direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Madestein - Vroondaal
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0252AMadeVroondl-52VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied Madestein - Vroondaal op.

Voor de gronden in het plangebied geldt de actualiseringsplicht van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) waarin wordt bepaald dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt (lid 1) en dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2).

  • a. Hoewel het bestaande bestemmingsplan de bouw van meer woningen mogelijk maakt, zijn er in regionaal verband afspraken gemaakt voor de bouw van circa 970 woningen in Vroondaal. Omdat de afzet van kavels achterblijft op de planning en de rentelasten zwaar drukken op de exploitatie is in september 2010 door zowel de gemeente als de PPS Vroondaal Ontwikkeling vastgesteld dat voortzetting van de huidige plannen leidt tot uitloop van de fasering (tot circa 2045). Deze uitloop heeft een negatieve grondexploitatie tot gevolg. Sinds het najaar van 2010 is daarom door het publiek-private samenwerkingsverband: ' PPS Vroondaal Ontwikkeling' gewerkt aan een nieuwe ontwikkelvisie voor hun plangebied. Dit heeft geleid tot een nieuw Stedenbouwkundig Plan Vroondaal (Aangenaam Haags) wat op 12 februari 2013 door het college is vastgesteld en in dit bestemmingsplan is vertaald.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Het doel van het bestemmingsplan is om enerzijds het stedenbouwkundig plan te vertalen in een nieuw bestemmingsplan en anderzijds het bieden van een actueel juridisch-planologisch kader voor de overige gronden. Voor deze gronden vormt de bestaande situatie het vertrekpunt. De karakteristieke waarden op het gebied van beeld, bebouwing en functies worden behouden. Er is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten van de gronden enerzijds en de woonwensen en gebruiksvrijheden van de bewoners en gebruikers anderzijds.

Voor de gronden die zijn opgenomen in het stedenbouwkundig plan biedt het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal een grotere mate van flexibiliteit, waarmee beter ingespeeld kan worden op veranderingen in de woningmarkt.

Het bestemmingsplan biedt voor de gronden die geen deel uitmaken van het stedenbouwkundig plan de juridisch-planologische basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is en voor het beheer ervan in de toekomst. Daarnaast kunnen binnen Oud-Vroondaal (vanaf 1 januari 2014 Vroondaal Noord I geheten) de nog uit te geven kavels ontwikkeld worden volgens dezelfde regeling als is opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. Voor aanbouwen en verbouwingen aan woningen wordt een concreet toetsingskader voor omgevingsvergunningen en handhavingszaken gecreëerd.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied ligt in het stadsdeel Loosduinen van de gemeente Den Haag. De begrenzing van het plangebied is globaal als volgt: Monsterseweg, de Lozerlaan, de Nieuweweg, de Boomaweg en de Oorberlaan. Hieronder is de ligging van het plangebied in de stad weergegeven. De exacte begrenzing volgt uit de plankaart behorende bij dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0252AMadeVroondl-52VA_0001.png"

Afbeelding 1: ligging in de stad

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal vervangt (gedeeltelijk) de volgende bestemmingsplannen:

bestemmingsplan   vastgesteld   goedgekeurd   onherroepelijk  
Madestein 2001   25 april 2002   18 december 2002   24 december 2003  
Madestein 2001, 1e herziening   10 maart 2005   1 november 2005   16 juni 2006  
Madestein 2001, 2e herziening   23 februari 2006   8 juni 2006   3 augustus 2006  
Kraayenstein   25 september 1972   22 augustus 1973   9 januari 1975  
Parapluherziening Archeologie   23 september 2010   n.v.t.   17 december 2010  

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0252AMadeVroondl-52VA_0002.png"

Afbeelding 2: vigerende stedenbouwkundige regelingen

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Madestein - Vroondaal aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds in hoofdstuk 2 de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 en 4 een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 3 bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid, hoofdstuk 4 ten aanzien van de milieukwaliteitseisen en het milieubeleid. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5, is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de bestaande en de te ontwikkelen situatie. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan en het exploitatieplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan. In hoofdstuk 7 zijn de vooroverlegreacties en de collegebeantwoording op die reacties opgenomen.

Per 1 januari 2014 is de naamgeving van de deelgebieden gewijzigd. Oud Vroondaal wordt sinds 1 januari Vroondaal Noord I genoemd, Nieuw Vroondaal wordt Vroondaal Noord II genoemd en Haagse Tuinen wordt Vroondaal Zuid genoemd. In onderhavig bestemmingsplan wordt de naamgeving gebruikt zoals deze tot 1 januari 2014 gold.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Het gebied Madestein is voornamelijk gelegen in de Oostmadepolder en Zwartepolder. Tot begin twintigste eeuw maakte het gebied deel uit van de gemeente Loosduinen en daarmee ook van het Westland. Het gebied is gevormd na de aanleg van de oude Maasdijk.

Ongeveer 5000 jaar geleden woonden er al mensen in Madestein. In die tijd lagen er duinruggen die geschikt waren voor bewoning. De oudste vondsten van Madestein dateren uit die periode: de nieuwe steentijd. Er kwamen boeren wonen, vooral langs de duinruggen met het aangrenzende veengebied. De boerderijen waren van hout, riet en leem. De bewoners hielden ook van jagen en vissen. Hun cultuur staat bekend als 'Vlaardingencultuur'.

Aan het begin van de jaartelling werd het Westland regelmatig geteisterd door overstromingen, waardoor er vanaf de kust kreken ontstonden. Langzaam slibden deze dicht, waardoor er bewoning op mogelijk werd. Later vormden zich door overstromingen opnieuw kreken, zoals de Gantel die ten zuiden van Monster begint en langs Poeldijk en Wateringen stroomt. Door deze overstromingen werd er een kleidek afgezet van één tot anderhalve meter dik. Op andere plaatsen beschermde men zich door middel van dijken tegen het water. Deze dijken dienden als verbindingswegen tussen andere nederzettingen en er werd op gewoond. Later werd ook de Gantel bedijkt, omdat deze nog altijd in verbinding stond met de zee.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0252AMadeVroondl-52VA_0003.png"

Afbeelding 3: Westland aan het begin van de jaartelling

Nog voor het begin van de jaartelling verschenen de Romeinen in ons land. Er zijn voorwerpen met inscripties uit de Romeinse tijd gevonden. In de dorpen Monster en Rijswijk en in Wateringse Veld zijn Romeinse mijlpalen gevonden en in het dorp Poeldijk een militair diploma, de zogenaamde bronzen brief. De noordelijke grens van het Romeinse Rijk werd gevormd door de rivier de Rijn. Op regelmatige afstand bouwden de Romeinen langs de Rijn legerplaatsen en wachtposten. Door de aanwezigheid van deze grensversterkingen maakte het gebied een grote economische opleving door. De Romeinse troepen moesten namelijk voorzien worden van voedsel. De landbouw en veeteelt kwamen hierdoor tot ontwikkeling, dat weer tot een grotere welvaart voor de bevolking leidde. De grote hoeveelheid archeologische vondsten uit deze periode is een bewijs van de economische bloei. Vooral op de noordelijke en zuidelijke oeverwal van de rivier de Gantel en in het duingebied zijn veel bewoningssporen aangetroffen. In de plaats Naaldwijk bevond zich op de Hoogwerf een nederzetting, waar overblijfselen van een groot aantal houten woningen zijn gevonden. Op de noordelijke oeverwal van de Gantel, in Poeldijk, werden de funderingen van een stenen huis, een zogenaamde Romeinse villa blootgelegd. Met het vertrek van de Romeinen verdween ook de belangrijkste bron van inkomen en mede door de vele overstromingen waren er weinig ontwikkelingen in het gebied. Pas in de twaalfde eeuw met de stichting van Villa Losdun (graaf Floris III) en de komst van het Cisterciënserklooster kwam het gebied weer tot ontwikkeling. In de eerste eeuwen was de landbouw het belangrijkste middel van bestaan in de streek. Vanaf de zeventiende eeuw werden er steeds meer percelen geschikt gemaakt voor tuinbouw. Omstreeks 1800 krijgt de tuinbouw een belangrijke economische rol. In de twee eeuwen die volgen zal het Westland zich ontwikkelen tot het belangrijkste glastuinbouwgebied ter wereld.

De Oostmadepolder is in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw opnieuw herverkaveld. Den Haag had nieuwe woonlocaties nodig en de tuinbouwgebieden Houtwijk en Nieuw Waldeck werden verplaatst naar Madestein. Ook werd er een nieuw recreatiepark aangelegd voor de bewoners van zuidwest Den Haag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0252AMadeVroondl-52VA_0004.png"

Afbeelding 4: Nieuw Madestein (ca. 1985)

Het nieuwe 'moderne' glastuinbouwgebied stond na 25 jaar al weer ter discussie. Dit vanwege de aanwezigheid van gunstige voorwaarden voor de vestiging van een internationale villawijk.

Het gebied van voormalig landgoed Bloemendaal maakt deel uit van het oude duinlandschap. Vanouds vormden de overgang van duinlandschap naar polder een goede basis voor de vestiging van landgoederen en buitenplaatsen.

In 1884 werd de eerste bouwsteen voor het centrum gelegd, in 1892 werd Psychiatrisch Ziekenhuis Bloemendaal officieel geopend. In de daaropvolgende periode hebben verscheidene uitbreidingen, veranderingen en structurele aanpassingen plaatsgevonden. Het huidige Parnassia bezit gebouwen uit verschillende periodes met zeer uiteenlopende bouwstijlen. Dit geldt eveneens voor de aanwezige bossen, bomen en struiken; enkele bomen dateren nog uit de tijd van het oude landgoed (ca. 1840).

2.3 Cultureel erfgoed

Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.

In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied Madestein - Vroondaal aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.

2.3.1 Cultuurhistorische waarden

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. Binnen het plangebied Madestein is onderzoek verricht naar de cultuurhistorische waarden; hierbij is het volgende aangetroffen:

In de middeleeuwen stond in Madestein het Huis de Camp, een boerderij met een aparte stenen woonruimte: de 'stenen kamer'. De boerderij was gebouwd van hout met een rieten dak en bestond
uit een stal en een woon- werkgedeelte. Dit type boerderij gaf aan dat er een belangrijke, adellijke,
familie woonde. De eerste historische gegevens over de eigenaren gaan terug tot 1281. Het was de woning van Hugo Koenraadz van den Kamp. Hij stamt rechtstreeks af van de ambachtsheren van Monster. In de veertiende eeuw gaat het huis over naar de heren Van der Made.
Het oudste bewaard gebleven deel van de stenen kamer is de dertiende eeuwse kelder. In de veertiende en vijftiende eeuw werden er wat verbouwingen aan het pand uitgevoerd.
De ruïne is in 2008 opnieuw gerestaureerd en zichtbaar gemaakt in het landschap.


afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0252AMadeVroondl-52VA_0005.png"

Afbeelding 5: folder ruïne Madestein

In de Middeleeuwen behoorde een groot deel van het gebied tot het bezit van het klooster van Loosduinen en van het klooster Leeuwenhorst in Noordwijk.
In de twaalfde/dertiende eeuw werd het drassige gebied ontgonnen en geschikt gemaakt voor landbouw. Om het terrein te ontwateren was destijds een uitgebreid stelsel van perceelsloten gegraven. Sommige van de huidige watergangen gaan op die oude verkaveling terug. De belangrijkste in het gebied is de Boomawatering.

2.3.2 Archeologie

In de Haagse regio komen drie fysisch-geografische regio's bij elkaar, een veengebied in het oosten, duinen in het westen en zeeklei in het zuiden van Den Haag. In het plangebied komen twee van die regio's voor. In het westen bevindt zich duingebied met strandwallen en strandvlaktes, terwijl het oostelijke deel van het plangebied deel uitmaakt van een zeekleigebied, waar door overstromingen vanuit een krekenstelsel zeeklei is afgezet. De grens tussen beide zones ligt globaal ter hoogte van de grens Vroondaal-Parnassia. In recreatiegebied Madestein bevindt zich parallel aan de Lozerlaan een verlande kreek/geul in de ondergrond die in de late prehistorie zorgde voor de aanvoer van de zeeklei. De oevers van die geulen waren in de late prehistorie aantrekkelijke plaatsen om te wonen. Nadat ze rond het begin van onze jaartelling verlandden werd in de Romeinse tijd ook op de dichtgeslibde geulen gewoond. Rond deze geul zijn buiten het plangebied in de Uithof belangrijke vondsten uit de Romeinse tijd opgegraven. In het zeekleigebied rond de Madepolderweg zijn twee vindplaatsen uit de Romeinse tijd bekend doordat tijdens de bodemkartering van het gebied aan het eind van de jaren veertig van de vorige eeuw zogenaamde woongronden werden aangetroffen en in de jaren zeventig van de twintigste eeuw oppervlaktevondsten werden gedaan. De oppervlaktevondsten bestonden uit inheems en geïmporteerd Romeins aardewerk.

Ook het duingebied heeft een archeologische verwachting. Dit gebied werd vanaf de prehistorie al gebruikt door de mens. De strandwallen waren namelijk uiterst geschikt als bewoningsplek vanwege de hogere positie in het landschap. De strandwallen werden geschikt gemaakt voor akkerbouw, terwijl de lager gelegen strandvlaktes werden gebruikt als weidegronden. Daarnaast bood het landschap nog tal van ‘wilde’ voedselbronnen en kon men langs de kust aan visserij doen. Voor het Haagse duingebied geldt in het algemeen dat vanaf 0,5 m tot 3,5 m + NAP archeologie kan worden aangetroffen, met name bovenin het duinzand dat in de prehistorie aan het maaiveld lag.

In het plangebied zijn in het duingebied enkele vindplaatsen bekend. Tijdens de aanleg van een gasleiding in het begin van de jaren negentig van de twintigste eeuw langs de Monsterseweg zijn twee archeologische vindplaatsen onderzocht (vindplaatsen 46 en 93 op de Nieuwe geologische kaart). De vindplaatsen zijn gedateerd in respectievelijk het neolithicum, de bronstijd en de ijzertijd (vindplaats 46) en de ijzertijd, Romeinse tijd en middeleeuwen (vindplaats 93). Vindplaats 93 is in 2004 en 2005 voorafgaand aan de bouw van de villawijk rond de Aad Mansveldstraat verder onderzocht. De opgraving leverde bewoningssporen uit de ijzertijd en de late middeleeuwen op. Uit de ijzertijd zijn onder andere greppels, spiekers (graanopslagplaatsen of spijkers) gedocumenteerd, maar ook paalsporen die mogelijk deel uitmaakten van huisplattegronden. Dat er sprake is van een nederzetting staat buiten kijf. Het middeleeuwse niveau lag vrijwel direct onder de bouwvoor en bevatte bewoningssporen uit de elfde tot dertiende eeuw. Vindplaats 46 betreft een waarneming op een tweetal plaatsen vlak bij elkaar van een opeenvolging van enkele cultuurlagen met daarin aardewerk. De oudste cultuurlaag stamt mogelijk uit het late neolithicum of de vroege bronstijd; de jongste uit een late fase van de late ijzertijd. Er werden bovendien sporen van greppels en ploegsporen van een keerploeg in de bovenste laag aangetroffen.

Ter plaatse van boerderij Madestein is op de rand van het duingebied en het zeekleigebied een laat middeleeuwse boerderij met stenen kamer opgegraven. Op een dieper niveau werden hier een vuistbijl en enkele scherven aardewerk uit het laat-neolithicum gedocumenteerd (vindplaats 54 op de Nieuwe geologische kaart).

Het door de zandafzettingen gekenmerkte deel van het plangebied is in gebruik geweest als bosbouwgebied. Dit blijkt uit de historische kaart van Kruikius uit de vroege achtiende eeuw. Waarschijnlijk heeft dit grondgebruik zich vanuit de late middeleeuwen voortgezet. Het zeekleigebied was een polder (de Oostmadepolder) waar landbouw plaatsvond vanuit in het gebied verspreid liggende boerenerven, zoals die van Madestein. Door grootschalige kassenbouw is de grond in de twintigste eeuw in het Vroondaalgebied tot op grote diepte omgezet en zijn eventuele archeologische sporen en resten verloren gegaan. In het duingebied en langs de Madepolderweg kunnen zich nog wel resten (van onder andere middeleeuwse boerenerven) in de ondergrond bevinden.

2.4 Ruimtelijke structuur

Het plangebied bestaat voornamelijk uit deel gebied Vroondaal, het recreatiegebied Madestein en het psycho-medisch centrum Parnassia. Vroondaal is te onderscheiden in de grotendeels bestaande bebouwing in de vorm van woningen in Oud-Vroondaal en de (her)ontwikkelingsgebieden ten behoeve van woningen. Verder is een grootschalig sportcomplex aanwezig, een volkstuinencomplex en politiebureau de Levende Have, het trainingscentrum voor honden en paarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0252AMadeVroondl-52VA_0006.png"

Plangebied met deelgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0252AMadeVroondl-52VA_0007.png"

Afbeelding 6: "oud" Vroondaal

De bestaande structuur van Vroondaal en omliggende landschappelijke elementen, zoals recreatiegebied Madestein vormen het ruimtelijk raamwerk van Vroondaal. Het oorspronkelijk planconcept voor Vroondaal was gebaseerd op het naar binnen halen van de aanwezige kwaliteiten in de directe omgeving. Een belangrijk structurerend element hierbij is het centraal gelegen plantsoen (Hofstedepark) met een directe verbinding naar recreatiegebied Madestein en de openbare oevers van het Grand Canal. Vroondaal heeft een eenvoudige, heldere hoofdstructuur waarbinnen in deelgebieden een grote diversiteit aan woonsferen kan ontstaan. De hoofdstructuur van de buitenruimte (de brink), het ruimtelijk raamwerk, vormt de basis voor de inrichting van Vroondaal.
De villawijk bestaat uit grote kavels waarop bewoners zelf hun unieke villa laten bouwen. Er zijn ook kleinschalige projectmatige ontwikkelingen. Op basis van dit plan is de eerste fase voor circa 75% ingevuld. De openbare ruimte is hoogwaardig ingericht met gebakken klinkers en typische 'villawijk profielen'. Ter plaatse van Oud Vroondaal (eerste fase) ligt centraal de grote brink, het Hofstedepark.

2.4.1 Recreatiegebied Madestein

Het huidige recreatiegebied Madestein is eind jaren zestig ontworpen als een groene zoom rond het glastuinbouwgebied. Gezien de ligging tussen de deelplannen Oud- en Nieuw Vroondaal en Haagse Tuinen heeft het de potentie om beide woonmilieus te koppelen, doch in de huidige situatie vormt het eerder een scheidend element.
Doorgaande routes ontbreken en er zijn geen mogelijkheden het water over te steken waardoor de waterpartij gezien zijn omvang werkt als een barrière. Dit wordt versterkt door de gesloten structuur van de beplanting, die dichte groene wanden vormt en het gebied isoleert van haar omgeving.

2.4.2 Verkeer en infrastructuur

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

Het gebied wordt ontsloten door de Nieuweweg (24.000 mvt/etm [verkeersbewegingen per etmaal]) , Lozerlaan (20.000 mvt/etm) en Monsterseweg (10.000 mvt/etm). Deze wegen maken deel uit van het hoofdwegennet. Door het gebied loopt de Madepolderweg. Deze weg heeft ook een gebiedsontsluitende functie. Andere ontsluitingswegen zijn de Oorberlaan, Westmadeweg, Oostmadeweg en Madesteinweg. Deze overige wegen zijn onderdeel van het verblijfsgebied. In het kader van de ontsluiting van de wijk moeten ook de aansluitingen aan het hoofdwegennet (Lozerlaan, Nieuweweg en Monsterseweg) aangepast worden. Extra aandacht dient geschonken te worden aan de 'eigen wegen'.

