Plan: | Uithofslaan |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0255BUithofslaan-50VA |
Groen kleurt de stad
De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 - (2005) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:
Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:
Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.
Het plangebied is een onderdeel van het recreatiepark Uithofslaan. Een belangrijke onderdeel is de groenstrook langs de Wennetjessloot. In combinatie met de slotenstructuur krijgt de woonwijk een groene uitstraling.
Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones
In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (2009) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen.
De groenstrook langs de Wennetjssloot maakt geen onderdeel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur maar wel als verbindingzone van de Provinciale Ecologische hoofdstructuur. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen en hebben een dubbelbestemming Waarde-Ecologie gekregen.
Flora- en Faunawet
De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.
Gezien de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied, is op basis van de Flora- en faunawet enige jaren geleden door het bureau Arcadis diverse onderzoeken naar beschermde planten en diersoorten verricht, zie Bijlage 3 flora en fauna met ontheffingen.
In het bestemmingsplangebied komen 3 soorten van de lichtste beschermingscategorie voor: de mol, woelrat en de kleine watersalamander. Hiervoor geldt de algemene vrijstelling.
Er komt één soort van de middelste beschermingscategorie, de kleine modderkruiper voor en één soort van de zwaarste beschermingscategorie, de bittervoorn. Omdat voor de middelste beschermingscategorie geen door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode gold, zijn voor beiden soorten, op 11 mei 2005 (17 mei ontvangen) ontheffingen ingevolge Flora- en faunawet artikel 75 gevraagd, welke op 12 september 2005, onder voorwaarden is verleend (toek.FF2005C.182sf). De ontheffing ffw voor verbodsbepalingen t.a.v. de kleine modderkruiper is in ieder geval tot 31 december 2014 geldig.
Verder zijn in het gebied diverse vogelsoorten geconstateerd, waaronder één broedpaar kieviten. In de broedtijd die loopt van half maart tot en met juli moeten de vogels worden ontzien.
Herziene Natuurbeschermingswet 1998
De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. (Met de aanwijzing van deze gebieden implementeert de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn en vervalt de rechtstreekse werking van beide richtlijnen.
Het Natura2000-gebied Solleveld en Kapittelduinen is op 3 km afstand ten westen van het plangebied gelegen. Naar aanleiding hiervan heeft een stikstof depositieonderzoek plaatsgevonden, zie bijlage Bijlage 1 depositietoets. Op basis hiervan blijkt dat de voorgestane ontwikkeling niet leiden tot een significante aantasting van natuurwaarden in het beschermde natuurgebied.
Kapvergunningen
Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen.
In het plangebied zijn geen monumentale bomen aanwezig.
Boswet
In 1998 zijn de Haagse grote groengebieden buiten de zogenaamde "bebouwde kom Boswet" geplaatst. Daardoor vallen de grote groengebieden nu onder de werking van de Boswet. Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven. Financiële tegemoetkomingen (subsidies) van Rijk en Provincie zijn mogelijk. Bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantplicht. Voorafgaand aan een velling geldt de meldingsplicht. Het areaal bos per locatie mag niet afnemen. Gevelde opstanden moeten daarom binnen drie jaar worden herplant of natuurlijk verjongd, waardoor de duurzaamheid gehandhaafd blijft. Voor verdunningen is de meldings- en herplantplicht niet van toepassing.
Buiten de 'bebouwde kom Boswet' zijn zowel de Boswet als de gemeentelijke Bomenverordening van toepassing. De grens 'bebouwde kom Boswet' kent geen relatie met de bebouwde kom Wegenverkeerswet noch met de gemeentegrens. De Boswet is niet van toepassing als gronden, vastgelegd in een goedgekeurd bestemmingsplan, geen bosbestemming hebben.
Inrichting, beheer en onderhoud openbare ruimte
Voor de inrichting van het openbaar gebied is het gebruik van materialen en elementen conform de Kadernota Openbare Ruimte (KOR/ RV 248,1997)) en het Handboek Openbare Ruimte (HOR), het uitgangspunt. De herziene KOR (januari 2012) ligt inmiddels bij het college. Na vaststelling wijzigt de prioritering en financiering van de uitvoering. Indien de nieuwe openbare ruimte gevolg is van de aanleg van nieuwe woningen, wordt het beheerbudget conform het begrotingskader voor de groei van de stad gedekt. Bij keuze voor:
In Uithofslaan vergen de overgangen van de privé tuinen naar het openbare beschikbare water de meeste aandacht. Daarnaast is de bestemming tuin opgenomen om de waterkant te vrijwaren van bebouwing.