direct naar inhoud van Artikel 24 Natuur
Plan: Scheveningen Haven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0253DSchevHaven-50VA

Artikel 24 Natuur

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. extensief recreatief medegebruik,
  • c. overige, aan de natuurfunctie gerelateerde, functies, zoals natuur- en milieueducatie,

één en ander met inachtneming van het bepaalde in het derde lid en met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, fiets-, wandel- en ruiterpaden, groen, water en overige voorzieningen.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het daartoe op de verbeelding aangegeven bouwvlak.
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan op de verbeelding is aangegeven.
24.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.
24.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. recreatie en educatie zijn als ondergeschikt medegebruik toegestaan.
  • b. het gebruik van de gronden mag geen afbreuk doen aan de instandhouding en zo mogelijk versterking van natuur- en landschapswaarden.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de voor 'Natuur' bestemde gronden zonder een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren
    • 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
    • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    • 4. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    • 5. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
    • 6. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
    • 7. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering.
  • b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    • 1. indien en voor zover de onder a genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
    • 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
    • 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  • c. De onder sub a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarden van het landgoed en/of natuurlijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.