Ontsluiting fietsverkeer

Als hoofdfietsroutes worden de Lozerlaan, de Nieuweweg en de Monsterseweg aangemerkt. Uitgangspunt voor deze routes is de aanwezigheid van fietsvoorzieningen. Secundaire routes zijn de Madesteinweg, Madepolderweg, Westmadeweg, Oorberlaan en een route door het recreatiegebied, die via de langzaam verkeersbrug over de Lozerlaan aansluit op de Kraayensteinlaan. Vanaf de Monsterseweg loopt de zgn. Parkenroute door Ockenburg naar Kijkduin. In de verblijfsgebieden Madepolderweg, Westmadeweg en Oorberlaan is de aanleg van separate fietsvoorzieningen niet nodig. De fietsers kunnen hier goed gebruik maken van de rijbaan.

De inrichting van de Madesteinweg zal in de komende jaren wel worden aangepast. Voor deze aanpassing is reeds het ontwerpproces gestart. De Madesteinweg krijgt een veiligere inrichting en aparte fietsvoorzieningen.

Ontsluiting openbaar vervoer

In de huidige situatie rijdt lijn 123 via de Monsterseweg. Bus 122 komt ook van de Monsterseweg en rijdt dan via het Hofstedepark / Vroonhoevelaan naar het Westland. Bus 126, 135 en 136 maken gebruik van de Nieuweweg.

Parkeren

In de villawijk Vroondaal geldt een parkeereis van 2 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein. Voor bezoekers van het recreatiegebied zijn aparte parkeervoorzieningen gerealiseerd.

2.4.3 Groen

De provinciale en stedelijke ecologische verbindingszones tussen de duingebieden langs de kust en het polderlandschap van Midden-Delfland wordt gevormd door een mozaïekvormige structuur van bossen, struwelen, graslanden, ruigten en rietkragen.

De buiten het plangebied gelegen duingebieden Westduinen, Solleveld en Ockenburgh maken onderdeel uit van het Natura 2000 gebied en zijn tevens aangemerkt als landelijk / provinciale ecologische verbindingszone.
Binnen het plangebied is het recreatiegebied Madestein aangemerkt als stedelijke ecologische verbindingszones met in dit gebied langs de Lozerlaan een tot deze zone behorende bomenrij.
Voor het functioneren als leefgebied en verspreidingsmogelijkheid voor planten en dieren in Madestein, is vooral het gebied tussen de Lozerlaan en de recreatieplas van belang. In dit gebied, dat in breedte varieert tussen de 30 en 135 meter, liggen o.a. het heempark, verschillende natuurvriendelijke oeverzones en het vogelrustgebied de Witte Vlek waar inrichting en beheer al geruime tijd gericht zijn op natuurontwikkeling. Mede hierdoor heeft dit geleid tot de aanwezigheid van aanzienlijke natuurwaarden. Deze gebieden worden gekenmerkt door een soortenrijke broedvogelpopulatie. Ook is dit gebied rijk aan amfibieën en vormt het een belangrijk foerageergebied voor vleermuizen. Tussen de Monsterseweg en de Nieuweweg is een vrijwel aaneengesloten natuurontwikkelingsgebied ontstaan.

Op hoofdlijnen kan worden gesteld, dat de natuurwaarden van het recreatiegebied Madestein de uitgangspunten vormen van het groenbeleid en dat de recreatieve mogelijkheden op grond hiervan worden gezoneerd. Het gebied wordt daarom aangemerkt als een natuurontwikkelingsgebied met een deel intensieve recreatie en een deel natuurgericht recreatief medegebruik.

2.4.4 Water

Het water in het plangebied betreft voor een deel boezemwater dat gehandhaafd wordt op -0.43 m NAP. Voor het overige deel gaat het om water in de Oostmadepolder dat op twee verschillende peilen wordt gehandhaafd. Het noordelijk gebied heeft een flexibel peil tussen -1,53 en 1,83 m en het zuidelijk deel heeft een peil van -1,33 m NAP,zoals aangegeven in onderstaand figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0252AMadeVroondl-52VA_0008.png"

Polderpeilen in polder Oostmade

De Boomawetering is een boezemwatergang met een belangrijke functie voor waterafvoer.

Met het gemaal aan de Oorberlaan wordt overtollig hemelwater uit de Oostmadepolder gepompt naar de primaire boezemwater van de Oostmadeplas. Het gemaal is een elektrisch vijzelgemaal met een capaciteit van 36 m3 per minuut. Het boezemwater van de Oostmadeplas wordt via het boezemstelsel via boezemgemalen op zee uitgemalen. Om te voorkomen dat water vanuit de boezem in de polder kan stromen, is een scheiding aanwezig in de vorm van een boezemkade Waterstaat - Waterkering. In het plangebied is veel oppervlaktewater aanwezig, met name in het recreatiegebied Madestein, maar ook in de nieuwbouwlocatie Vroondaal in het zogenaamde 'Grand Canal'. Zoveel mogelijk oevers worden natuurvriendelijk ingericht.

2.4.5 Bodem

Voor de beschrijving van de bodemsituatie wordt verwezen naar paragraaf 4.9.

2.4.6 Kabels en leidingen

In het plangebied is een aardgastransportleiding en een hoofdaardgastransportleiding aanwezig. De aardgastransportleiding volgt de Nieuwe Weg naar de gemeente Westland. De hoofdtransportleiding volgt de Loozerlaan en de Monsterseweg ook naar de gemeente Westland. In het plangebied is tevens een rioolwaterpersleiding aanwezig.

2.5 Functionele structuur

Het gebied Madestein vormt een onderdeel van de zgn. Westlandse Zoom. Dit gebied is globaal gelegen tussen de kernen Wateringen, Kwintsheul, Poeldijk en Monster. Madestein maakt tevens deel uit van de zuidwestrand van Den Haag, die vanaf Kijkduin tot de Poeldijkseweg (met landgoed Ockenburgh, recreatiegebied Madestein en recreatiepark De Uithof) een belangrijke recreatieve en ecologische functie heeft voor Den Haag.

2.5.1 Wonen

De woonlocatie Vroondaal (ca. 62 ha), noordelijk van recreatiegebied Madestein bestaat uit twee delen. Het eerste deel 'Oud Vroondaal' is conform het oorspronkelijk stedenbouwkundige concept uit 2002 in ontwikkeling gebracht. Er zijn nu ca. 188 woningen gereed.

Zuidelijk van het recreatiegebied ligt de woonlocatie 'Haagse Tuinen '. Ook hier is de glastuinbouw vrijwel geheel verdwenen om er woningbouw mogelijk te maken. Aan de randen van deze locatie treft men lintbebouwing aan. Op de koppen van het gebeid treft men groen en water aan. De Boomawatering, een restant van een oude veenstroom, vormt de grens van de locatie.

Naast de woningbouw in Vroondaal en Tuinen zijn er woningen gelegen op het terrein van Parnassia Psycho Medisch Centrum, in het recreatiegebied Madestein, aan de Loosduinse Hoofdstraat en aan de Monsterseweg.

Het rijtje woningen aan de Loosduinse Hoofdstraat kent een grote diversiteit aan bebouwingshoogtes en -stijlen, variërend van één laag met kap tot twee lagen met kap. Via een doorsteek vanaf de Loosduinse Hoofdstraat is een achter het rijtje woningen gelegen parkeerterrein bereikbaar.

De woningen aan de Monsterseweg en in het recreatiegebied zijn vrijstaand.

2.5.2 Recreatie, sport, cultuur, ontspanning en Horeca

Het gebied heeft een belangrijke stedelijke en regionale functie voor de dagrecreatie. In het recreatiegebied (136 ha) bevinden en zich een kampeerterrein, twee accommodaties voor watersport, een stadsboerderij met informatiecentrum, een volkstuincomplex met heempark en een vogelrustgebied. Daarnaast zijn er een partycentrum, een pannenkoekenhuis / brasserie en dienstgebouwen voor groenonderhoud aanwezig. Naast speel- en ligweiden langs de grote vijvers zijn er mogelijkheden voor zwemmen, watersport en vissen en zijn er voorzieningen voor spelen, wandelen, fietsen, skaten en ruitersport.

2.5.3 Sport en recreatie

Het sportpark Madestein is gelegen in het omvangrijke (136 ha) recreatiegebied Madestein langs de Lozerlaan en de Monsterseweg. Naast een tiental sportvelden met enkele tribunes bevinden zich hier een sporthal, clubgebouwen, verenigingsgebouwen, kantines en aanverwante bebouwing. Er zijn vijf sportvereningen op het terrein van voetbal, hockey, cricket en postduiven gevestigd.

2.5.4 Maatschappelijk

- Parnassia Psycho Medisch Centrum

Het Parnassia Medisch Centrum ligt naast het bovengenoemde sportcomplex Madestein. Behalve medische voorzieningen zijn er ook veel andere voorzieningen op het terrein aanwezig (zoals kerk,sporthal). Ook wordt er op een aanzienlijk deel van het terrein gewoond. Het terrein heeft een oppervlakte van ca 54 ha.

- De Levende Have

In het recreatiegebied is binnen de bestemming “Bijzondere Doeleinden-Politie (BD-P)” aan de Oorberlaan opgenomen de (her)huisvestingslocatie voor de bereden brigade (politiepaarden en -honden) onder de naam “De Levende Have”. Om de diverse functies te kunnen onderbrengen is bebouwing geprojecteerd in de vorm van een binnenmanege (o.a. paardenboxen), een buitenmanege, een longeerbak, een hooiopslag, een trainingsmolen, een hondenkennel, een dienstgebouw, een (brom)fietsenstalling, een mestput en een trafohuisje.

Uit stedenbouwkundige overwegingen is gekozen voor verspreide bebouwing van geringe omvang, teneinde deze zoveel mogelijk in te passen in de omgeving. Voorts omvat de locatie oefenvelden voor de bereden brigade en voor honden, die buiten de oefentijden toegankelijk zijn voor het publiek.

- Onderwijsvoorzieningen

In het plangebied, bij het sportcomplex Madestein, het Wellantcollege Madestein (een onderdeel van het Wellantcollege) gelegen.

2.5.5 Bedrijven

Het voormalige tuindersgebied is momenteel een transitiegebied. In Nieuw Vroondaal is nog sprake van tijdelijke bedrijfsuitoefening. De kassen aan de Westmadeweg zijn gedeeltelijk gesloopt in afwachting van woningbouw. Andere bedrijven zijn gevestigd in de oorspronkelijk lintbebouwing, met name aan de Madepolderweg.

2.5.6 Volkstuinen

Aan de Madepolderweg is een grootschalig volkstuinencomplex aanwezig.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer. In het geldende beleidskader zijn twee soorten beleid te onderscheiden: ruimtelijk en sectoraal beleid. De eerste paragraaf 'Ruimtelijk beleid' behandelt het ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna volgt de paragraaf 'Sectoraal beleid', waarin het specifieke beleid voor een bepaald thema uiteen wordt gezet. Voor het voorliggende bestemmingsplan Madestein - Vroondaal zijn de thema's die in de onderstaande paragrafen worden behandeld van toepassing.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.

De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal worden afgewogen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang. In de aanpassing per 1 oktober 2012 is daarbij de ecologische hoofdstructuur, waaronder ook het aangrenzende Natura 2000 duingebied Westduinen / Solleveld valt toegevoegd. De verantwoording hiervan wordt bij de Provincie ondergebracht.

Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Voor nieuwe ontwikkelingen moet verantwoord worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma (zie verder onder provinciaal beleid)

3.2.2 Provinciaal beleid

In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via de Provinciale Verordening regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen.

Op 2 juli 2010 zijn de Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de provinciale "Verordening Ruimte" vastgesteld. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Van belang voor het plangebied is de Ecologische hoofdstructuur (paragraaf 4.3 Groen), het archeologische bodemarchief ( paragraaf 4.6, de regionale waterkeringen (paragraaf .4.8) en de visie op de Westlandse Zoom. Op basis van het convenant Westlandse Zoom is Vroondaal/Madestein in het bestemmingsplan Nieuw Madestein als specifieke woningbouwlocatie vastgesteld.

Op basis van het voorgaande en blijkend uit de verwijzende paragrafen wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal in overeenstemming is met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie (PSV) en de Verordening Ruimte.

3.2.3 Verordening ruimte

In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten regels kunnen stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. De Verordening Ruimte voorziet hierin. Doel van de verordening is om een aantal provinciale belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijke niveau. De nota stelt onder meer voorwaarden aan ontwikkelen van woningbouwlocaties, de hoeveelheid kantoren, bedrijfsruimten en detailhandel.

Regionale afstemming en ladder duurzame verstedelijking

De Verordening Ruimte geeft een aantal algemene regels voor bestemmingsplannen met nieuwe ontwikkelingen. In artikel 2, lid 2 Verordening ruimte is bepaald dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met onder andere wonen voorziet in een aantoonbare behoefte en is gebaseerd op een regionale visie op het programma ter zake of is tenminste regionaal afgestemd. De toelichting van het bestemmingsplan bevat hierover een verantwoording.

In artikel 2, lid 2 Verordening ruimte is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen.

De toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking alsmede een verwijzing naar de regionale visie op het programma is opgenomen in paragraaf 5.4.

Buiten bebouwingscontour

Een deel van het plangebied is gelegen buiten de bebouwingscontour. Hiervoor zijn de regels in artikel 3 van de Verordening ruimte van toepassing. Lid 1 van dit artikel bepaalt dat bestemmingsplannen voor gronden buiten de bebouwingscontouren bestemmingen uitsluiten die nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies mogelijk maken. Hieraan wordt voor onderhavig bestemmingsplan voldaan op één uitzondering na. In verband met een reconstructie van de Madesteinweg is een klein gedeelte (1200 m2) van te ontwikkelingen gebied van het plandeel Haagse Tuinen buiten de bebouwingscontour gelegen.

Artikel 2, lid 6 van de Verordening ruimte biedt de mogelijkheid om de bebouwingscontouren door Gedeputeerde Staten aan te laten passen (zogenaamde 'in en uitdeuken van de bebouwingscontour'). Hiervoor zijn de volgende regels opgenomen:

'Gedeputeerde Staten kunnen de bebouwingscontouren, zoals weergegeven op kaart 1, aanpassen wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. onbenutte ruimte binnen de bestaande contouren binnen een gemeente wordt ingeruild voor nieuw te bebouwen ruimte buiten de bestaande bebouwingscontour;
  • b. het totale oppervlak van het gebied binnen de bebouwingscontour wordt niet vergroot;
  • c. de totale lengte van de te wijzigen bebouwingscontouren wordt niet vergroot én
  • d. belangrijke natuur-, landschaps- en/of cultuurhistorische waarden worden niet aangetast.

Deze regeling is ook van toepassing op het ‘uitdeuken’ van de contouren van ‘stedelijk groen buiten de contour’, zoals weergegeven op kaart 1, in combinatie met het ‘indeuken’ van de bebouwingscontouren of de contouren van ‘stedelijk groen buiten de contour’.

Voor het betreffende plandeel wordt een verzoek om toepassing van deze regeling in gang gezet. Deze procedure wordt separaat aan de bestemmingsplanprocedure doorlopen.

Ecologische verbinding

Op kaart 3 is ten westen van de Lozerlaan een ecologische verbinding opgenomen. In artikel 5 van de Verordening is bepaald dat bestemmingsplannen voor deze gronden geen bestemmingen aanwijzen die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken.

In paragraaf 5.5 is aangegeven hoe de ecologische verbinding is bestemd.

Waterkeringen

Op kaart 8 van de Verordening zijn in het plangebied diverse regionale waterkeringen aangewezen. Artikel 11 van de Verordening bepaalt dat een bestemmingsplan de dubbelbestemming ‘ waterstaat-waterkering’ aan deze gronden geeft. Daarnaast geeft een bestemmingsplan de aanduiding ‘ vrijwaringszone’ aan gronden die deel uitmaken van een beschermingszone langs een regionale waterkering.

In paragraaf 5.5 is aangegeven hoe met de waterkeringen in het bestemmingsplan wordt omgegaan.

Archeologie

Op kaart 17 – Archeologie is 'De Stenen Kamer' aangewezen als terrein met hoge of zeer hoge archeologische waarde. Voor deze gronden is in artikel 18 van de Verordening bepaald dat een bestemmingsplan voor deze gronden bestemmingen bevat die de bekende archeologische waarden beschermen. De regels van deze bestemmingen bevatten in elk geval een verbod op werken of werkzaamheden waarbij de bodem tot meer dan 30 centimeter onder het maaiveld wordt geroerd. Afwijking van dit verbod is mogelijk als door middel van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden aangetast. Voorts geldt dit verbod niet voor werken en werkzaamheden die naar hun aard de archeologische waarden niet aantasten, zoals archeologisch onderzoek en het normaal gebruik, beheer en onderhoud.

In paragraaf 5.5 is aangegeven welke bestemming aan De Stenen Kamer is gegeven en hoe de archeologische belangen beschermd zijn.

3.2.4 Regionaal beleid

Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden
  • het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

Voor Den Haag heeft dit bestemmingsplan hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen.

  • internationaal woonmilieu

Voor de verschillende beleidssectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor Kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel.

Het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020. In het RSP worden de Westlandse Zoom en met name Madestein/Vroondaal genoemd als woningbouwlocatie voor het hogere marktsegment.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0252AMadeVroondl-52VA_0009.png" - Convenant Westlandse Zoom
Het gebied Vroondaal Madestein vormt een onderdeel van de zgn. Westlandse Zoom. Met de Westlandse Zoom wordt aangeduid het gebied, globaal gelegen tussen de kernen Wateringen, Kwintsheul, Poeldijk en Monster) waarvoor de Provincie Zuid-Holland, Stadsgewest Haaglanden en de gemeenten Westland en Den Haag een gezamenlijke visie hebben opgesteld voor de ontwikkelingen op lange termijn. Deze visie is een onderdeel van het convenant Westlandse Zoom, zoals in 2002 door bovengenoemde partijen met elkaar overeengekomen. Hoofdelementen van deze visie zijn: het versterken van de groene, blauwe en recreatieve verbinding tussen kustzone en Midden Delfland en het toevoegen van nieuwe woonmilieus ter plaatse van een aantal glastuinbouwgebieden, waaronder Madestein.

3.2.5 Gemeentelijk beleid
3.2.5.1 Wéreldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020

Op 17 november 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Structuurvisie Den Haag 2020 vastgesteld: de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie. Ter versterking van de positie van Den Haag als internationale stad wordt er in de structuurvisie van uit gegaan dat in het Haagse deel van de Westlandse Zoom woonmilieus in het hoge marktsegment en in lage dichtheden moeten worden toegevoegd.

De Structuurvisie Den Haag 2020 bepaalt dat langs doorgaande wegen en groen bij herstructurering in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen. Dit is richtinggevend aan de uitwerkingen in het kader van de structuurvisie. De Lozerlaan is een doorgaande weg, echter is langs deze weg binnen het plangebied geen bebouwing aanwezig. Van herstructurering kan dan ook geen sprake zijn. Binnen het plangebied wordt langs de Lozerlaan geen bebouwing in vijf bouwlagen mogelijk gemaakt.

3.2.5.2 Agenda voor de Haagse Verdichting

De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' is op 28 mei 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. De agenda is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken.

De Haagse Verdichting houdt voor Madestein in dat op basis van het nieuwe Stedenbouwkundig plan, met behoud van een relatieve lagere woondichtheid, hoger aantal woningen per ha, mogelijk wordt gemaakt.

