direct naar inhoud van 4.9 Archeologie
Plan: Uithofslaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0255BUithofslaan-50VA

4.9 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet 1988, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het gemeentelijk archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan Uithofslaan.

4.9.1 Gemeentelijk beleid

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  • 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
  • 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

Het bestemmingsplangebied ligt gedeeltelijk in een zone met archeologische verwachting en voor een klein deel is er ook sprake van een bekende archeologische waarde. Omdat een groot deel van het bestemmingsplangebied archeologisch onderzocht is sinds de vaststelling van de AWVK, is niet voor de volledige verwachtingszone een dubbelbestemming opgenomen. Dit betekent dat voor een deel van het bestemmingsplangebied een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 is opgenomen en voor een klein deel een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 (zie ook de paragraaf De archeologie van het plangebied).
Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. Op basis van dit zogenaamde vooronderzoek besluit de gemeente of aan de omgevingsvergunning archeologische voorwaarden moeten worden gekoppeld, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen;
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988 ). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

4.9.2 Archeologische waarden in het plangebied

Het plangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk gelegen op en naast een verlande geul van het Gantelsysteem. Het Gantelsysteem bestaat uit een reeks geulen en kreken die tussen ongeveer 1000 v. Chr. en het jaar 0 vanuit de Maasmond voor de toevoer van marine klei zorgde. Op de oeverwallen van de kreken en na verlanding ook op de inversieruggen van de kreken werd in de ijzertijd en Romeinse tijd veel gewoond.

In het plangebied is een hele reeks vindplaatsen aangetroffen en onderzocht. Alleen al binnen dit bestemmingsplangebied zijn 7 verschillende vindplaatsen onderscheiden uit de Romeinse tijd. Het betrof inheemse woonplaatsen en verkavelingssystemen die aanwijzingen bevatten voor de bemoeienis van de Romeinse overheerser met de landinrichting en het landgebruik. Het grootste deel van het plangebied is archeologisch onderzocht en vrijgegeven. Alleen een klein deel wat nog niet beschikbaar was voor onderzoek moet nog opgegraven worden.
Uit de middeleeuwen is in het plangebied een boerderij, een uithof, bekend. Deze heeft het plangebied en de polder hun naam gegeven. De resten van de Uithofsboerderij zijn in de ondergrond bewaard en ontzien van verdere ontwikkeling. Ter plaatse van de boerderij is namelijk een speeltuin aangelegd. Zowel dit gebied als het nog niet onderzochte gebied hebben in het bestemmingsplan een dubbelbestemming archeologie gekregen. respectievelijk Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2. Aan deze dubbelbestemmingen zijn bouwregels en een aanlegvergunningenstelsel gekoppeld.

In paragraaf 5.4 Keuze en verantwoording van bestemmingen wordt toegelicht hoe de archeologische waarden in het bestemmingsplan worden beschermd.