zeven traveeën met verticaal geplaatste openingen.   De genoemde kwaliteiten worden geborgd middels de in het bestemmingsplan opgenomen vangnetregeling (artikel 21 van de planregels).  
De gevels zijn overwegend in baksteen, soms pleisterwerk. Kroonlijsten, kozijnen, deuren en eventuele balkons in hout.   De genoemde kwaliteiten worden geborgd middels de in het bestemmingsplan opgenomen vangnetregeling (artikel 21 van de planregels).  
De Monumentenwet 1988 / Monumentenverordening Den Haag verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het rijks- / gemeentelijk beschermd stadsgezicht.   De cultuurhistorische waarden van het deel van het rijks- / gemeentelijk beschermd stadsgezicht worden in dit bestemmingsplan beschermd. De toelichting op de aanwijzing tot rijks- / gemeentelijk beschermd stadsgezicht zijn als bijlagen 4, 5 en 6 bij de regels opgenomen. De dubbelbestemming Waarde-cultuurhistorie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden en verwijst naar de bijlage.  
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden (zie paragraaf Archeologie). Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden.   De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd. De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verplicht gesteld.  
TABEL RIJKSBESCHERMD STADSGEZICHT  
Typering te beschermen waarden in de aanwijzing   Vertaling in het bestemmingsplan  
De stedenbouwkundige aanleg waarvan de hoofdopzet bestaat uit lange evenwijdig lopende gebogen straten rond het centraal gelegen ovaalvormige Sweelinckplein   De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd op de verbeelding overgenomen. Het patroon van straten en pleinen is geborgd door middel van de daaraan toegekende bestemmingen.  
De profilering en inrichting van de openbare ruimte, met name de inrichting langs de Afzanderijvaart en Verversingskanaal alsmede de groenaanleg van het Sweelinckplein en het Stadhoudersplantsoen   De gemeente stuurt als eigenaar op de profilering en inrichting van de openbare ruimte (buiten het bestemmingsplan om)  
Het goed bewaard gebleven laat-19de-eeuwse architectuurbeeld en de ensemblewaarde van hele straatwanden, waarin de neo-renaissance stijl domineert alsmede de hoge kwaliteit van de wederopbouwarchitectuur   Deze wordt gewaarborgd door het opnemen van karakteristieke panden en de bepalingen van artikel 21 van de planregels. De welstands- en monumentencommissie zal deze kwaliteiten in hun advisering betrekken  
Kenmerkend voor het stedelijke karakter zijn de gesloten bouwblokken met op de koppen een open beëindiging, waarin de bebouwing ononderbroken direct aan de straat staat en waarbinnen erven en tuin liggen besloten   Het plan voorziet in het handhaven van de gesloten bouwblokken met open koppen door middel van de in het bestemmingsplan opgenomen bouwvlakken. In de aanwezige tuinen in het gebied is slechts zeer beperkt bebouwing toegestaan  
De bebouwingshoogte varieert in het algemeen door de per pand of per ensemble steeds wisselende goothoogte   De schaal van de bebouwing wordt gewaarborgd door het opnemen van bouwvlaken. Daarbij zijn de huidige goot- en bouwhoogte opgenomen. De hoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven  
Een belangrijk bindend element van de wederopbouwarchitectuur is de gele baksteen. Door onder meer variaties in de afwerking van balkons, borstweringen en ingangspartijen is hier een aantrekkelijke mix van typische jaren-vijftig kenmerken terug te vinden   De genoemde kwaliteiten worden geborgd middels de in het bestemmingsplan opgenomen karakteristieke panden en de bepalingen van artikel 21 van de planregels  
Kenmerkend voor de architectuur van rond 1900 zijn hoge bouwlagen en gevels in schoon metselwerk met talloze in natuursteen of pleisterwerk uitgevoerde ornamenten. Het gebruik van houten erkers en wisselende gevelbeëindigingen dragen sterk bij aan het schilderachtige effect   de genoemde kwaliteiten worden geborgd middels de in het bestemmingsplan opgenomen karakteristieke panden en de bepalingen van artikel 21 van de planregels.  