3.2.5.3 Stedenbouwkundig plan Vroondaal: Aangenaam Haags

In 2012 is een nieuw stedenbouwkundig plan opgesteld voor Vroondaal, “Aangenaam Haags”. Doelstelling van dit stedenbouwkundig plan is om een verruiming van het woningbouwprogramma (kwantitatief en kwalitatief) mogelijk te maken, een nieuwe ruimtelijk hoofdstructuur vast te stellen en flexibiliteit in de planontwikkeling mogelijk te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0252AMadeVroondl-52VA_0010.png"

Afbeelding 9: Stedenbouwkundig plan: deelgebieden Oud en nieuw Vroondaal en Haagse tuinen

- Ruimtelijk raamwerk

De bestaande structuur van Oud Vroondaal en omliggende landschappelijke elementen, zoals recreatiegebied Madestein worden opgepakt om vorm te geven aan het ruimtelijk raamwerk van Vroondaal. Het planconcept voor Vroondaal is gebaseerd op het naar binnen halen van de aanwezige kwaliteiten in de directe omgeving. Nieuw Vroondaal krijgt een centraal plantsoen met een directe verbinding naar recreatiegebied Madestein en de openbare oevers van het Grand Canal. In Haagse Tuinen wordt de verbinding met recreatiegebied Madestein geoptimaliseerd door vier plantsoenen die vanuit het park het woongebied binnendringen. Vroondaal heeft een eenvoudige, heldere hoofdstructuur waarbinnen een grote diversiteit kan ontstaan aan woonsferen in deelgebieden. De hoofdstructuur van de publieke buitenruimte, het ruimtelijk raamwerk, vormt de basis voor de inrichting van Vroondaal.

Het raamwerk is het kader dat is vastgelegd op de plankaart van het Stedenbouwkundig Plan en is de basis voor de verdere uitwerkingen. Binnen het ruimtelijk raamwerk is ruimte voor een flexibele invulling. Het raamwerk van Vroondaal bestaat uit een stelsel van lange lijnen met daaraan gekoppeld buurtplantsoenen en een singel, georganiseerd rondom recreatiegebied Madestein. Het park vormt de basis van het groene netwerk en is door tal van routes gekoppeld aan de deelgebieden en de wijdere recreatieve omgeving.


 afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0252AMadeVroondl-52VA_0011.png"

Afbeelding 10: Concept: woonbuurten verbinden met landschappelijke en stedelijke kwaliteiten in de omgeving

- Oud Vroondaal

De groene, luxe woonwijk heeft een lommerrijke sfeer. De villawijk, in het vorige plan Bomen genaamd, bestaat uit grote kavels waarop bewoners zelf hun unieke villa laten bouwen. Er zijn in Oud Vroondaal ook kleinschalige projectmatige ontwikkelingen De openbare ruimte is hoogwaardig ingericht met gebakken klinkers en typische 'villawijk profielen'. Centraal in Oud Vroondaal ligt een grote brink, het Hofstedepark. Om een goede aansluiting te maken op de Westmadeweg is het Hofstedepark aan de kant van Nieuw Vroondaal afgeschuind en is een aantal nieuwe kavels toegevoegd.

In de regels van het onderhavige bestemmingsplan is dit deelgebied voor de gebouwde woningen bestemd als Wonen - 1 en Wonen - 2. De nog te bouwen delen zijn bestemd als Woongebied - 1, dat inhoudelijk gezien dezelfde bestemming is als de Stads Uitbreiding (SU) uit het voorgaande bestemmingsplan.

- Nieuw Vroondaal

Nieuw Vroondaal, in het vorige plan ook Bomen genaamd, heeft als karakteristiek dat het een lommerrijke woonomgeving is, die wordt omringd door groen: de bosrand, het lint van de Oorberlaan en recreatiegebied Madestein. Nieuw Vroondaal krijgt een directe verbinding met recreatiegebied Madestein door de parkrand over het Grand Canal de buurt in te trekken.

Het Grand Canal is de doorlopende, brede waterstructuur van Oud Vroondaal naar Nieuw Vroondaal. In Oud Vroondaal zijn de oevers voor het grootste deel privaat. In Nieuw Vroondaal zijn de oevers openbaar en onderdeel van het groene netwerk. Via een brug over het Grand Canal kan men vanuit de buurt zo het park in wandelen. Het Grand Canal heeft twee openbare oevers als verblijfs- of wandelgebieden.

De Westmadeweg vormt de entree van de wijk en draagt dankzij haar brede profiel met grasbermen en bomen bij aan de lommerrijke uitstraling van Nieuw Vroondaal. De Westmadeweg komt uit op het centraal gelegen Westmadeplantsoen. Het plantsoen zal functioneren als centrale ontmoetingsplek in de wijk en biedt ruimte aan speelvoorzieningen. De Westmadeweg en het Westmadeplantsoen vormen de ruggengraat van de wijk, die een logisch vervolg is van het Hofstedepark in Oud Vroondaal.

Vanuit het Westmadeplantsoen zijn er twee groene uitlopers. Eén naar de noordzijde richting de binnenduinen en het strand en één richting het Grand Canal en recreatiegebied Madestein. Deze plantsoenen zijn vrij van parkeren en vormen de grotere speel- en verblijfsplekken. Parallel aan de Westmadeweg liggen twee ontsluitingen: de boomrijke Boslaan aan de noordwestelijke kant en de Parklaan met een openbare oever aan de zijde van het Grand Canal. Tussen de parallelle structuren liggen vier plantsoenen met openbaar groen. De plantsoenen bieden tevens speelmogelijkheden voor kleine kinderen dichtbij huis.

- Haagse Tuinen

De Haagse Tuinen, in het vorige plan Sloten genaamd, liggen aan recreatiegebied Madestein. De verbinding wordt gelegd tussen recreatiegebied Madestein en Haagse Tuinen door verschillende plantsoenen die vanuit het park het woongebied binnendringen. Op deze manier ontstaat een maximaal opgerekte parkrand zodat zoveel mogelijk woningen aan het park gepositioneerd zijn. De plantsoenen bieden ruimte voor speelplekken voor de jongste kinderen. Ook de oever van de uitloper van de recreatieplas richting de Boomawetering krijgt een openbare inrichting. Dit grote, waterrijke plantsoen wordt daarmee onderdeel van de hoofdstructuur van Haagse Tuinen. Aan de zijde van recreatiegebied Madestein wordt de Madepolderweg afgewaardeerd tot buurtweg met een 30/km uur inrichting. Het nieuwe profiel wordt onderdeel van het raamwerk. Zo komt er een directere relatie tussen de plantsoenen en recreatiegebied Madestein. Haagse Tuinen wordt daarnaast voorzien van een doorlopende waterstructuur. Aan de zijde van de Madepolderweg is het water vormgegeven als een poldersloot aan de voorzijde van de kavels. De sloot wordt verder doorgezet langs de Madepolderweg (in het verlengde van de Madesteinweg). Hier wordt de bebouwing met de voorkant naar de sloot gericht. Ter hoogte van de kruising met de Boomaweg buigt de sloot af en gaat het profiel over in een singel. Langs de hoofdontsluiting van Haagse Tuinen krijgt het water het beeld van een singel met een brede natuurvriendelijke oever en een mooie bomenbeplanting. De singel markeert tevens de hoofdentree van Haagse Tuinen. De plantsoenen verbinden recreatiegebied Madestein met de singel. Binnen Haagse Tuinen ligt de Boomaweg: een oud lint met kassen aan de noordkant en woningen aan de zuidkant. Het profiel van de Boomaweg met een doorlopende haagstructuur aan de zijde van de bestaande woningen is onderdeel van het raamwerk. Ook de langzaamverkeersverbinding dwars op de Boomaweg richting het bruggetje naar de bushalte aan de Nieuweweg wordt vastgelegd. In Haagse Tuinen is een ruimtereservering gemaakt voor een aantal basisvoorzieningen. Het gaat om een klein buurtcentrum bestaande uit een supermarkt en enkele speciaalzaken, een basisschool en een kinderopvang en een zorgcluster voor eerstelijnszorg. Een zichtbare en goed bereikbare locatie is essentieel voor de toevloeiing van consumenten uit Vroondaal en de directe omgeving. De voorzieningen zullen worden gesitueerd in de ontwikkelvelden bij de hoofdentree van de wijk.

In de regels van het onderhavige bestemmingsplan zijn de betreffende, nog te ontwikkelen woningen opgenomen binnen de bestemming Woongebied - 2

- Recreatiegebied Madestein

Recreatiegebied Madestein wordt het stadspark van Nieuw Vroondaal, de Haagse Tuinen en Oud Vroondaal. Om recreatiegebied Madestein als centrale ontmoetingsplaats voor de bewoners te kunnen laten functioneren moeten de verbindingen naar het park worden geoptimaliseerd. Er komt een brug van Nieuw Vroondaal over het Grand Canal naar recreatiegebied Madestein, zodat langzaam verkeer direct het park in kan. Ook Haagse Tuinen wordt dankzij de nieuwe inrichting van de Madepolderweg via veilige oversteekplaatsen goed verbonden met het park. Daarnaast krijgt de kop van recreatiegebied Madestein een nieuwe inrichting als gevolg van de nieuwe aansluiting van de Madesteinweg op de Madepolderweg. Door het rechttrekken van de Madepolderweg en Madesteinweg wordt een kruising aangelegd en wordt de Madesteinweg een stuk naar het noordoosten verlegd. Hierdoor ontstaat ruimte ter plaatse van de huidige Madesteinweg voor een voorziening. Deze locatie bevindt zich aan de rand van het recreatiegebied Madestein en leent zich voor een bijzondere invulling. Dit is goed voor het imago van Vroondaal en het gebruik en de bekendheid van het recreatiegebied. Vanaf de Madesteinweg is deze locatie de zichtbare entree van recreatiegebied Madestein. Het zicht op het park moet altijd gewaarborgd blijven. Vroondaal moet optimaal worden verbonden met de omliggende dorpen en de aanwezige voorzieningencentra in Den Haag. Voetgangers en fietsers moeten overdag, maar ook 's avonds veilig en snel het openbaar vervoer en andere voorzieningen in de omgeving kunnen bereiken. Ook in de omliggende parkranden dienen daarom veilige en aantrekkelijke langzaamverkeersroutes te worden aangelegd.

De ingrepen in recreatiegebied Madestein die meegenomen worden in het stedenbouwkundig plan zijn:

  • Het aansluiten van het fiets-/wandel-/ruiterpadensysteem op de omgeving;
  • Directe en sociaal veilige langzaamverkeersroutes naar voorzieningen in de omgeving;
  • Het padennetwerk in het park uitbouwen;
  • Brug van Nieuw Vroondaal naar recreatiegebied Madestein over het Grand Canal;
  • Herinrichting van de kop van recreatiegebied Madestein (door nieuwe aansluiting Madesteinweg/ Madepolderweg).

Opgemerkt wordt volledigheidshalve dat het recreatiegebied Madestein niet in het exploitatiegebied van Vroondaal ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0252AMadeVroondl-52VA_0012.png"

Afbeelding 11: nieuwe inrichting recreatiegebied Madestein met plantsoenen in Oud,Vroondaal en Haagse Tuinen

- Stedenbouwkundige principes Nieuw Vroondaal

De sfeer van Nieuw Vroondaal is te omschrijven als statig en lommerrijk. Zowel de bebouwing als de buitenruimte moeten bijdragen aan het versterken van het groene en exclusieve karakter van de wijk. De kwaliteit en hoogwaardige uitstraling van de openbare ruimte staat voorop. Als referentie dient de openbare ruimte van Oud Vroondaal. Het ruimtelijk raamwerk krijgt een inrichting die vergelijkbaar wordt qua uitstraling en detaillering met die van Oud Vroondaal met uitzondering van de tuinmuren.

De overgang van openbare ruimte naar privé in Nieuw Vroondaal wordt vormgegeven door een haag op privéterrein. Een hagenpalet met diverse soorten hagen biedt ruimte voor individuele expressie en ecologisch interessante soortenrijkdom.

- Stedenbouwkundige principes Haagse Tuinen

Centraal in Haagse Tuinen staat het minimaliseren van de infrastructuur en het maximaliseren van de kavels en de open groene ruimte. Een efficiënte inrichting en concentratie van bebouwing zorgt voor veel ruimte voor groen en water. Het groen is verdeeld over tuinen en openbaar groen met speelplaatsen en wandelpaden langs het water. Parkeren vindt plaats op eigen terrein en voor bezoekers gedeeltelijk op openbaar terrein, al dan niet op geconcentreerde parkeerplaatsen. De overgang van private kavels naar de openbare ruimte krijgt vorm door middel van een haag. Aan de randen van het plangebied wordt gekozen voor een traditionele overgang van privaat naar openbaar aan de hand van een poldersloot met bruggetjes als ontsluiting van de particuliere kavels.

3.3 Sectoraal beleid

3.3.1 Verkeer en infrastructuur
3.3.1.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

In juni 2005 heeft het algemeen bestuur van Haaglanden de "Regionale Nota Mobiliteit" (RNM) vastgesteld. Het verschijnen van het nieuwe Regionale Structuurplan en van de Nationale Nota Mobiliteit vormden vervolgens aanleiding om de RNM al snel weer te actualiseren. Dat is gebeurd door vaststelling van het 'supplement' op de RNM in 2008. De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De Regionale Nota Mobiliteit geeft aan dat er in de komende jaren veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat. Het uitvoeringsprogramma laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren. De Regionale Nota Mobiliteit is de regionale vertaling van de plannen uit de landelijke Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2012 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, zie paragraaf 3.2.1.

3.3.1.2 Gemeentelijk beleid

- Verkeer algemeen

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden. In de Structuurvisie Den Haag 2020 (Wéreldstad aan Zee) heeft de gemeenteraad de ambities voor de toekomst van de stad vastgesteld. Den Haag wil groeien en aantrekkelijk blijven als stad om in te wonen, werken en leven. Om al deze wensen te kunnen verenigen, is een toekomstgerichte visie op verkeer en vervoer noodzakelijk.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit”. De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerswijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, door te zorgen voor goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuze kunnen maken. De maatregelen die genomen worden moeten voldoen aan de milieu- en inpassingseisen.

Het parkeerbeleid is er op gericht om het evenwicht te herstellen tussen vraag en aanbod van parkeervoorzieningen met name ook binnen die woongebieden waar de parkeerdruk hoog is.

- Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaar vervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.

In paragraaf 2.4.2 zijn de tram-en busroutes binnen het plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0252AMadeVroondl-52VA_0013.jpg"

- Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn,

Het stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen zorgt voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. De gewenste doorstroomsnelheid op de stedelijke hoofdwegen is 20-25 km/u. Voor de regionale hoofdwegen geldt binnen de stad een gewenste doorstroomsnelheid van 35-40 km/u.

In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan” : wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. Aan de doorstroming van het autoverkeer op de wijkontsluitingswegen en de erftoegangswegen worden geen specifieke eisen gesteld. Hier geldt 'maatwerk', afhankelijk van de situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0252AMadeVroondl-52VA_0014.jpg"

- Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0252AMadeVroondl-52VA_0015.jpg"

- Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene parkeerbeleid vastgelegd. Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

De parkeernormen en de toepassing ervan zijn uitgewerkt in de beleidsnota: “Nota Parkeernormen Den Haag” (vastgesteld in de raadsvergadering van 10 november 2011). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen.

- Parkeernormen

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100m2 bruto vloeroppervlak.

De stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening over het parkeren zullen binnen afzienbare tijd worden ingetrokken. Het inlegvel met de parkeernormen uit de nota Parkeernormen Den Haag is in dit bestemmingsplan in bijlage Nota Parkeernorm Den Haag, inlegvel parkeernormen opgenomen.

In de gebruiksregels van de voorschriften is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.

- Fiets parkeren

De gemeente hanteert voor functies, die in de Nota Parkeernormen Den Haag onder de noemer Kantoren, Bedrijven en Voorzieningen staan, een norm van 1 fietsparkeerplaats per 3 medewerkers.

3.3.1.3 Verkeer in het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0252AMadeVroondl-52VA_0016.png"

Afbeelding 15: verkeersontsluiting Vroondaal

Plangebied

- Automobiliteit

Vroondaal ligt voor het autoverkeer goed aangetakt op het hoofdwegennetwerk. Het ligt aan een belangrijke stadspoort van Den Haag, aan de kruising van de Lozerlaan met de Nieuweweg (N211, E30). De Lozerlaan loopt door in de Wippolderlaan waar een aansluiting is op Rijksweg A4. De Nieuweweg is de route vanuit het Westland en wordt vervolgd op de Escamplaan, een belangrijke invalsweg voor Den Haag. In de bestaande situatie is de Madepolderweg vormgegeven als de hoofdontsluiting van het gebied. De andere wegen komen uit op deze weg en de Madepolderweg sluit met een kruising met verkeersregel installatie aan op de Nieuweweg. De toekomstige hoofdstructuur is een binnenring, opgespannen tussen de Nieuweweg en de Monsterseweg.

De wijkonstluiting verloopt dan enerzijds over de Oorberlaan via de Madepolderweg naar de Van Elswijkbaan en anderzijds over de 'verlengde' Madesteinweg (voormalige Madepolderweg). De binnenring wordt ingericht volgens een 50km/h-regime. Vanaf de binnenring worden de buurtwegen (ingericht volgens 30km/h-regime) ontsloten zodat er een autoluwe en kindvriendelijke woonwijk ontstaat. Tussen Oud- en Nieuw Vroondaal komt een afsluiting voor autoverkeer ( verkeerskundige knip, zie afbeelding 15). Deze afsluiting is noodzakelijk, omdat de Vroonhoevelaan niet voldoende capaciteit heeft om het verkeer afkomstig van Oud en Nieuw Vroondaal op af te wikkelen.

De buurtwegen maken onderdeel uit van het ruimtelijk raamwerk van de deelgebieden. De woonstraten zijn niet nader gedefinieerd in het ruimtelijk raamwerk. De ligging en inrichting van de woonstraten wordt bepaald tijdens de verkaveling van ontwikkelvelden. Het beeld van de woonstraten wordt gedomineerd door hagen en groene voortuinen en op de achtergrond recreatiegebied Madestein.

De parkeernorm in Nieuw Vroondaal is 2 parkeerplaatsen per woning. De parkeernorm in Haagse Tuinen is 1,8 parkeerplaatsen per woning. Binnen de ontwikkelvelden wordt zoveel mogelijk geparkeerd op eigen terrein. Hiervoor worden de parkeernormen aangehouden, zoals deze zijn opgenomen in bijlage 2 bij de regels.


- Openbaar Vervoer

Vroondaal ligt binnen de stadscontour en het openbaar vervoer netwerk van Den Haag. Tram en busverbindingen én veilige/snelle routes naar de dichtstbijzijnde haltes versterken de aanhechting van Vroondaal met Den Haag. Hierdoor zijn de bestaande voorzieningen in Den Haag ook vanuit Vroondaal gemakkelijk en snel te bereiken.

  • Tramlijn RandstadRail 2 Kraayenstein - Leidschendam Noord halteert op de Kraayensteinlaan en rijdt richting Centraal Station Den Haag. De route richting de tram door recreatiegebied Madestein is eind 2012 verbeterd;
  • Tramlijn 4 RandstadRail De Uithof - Zoetermeer halteert op de Jaap Edenweg bij de Uithof en rijdt verder richting het Centraal Station Den Haag;
  • Buslijn 35 Den Haag Leyenburg - Hoek van Holland en buslijn 86 Schiedam Station Centrum - Den Haag Leyenburg hebben haltes op de Nieuweweg die op loopafstand liggen van Haagse Tuinen;
  • Buslijn 421 Den Haag Leyenburg - Monster Stichting Westerhonk voert over de Westmadeweg/ Vroonoevelaan. Bij de ontwikkeling van Nieuw Vroondaal wordt een nieuwe halte aangelegd op de Westmadeweg.


- Langzaam verkeer

Vroondaal ligt op 7 km van het centrum van Den Haag en dichtbij belangrijke recreatieve knopen als Kijkduin en De Uithof. Van het hart van het gebied ligt het strand op twee kilometer afstand. Vroondaal krijgt een fijnmazig netwerk van wandel- en fietsroutes die de woonwijk dooradert en aantrekkelijk maakt. De sterroute Nieuweweg-Escampweg, een belangrijke hoofdroute voor fietsverkeer in de gemeente Den Haag, loopt direct vanaf Vroondaal richting het centrum. Naast de sterroute lopen er ook nog drie hoofdfietsroutes langs het gebied: Monsterseweg, Madepolderweg en Westmadeweg/Vroonhoevelaan.

Liggend langs de stadsrand loopt ook een deel van de recreatieve ronde door Vroondaal. De recreatieve fietsroute heeft als ambitie de verschillende groen- en recreatiegebieden om Den Haag te verbinden. De planontwikkeling draagt bij aan de verbetering van het netwerk door de herprofilering van de Madesteinweg met vrijliggende fietspaden. De etappe Westerhonk-Kraayestein van het Hollands Kustpad (Hoek van Holland- Den Helder) loopt dwars door Vroondaal (LAW 5-2/5-3, onderdeel van het 6.000 kilometer lange Noordzee Kustpad).

3.3.2 Wonen
3.3.2.1 Woonvisie Den Haag 2009-2020

Het uitgangspunt van de Woonvisie Den Haag 2009-2020 (vastgesteld in de gemeenteraad op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.

Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen per jaar. De productie op de Vinex-locaties Leidschenveen-Ypenburg en Wateringse Veld is bijna klaar. Het merendeel van de woningbouwopgave zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd.

Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen. Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Maar is het nu zaak dat elke sfeer ook meer de kwalitatief bijpassende woningen krijgt die daarbij horen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden. Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare particuliere wijken krijgt de woontechnische verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast wordt een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.

Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.

Madestein -Vroondaal
Vroondaal Madestein is volop in ontwikkeling. De bedoeling is dat het gebied uitgroeit tot een bijzonder woongebied, dat past in het palet aan woonmilieus horend bij een stad met internationaal karakter. Door het unieke woonprofiel levert Madestein -Vroondaal een belangrijke bijdrage aan het realiseren van de ambitie van 'Internationale stad van recht en vrede'.

De ligging nabij recreatiegebied Madestein, de landschappelijke overgang van stad naar dorp, en nabijheid van de duinen en zee, zijn een belangrijke bepalende factor in de woon en leefomgeving.

In het gebied Oud-Vroondaal zijn al vrijstaande villa’s en een beperkt aantal appartementen in het hoge segment ontwikkeld, vooral gericht op gezinnen en empty-nesters. Gestreefd wordt naar een extensief stedelijk woonmilieu met diverse woonsferen en een mix van vrijstaande villa’s, tweekappers, herenhuizen en rijwoningen. In de binnenduinrand (Oud en Nieuw Vroondaal) wordt in lage dichtheden gebouwd en de woonsfeer kan gekarakteriseerd worden als exclusief, hoogwaardig, lommerrijk, groen en een lage dichtheid van woningen. Het woonmilieu in Oud Vroondaal sluit aan op de provinciale definitie van topmilieu. Nieuw Vroondaal heeft als referentie de Vogelwijk. In het te ontwikkelen deelgebied Haagse Tuinen zal ook een exclusief stedelijke en groen woonmilieu worden gerealiseerd, maar zal de dichtheid van de woningen hoger liggen dan in Oud en Nieuw Vroondaal.

Voor delen van het gebied zal particulier opdrachtgeverschap worden georganiseerd.

3.3.2.2 Werkwoningen

De werkwoning is een flexibel woonconcept waarbij de werk-, bedrijfs- of praktijkfunctie is gekoppeld aan, of geïntegreerd in de woonfunctie. De werkwoning komt ook voor onder de naam atelier- bedrijfs-, of praktijkwoning. In de nota 'werkwoningen in de Haagse regio' (RIS 72582, 22-02-2000) worden potentiële ontwikkelingslocaties genoemd voor werkwoningen. Genoemd worden overgangsgebieden tussen woonwijken en bedrijfsterreinen, en gebieden langs doorgaande wegen en langs spoorwegen.
In de bestemming "Wonen" is (standaard, op basis van jurisprudentie) ruimte voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf. Hieronder wordt verstaan: het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een ambacht geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk. Voorbeelden hiervan zijn een architect, schoonheidsspecialiste of edelsmid. Een aan huis verbonden beroep of bedrijf is toegestaan op voorwaarde dat de woonfunctie van het perceel daardoor niet wordt aangetast.

3.3.3 Economie

Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit

Op 6 oktober 2011 heeft de Raad de nota "Kracht van kwaliteit - Economische Visie Den Haag" vastgesteld (RV 126_2011, RIS 181227). De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waarbij de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:

  • Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag;
  • Kracht van de stad: quality of life –aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers;
  • Economische structuur – sterke clusters, vitaal mkb;
  • Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap

Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.

De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs, ondermeer met topopleidingen. Den Haag onderscheidt zich door de quality of life in de stad.

Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen. 

Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland door in te zetten op kwaliteitsverbetering. Daarbij vormen het centrum, Scheveningen en de Internationale Zone de kerngebieden.

Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, it en telecom en financiële dienstverlening) met veel aandacht voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Ook winkelstraten spelen een sleutelrol in de wijkeconomie. 

3.3.3.1 Functiemengingstrategie

De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave zoals verwoord in de Structuurvisie Den Haag 2020. Optimalisering van het grondgebruik is daardoor noodzakelijk. In de notitie 'Functiemengingstrategie: Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen menging op bedrijventerreinen, buurtniveau en pand- of blokniveau. Het mengen van wonen en werken kan op drie schaalniveaus plaatsvinden:

  • 1. op pandniveau, meestal een werkfunctie op de begane grond en woningen op de bovenliggende etages. In de Nota Woonwerkwoningen worden potentiële ontwikkelingslocaties genoemd voor woonwerkwoningen. Genoemd worden overgangsgebieden tussen woonwijken en bedrijfsterreinen, doorgaande wegen en langs spoorwegen;
  • 2. op blokniveau, waarbij één of meerdere panden binnen één blok volledig een woon- dan wel een werkfunctie hebben;
  • 3. op deelgebiedniveau, waarbij sprake is van een ruimtelijke en functionele samenhang van bedrijven en woningen die gevestigd zijn in één gebied.

Naast het mengen op de verschillende schaalniveaus is in de Functiemengingstrategie ook aangegeven door de gemeente Den Haag aan welke groottes gedacht kan worden op verschillende locaties als het gaat om functiemenging.

Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan +/-100 m2 mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen +/- 100- 500 m2 geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Groter dan 500 m² zou op bedrijventerrein of kantorenlocatie plaats moeten krijgen.

Wat het plangebied betreft wordt opgemerkt dat binnen de woonlocatie Vroondaal beroep en bedrijf aan huis is toegestaan met de voor deze functie gestelde voorwaarden (dit mag geen hinder voor de woonsituatie opleveren, naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning, geen detailhandel en/of horeca betreffen en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken).

3.3.3.2 Detailhandel

- Regionaal beleid

Op 13 december 2006 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden de Regionale Detailhandelstructuurvisie Den Haag vastgesteld. Voor Den Haag beoogt de nota de versterking van winkelfunctie in de Haagse binnenstad. De Haagse binnenstad moet een concurrerende trekpleister worden. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van de regio als geheel versterkt.

De nota geeft een toetsingskader aan voor detailhandelsplannen groter dan 1.000 m². Gemeenten die willen uitbreiden moeten bij het realiseren van verkoopvloeroppervlakte binnen het wensbeeld blijven dat in deze structuurvisie is aangegeven. In het wensbeeld zijn spelregels opgesteld voor een aantal speciale winkelcategorieën: Dit zijn onder andere:

  • Voor geclusterde perifere detailhandel (PDV) en grootschalige detailhandel is in Den Haag alleen in de Megastores de aangewezen locatie.
  • Tuincentra en bouwmarkten zijn onder voorwaarden toegestaan, vestigingen van meer dan 2.000 m² vergen toestemming van het stadsgewest.
  • Detailhandel op trafficlocaties is onder 200 m² toegestaan en alleen op de provinciaal aangewezen knooppunten voor hoogwaardig openbaar vervoer.
  • Bij kleine kernen en buurt- en winkelcentra wordt het lokale beleid gevolgd.
  • Solitaire megasupermarkten zijn niet toegestaan. In winkelkernen alleen als er marktruimte is. Dit wordt regionaal bijgehouden.

- Gemeentelijk beleid

Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Detailhandelsnota Den Haag vastgesteld. De nota geeft de ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinkelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen. In de Detailhandelsnota is verder vastgelegd dat periodiek een detailhandelsmonitor zal worden uitgevoerd, op basis waarvan keuzes gemaakt kunnen worden. De monitor is een quickscan en wordt gehanteerd als relatief snelle methode om vast te stellen hoe de winkelgebieden in de hoofdwinkelstructuur er voor staan. Tevens ontstaat op hoofdlijnen inzicht in welke winkelgebieden kansrijk zijn om in te investeren vanuit markttechnisch perspectief.

Deze kennis is ingezet bij het opstellen van het Actieprogramma Den Haag Winkelstad (2011), waarin ook een actualisatie voor een deel van het detailhandelsbeleid is opgenomen. Leidend blijft de inzet op de versterking van de hoofdwinkelstructuur. Het Haagse retailbeleid geeft daarbij de binnenstad prioriteit, conform het Haagse binnenstadsplan. Daarnaast stimuleert de gemeente vernieuwende of bijzondere marktinitiatieven, de consument staat hierbij centraal. Bij perifere detailhandelinitiatiatieven kiest de gemeente voor optimale clustering en voor grootschalige detailhandel blijft de bestaande hoofdwinkelstructuur de aangewezen plek voor vestiging (zie regionale structuurvisie detailhandel). Verder zet de gemeente in op het versterken en behouden van de bestaande bijzondere winkelgebieden, de zgn 'parels'. In de buurten en wijken voor behoud van de sterke winkelkwaliteit in het belang van sociale cohesie, identiteit en leefkwaliteit. Het verbeteren van de vestigingskwaliteit voor retailers speelt hier een belangrijke rol, zoals openbare ruimte, beheer, etc.

In paragraaf 5.5 wordt aangegeven hoe met dit beleid in het bestemmingsplan wordt omgegaan.

3.3.3.3 Horeca

- Toekomstvisie Horeca 2010-2015

Op 4 februari 2010 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie Horeca 2010-2015 vastgesteld. Bij Den Haag als internationale stad van vrede en recht hoort ook dat men kan genieten van culinaire voorzieningen. Dit vraagt om toekomstgericht beleid, dat beschreven is in de Toekomstvisie Horeca. Het gaat in deze visie niet alleen om het vastleggen van een nieuwe horecastructuur. Deze toekomstvisie geeft ook de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen Horeca is een dynamische sector, dus hoe zorgt Den Haag op dit gebied voor flexibiliteit.

De Toekomstvisie Horeca bestaat uit vier delen, te weten:

  • visie en uitgangspunten;
  • gebiedsgericht beleid;
  • instrumentarium;
  • handhavingsprotocol horeca

Voor het onderhavige bestemmingsplan Madestein - Vroondaal is het gebiedsgerichte beleid (in samenhang met het instrumentarium) van belang. In paragraaf 5.5 wordt aangegeven hoe met dit beleid in het bestemmingsplan wordt omgegaan.

3.3.4 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg
3.3.4.1 Onderwijs

Op 13 oktober 2005 is het 'Lokaal onderwijsplan 2006-2010. Haagse klasse(n)' door de gemeenteraad vastgesteld (RIS 132462). In dit beleidsdocument staat de autonomie van de schoolbesturen ten aanzien van het onderwijsleerproces, de kwaliteitszorg en alle overige 'schoolinterne zaken' centraal. De kernwoorden zijn autonomievergroting, professionalisering, privatisering, marktwerking en schaalvergroting. Uitgangspunt van het beleid van het ministerie van OCW is dat de professionals in de scholen meer ruimte moeten krijgen om het onderwijs in te richten naar hun eigen professionele inzichten. Is er voldoende goed onderwijs beschikbaar, dan wordt de stad tevens een prettige vestigingsplaats voor werknemers en werkgevers.

Voor de onderwijshuisvesting en spreiding van onderwijsvoorzieningen betekent dit dat er naar gestreefd wordt om scholen zo goed mogelijk te huisvesten en met inachtneming van de wettelijke mogelijkheden een zo evenwichtig mogelijke spreiding over de stad te bevorderen. Dit uit zich in de volgende doelstelling: 'Er is in Den Haag voldoende onderwijsaanbod beschikbaar, dat afgestemd is op de behoeften en capaciteiten van de leerling/ student, dat algemeen toegankelijk is en met de juiste spreiding over de stad.' Om deze doelstelling te behalen wordt ook aangesloten bij de nota 'Visie op Onderwijshuisvesting Den Haag 2000-2010' die de gemeenteraad in 2001 heeft vastgelegd (RIS 86719). In het licht van de uitvoering van deze nota heeft de raad bepaald dat nieuwbouw ter vervanging van schoolgebouwen die niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen, prioriteit heeft en dat bij de realisering daarvan onder meer rekening wordt gehouden met bouwkundige eisen ten aanzien van moderne arbeidsomstandigheden en adaptief onderwijs. Daarnaast wordt een goede spreiding van de onderwijsvoorzieningen bevorderd. Het betreffende schoolgebouw dient gemoderniseerd te worden om zodoende goed afgestemd te zijn op de eisen van het huidige onderwijs en bijbehorende voorzieningen.

In paragraaf 5.5 wordt aangegeven hoe met het bestaande Wellantcollege alsmede met het onderwijsbeleid in het bestemmingsplan wordt omgegaan.

3.3.4.2 Welzijn en zorg

Met het raadsbesluit 'Welzijn in de wijk' (RIS158279) is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het gaat hierbij om:

  • het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt;
  • het in staat stellen van bewoners om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt;
  • het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt;
  • het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners.

Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang, hulpverlening, informatie, advies en participatie op wijk- en buurtniveau, en wordt in onze gemeente door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen en activiteiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk is ondergebracht bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht, waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers.

In paragraaf 5.5 wordt aangegeven hoe met dit beleid wordt omgegaan.

3.3.4.3 Maatschappelijke voorzieningen

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.

In paragraaf 5.5 wordt aangegeven hoe met dit beleid wordt omgegaan.

Levensovertuiging

Den Haag is een internationale stad. Dit komt ook tot uitdrukking in de vele religies en levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft te maken met huisvestingsproblematiek. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het twee minuten debat over "Ruimte voor gebed" is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek geeft voor de periode 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m2.

In paragraaf 5.5 wordt aangegeven hoe met dit beleid wordt omgegaan.

3.3.5 Cultuur en ontspanning
3.3.5.1 Cultuur

Gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en ruimtelijk vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen. In dit bestemmingsplan is De Stenen kamer bestemd als Groen.

3.3.6 Sport en recreatie
3.3.6.1 Sport

Het gemeentelijke sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.

De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen;
  • kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk maken.

De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

In paragraaf 5.5 wordt aangegeven hoe met dit beleid in onderhavig bestemmingsplan wordt omgegaan.

3.3.6.2 Volkstuinen

De ' Nota Volkstuinen in Den Haag' (vastgesteld door de gemeenteraad juni 2008) is opgesteld met als doel een beter beeld te krijgen van de huidige en toekomstige situatie van volkstuinen in de gehele stad en een advies op te stellen voor de (ruimtelijke) omgang met volkstuinen in Den Haag. Zo kan de Nota een handreiking bieden wanneer er sprake is van strijdige ruimteclaims. Naar verwachting zal de vraag naar volkstuinen op de middellange termijn eerder toe- dan afnemen. Handhaving van het huidige aanbod aan volkstuinen is dan ook het uitgangspunt van deze nota. Dit hoeft niet altijd handhaving van het aanbod op de huidige locaties te zijn. Volkstuincomplexen kunnen ook verplaatst worden, al dan niet met uitplaatsing van de bestaande verenigingen. Wanneer een volkstuincomplex bij ontwikkelingen wel op de huidige locatie kan blijven, maar niet volgens de huidige opzet, moet bekeken worden of het bestaande volkstuincomplex toch niet in te passen is. Dit kan bijvoorbeeld door het ruimtegebruik zo te optimaliseren dat er op een kleiner oppervlak nog net zo veel, dan niet meer, volkstuinen gerealiseerd kunnen worden. Indien individuele volkstuincomplex echt niet meer op de huidige locatie kunnen blijven en ook niet herplaatst kunnen worden, is er nog de mogelijkheid van opheffing. Dit kan vrijwillig of door onteigening.

In paragraaf 5.5 wordt aangegeven hoe met deze functie wordt omgegaan.

3.3.6.3 Spelen

In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.

Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere.

Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:

leeftijdscategorie   aantal kinderen per speelplek   actieradius   speeloppervlakte  
0 tot 6 jaar   50 tot 75 kinderen   150 meter   200 m²  
7 tot 12 jaar   75 tot 100 kinderen   500 meter   500 m²  
13 tot 18 jaar   100 tot 125 kinderen   1.000 meter   750 m²  

Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.

In paragraaf 5.5 wordt aangegeven hoe met dit beleid wordt omgegaan.

Hoofdstuk 4 Milieu

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de voor het bestemmingsplan relevante milieuaspecten in beeld gebracht.

4.2 Milieueffectrapportage

Binnen de ruimtelijke ordening wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu en de beperkingen die milieuaspecten opleggen. Een van de instrumenten die een bijdrage kunnen leveren aan het milieubelang binnen de besluitvorming van ruimtelijke ingrepen is het instrument 'milieueffectrapportage', (mer) Een milieueffectrapportage brengt de milieugevolgen van een besluit in beeld, voordat het besluit wordt genomen. Zo kan het bevoegd gezag dat het besluit neemt (de gemeenteraden van Den Haag) de milieugevolgen op een transparante en navolgbare wijze bij haar afwegingen betrekken.

Wettelijk kader milieueffectrapportage

Onderhavig bestemmingsplan maakt een stedelijk ontwikkelingsproject mogelijk met woningen, schoolvoorzieningen en een beperkte winkelvoorziening. Daarmee valt het voornemen voor de bestemmingsplanwijziging in de categorie D 11.2 van de D lijst voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten van het Besluit m.e.r.. Het juridisch voornemen overschrijdt niet de drempel die in de m.e.r.-beoordeling kan worden gehanteerd. Er moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden opgesteld. Dit rapport vervult de functie van vormvrije m.e.r.-beoordeling. De mogelijke effecten zijn beoordeeld aan de hand van de criteria van bijlage III van de Europese Richtlijn 85/337/EEG, deze gaan in op de aard en omvang van het project, de plaats van het project, bestaand grondgebruik en kwetsbaarheid van het gebied en tenslotte de effecten op mens, dier en milieu en de waarschijnlijkheid van deze effecten.

De bestemmingsplanwijziging Madestein-Vroondaal is bedoeld om een nieuwe invulling van het stedelijke ontwikkelingsprogramma op die plek mogelijk te maken. Er zijn dan ook geen (ruimtelijke) alternatieven voor dit plan.

De milieu-effecten die kunnen optreden door de bestemmingsplanwijziging die de realisatie van Aangenaam Haags mogelijk maakt, zijn beperkt. De effecten op de Natura 2000 doelstellingen zijn niet significant. De ontwikkeling van Aangenaam Haags heeft een beperkt effect op de omgeving en levert voor de thema's natuur, luchtkwaliteit en externe veiligheid geen belangrijk negatieve effecten op. Als gevolg van de bestemmingsplanwijziging zullen langs doorgaande wegen in het plangebied hogere waarden aangevraagd worden, omdat de voorkeursgrenswaarde van 48dB overschreden kan worden. Maatregelen om de hinder te beperken zijn onderzocht en daar waar mogelijk in het bestemmingplan opgenomen, zoals het verlagen van de snelheid tot 30 km/ u. Verder bestaat de kans op negatieve effecten op archeologische waarden bij de inrichting van deelgebied Haagse Tuinen II. In de bestemmingsplanregels zijn daarom voor dit gebied voorwaarden opgenomen voor het gebruik.