TABEL GEMEENTELIJK BESCHERMD STADSGEZICHT  
Typering te beschermen waarden in de aanwijzing   Vertaling in het bestemmingsplan  
Een stadsdeel van voorname allure met veel park, plantsoenaanleg en enige waterpartijen   Het aanwijzingsbesluit heeft vooral betrekking op de structuur (openbare ruimte, ontsluiting, groen, water en situering) van het gebied.
De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd op verbeelding opgenomen. Parken en waterpartijen worden geborgd door middels van de daaraan toegekende bestemmingen.  
Als stedenbouwkundige eenheid ontworpen opzet van een parkway = bestaande uit weg, water, bebouwing en beplanting   De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd op de verbeelding overgenomen. Het patroon van straten, water, bebouwing en beplanting is geborgd door middel van de daaraan toegekende bestemmingen.  
De hoge kwaliteit van de wederopbouwarchitectuur   De genoemde kwaliteiten worden geborgd middels de in het bestemmingsplan opgenomen bepalingen van artikel 25 van de planregels. Hierin is ook bepaald dat de Commissie als bedoeld in artikel 1, lid 9 van de Monumentenverordening Den Haag wordt ingeschakeld voor nieuwe initiatieven binnen het gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Verder wordt in dit artikel bepaald dat bij ver- of herbouw van de in bijlage 10 van de regels opgenomen kaart karakteristieke panden of ensembles, de gevelindeling zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp dit plan, zal worden gehandhaafd en een afwijkingsmogelijkheid ten behoeve van een afwijkende gevelindeling mits naar het oordeel van de monumentencommissie de oorspronkelijke, waardevolle karakteristiek van het pand of ensemble, niet wordt aangetast.
(In bijlage 10 bijgevoegde kaart staan de kleuren Rood voor rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten en Geel voor karakteristieke panden).  
De bewaarde gebleven groeninrichting van het Stadhoudersplantsoen in combinatie met de haaks hierop geplaatste woning.   De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd op de verbeelding overgenomen. De groeninrichting in combinatie met de haaks hierop geplaatste woningen is geborgd door middel van de daaraan toegekende bestemmingen, bouwvlakken en bouwhoogten.  

5.3 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 21) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • 3. De meeste bestemmingen spreken voor zich. De gemengde bestemming 1 betreft het kernwinkelgebied. Hierin zijn met name horeca licht en horeca middelzwaar toegestaan. Gemengd - 2 bestemt de overige gebieden waarbinnen sprake is van bedrijvigheid. De bestemming tuin ligt op die groen plekken in de wijk in particulier eigendom, waarbinnen bouwen niet gewenst is. Voorts bestrijken de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie en Waarde - Cultuurhistorie (bedoeld om de waarden van het beschermd stadgezicht wettelijk te borgen) grote delen van het plangebied.
  • 4. Algemene regels. De algemene regels (artikel 22 tot en met 28) bevatten voor alle bestemmingen geldende regels: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingssregels en algemene procedureregels.
  • 5. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 29, de slotregel in artikel 30.
5.3.1 Inleidende regels


In Artikel 1 Begrippen' worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
Aandacht verdienen de begrippen aan-huis-gebonden bedrijf, en aan-huis-gebonden beroep. Wanneer in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:

  • geen hinder voor de woonsituatie opleveren;
  • naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
  • geen detailhandel en/of horeca betreffen;
  • geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

In Artikel 2 Wijze van meten is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.3.2 Bestemmingsregels

Binnen deze regels zijn de bestemmingen Bedrijf, Gemengd, Groen, Horeca, Kantoor, Maatschappelijk, Tuin, Verkeer, Water, Wonen, en de dubbelbestemmingen Leiding en Waarde opgenomen. Zie voor de invulling artikel 3 tot en met 21.

5.3.3 Algemene Regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel: Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene bouwregels: De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 26.

Artikel 24 Algemene gebruiksregels: In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toegestaan. In de algemene gebruiksregels is ook een regeling vervat voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep:

  • De activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleveren en mogen niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingplichtig zijn.

Op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of zelfs meldingplichtige activiteiten passen uiteraard niet in de woonomgeving. Maar ook indien een activiteit niet vergunning- of meldingplichtig is, bestaat er kans op ongewenste overlast voor de omgeving, bijvoorbeeld geluid- of geurhinder. Dit kan met name het geval zijn bij de meer ambachtelijke beroepen. Van geval tot geval dient de (kans op) hinder voor de woonsituatie te worden nagegaan. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de hinder in principe niet onevenredig veel groter mag zijn dan in redelijkheid bij 'normale' bewoning (zonder beroepsuitoefening) het geval zou zijn.

  • De activiteiten mogen naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning.

Van belang is dat het karakter van de woning duidelijk herkenbaar blijft en dat de nadruk niet komt te liggen op de beroepsuitoefening. Ter illustratie: reclame-uitingen, anders dan een bescheiden 'bordje naast de deur' of de uitstalling van goederen op het bijbehorende erf betekenen reeds dat aan het karakter van de woning afbreuk wordt gedaan.

  • De activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen.

Detailhandel en horeca leveren in de regel een zodanig ongewenste verkeersaantrekkende werking op, dat het toelaten ervan in woongebied niet zonder meer passend wordt geacht.

  • De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

Dit betekent dat wanneer de beroepsuitoefening een te grote verkeersaantrekkende werking heeft, deze niet is toegestaan. Wanneer dit het geval is, is niet op voorhand aan te geven. Dit hangt mede af van de stedenbouwkundige en verkeerskundige situatie ter plaatse. Ter illustratie: wanneer in de praktijk dagelijks gedurende langere tijd meer dan twee parkeerplaatsen benodigd zijn in verband met de uitoefening van een beroep aan huis, kan reeds sprake zijn van parkeerproblemen. Uiteraard is dit mede afhankelijk van de bestaande parkeerdruk in de omgeving. In voorkomende gevallen zal in overleg met gemeente en omwonenden naar een passende oplossing moeten worden gezocht.

  • De activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maar een deel van de bebouwde oppervlakte mag bedragen.