De milieueffecten zijn onderzocht en zijn onderbouwd voor de bestemmingsplanwijziging. Op basis van de aard en de omvang van de bestemmingswijziging en de voorspelde effecten van de wijziging is er geen noodzaak voor een m.e.r.-procedure.

De volledige vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgenomen in bijlage 1.

4.3 Groen

- Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. Met de aanwijzing van deze gebieden implementeert de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn en vervalt de rechtstreekse werking van beide richtlijnen.

Ten behoeve van het bestemmingsplan heeft Tauw het onderzoek 'Voortoets Natuurbeschermingswet en toetsing Flora- en faunawet' (nr. 1211164) opgesteld. Dit onderzoek is als bijlage 2 bij de toelichting opgenomen.

Het plangebied ligt in de nabijheid van de Natura 2000-gebieden 'Solleveld & Kapittelduinen' en 'Westduinpark & Wapendal'.

De EHS valt samen met het Natura2000 gebied. Uit de Natuurtoets blijkt dat er geen effecten optreden op de Natura2000 gebieden. Er zal dus ook geen effect optreden op de EHS.

Algemene conclusie natuureffecten

Voor zowel Natura2000 gebieden als EHS zijn significante effecten uitgesloten. Ook voor Flora en faunasoorten zijn geen significante effecten. Mogelijke effecten op broedvogels moeten met maatregelen tijdens de uitvoering voorkomen worden. Uitgaande van die maatregelen wordt de Flora- en faunawet niet overtreden. Er zijn geen belangrijke negatieve effecten op natuur.

Mogelijke effecten beperken zich tot verstoring tijdens de bouw- en gebruiksfase en effecten door stikstofdepositie door de verkeersaantrekkende werking. Uit de toetsing blijkt dat alleen een tijdelijke verstoring door geluid en trillingen kan optreden tijdens de bouwfase (heien). Gelet op het tijdelijke karakter en de afstand tot het Natura 2000-gebied is een significante verstoring uitgesloten. Na de bouwfase treedt geen verstoring binnen het Natura 2000-gebied op. De woonwijk ligt namelijk op 500 meter afstand van het Natura 2000-gebied met tussenliggende bossen, wegen en woningen.

Tauw heeft de netto toe- of afname in stikstofdepositie berekend van de verkeersaantrekkende werking en het verdwijnen van de glastuinbouw. Het betreft de netto toe- of afname door de verkeersaantrekkende werking van 2150 woningen zonder glastuinbouw in 2013, ten opzichte van de feitelijke stikstofdepositie in 2004. Uit de berekening blijkt dat in het Natura 2000-gebied in de plansituatie in 2013 een afname in stikstofdepositie is ten opzichte van 2004. Omdat sprake is van een afname in stikstofdepositie zijn negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen uitgesloten.

Gelet op bovenstaande zijn negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden uitgesloten. De beoogde ontwikkeling heeft geen vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet nodig.


- Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.

Ten behoeve van het bestemmingsplan voor het ontwikkelgebied Vroondaal heeft Tauw het onderzoek 'Voortoets Natuurbeschermingswet en toetsing Flora- en faunawet' (nr. 1211164) opgesteld. Dit onderzoek is als bijlage bij de toelichting gevoegd, zie Bijlage 2 Natuurtoets Vroondaal. Toetsing van de beoogde ingreep aan door de Flora- en Faunawet beschermde natuurwaarden laat zien dat, behalve vogels, geen soorten of soortgroepen zijn waarvoor een negatief effect verwacht wordt. Nader (veld)onderzoek naar de aanwezigheid en gebruik van de planlocatie door beschermde soorten is daarom niet nodig. Verstoring van broedvogels tijdens de broedperiode moet voorkomen worden. Dit kan door:

  • het plangebied voor het broedseizoen ongeschikt te maken en houden als broedgebied
  • of werkzaamheden buiten het broedseizoen uitvoeren
  • of afstand houden tot geschikte broedgebieden (struweel etc).

Gelet op bovenstaande wordt de Flora- en faunawet niet overtreden. Deze wet is geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

- Boswet

In 1998 zijn de Haagse grote groengebieden buiten de zogenaamde "bebouwde kom Boswet" geplaatst. Daardoor vallen de grote groengebieden nu onder de werking van de Boswet. Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven. Financiële tegemoetkomingen (subsidies) van Rijk en Provincie zijn mogelijk. Bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantplicht. Voorafgaand aan een velling geldt de meldingsplicht. Het areaal bos per locatie mag niet afnemen. Gevelde opstanden moeten daarom binnen drie jaar worden herplant of natuurlijk verjongd, waardoor de duurzaamheid gehandhaafd blijft. Voor dunningen is de meldings- en herplantplicht niet van toepassing.

Buiten de 'bebouwde kom Boswet' zijn zowel de Boswet als de gemeentelijke Bomenverordening van toepassing. De grens 'bebouwde kom Boswet' kent geen relatie met de bebouwde kom Wegenverkeerswet noch met de gemeentegrens. De Boswet is niet van toepassing als gronden, vastgelegd in een goedgekeurd bestemmingsplan, geen bosbestemming hebben.

Voor onderhavig bestemmingsplan is de Boswet niet van toepassing.

- Groen kleurt de Stad

De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 - (2005) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:

  • het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;
  • het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.

Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.

In het plangebied is het recreatiegebied Madestein gelegen. Dit is een jong groengebied met een scala aan recreatie- en sportvoorzieningen. Het gebied is eind zestiger begin zeventiger jaren van de vorige eeuw aangelegd als een groene buffer tussen de 'stenen stad' van Den Haag en de 'glazen stad' van het Westland. Het recreatiegebied bestaat uit twee recreatieplassen met daaromheen speel- en ligweiden en opgaande bosbeplantingen. Madestein is een belangrijk onderdeel van de provinciale en stedelijke ecologische verbindingszone tussen de duingebieden langs de kust en het polderlandschap van Midden-Delfland. Naast beplanting en bomen vormt ook het water een structurerend en verbindend element binnen deze zone. Bijzondere elementen voor natuurontwikkeling zijn het heempark, de verschillende natuurvriendelijke oeverzones en het doorwandelbare vogelrustgebied 'de Witte Vlek'.

In paragraaf 5.5 is aangegeven hoe met dit beleid in het bestemmingsplan is opgegaan.

- Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (2009) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen.

De Groene Assen verbinden de kerngebieden Madestein, De Uithof en het Zuiderpark. Het gaat dan om het Groene Assenkruis, gevormd door de groenzones rondom de sportvelden en volkstuinen langs de Melis Stokelaan en de Dedemsvaartweg en de groene randen langs de Lozerlaan. Voor het onderhavige bestemmingsplan betreft het uitsluitend de groene randen langs de Lozerlaan en Oorberlaan. Karakteristiek zijn daarbij de bomenrijen met hier en daar bosjes of struweel. Deze inrichting past bij de omringende grote groengebieden (kerngebieden) die door de Groene Assen worden verbonden.

In paragraaf 5.5 is aangegeven hoe met groene randen in het bestemmingsplan is opgegaan.

- Omgevingsvergunning voor de activiteit kappen

Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat eenomgevingsvergunning voor de activiteit kappen wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. In het plangebied zijn geen monumentale bomen gelegen.

4.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. Als geluidsgevoelige gebouwen dan wel terreinen zijn aangewezen:

  • woningen
  • onderwijsgebouwen m.u.v. gymnastieklokalen;
  • ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • medisch centra;
  • poliklinieken;
  • medische kleuterdagverblijven;
  • terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
  • woonwagenstandplaatsen.

De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer:

Wegverkeers- en spoorweglawaai

Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de (spoor)weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven niet in het onderzoek te worden betrokken.

De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai maximaal 63 dB. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om vervangende nieuwbouw langs wegen. De gevelbelasting mag dan maximaal 68 dB bedragen.

De wet bepaalt hierbij dat de vervanging niet zal leiden tot:

  • een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige structuur of functie;
  • een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplan niveau voor ten hoogste 100 woningen.

In het plangebied wordt de bouw van nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Deze woningen waren op basis van het vigerende bestemmingsplan “Madestein 2001” al mogelijk, echter is door de ontwikkelingen in de woonmarkt behoefte ontstaan aan een andere invulling van het plangebied dan waarop het vigerende bestemmingsplan was ingericht.

Het actualiserende bestemmingsplan moet waarborgen bieden voor een goede ruimtelijke ordening, ook op het gebied van milieu-invloeden. Daarbij zijn een aantal thema's van belang, waaronder de geluidbelasting door wegverkeer. Het plangebied wordt namelijk ingekaderd door een aantal wegen waarlangs op grond van de Wet geluidhinder een wettelijke zone ligt

In het plangebied of in de directe omgeving zijn geen spoorwegen aanwezig. Met lawaai van railverkeer hoeft geen rekening te worden gehouden.

Onderzoek

Door het Ingenieursbureau van de gemeente Den Haag (IbDH) is onderzoek gedaan naar de beïnvloeding van het plangebied door het milieuthema geluid (wegverkeerslawaai). Uit het akoestisch onderzoek volgt dat ter hoogte van verschillende geprojecteerde woonblokken de voorkeursgrenswaarde van 48 dB zal worden overschreden. De onderzoeksresultaten zijn opgenomen in bijlage 3.

Procedure hogere waarden

Wanneer de voorkeursgrenswaarden worden overschreden is, parallel aan de bestemmingsplanprocedure, een procedure ontheffing hogere waarden ingevolge de Wet geluidhinder noodzakelijk. De hogere waarde procedure moet zijn afgerond alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld.

Voor de woonblokken waarvoor de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, wordt een hogere grenswaarde aangevraagd. Het ontwerpbesluit tot vaststelling van de hogere grenswaarde zal tijdig ter inzage worden gelegd. Daarna dient voor de vaststelling van het bestemmingsplan, het besluit tot vaststelling van de hogere grenswaarde te zijn genomen.

Reconstructie van wegen

Binnen het plangebied zullen de komende jaren naar verwachting, buiten wegen waar de toegelaten maximaal toegelaten snelheid niet meer dan 30 km/h is, geen wegen worden aangelegd of gereconstrueerd worden. De kruising van de Westmadeweg met de Madesteinweg wordt weliswaar gewijzigd maar betreft geen reconstructie in de zin van de Wet geluidshinder. Dit komt omdat zowel in de bestaande situatie, als in de toekomstige situatie, de geluidbelasting lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (zie bijlage 3).

Geluid politiebureau de Levende Have

Binnen de inrichting ‘Levende Have’ van het politiekorps Haaglanden worden honden en paarden gehuisvest en getraind voor de inzet daarvan door de politie. Op het terrein zijn daarvoor een manegegebouw, een hondenkennel, een stapmolen, een tredmolen, een buitenmanege, een oefenveld voor paarden en een oefenveld voor honden aanwezig.

Daarnaast zijn binnen het terrein van de inrichting een hoofdgebouw, een hooiberg en mesthoop aanwezig. De trainingen van de paarden (deels) en honden vindt in de buitenlucht plaats. Daarbij wordt bij tijd en wijle gebruik gemaakt van vuurwerk en wordt geschoten met losse flodders.

Levende Have is een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Op 15 maart 1999 is voor deze inrichting een vergunning op grond van de Wet milieubeheer verleend. Door het houden van de honden blijft de inrichting vergunningsplichtig en blijft de milieuvergunning van 15 maart 1999 van kracht als omgevingsvergunning milieu.

Ter voorbereiding van het vaststellen van het bestemmingsplan Vroondaal, is door het Ingenieursbureau van de gemeente Den Haag (IbDH) onderzoek gedaan naar de geluidbelasting door Levende Have. Uit dit onderzoek ( (zie bijlage 4) volgt dat in de bestaande situatie door het in werking zijn van de manege annex trainingsfaciliteit Levende Have binnen het plangebied een geluidbelasting zal optreden van meer dan de vergunde geluidgrenswaarde van 45 dB(A) als etmaalwaarde.

Het op de plankaart ingetekende invloedsgebied (waar de geluidbelasting 45 dB(A) als etmaalwaarde is) is berekend op de voor de dagperiode (07:00 tot 19:00 u) maatgevende beoordelingshoogte. Binnen het kader van de milieuwetgeving is dit 1,5 meter boven maaiveld. In het ruimtelijke spoor worden binnen de bestemming woongebied bouwwerken tot vier woonlagen toegestaan. Op grotere hoogte reikt de geluidbelasting door Levende Have verder dan op 1,5 meter boven maaiveld. Het ingetekende invloedsgebied houdt rekening met de toegestane maximale bebouwingshoogte in het bestemmingsplan. Daarmee wordt ook in dit ruimtelijke spoor de waarborg voor de bestendiging van de vergunde bedrijfsvoering binnen Levende Have gestand gedaan.

Na het nemen van geluidreducerende maatregelen, b.v het aanleggen van een geluidswal en het treffen van bouwkundige maatregelen aan de hondenkennel, valt de geluidsruimte geheel binnen gebied waar geen geluidsgevoelige bestemmingen zijn toegestaan. Met deze maatregelen zal er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat zijn voor de gebieden met een woonfunctie.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).

De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10, deeltjes <10 µm) en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden.

Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit: in artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.

De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.

In het plangebied voor wat betreft de locatie in Vroondaal worden netto nieuwe woningen toegestaan. Deze mogelijkheid werd reeds geboden in het hiervoor geldende bestemmingsplan. Een gevolg van de nieuw te bouwen woningen is dat deels nog bestaande in het gebied aanwezige glastuinbouw, wordt beëindigd. De komst van de woonwijk heeft tot gevolg dat de verkeersintensiteit voor licht verkeer zal toenemen. De verkeersintensiteit van het vrachtverkeer zal na realisatie van de woonwijk afnemen.

In totaal biedt het bestemmingsplan Madestein -Vroondaal ruimte aan circa 1900 nieuwe woningen met meerdere ontsluitingswegen.

Op grond van het voorgaande kan worden vastgesteld dat het bestemmingsplan in 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de lokale luchtkwaliteit. Daarmee is het bestemmingsplan niet in strijd met titel 5.2 van de Wet milieubeheer.

Er zijn geen belangrijke negatieve effecten op de luchtkwaliteit te verwachten.

4.6 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannnen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld die de basis vormt voor het beheer van het archeologische erfgoed in de gemeente. In de Beleidsnota Archeologie 2011-2020 geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond. In deze paragraaf wordt toegelicht hoe het gemeentelijk archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal.

4.6.1 Gemeentelijk beleid

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  • 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten;
  • 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

In het bestemmingsplangebied komen drie zones met een archeologische verwachting voor. Het eerste is het gebied ingesloten tussen de Oorberlaan, Monsterseweg, Madesteinweg en de sloot tussen Vroondaal en het terrein van Parnassia. Het tweede gebied bevindt zich tussen de Monsterseweg, Lozerlaan, Nieuweweg en Madesteinweg. Tenslotte heeft een relatief klein gebied tussen de Madepolderweg, Boomaweg, Boomawatering en Madeweg een archeologische verwachting. Deze gebieden zijn in het bestemmingsplan opgenomen met een dubbelbestemming Waarde - Archeologie.

In het eerstgenoemde gebied ligt ook de Stenen Kamer van Madestein. Deze is door de provincie aangewezen in de Verordening Ruimte als terrein met hoge of zeer hoge archeologische waarde. Voor deze gronden is in artikel 18 van de Verordening Ruimte bepaald dat een bestemmingsplan voor deze gronden bestemmingen bevat die de bekende archeologische waarden beschermen. Omdat dit deel van het bestemmingsplan conserverend van aard is, is voor de Stenen Kamer de dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen (zie ook paragraaf 5.5), waarbij de vrijstellingsgrenzen gelden die gebruikelijk zijn in de gemeente Den Haag. Deze dubbelbestemming biedt vanwege het ontbreken van ontwikkelingsruimte voldoende bescherming. Normaal gebruik en beheer van de locatie is daarnaast in gemeentelijke beheersafspraken geborgd, waarbij zorg voor de archeologische vindplaats voorop staat.

Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. Zij moeten bij de vergunningaanvraag een Rapport Archeologische Waarde indienen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg. De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

In paragraaf 5.5 wordt toegelicht hoe de archeologische waarden in het bestemmingsplan worden beschermd.

4.7 Externe veiligheid

4.7.1 Algemene beginselen externe veiligheid

Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:

  • een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
  • een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).

In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6 (kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.

Voor het beoordelen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt doorgaans bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Dit geldt zowel voor stationaire bronnen als voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, spoor, water en buisleidingen). Voor LPG-tankstations wordt echter het invloedsgebied bepaald door de 100% letaliteitsgrens.

Voor de opslag van ontplofbare stoffen wordt uitgegaan van een afwijkende effectafstand, gerelateerd aan het niveau van matige schade aan gebouwen (circa 0,1 bar piekoverdruk). De beoordeling van de externe veiligheid vindt in laatstgenoemd geval plaats overeenkomstig de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Deze circulaire maakt onderscheid tussen 3 effectgebieden (A, B en C-zone). De C-zone is alleen van belang wanneer de geprojecteerde bestemming voorzien is van een vliesgevel (gevaar voor rondvliegend glas).

4.7.2 Toetsingskader

Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:

  • 1. Indien het bestemmingsplan betrekking heeft op het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1% letaliteitszone van de buisleiding, of
  • 2. wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Op basis van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is voor nieuwe situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR geldt een verantwoordingsplicht. Op een afstand van 200 m vanaf het tracé gelden hierbij in principe geen beperkingen meer voor het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR in relatie tot zelfredzaamheid nog buiten deze 200 m strekken.

In het kader van de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen definieert het Rijk momenteel een Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt daarbij de spanning tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid te verminderen door het vaststellen van gebruiksruimten voor het vervoer en veiligheidszones voor de ruimtelijke ordening. De gebruiksruimte is de maximale vervoersintensiteit waarmee, bij het maken van berekeningen, rekening gehouden moet worden.

Op 1 januari 2014 zal naar verwachting het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking treden. In dat besluit worden veiligheidszones aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd.

Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad een nieuw routeringsbesluit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld (raadsvoorstel, RIS258608 en besluitenlijst, RIS260481 onder E.2). Het vervoer van routeplichtige stoffen (zoals LPG en propaan) is aan venstertijden gebonden, met het oog op de veiligheid. Tijdens kantoortijden (tussen 8.00 uur en 18.00 uur gedurende werkdagen) is het vervoer van routeplichtige stoffen op de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg niet toegestaan. Deze beperking geldt niet gedurende het weekend. Tijdens de venstertijden worden tankwagens met routeplichtige stoffen gedwongen de rijksweg via bebording te verlaten (K14-borden met vermelding van venstertijden) en via een eveneens gemarkeerde keerlus in omgekeerde richting hun weg op de rijksweg te vervolgen (zogenaamde 'gesloten verklaring'). In voornoemd besluit zijn ook de Lozerlaan en de Ockenburghstraat aangewezen voor het vervoer van routeplichtige stoffen. Voor dit traject gelden geen venstertijden.

Met dit besluit maakt de Internationale Ring geen deel meer uit van de route gevaarlijke stoffen. Dit geldt ook voor Scheveningen Haven. Het onttrekken van de Houtrustweg en de wegen rond de haven aan de Route gevaarlijke stoffen is nader gemotiveerd in raadsvoorstel 24 van 2 maart 2011 (RIS 178814_110301). Het voorstel van het college is door de gemeenteraad op 10 maart 2011 aangenomen (RIS 179316AG2 onder E.1).

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.

4.7.3 Gemeentelijk beleid

De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:

  • 1. De gemeente richt zich op het vasthouden en bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande bedrijvigheid en het ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid.
  • 2. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op vier gebiedstypen: woongebieden, buitengebieden, gemengde gebieden, risico arme bedrijventerreinen (inclusief buitengebieden) en bedrijventerreinen met risicovolle bedrijven/inrichtingen.
  • 3. Bij nieuwe ontwikkelingen in woongebieden staat de veiligheid voorop. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen van betekenis, zoals LPG-tankstations, toegelaten.
  • 4. Op de bedrijventerreinen hanteert de gemeente een minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met enige risico belasting (lichtere vorm van risicovolle bedrijven) onder voorwaarden mogelijk.
  • 5. Bij externe veiligheidsknelpunten, besteedt de gemeente eerst aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effect maatregelen aan de orde.

In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:

  • Structuurvisie niveau: Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen
  • Bestemmingsplan niveau: Veiligheidsgeïntegreerd ordenen
  • Bouwplan niveau: Veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen

Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Bij een dergelijke ontwikkeling wordt dan een expliciet collegebesluit genomen omtrent de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.

4.7.4 Buisleidingen

In en nabij het plangebied bevinden zich de hogedruk aardgastransportleidingen A-617 en W-509-02). Door het Ingenieursbureau Den Haag is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. Uit het rapport (zie bijlage 4) blijkt dat het groepsrisico laag is. Het groepsrisico ter hoogte van de maatgevende kilometer neemt niet toe. Ter hoogte van de geprojecteerde woningbouw langs de buisleiding W-509-02 is er een geringe toename van het groepsrisico van nihil naar circa 0,01 maal de oriëntatiewaarde (stationing 5400 tot 6400). Voor de buisleiding W-509-02 bedraagt het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Op grond van de wettelijke bepalingen is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk.

Voor het plaatsgebonden risico geldt dat er zich binnen het plangebied geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour bevinden.

Gelet op de aard van de bestaande en geprojecteerde bestemmingen in het plangebied (laagbouw), met inachtneming van het zeer lage groepsrisico, worden geen ruimtelijke eisen met het oog op de zelfredzaamheid gesteld. In paragraaf 4.7.8 wordt het informeren van burgers in geval van een calamiteit aan de orde gesteld.

4.7.5 Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Invloedsgebieden

Op 1 november 2011 is de Handleiding Risicoanalyse Transport verschenen (concept). In deze handleiding zijn de effectafstanden 1%-letaliteit (invloedsgebieden) vastgelegd. In onderstaande tabel zijn de afstanden voor de meest gangbare stofcategorieën weergegeven.

Tabel 1: Invloedsgebieden vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Stofcategorie   Invloedsgebied [m]  
LF1   Brandbare vloeistoffen (diesel)   45  
LF2   Brandbare vloeistof (benzine)   45  
GF3   Brandbare gassen (propaan, LPG)   355  
GT3   Toxisch gas (ammoniak)   560  
LT1   Toxische vloeistof (acrynitril)   730  
LT2   Toxische vloeistof (propylamine)   880  
LT3   Toxische vloeistof (acroleïne)   > 4.000  
LT4   Toxische vloeistof (methylisocyanaat)   > 4.000  

Bron: bijlagenrapport Handleiding Risicoanalyse Transport (HART)

Met het in werking treden van de gewijzigde Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, per 31 juli 2012 (Stcrt. 14687, 2012), is het gebruik van deze handleiding verplicht.

Basisnet

De volgens de circulaire voor Den Haag aan te houden veiligheidsafstanden en de voor stofcategorie GF3 geldende gebruiksruimten staan in onderstaande tabel.

Tabel 2: Veiligheidszones rijkswegen en referentiewaarden berekenen groepsrisico

wegvak   Veiligheids-
zone [m]  
Gebruiksruimte GF3  
A4   Pr. Clausplein - gemeentegrens   13   4.000  
A4   Pr. Clausplein - Knp. Ypenburg   23   3.743  
A4   Knp. Ypenburg - afrit 12   0   1.000  
A12   Prins Clausplein - afrit 4   0   1.500  
A12   afrit 4 - afrit 3 (Bezuidenhout)   0   0  
A12   Prins Clausplein - Zoetermeer   0   1.500  
A13   Knp. Ypenburg - afrit 9 (Delft)   17   3.639  

Bron: Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (bijlage 2)

Voor omgevingsbesluiten die ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken langs wegen die deel uitmaken van het Basisnet kan de berekening van het plaatsgebonden risico (PR) achterwege blijven. Bij het Basisnet gelden namelijk bovenvermelde veiligheidsafstanden.

De geprojecteerde bestemmingen liggen buiten de veiligheidsafstanden voor de hierboven opgesomde wegen.

Om te voorkomen dat bij kleinere veiligheidszones de burger onvoldoende beschermd wordt tegen de mogelijke gevolgen van een incident met brandbare vloeistoffen zijn langs routes waarover veel brandbare vloeistoffen vervoerd worden plasbrandaandachtsgebieden (PAG) aangewezen. Dit zijn gebieden tot 30 m van de weg waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. De contour wordt gemeten vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook.

De A4 tussen Knooppunt Ypenburg en Zoeterwoude Dorp en de A13 zijn aangemerkt als een plasbrandaandachtsgebied. De A4 tussen Knooppunt Ypenburg en Den Haag Zuid (afrit 12), de A12 en de A44-N44 hebben géén plasbrandaandachtsgebied.

De geprojecteerde ruimtelijke ontwikkelingen liggen buiten de plasbrandaandachtsgebieden.

Voor het vaststellen van het maximale invloedsgebied is gebruik gemaakt van de meest recente vervoerscijfers van Rijkswaterstaat. De voor het plangebied maatgevende trajecten zijn:

  • A4, tussen knooppunt Prins Clausplein en knooppunt Ypenburg (Z8)
  • A4, tussen knooppunt Ypenburg en Den Haag Zuid (Z9)
  • A4, tussen afslag Den Haag Zuid en afslag 13, Den Hoorn (Z10)

De vervoersfrequenties voor deze wegvakken staan in onderstaande tabel.

Tabel 3: Vervoersfrequenties gevaarlijke stoffen A4

Traject   GF3   LT1   LT2   LT3   LT4  
Z8   2376   208   682   32   0  
Z9   281   0   88   0   0  
Z10   165   0   171   0   0  

Bron: Tellingen AVIV 2007 (databestand Rijkswaterstaat november 2011) en 2009 (A12)

Het plangebied ligt op meer dan 4 km vanaf de A4. De mate van zelfredzaamheid vanwege deze wegen behoeft niet nader te worden beschouwd.

Aangezien volgens de Handleiding Risicoanalyse Transport alleen de populatie binnen 300 m vanaf de transportroute bijdraagt aan het groepsrisico, is verder onderzoek door middel van een kwantitatieve risicoanalyse overbodig. De verwachte groei van de vervoersintensiteiten voor de stofcategorie LT3, gedurende de planperiode, verandert daar niets aan. De ontwikkelingen in het plangebied dragen niet bij aan het groepsrisico.

Overige wegen

Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben, bij besluit van 30 juni 1999, alle wegen in beheer bij de provincie, waterschappen en hoogheemraadschappen vastgesteld als provinciaal net van wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden. De N211 (Lozerlaan, Nieuweweg) is een provinciale weg. Over dit traject vindt vervoer van stoffen behorende tot de categorie GF3 en LT2 plaats (zie rapport van 16 augustus 2013 voor nadere gegevens). Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de N211.

Uit de QRA blijkt dat het groepsrisico onder de 0,1 maal de oriëntatiewaarde ligt (0,0375). Als gevolg van de gewijzigde gemeentelijke routering vervoer gevaarlijke stoffen (zie paragraaf 4.7.2) blijft het vervoer van routeplichtige stoffen tot een minimum beperkt (uitsluitend bestemmingsverkeer). Het doorgaande vervoer van giftige vloeistoffen (stofcategorie LT2) via de Lozerlaan, vanaf de Nieuweweg richting Ockenburchstraat, is door dit nieuwe routeringsbesluit nagenoeg uitgesloten. De tankwagen wordt immers gedwongen om terug te keren richting de A4.

Een deel van de nieuwe ontwikkellocaties ligt binnen het invloedsgebied van de N211. Het gesloten houden van ramen is de meest effectieve maatregel in geval van het vrijkomen van een gifwolk bij een calamiteit. Door een tijdige inzet van E-Alert (zie hierna) kunnen bewoners buiten het effectgebied 100%-letaliteit nog een veilig heenkomen vinden.

4.7.6 Vervoer over het spoor

Volgens de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van 31 juli 2012 behoeft, voor de niet in bijlage 4 genoemde spoorwegen, het groepsrisico niet beoordeeld en verantwoord te worden, omdat de hoeveelheden gevaarlijke stoffen die over deze spoorwegen worden vervoerd niet of nauwelijks van invloed zijn op het groepsrisico. Dit is het geval voor de spoorbanen gelegen op Haags grondgebied. Een nadere verantwoording is daarom niet noodzakelijk.

4.7.7 Inrichtingen

Bevi

De in paragraaf 4.7.2 bedoelde grens- en richtwaarden behoeven alleen in acht te worden genomen met betrekking tot die gronden die binnen het invloedsgebied van een inrichting waarvoor het Bevi van toepassing is (artikel 2, lid 2 Bevi) zijn gelegen. Met andere woorden, als de geprojecteerde bestemming buiten het invloedsgebied ligt, behoeven de grenswaarden (PR 10-6-contour) dan wel richtwaarden niet in acht te worden genomen.

Het plangebied, inclusief de hierin gelegen bestemmingen, ligt niet binnen het invloedsgebied van een inrichting waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is. Verdere toetsing aan de grens- en richtwaarden is daarom niet noodzakelijk.

Voor een besluit op grond van artikel 3.1 van de Wro is een nader onderzoek naar het groepsrisico als gevolg van stationaire risicobronnen niet vereist.

Overige

De ontwikkelingen liggen evenmin binnen de effectafstanden van een inrichting voor de opslag van explosieven, of binnen een veiligheidscontour van een inrichting waarvoor het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing is.

4.7.8 Voorlichting burgers bij (dreigende) calamiteit

In het kader van de 'wat doe je' campagne zijn folders gemaakt en voor het publiek beschikbaar gesteld via de stadsdeelkantoren en de brandweerkazernes in Den Haag. In deze folders wordt voor verschillende calamiteiten (brand, uitvallen nutsvoorzieningen) de te nemen maatregelen beschreven.

Het alarmeren van de bevolking vond tot voor kort plaats met behulp van sirenes en door middel van huis-aan-huis meldingen door de hulpdiensten, eventueel met een geluidswagen. Beide systemen hebben beperkingen: een sirene geeft geen informatie over de ramp, huis-aan-huis gaan of een geluidswagen inzetten kost tijd.

Sinds 11 juni 2012 kunnen bewoners van Den Haag snel geïnformeerd worden in geval van een (dreigende) calamiteit met gevaarlijke stoffen door de inzet van NL-Alert.

NL-Alert is een nieuw waarschuwings- en alarmeringssysteem van de overheid voor de mobiele telefoon dat die beperkingen kan ondervangen. Door middel van cell-broadcasting kunnen bewoners in de nabijheid van een risicovol object tijdig worden gealarmeerd in geval van een (dreigende) calamiteit via een sms-bericht. NL-Alert beperkt zich niet alleen tot het waarschuwen maar meldt ook dát er iets aan de hand is en wat mensen moeten doen (bijvoorbeeld ramen en deuren sluiten). Via de meldkamer van de regionale Brandweer wordt het bericht naar de dichtstbijzijnde GPRS-zendmast gestuurd. Omdat het bericht naar een specifiek zendgebied wordt gestuurd, kan informatie toegesneden op de situatie worden geleverd.

De bevolking alarmeren met korte teksten naar mobiele telefoons is nieuw. De TU Delft heeft daarom via een webexperiment onderzocht wat voor type alarmberichten het duidelijkst en effectiefst zijn. Een belangrijke voorwaarde is dat de berichten kort zijn. Om de ontvanger van een bericht tot actie te bewegen is van belang om in het tekstbericht de locatie van de (dreigende) ramp te vermelden.

NL-Alert en cell-broadcasting zijn nog geen bekende begrippen. Bekendheid met de techniek is een voorwaarde, zodat de bevolking weet onder welke omstandigheden een bericht op een mobiele telefoon kan worden ontvangen. In juni 2012 is in Haaglanden een voorlichtingscampagne gestart. Inmiddels is E-Alert op 8 november 2012 in heel Nederland ingevoerd. Het systeem wordt via de landelijke publiekscampagne 'NL-Alert Direct Informatie bij een noodsituatie' onder de aandacht van (Haagse) burgers gebracht. Informatie over de werking van het alarmeringssysteem en de geschiktheid van een mobiele telefoon voor het ontvangen van E-alerts is te vinden op de volgende webpagina:

http://www.nederlandveilig.nl/nl-alert/

4.7.9 Advies regionale brandweer

Advies regionale brandweer

Uit de circulaire RNVGS en Besluit externe veiligheid buisleidingen volgt dat de regionale brandweer om advies moet worden gevraagd bij een verantwoording van het groepsrisico. In dit kader is de Veiligheidssregio Haaglanden in staat gesteld een advies uit te brengen over het groepsrisico, de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Op 29 juli 2013 (door ons ontvangen op 1 augustus 2013) heeft de Veiligheidssregio Haaglanden een advies uitgebracht.
In het advies wordt aangegeven de volgende maatregelen te treffen om de veiligheidsrisico's te verlagen en de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en beheersbaarheid te vergroten:

  • hoogte van groepsrisico voor de Nieuweweg en de hoge druk aardgasransportleiding te bepalen;
  • voor objecten/ gebouwen in het invloedsgebied van de Nieuweweg technische voorziening te plaatsen om de ventilatie uit te schakelen
  • bij eventuele (ver)bouw van objecten /gebouwen wordt een vluchtweg geadviseerd aan de afgekeerde zijde van de risicobronnen binnen 325 m van de Lozerlaan en Nieuweweg en invloedsgebied van hoge druk aardgastransportleidingen A-617 en W-509-02;
  • personeel, begeleiding van verminderd- tot niet zelfredzame personen van alle objecten/gebouwen binnen het invloedsgebied van een risicobron is voorbereid op calamiteiten vanwege deze bron;
  • bij uitvoering van nieuwe objecten / bebouwiing contact opnemen met de veiligheidsregio om de bereikbaarheid van bluswatervoorzieningen te onderzoeken.

Ten aanzien van deze adviezen wordt het volgende opgemerkt.

Het Ingenieursbureau Den Haag heeft een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd vanwege het transport van aardgas door buisleidingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, zie bijlage 4). De resultaten zijn in dat onderzoek gepresenteerd waarbij de hogedruk aardgastransportleiding W-509-02 en de Nieuweweg zijn betrokken.
Uit het onderzoek blijkt dat de toename van het groepsrisico als gevolg van de beoogde ontwikkelingen in het plangebied verwaarloosbaar is. Het groepsrisico is bovendien zeer laag waardoor een uitgebreide verantwoording niet vereist is. Derhalve wordt het niet nodig geacht effectreducerende maatregelen in de planregels op te nemen in verband met de zelfredzaamheid. Dit mede gelet op de aard van de bebouwing (laagbouw). Het sluiten van deuren en ramen is een veel effectievere maatregel in geval van het vrijkomen van een giftige gaswolk na een calamiteit tijdens het vervoer van LT2-stoffen (toxische vloeistoffen) over de Lozerlaan of de Nieuweweg.
Bij de nadere uitwerking van het plangebied moeten de toegangswegen voldoen aan de randvoorwaarden opgenomen in deel 3 van het Handboek Openbare Ruimte van de gemeente Den Haag. Hierin zijn eisen opgenomen waaraan de infrastructuur moet voldoen met het oog op een goede bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten. In het kader van de omgevingsvergunning voor de te bouwen woningen zal nader advies aan de brandweer worden gevraagd over de brandveiligheid van de woningen.

4.8 Water

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de voorschriften. In deze waterparagraaf zijn de hierbij gemaakt afspraken verwerkt.

4.8.1 Beleidskader

Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken van kracht. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

Europees

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).

Nationaal

Net Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

- Provinciaal

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015. Dit waterplan is 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaalt naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofd opgaven:

  • Waarborgen water veiligheid;
  • Zorgen voor mooi en schoon water;
  • Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.

- Hoogheemraadschap van Delfland

Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is getekend op 2 juli 2003. Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking Watertoets voor gemeenten opgesteld. De actuele versie hiervan is te vinden in het watertoetsportaal op de website van Delfland: http://www.hhdelfland.nl/digitaal-loket/watertoetsportaal/. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht.

- Wateragenda en Waterbergingsvisie Den Haag

De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer middels een gezamenlijke Wateragenda (2012). Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn. Belangrijk nieuw element in de Wateragenda is dat het zich behalve op de waterkwaliteit en waterveiligheid óók op de veiligheid, recreatie en ruimtelijke ontwikkelingen richt. De gemeente streeft naar het realiseren van een duurzaam vitale en aantrekkelijke leefomgeving. Daarom de lange termijndoelstelling voor dit waterplan: Het realiseren van een duurzaam schoon en gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners en bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan.

In 2006 hebben het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Den Haag de Waterbergingsvisie Den Haag vastgesteld. Hierin is aangegeven welke ruimtelijke en technische maatregelen er genomen moeten worden om het watersysteem in Den Haag op orde te brengen. De visie bestaat uit acht deelgebiedsrapportages. Er geldt gezien de afspraken uit de Waterbergingsvisie [g]een waterbergingsopgave voor het plangebied.

Afvalwater en Riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015. Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering. Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluit-leidingen en de hoofdriolering.

4.8.2 Planbeschrijving

- Waterkwantiteit in het plangebied

Het water in het plangebied betreft voor een deel boezemwater met een peil van NAP -0.40 m en voor een deel water van de Oostmadepolder, NAP -1.75 m.

Op basis van de Waterbergingsvisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt. In het plangebied is geen bergingstekort aanwezig, zoals dit is aangegeven in de Bergingsvisie. In geval van nieuwe planologische ontwikkelingen dient een eventuele verslechtering van de waterhuishouding gecompenseerd te worden
De ontwikkeling binnen Vroondaal is een bestaande ontwikkeling zoals geschetst in het voorgaande bestemmingsplan.

- Waterkwaliteit in het plangebied

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. De conclusie is dat het plan geen negatief effect heeft, omdat wordt voldaan aan de Leidraad riolering en de beslisboom. Verder is er voldoende capaciteit in het rioolstelsel voor deze nieuwe ontwikkeling. Het zal niet leiden tot extra overstortingen vanuit de riolering op het oppervlaktewater.

Bij de ontwikkeling van het stedenbouwkundig plan is uitvoerig met Delfland gesproken over de inrichting van de woonomgeving, de toevoeging van water en de waterberging. Eén van de uitgangspunten voor het ontwerp was, dat kwantitatief voldoende oppervlaktewater aanwezig moest zijn in het plangebied. Het hoogheemraadschap is destijds akkoord gegaan met het ontwerp en met de uitvoering van het plan is ruim voldaan aan te waterbergingsnorm van 325m³ per ha.

Concrete maatregel is dat het hemelwater van daken en wegen via buizen rechtstreeks afgevoerd naar open water binnen het plangebied, het Grand Canal, het water van het recreatiegebied en water van het deelgebied Haagse Tuinen.

- Veiligheid en waterkering

Met het gemaal aan de Oorberlaan wordt overtollig neerslagwater vanuit de polder op het boezemwater uitgeslagen. vervolgens wordt dit water via het boezemstelsel via boezemgemalen op zee uitgemalen. Om te voorkomen dat water vanuit de boezem in de polder kan stromen, is een scheiding aanwezig in de vorm van een boezemkade, die als dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering staan opgenomen in de plankaart. Op de waterkeringen is de keur van Delfland van toepassing. Voor werkzaamheden in de waterkering dient een watervergunning te worden aangevraagd.

Ecologie / Kaderrichtlijn Water

Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones. De Boomawetering, gelegen binnen het plangebied, is een KRW-waterlichaam. Conform de KRW (KaderRichtlijn Water) streven gemeenten en waterschappen hier naar het verbeteren van de waterkwaliteit. Bij de inrichting van het gebied dient met ecologische factoren rekening te worden gehouden.

Oevers in het plangebied worden zoveel mogelijk natuurvriendelijk ingericht.