Ook deze (direct meetbare) voorwaarde draagt eraan bij dat de eventuele hinder voor de omgeving wordt beperkt. Wanneer bijvoorbeeld de woning (vrijwel) geheel zou worden aangewend voor de beroepsuitoefening, is de kans op een ongewenste uitstraling naar de omgeving relatief groot.

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 26.

Artikel 26 Algemene afwijkingsregels

het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval. Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Artikel 28 Algemene procedureregels

De algemene procedureregels regelen de procedure die het bevoegd gezag moet volgen als zij wil afwijken.

Overgangs- en slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 30 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Duinoord'

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan Duinoord vormt in hoofdzaak een nieuw juridisch-planologisch kader voor een bestaande situatie. De regeling gaat uit van consolidatie van de bestaande situatie. Daarnaast bevat het bestemmingsplan een viertal wijzigingsbevoegdheden. Er is beoordeeld of er sprake is van een bouwplan als bedoeld in art. 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor:

  • de bouw van een of meer woningen; de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m2 bruto vloeroppervlakte met één of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen, die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².

Afdeling 6.2 Grondexploitatie, Artikel 6.2.1 Bro

Indien sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in art. 6.12 Wro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via:

  • een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte;
  • meerwaardesuppletie via de erfpachtcanon;
  • een anterieure overeenkomst met de eigenaar over de ontwikkeling.

Wijzigingsplannen

Er zijn een vijftal wijzigingsbevoegdheden in dit plan opgenomen. Pas wanneer gebruik wordt gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheden dient het kostenverhaal te worden gewaarborgd (artikel 6.12, tweede en vierde lid van de Wro).

Conclusie

In het plan zijn geen bouwplannen als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wro, opgenomen. In dat geval bestaat geen verplichting tot kostenverhaal omdat ontwikkelingsmogelijkheden binnen het bestemmingsplan niet worden aangemerkt als bouwplan als omschreven in art. 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Uit voorgaande overwegingen volgt, dat afdeling 6.4 van de Wro niet aan de orde is en dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in principe is verzekerd. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zal derhalve geen exploitatieplan worden vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Duinoord is op 9 februari 2015 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Provincie Zuid-Holland
  • 2. Ministerie EL&I
  • 3. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  • 4. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  • 5. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 6. Dunea
  • 7. Politie Haaglanden
  • 8. Veiligheidsregio Haaglanden
  • 9. HTM Personenvervoer NV
  • 10. Veolia Transport Haaglanden
  • 11. Stedin B.V.
  • 12. TenneT Regio West
  • 13. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 14. Kamer van Koophandel Haaglanden
  • 15. Koninklijk Horeca Nederland
  • 16. Het bestuur van de Stichting Bewonersoverleg Duinoord

Van de instanties onder nummer 8 is een reactie ontvangen.

De instantie(s) onder nummer 1, 5, 8, 9, 13 hebben aangegeven met het concept in te kunnen stemmen.

Van de overige genoemde instanties zijn geen reacties ontvangen.

Reactie

8. Veiligheidsregio Haaglanden

“U heeft de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH) op 9 februari 2015 verzocht om advies uit te brengen over de externe veiligheid omtrent het concept ontwerp bestemmingsplan Duinoord te Den Haag.

In deze brief treft u het advies aan.

Het bestemmingsplan Duinoord is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Binnen het plangebied liggen met name woonbestemmingen. Daarnaast liggen in het plangebied bedrijfs-, gemengde- (wonen, winkels), kantoor- en maatschappelijke bestemmingen. Tot slot ligt er ook een horecabestemming in het plangebied.

Risicobronnen

In het kader van fysieke en externe veiligheid zijn het plangebied l gelegen in het stadsdeel Scheveningen,

en de directe omgeving beschouwd op de aanwezigheid van risicobronnen met de opslag, het transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Geconstateerd is dat het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen of objecten waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.

De uitvoering van dit bestemmingsplan leidt daarom niet tot een noemenswaardige toename of afname van bestaande risico's. De Veiligheidsregio Haaglanden heeft op basis hiervan besloten om in het kader van externe veiligheid geen specifieke adviezen uit te brengen met betrekking tot dit bestemmingsplan.

Incidentbestrijding door hulpdiensten

In verband met de ruimtelijke inrichting van het plangebied is het voor de hulpdiensten van belang dat voor de bereikbaarheid1 en bestrijdbaarheid2 van incidenten, de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen voor dit plangebied voldoende zijn.

Daarom wordt graag uw aandacht gevraagd voor het toetsen van bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten conform het standaard programma van eisen inrichting openbare ruimte uit het Handboek openbare ruimte.


Voor wat betreft de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten zijn de toegankelijkheid, opstel plaatsen en bluswatervoorziening(en) nu voldoende, dit dient wel geborgd te worden voor de toekomst.

Tot slot

Het is belangrijk dat in de verdere uitwerking van het plangebied, zoals (vervangende) nieuwbouw, ook specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen benodigd zijn.

Reactie

De reactie van de Veiligheidsregio Haaglanden wordt voor kennisgeving aangenomen.