4.8.3 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kunnen stellen.

4.9 Bodem

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vesting (gehad). Hierbij gaat het ter plaatse van het plangebied om (glas)tuinbouw, een rioolzuiveringsinrichting, gasdrukregel-en meetstations, autoreparatiebedrijven, kunststoffen ver-en bewerkingsbedrijven, ontsmettingsbedrijf, houtbewerkingsinrichting, petroleum en benzine bewaarplaatsen. Binnen het plangebied zijn verschillende ondergrondse tanks bekend. Deze zijn vrijwel allemaal verwijderd, buiten gebruik gesteld of onklaar gemaakt. Er is 1 huisbrandolie tank, 1 motorolie tank en 1 smeerolietank nog in gebruik.
Op het plangebied zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Hieruit is gebleken dat in het plangebied sprake was van zes gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Hiervan zijn vier gevallen volledig verwijderd middels sanering. Nog twee gevallen met minerale olie (vluchtig) en vluchtige aromaten (bekend onder de locatiecodes 6450013 en 6460005) zijn nog niet gesaneerd.
Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, moet bodemonderzoek worden uitgevoerd en moet er eventueel gesaneerd worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien er voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn moeten de bodemonderzoeken geactualiseerd worden. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat het plangebied is gelegen in bodemkwaliteitszone 5. Hier is de bovengrond (0.0-0.5 m-maaiveld) gemiddeld licht verontreinigd is met cadmium, koper, kwik, nikkel, lood, zink en PAK. De ondergrond (0,5-2,0 m-maaiveld) is gemiddeld licht verontreinigd met nikkel.

4.10 Milieuzonering Levende Have

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de invloed door Levende Have, gelet op het bijzondere karakter van deze inrichting. Binnen deze inrichting wordt immers geschoten, vuurwerk afgestoken en hondengeblaf ten gehore gebracht. Van deze bronnen is binnen het milieuspoor algemeen onderkend dat daarmee een aanzienlijke beïnvloeding van de omgeving samenhangt.

De overige binnen en in de omgeving van het plangebied gelegen inrichtingen niet nader onderzocht. Reden hiervoor is enerzijds dat deze inrichtingen een geringere invloed op hun omgeving uitoefenen dan Levende Have. Ter illustratie; Levende Have brengt een minimale afstand tot omliggende woningen met zich mee van 280 meter. Daarmee is deze inrichting gelijk te stellen aan een inrichting van categorie 5, zoals bedoeld in de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering. De overige binnen het plangebied en daarbuiten gevestigde bedrijven zijn gelijk te stellen aan categorie 3 of lager volgens deze brochure, met een beïnvloedingsafstand van 100 meter of minder. Gezien de afstand tot het gebied waar woningbouw mogelijk wordt en afschermende werking van aanwezige (bedrijfs)gebouwen , is in die gevallen geen reden om extra voorzieningen te treffen.

Omdat er woningen binnen Vroondaal Noord II binnen de geluidscontour van Levende Have gepland zijn, is daarvoor de gebiedsaanduiding 'geluidzone industrie´ opgenomen en van toepassing. Dit houdt in dat nieuwe geluidgevoelige functies slechts mogen worden gerealiseerd als voldaan is aan de hiervoor gestelde voorwaarden. Daarvoor geldt de regeling van artikel 26.2, die aan te merken is als een voorwaardelijke verplichting.

Één van de voorwaarden die genoemd wordt, is het saneren van de inrichting die verantwoordelijk is voor de betreffende contour. Uit de Wet geluidhinder (art. 62 (en mm 89) kan worden opgemaakt dat onder saneren wordt verstaan: het treffen van maatregelen die naar de oordeel van het bevoegde gezag in aanmerking komen om de geluidsbelasting terug te brengen tot de beoogde grenswaarde'. Deze definitie van het begrip saneren ziet op het treffen van zowel maatregelen aan de bron, als het treffen van maatregelen in het overdrachtgebied alsook aan de ontvanger. Er kan dus aan de voorwaardelijke verplichting worden voldaan als bijvoorbeeld:

  • Levende Have ophoudt te bestaan,
  • als de geluidsbronnen binnen Levende Have worden beperkt,
  • als er afschermende maatregelen worden getroffen in het gebied tussen het terrein van Levende Have en de gevels van de geprojecteerde woningen.

Bovengenoemde geluidscontour is gebaseerd op de aan 15 maart 1999 verleende vergunning op grond van de Wet milieubeheer aan trainingsfaciliteit 'Manege Levende Have'. In deze aanvraag en de daarbij behorende stukken, zijn specifiek delen van het terrein aangewezen voor het oefenen met honden, vuurwerk en pistoolschoten. De precieze locatie van deze geluidsbronnen is van cruciaal belang voor de akoestische invloed die deze bronnen hebben binnen het plangebied.
Om genoemde positionering in het bestemmingsplan te borgen is op de plankaart binnen het oefenterrein de specifieke aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - oefenterrein' opgenomen. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat trainen met honden en paarden en het daarbij afsteken van vuurwerk en ten gehore brengen van pistoolschoten, binnen de inrichting van Levende Have en volgens de verleende vergunning zal plaatsvinden. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het trainen van paarden zonder gebruik van vuurwerk in pistoolschoten ook buiten de bedoelde aanduiding op de plankaart in de buitenlucht is toegestaan.

4.11 Gebiedsgericht Milieubeleid

Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd. Het plangebied behoort tot het gebiedstypes 'Groene Hoofdstructuur' en 'Gemengd Wonen'.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen 3 verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

De volgende ambities zijn voor de gebiedstypes 'Groene Hoofdstructuur' en 'Gemengd Wonen' van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn deze milieuambities richtinggevend.

Thema   Ambitie gebiedstype 'Groene Hoofdstructuur'   Ambitie gebiedstype 'Gemengd Wonen'  
Bodem   Extra   Extra  
Externe veiligheid   Extra   Maximaal  
Geluid   Extra   Extra  
Lucht   Extra   Extra  
Mobiliteit   Maximaal   Extra  
Schoon   Extra   Extra  
Water   Water dat behaagt   Water dat behaagt  
Natuur   Maximaal   Extra  
Klimaat   Maximaal   Maximaal  

- Duurzaamheidparagraaf

De duurzaamheidparagraaf is van toepassing op alle raadsvoorstellen en collegebesluiten op het gebied van ruimtelijke ordening, openbare ruimte, water en riolering, verkeer, groen en recreatie, bouwen en wonen. De duurzaamheidparagraaf is gekoppeld aan het gebiedsgerichte milieubeleid.
In deze duurzaamheidparagraaf is aangegeven wat het ambitieniveau bij de onderscheiden milieuthema's is voor onderhavig plangebied en welke maatregelen zullen worden genomen om de verschillende ambities zo goed mogelijk te bereiken.

thema   ambitie-niveau   wordt de
ambitie gerealiseerd?  
maatregel  
bodem   extra   ja   Gebied is grotendeels gesaneerd  
externe veiligheid   maximaal   ja   Er zijn plaatsgebonden risicocontouren, waarmee rekening gehouden wordt. Een nader onderzoek naar het groepsrisico is niet noodzakelijk.  
geluid   maximaal   ja   Voor zover noodzakelijk worden er voor locaties een hogere grenswaarde op het geluid verleend.
Voor het overige is het woongebied met maximumsnelheid 30 km/uur.

Op de verbeelding zijn de huidige geluidscontouren voor de Levende Have opgenomen. Door het treffen van maatregelen wordt de geluidszone beperkt en wordt woningbouw mogelijk gemaakt. In de vormvrije M.e.r-beoordeling is hier vanuit gegaan.  
lucht   maximaal   ja   De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, dragen niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer vormen daarom geen beletsel voor de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen.  
mobiliteit   extra   ja   ontsluiting:
Het gebied wordt ingericht als 30 km/uur gebied.
parkeren:
Bewonersparkeren op eigen terrein. Er geldt een
norm van 1 parkeerplaats voor woningen met een vloeroppervlakte minder dan 160 m2 en 2 parkeerplaatsen voor woningen groter dan 160 m2. Het bezoekersparkeren voor de vrije kavels wordt collectief opgelost, waarbij de geldende norm van 0,3 plaatsen per woning wordt aangehouden.  
schoon   extra
Beeldbestek B  
ja   Inrichtingsmaatregelen, o.a. plaatsen van afvalbakken.  
water   Water dat behaagt   ja   Natuur vriendelijke oevers. Beperken van inlaat van water, vasthouden van water en interne circulatie van water. Al het regenwater van daken en wegen zal rechtstreeks op openbaar water afvoeren.  
natuur   extra   ja   Langs de Lozerlaan is een provinciale ecologische verbindingszone opgenomen alsmede stedelijke ecologische hoofdstructuur aanwezig. Binnen dit gebied vinden geen ontwikkeingen plaats. Binnen het ontwikkelingsgebied worden ook groen en water aangelegd.  
klimaat
De rijksoverheid en de bouwpartijen in Nederland hebben afgesproken uiterlijk in 2020 alle nieuwbouw CO2-neutraal te bouwen, met een tussenstap van 50% CO2-reductie in 2015.  
maximaal   nee   Kleinschalig opdrachtgeverschap is een van de speerpunten van de gemeente Den Haag. Madestein -Vroondaal is van oorsprong opgezet dat burgers kavels kunnen kopen en naar eigen inzicht een woning kunnen realiseren met een minimum aan randvoorwaarden. Doel is het optimaliseren van duurzaamheidaspecten op het niveau van kavel en buurt. Hierbij komen thema's aan de orde als gebruik van duurzame materialen, opvang en opslag van hemelwater, gebruik maken van subsidiëringmogelijkheden voor groene daken, lage temperatuur klimatisering en andere adviezen op het gebied van energiebesparing.
Partijen zullen worden uitgenodigd om de nieuwbouw bij voorkeur te voorzien van lage temperatuur klimatisering. Dit kan bij voorbeeld via warmte-koude bronnen.  

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. In paragraaf 5.2 wordt het plan beschreven waarbij de in het plan opgenomen ontwikkeling(en) worden aangegeven. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.5 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.6 en de bestemmingen globaal beschreven worden.

5.2 Beschrijving van het plan

Onderhavig bestemmingsplan is een actualisering van het hiervoor geldende Bestemmingsplan Madestein 2001 (Nieuw Madestein). In dat bestemmingsplan is reeds de transformatie van glastuinbouw naar een luxe woonwijk, op basis van de Structuurvisie Westlandse Zoom opgenomen.

Aangezien vanwege de crisis in de woningmarkt de afzet van villakavels is achtergebleven en daardoor een tekort op de grondexploitatie dreigt te ontstaan is op basis van een nieuwe ontwikkelvisie 'Vroondaal Revisited' (Ris 2011/180764) een nieuw Stedenbouwkundig Plan Vroondaal (Aangenaam Haags) opgesteld. Dit plan is op 12 februari 2013 door het college vastgesteld, zie ook par. 3.2.5.3 Stedenbouwkundig plan Vroondaal: Aangenaam Haags.

Doelstelling van dit stedenbouwkundig plan is om een verruiming van het woningbouwprogramma (kwantitatief en kwalitatief) mogelijk te maken, een nieuwe ruimtelijke hoofdstructuur vast te stellen en flexibiliteit in de planontwikkeling mogelijk te maken.

5.3 Verkeersonderzoek

Voor de verkeersstructuur in Vroondaal is in 2012 in opdracht van Vroondaal Ontwikkeling een onderzoek uitgevoerd door Goudappel Coffeng. Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van het 'Stedenbouwkundig plan Aangenaam Haags'.

De voorgestelde verkeersstructuur gaat uit van ontsluiting van Oud en Nieuw Vroondaal (sinds 1 januari 2014 respectievelijk Vroondaal Noord I en II geheten) door middel van een doorgaande weg die van twee zijden bereikbaar is: vanaf de Oorberlaan en de Madesteinweg. In de Westmadeweg is een zogenaamde 'knip' opgenomen, waar zodoende geen gemotoriseerd verkeer mogelijk is tussen Oud en Nieuw Vroondaal. De wijkonstluiting verloopt enerzijds over de Oorberlaan via de Madepolderweg naar de Van Elswijkbaan en anderzijds over de 'verlengde' Madesteinweg (voormalige Madepolderweg). De binnenring wordt ingericht volgens een 50km/h-regime. Vanaf de binnenring worden de buurtwegen (ingericht volgens 30km/h-regime) ontsloten zodat er een autoluwe en kindvriendelijke woonwijk ontstaat. Door deze wijkopzet wordt juist een verkeersveilige woonwijk gerealiseerd.

Uit het onderzoek van Goudappel Coffeng blijkt dat met de huidige infrastructuur het verkeer in Vroondaal binnen acceptabele grenzen kan worden afgewikkeld. Met de voorgestelde verkeersstructuur zijn de verkeersintensiteiten en de inrichting van de wegen met elkaar in harmonie. Op vrijwel alle wegvakken en op de meeste kruispunten wordt een acceptabele verkeersafwikkeling bereikt.

Voor fietsvoorzieningen geldt dat langs alle 50 km/u wegen een fietspad wordt aangelegd. Duurzaam veilig schrijft voor dat bij een snelheidsregime van 50 km/u voor de fiets aparte fietsvoorzieningen zijn. Ten opzichte van de huidige situatie (2012) betekent dit een vrijliggend fietspad langs de Madesteinweg tussen de Madepolderweg en de Monsterseweg. Het is tevens de ontsluitingsroute naar het Wellantcollege en sportvoorzieningen.

Op de meeste kruispunten wordt een acceptabele verkeersafwikkeling bereikt. Op drie kruispunten ontstaan wel problemen, maar deze ontstaan ook zonder de extra woningen en vormen dus een autonoom probleem:

  • Van Elswijkbaan – Nieuweweg;
  • Nieuweweg – Lozerlaan;
  • Monsterseweg – Lozerlaan.

Op twee kruispunten ontstaat een aandachtspunt als gevolg van de extra woningen in Vroondaal:

  • Madepolderweg – Oorberlaan;
  • Madesteinweg – Monsterseweg.

Het volledige rapport van het verkeersonderzoek is opgenomen in bijlage 5.

Maatregelen

Het kruispunt van Elswijkbaan-Nieuweweg is in eigendom van de provincie Zuid-Holland. De provincie voert naar verwachting in 2015/2016/2017 groot onderhoud uit, waarbij ook de doorstroming op de rotonde bekeken wordt.

Op het kruispunt Escamplaan-Nieuwe weg- Lozerlaan heeft de gemeente in 2013 maatregelen getroffen(eerste fase) en in 2014 worden de resterende maatregelen getroffen (tweede fase). Deze maatregelen bevorderen de doorstroming op dit kruispunt.

Voor het kruispunt Monsterseweg-Lozerlaan zijn nog geen concrete plannen. De gemeente zal zich inspannen voor het realiseren van maatregelen voor het verbeteren van de doorstroming op deze wegen en kruispunten.

5.4 Ladder duurzame verstedelijking en regionale behoefte

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma. Als er (nog) geen regionaal programma is vastgesteld dan kan uit een positief advies van de regio blijken dat regionale afstemming heeft plaatsgevonden. Als de behoefte voldoende is gemotiveerd, wordt gekeken of aan deze behoefte kan worden voldaan door het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Ook in de Verordening Ruimte van de Provincie Zuid-Holland (2013) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Gesteld wordt dat 'een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen rekening houdt met de navolgende voorkeursvolgorde:

  • het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stedelijk en dorpsgebied 2010 (kaart 4a, Verordening ruimte, 2013);
  • het benutten van locaties aansluitend aan bestaand stedelijk en dorpsgebied 2010 (kaart 4a, Verordening ruimte, 2013).

Daarnaast is in de Verordening Ruimte bepaald dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met onder andere wonen voorziet in een aantoonbare behoefte en is gebaseerd op een regionale visie op het programma ter zake of is tenminste regionaal afgestemd. In deze paragraaf wordt op deze thema's ingegaan.

Ladder duurzame verstedelijking

In 2001 is het bestemmingsplan Madestein 2001 vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van woningen in Oud- en Nieuw Vroondaal alsmede in Haagse Tuinen mogelijk. Het betreft dus bestaande planrechten, waarvan voor Oud Vroondaal grotendeels al gebruik van is gemaakt. Voor de overige delen is dat, door de veranderende marktomstandigheden nog niet het geval, echter is al wel veel geïnvesteerd door zowel particulieren als overheid (verwerving, aanleg wegen, bouwrijp maken). Onderhavig bestemmingsplan maakt een aanpassing van het woningbouwaanbod aan de huidige marktvraag mogelijk.

Zoals in paragraaf 3.3.2 aangegeven, wordt voor Madestein-Vroondaal ingezet op een bijzonder, onderscheidend woongebied. De ligging nabij recreatiegebied Madestein, de landschappelijke overgang van stad naar dorp, en nabijheid van de duinen en zee, zijn een belangrijke bepalende factor in de woon- en leefomgeving. Gestreefd wordt naar een extensief stedelijk woonmilieu met diverse woonsferen en een mix van vrijstaande villa's, tweekappers, herenhuizen en rijwoningen. In de binnenduinrand (Oud en Nieuw Vroondaal) wordt in lage dichtheden gebouwd en de woonsfeer kan gekarakteriseerd worden als exclusief, hoogwaardig, lommerrijk, groen en een lage dichtheid van woningen. Het woonmilieu in Oud Vroondaal sluit aan op de provinciale definitie van topmilieu. Nieuw Vroondaal heeft als referentie de Vogelwijk. In het te ontwikkelen deelgebied de Tuinen zal ook een exclusief stedelijke en groen woonmilieu worden gerealiseerd, maar zal de dichtheid van de woningen hoger liggen dan in Oud en Nieuw Vroondaal

In artikel 2, lid 2 van de Verordening ruimte is opgenomen dat in eerste instantie locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stedelijk en dorpsgebied benut moeten worden. Het woonmilieu waarop wordt ingezet is vergelijkbaar met de Vogelwijk. Binnen bestaand stedelijk gebied zijn geen mogelijkheden om een vergelijkbaar woonmilieu te realiseren. Juist de gebiedskenmerken zijn bepalend voor dit type woonmilieu. Daarmee moet en kan gekeken worden naar nieuw stedelijk gebied. Madestein-Vroondaal is als zodanig getypeerd. Het ontwikkelen van Madestein-Vroondaal is daarmee in lijn met de ladder van duurzame verstedelijking.

Regionale behoefte en afstemming

Een ander criterium betreft de behoefte aan het programma en de regionale afstemming van het programma. Uit onderzoek blijkt dat de komende jaren de woningbehoefte in Haaglanden groter is dan het verwachte aanbod. Volgens de woningbehoefte raming van de Provincie Zuid-Holland (WBR 2010) is de woningbehoefte in Haaglanden 48.573 woningen tot 2020. Het planaanbod in Haaglanden is (gecorrigeerd met te verwachten sloop) 35.092 woningen. Het toekomstig aanbod in Madestein-Vroondaal draagt bij aan bovengenoemde kwantitatieve woningbehoefte.

Naast deze kwantitatieve behoefte is er ook een kwalitatieve behoefte aan de woonmilieus dat wordt toegevoegd in het plangebied. Volgens de Grote Woontest Haaglanden is er op dit moment een tekort aan suburbane exclusieve woonmilieus in de regio. Het programma van Vroondaal (Oud- en Nieuw Vroondaal) draagt bij aan het toevoegen van suburbaan exclusieve woonmilieus in de regio. Dit woonmilieu past binnen de context van top-woonmilieu. De intentie is voor Haagse Tuinen een gelijkwaardig woonmilieu te ontwikkelen passend bij de vraag uit de markt. Dat zal in subregionaal verband worden afgestemd. Ter verduidelijking: Haaglanden maakt een indeling in (1) suburbane exclusieve woonmilieus, (2) suburbane grondgebonden woonmilieus en (3) suburbane gestapelde woonmilieus.

Bestuurlijke en ambtelijke afstemming heeft intussen plaatsgevonden. De nieuwe visie over de stedenbouwkundige invulling en woningbouwprogramma voor Vroondaal is met de partners, die het Convenant Westlandse Zoom hebben getekend, afgestemd en zal aan het Convenant Westlandse Zoom worden toegevoegd bij de komende herijking.

Afstemming met de overige gemeenten in de regio Haaglanden heeft plaatsgevonden binnen het stadsgewest Haaglanden. Op 18 december 2013 heeft het Dagelijks Bestuur van Haaglanden positief besloten over de aangepaste afspraken over het regionale woningbouwprogramma, waarvan de aangepaste visie van de gemeente Den Haag voor Vroondaal onderdeel uitmaakt. Het besluit van Haaglanden over de regionale woningbouwprogrammering is ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland aangeboden.

Op deze manier heeft Haaglanden ingestemd met het gewijzigde woonprogramma van de locaties die deel uitmaken van de afspraken in het kader van het Convenant Westlandse Zoom, waaronder Vroondaal, en alle onderdelen hiervan.

In december 2013 heeft afstemming plaatsgevonden met de Zuidvleugelpartners over aanpassing van de programmering voor het topmilieu in de Zuidvleugel aan de gewijzigde woningmarkt. De Provincie Zuid-Holland en Zuidvleugelpartners hebben ingestemd met de aanpassing van de programmering voor de Westlandse Zoom. De gewijzigde afspraken over de realisering van het topmilieu zullen door de Provincie Zuid-Holland worden opgenomen in de –in procedure zijnde- Visie Ruimte en Mobiliteit.

5.5 Keuze en verantwoording van bestemmingen

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:3000.

Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'.

Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.

De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden is de digitale verbeelding beslissend.

Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Daardoor is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding ingetekende bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform SVBP 2012 opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.

Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.

Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en plankaart.

Beleidskader
 
Vertaling in het bestemmingsplan  
Ruimtelijk beleid  
De provinciale Verordening Ruimte laat uitbreiding van detailhandel slechts toe op plekken die gelegen zijn binnen bestaande winkelconcentraties en kantoren binnen de bestaande haltes van het Zuidvleugelnet.   Het bestemmingsplan maakt, met uitzondering van een detailhandelsvestiging van 200 m2 geen detailhandel mogelijk.  
De provinciale Verordening Ruimte bepaalt dat bestemmingsplannen voor gronden met' een 'ecologische verbinding' geen bestemmingen aanwijzen die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken.   Voor de provinciale ecologische verbindingszone langs de Lozerlaan in Recreatiegebied Madestein is de gebiedsaanduiding 'zone overig - ecologische verbindingszone' opgenomen. In de regels is bepaald dat de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone voor de ontwikkeling en instandhouding van natuurlijke en ecologische functies en voorzieningen, zodanig dat voor flora en fauna verbindingen ontstaan tussen andere natuur- en/of natuurontwikkelingsgebieden buiten het plangebied. Daaraan is een vergunningenstelsel gekoppeld.  
De provinciale Verordening Ruimte bepaalt dat een bestemmingsplan de dubbelbestemming ‘ waterstaat-waterkering’ aan regionale waterkeringen geeft. Daarnaast geeft een bestemmingsplan de aanduiding ‘ vrijwaringszone’ aan gronden die deel uitmaken van een beschermingszone langs een regionale waterkering.   Voor de kernzone van de regionale waterkeringen is een dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen. Voor de beschermingszone is de gebiedsaanduiding Waterstaat - beschermingszone opgenomen.  
In de provinciale Verordening is 'De Stenen Kamer' aangewezen als terrein met hoge of zeer hoge archeologische waarde. Voor deze gronden is in artikel 18 van de Verordening bepaald dat een bestemmingsplan voor deze gronden bestemmingen bevat die de bekende archeologische waarden beschermen.   Voor deze gronden is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen. Voor gronden waarop deze dubbelbestemming is gelegen is het bouwen van gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zonder meer toegestaan. Er is een vergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 meter. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.  
Verkeer    
Auto, fiets
Het Verkeersplan (zie paragraaf 3.3.1) hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie.
Het gebied wordt ingericht met verblijfstraten De dooradering van het gebied voor fietsers (en voetgangers) naar het recreatiegebied de Uithof is een belangrijk kwaliteit.  
De bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg is toegekend aan de Lozerlaan. Loosduinse Hoofdstraat en Monsterseweg.
De Oorberlaan en Madesteinweg zijn bestemd als Verkeer - Straat. Alle overige op de verbeelding aangeduide wegen in het plangebied hebben de bestemming Verkeer - Verblijfsstraat.
Binnen deze drie bestemmingen en binnen de bestemming Groen zijn ook fietspaden toegestaan.
Daarnaast is er voor de nieuw te ontwikkelen woongebieden de bestemming Woongebied - 1 en Woongebied - 2 opgenomen. Ook binnen deze bestemming zijn ontsluitingswegen alsmede fietspaden toegestaan.  
Openbaar vervoer
Het beleid is gericht op een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerslijnen  
Binnen de bestemmingen Verkeer - Hoofdverkeersweg en Verkeer - Straat zijn openbaar vervoerstroken toegestaan.  
Parkeren
Het beleid gaat uit van het stellen van parkeereisen  
In het plangebied wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein met een parkeerbehoefte volgens de Nota Parkeernorm Den Haag, inlegvel parkeernormen, die in bijlage 2 bij de regels is opgenomen. De regels voor parkeren zijn opgenomen in artikel 24 en 25.  
Wonen  
Het plangebied is in de Woonvisie onderdeel van de stadsrand in Den Haag waar transformatie via woningbouw gaat plaatsvinden naar een groenstedelijk woonmilieu. Een groenstedelijk milieu kenmerkt zich door een mix van grondgebonden woningen (rij- en vrijstaand woningen) en kleinschalige appartementencomplexen. Binnen dit gewenste milieu is gekozen voor duurzame woningbouw. Op project- en woningniveau dient de vraag en de specifieke woonwensen van stedelijk georiënteerde huishoudens centraal te staan. Dit vertaalt zich in meer mogelijkheden in Den Haag voor (collectief) particulier opdrachtgeverschap.   Bestaande grondgebonden woningen zijn binnen de bestemming Wonen - 1 opgenomen. Het bestaande appartementencomplex is met de bestemming Wonen - 2 opgenomen. Woningen, maar ook voorzieningen zoals ontsluitingswegen en groen die passen binnen de regels van het vigerend bestemmingsplan zijn bestemd als Woongebied - 1. De op basis van het nieuwe stedenbouwkundig plan opgenomen woningen zijn bestemd als Woongebied - 2 en Gemengd.
Het bestemmingsplan maakt woningen binnen een groenstedelijk woonmilieu mogelijk. Het betreft duurzame woningbouw.
Om tegemoet te kunnen komen aan specifieke woonwensen is daarnaast gekozen voor (collectief) particulier opdrachtgeverschap.
 
Economie  
De Detailhandelsnota Den Haag geeft de ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinkelstructuur is uitgangspunt. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd.   Uitsluitend in Vroondaal, deelgebied Haagse Tuinen is binnen de bestemming Gemengd kleinschalige detailhandel van maximaal 200 m2 toegestaan.
 
De Toekomstvisie Horeca 2010-2015 geeft de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod en een nieuwe horecastructuur aan. Op dit moment is er nog maar weinig ruimte beschikbaar op de meest aantrekkelijke horeca locaties. Belangrijk zijn Scheveningen kuststrook, de Binnenstad, maar ook de Binckhorst, het Beatrixkwartier en Laakhaven. Voor dit plangebied wordt dus niet ingezet voor het versterken van horeca.   De bestaande horecagelegenheid Madestein Restaurant en Events alsmede het pannenkoekenhuis / brasserie zijn vastgelegd binnen de bestemming Horeca. Verder wordt binnen de bestemming Sport aan deze functie ondersteunende horeca toegestaan.  
Onderwijs, welzijn, sport, zorg, maatschappelijke voorzieningen en levensovertuiging  
De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken.   Binnen het plangebied is aan de Madesteinweg 25 een VMBO-instelling genaamd Wellantcollege Madestein gelegen. Deze is bestemd als Maatschappelijk - 2.
Binnen de bestemming Gemengd, in deelgebied Haagse Tuinen is ruimte voor een onderwijsinstelling bijvoorbeeld voor het basisonderwijs, waarbij tevens kinderopvang en een peuterspeelzaal zijn toegestaan.  
De gemeente streeft ernaar voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn.   Het sportpark Madestein is bestemd als Sport.  
Ten aanzien van het plangebied is de inzet gericht op handhaving van bestaande welzijnsvoorzieningen en, waar dat inpasbaar is, potenties te bieden voor nieuwe voorzieningen.   Het Parnassia Medisch Centrum is bestemd als Maatschappelijk - 2.  
Uit het beleid volgt dat er een behoefte van circa 20.000 m2 voor religieuze voorzieningen is.   Binnen de bestemming Maatschappelijk - 2 zijn religieuze voorzieningen mogelijk gemaakt. Daarmee is de bestaande kerk op het terrein van Parnassia als zodanig bestemd.  
Groen  
Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich een klein deel van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur. Langs het water dient een zone onbebouwd te blijven.   Openbaar groen is opgenomen in de bestemming Groen.
Binnen deze bestemming is ook de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur in Recreatiegebied Madestein opgenomen. In de regels van deze bestemming wordt de instandhouding en versterking van deze hoofdstructuur beschermd.  
Groen kleurt de Stad   Recreatiegebied Madestein is bestemd als Groen en Water. Binnen deze bestemmingen zijn een ecologische verbindingszone en
het in stand houden en versterken van de ecologische en natuurwaarden mogelijk gemaakt.  
Recreatie en spelen  
De ' Nota Volkstuinen in Den Haag' (vastgesteld door de gemeenteraad juni 2008) gaat uit van handhaving van het huidige aanbod aan volkstuinen.   Het binnen het plangebied gelegen volkstuincomplex Amateurtuindersverening Madestein is bestemd als Recreatie - Volkstuin.  
Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.   Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe woningbouwlocaties mogelijk. Binnen de bestemmingen Gemengd, Groen, Verkeer - Verblijfsstraat, Woongebied - 1 en Woongebied - 2 zijn speelvoorzieningen toegestaan.  
Water  
Op basis van de Waterbergingsvisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt. Om de hoeveelheid oppervlaktewater te vergroten wordt een nieuwe sloot aangelegd ter vervanging van de huidige duiker. Daardoor verbetert ook de doorstroming van het water.
Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones. Het plangebied ligt niet in een ecologische verbindingszone van rijk of provincie.  
Om de hoeveelheid oppervlaktewater te waarborgen en te vergroten waar dit nog niet gerealiseerd, is de bestemming Water opgenomen.

 
Archeologie  
De Monumentenwet legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met bekende en te verwachten archeologische waarden rekening te houden (zie paragraaf 4.6).
Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden.  
Voor het deel van het plangebied waar archeologische waarden worden verwacht of bekend zijn, is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen.  

5.6 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 22) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 23 tot en met artikel 29 bevatten voor alle bestemmingen geldende regels: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en algemene procedureregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 30, de slotregel in artikel 31.
5.6.1 Inleidende regels

In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
Aandacht verdienen de begrippen 'aan-huis-gebonden bedrijf' en 'aan-huis-gebonden beroep'. Wanneer in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:

  • geen hinder voor de woonsituatie opleveren;
  • naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
  • geen detailhandel en/of horeca betreffen;
  • geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

Daarnaast verdient de Haagse bezonningsnorm (artikel 1.52) aandacht. In diverse bestemmingen is bepaald dat aan deze norm moet worden getoetst, om er zorg voor te dragen dat in het kader van een goede ruimte ordening een goed leefklimaat kan worden gewaarborgd.

In artikel 2 is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.6.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Voor het gemaal nabij 'de Levende Have' is bestemd als Bedrijf.

Artikel 4 Gemengd

Deze bestemming heeft betrekking op het oostelijke deel van Haagse Tuinen, gelegen aan de Madesteinweg en Madepolderweg. Binnen deze bestemming zijn woningen, maar ook basisvoorzieningen zoals onderwijs, kinderopvang, welzijnsvoorzieningen, culturele voorzieningen en kleinschalige detailhandel en dienstverlening toegestaan. Het totale bruto-vloeroppervlak van deze niet-woonfuncties mag niet meer bedragen dan 10.000 m2.

Bouwregels

Voor de regels ten aanzien van bebouwing wordt onderscheid gemaakt tussen percelen die gelegen zijn aan de bestemming Verkeer - Verblijfsstraat of Water (het ruimtelijk raamwerk uit het stedenbouwkundig plan), en de overige percelen.

In de bouwregels is de maximale bouwhoogte opgenomen. Hiervan kan op basis van een afwijking worden afgeweken om een extra bouwlaag toe te voegen en/of om de kap(verdieping) uit te voeren als bouwlaag. Voorwaarden zijn wel dat deze afwijking stedenbouwkundig verantwoord is en voldoet aan de Haagse bezonningsnorm. Deze norm is opgenomen in artikel 1.52.

Daarnaast is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om de bestemmingsgrenzen van deze bestemming met de bestemmingen Verkeer - Verblijfsstraat, Water en Groen en Woongebied - 2, 15 meter te verschuiven, mits deze verschuiving stedenbouwkundig verantwoord is en wordt voldaan wordt aan de Haagse bezonningsnorm. Deze afwijkingsmogelijkheid is opgenomen om meer flexibiliteit te kunnen bieden bij de verdere planuitwerking.

Openbaar toegankelijke groenstroken

In de regels is bepaald dat binnen deze bestemming en binnen de bestemming 'Woongebied - 2' binnen deelgebied 1, 2 en 3 in totaal ten minste 2% van de totale oppervlakte van de deelgebieden 1, 2 en 3 openbaar toegankelijk groen aanwezig dient te zijn.

Het ontwerp van de openbare ruimte dient ter toetsing aangeboden te worden aan de daarvoor ingestelde commissies (de zogenoemde AdviesCommissie Openbare Ruimte (ACOR) en VoorOverleg Verkeer (VOV). Zij toetsen het ontwerp openbare ruimte onder andere aan het Handboek Openbare Ruimte. Het advies van de ACOR en VOV zal door het bevoegd gezag meegenomen worden in de procedure voor een omgevingsvergunning.

Artikel 5 Groen

De bestemming Groen is toegekend aan alle openbare groenvoorzieningen binnen het plangebied. De gronden zijn bestemd voor park en plantsoen, grasvelden, gazons en speel- en ligweide, kinderboerderij, vogelrustgebied, heemtuin, bomen en planten, boomvakken en plantenvakken, oevers, waterlopen en waterpartijen, voet- en fietspaden, bruggen ten behoeve van voet- en fietspaden, speeltuin en speelvoorzieningen en ecologische verbindingszone.

Voor het kampeerterrein is een aanduiding opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding is een kampeerterrein voor verblijfsrecreatie met bijbehorende ongebouwde parkeervoorzieningen toegestaan.

Artikel 6 Horeca

Deze gronden zijn bestemd voor de horecagelegenheid Madestein Restaurant & Events en het pannenkoekenhuis/brasserie aan de Madesteinweg 34. Voor de maximale horecacategorie wordt verwezen naar de Staat van Horeca-categorieën, die in bijlage 1 van de regels is opgenomen.

Artikel 7 Maatschappelijk - 1

Deze gronden zijn bestemd voor de het politiebureau de Levende Have, waar een politiehonden-kennel is alsmede een manege ten behoeve van de bereden-politie. Rondom de Levende Have is een geluidszone opgenomen (zie hierna onder Algemene aanduidingsregels). De te treffen maatregelen zijn binnen deze bestemming mogelijk gemaakt.

Artikel 8 Maatschappelijk - 2

Deze gronden zijn bestemd voor de zorginstelling Psycho Medisch Centrum Parnassia en het Wellant College. Binnen deze bestemming zijn de vigerende bouwrechten opgenomen.

Doordat een deel van het terrein van Parnassia als Groen is bestemd, is het bebouwingspercentage voor dit bestemmingsvlak verhoogd van 13 naar 14%

Artikel 9 Recreatie - Volkstuin

Deze bestemming is opgenomen voor het volkstuinencomplex. Op deze gronden mogen per (tuin)perceel gebouwen worden gebouwd, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20 m2, met een maximale bouwhoogte van 3 meter. Een uitzondering op deze regel betreft het gemeenschappelijke gebouw, waarvoor een bouwvlak op de verbeelding met een maximale goot- en bouwhoogte is opgenomen.

Permanente bewoning is binnen deze bestemming niet toegestaan, met uitzondering van het perceel waarvoor de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' is opgenomen. Hiervoor is persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen in artikel 30. Dit gebruik (permanente bewoning) mag uitsluitend voor zover dit gebruik valt onder de voor dit gebruik verleende gedoogbeschikking worden voortgezet door de houder van de gedoogbeschikking.

Artikel 10 Sport

De sportvoorzieningen in het plangebied zijn ondergebracht in de bestemming Sport. Voorzieningen die passen binnen en nodig zijn voor het uitoefenen van sporten zijn toegestaan. Te denken valt aan ballenvangers, dug-outs, lichtmasten en tribunes. Tevens zijn speelvoorzieningen, jongeren ontmoetingsplek, kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, peuterspeelzaal, scouting, welzijnsinstelling, verenigingsleven en terrassen ten behoeve van horeca-inrichting toegestaan.

Artikel 11 Verkeer - Hoofdverkeersweg

Hoofdverkeerswegen bestaan uit rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen. De bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg staat naast wegen met een ontsluitingsfunctie voor de stad en de wijk openbaar vervoerstroken parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, en alle daarbij behorende bouwwerken, groen, water en overige voorzieningen toe.

Artikel 12 Verkeer - Straat

Onder deze bestemming vallen de straten met doorgaande rijbanen, openbaar vervoerstroken, ongebouwde parkeervoorzieningen en voet- en fietspaden. Het gaat om doorgaande rijbanen voor verkeer, in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten: de buurtontsluitingswegen. Ten aanzien van de inrichting zijn dezelfde voorzieningen als bij hoofdverkeerswegen toegestaan.

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsstraat

De op de plankaart voor 'Verkeer - Verblijfsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor voet- en fietspaden, wegen ten behoeve van de ontsluiting van de buurt, woonerven, speelvoorzieningen en ongebouwde parkeervoorzieningen.

Artikel 14 Water

De watergangen die op de leggerkaart van het Hoogheemraadschap Delfland zijn aangewezen als primair water hebben deze bestemming gekregen. In aanvulling daarop is ook het (secundair) water aan het Grand Canal als Water bestemd. De gronden zijn o.a. bestemd voor water, waterberging, oever en extensief dagrecreatief medegebruik met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, waaronder ook bruggen en dammen met voet- en fietspaden en ontsluiting en overige voorzieningen.

Artikel 15 Wonen - 1

De op de plankaart voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor de buiten de ontwikkellocatie gelegen bestaande bebouwing (het gaat om de bestaande grondgebonden woningen) met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven. Op de plankaart zijn de bebouwingsvlakken met daarbij de maximaal toegestane bebouwingshoogte opgenomen.

Artikel 16 Wonen - 2

De op de plankaart voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor de buiten de ontwikkellocatie gelegen bestaande bebouwing (het gaat hier om appartementen) met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven. Op de plankaart zijn de bebouwingsvlakken met daarbij de maximaal toegestane bebouwingshoogte opgenomen.

Artikel 17 Woongebied - 1

De bestemming Woongebied - 1 is toegekend aan het, op basis van het hiervoor geldende bestemmingsplan Madestein 2001 te ontwikkelen gebied Oud Vroondaal. De gronden zijn bestemd voor wonen, gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen, voet, fiets en wandelpaden, verblijfsgebieden, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.

Voor de percelen binnen Oud-Vroondaal die grenzen aan de Vroonhoevelaan, Nederhoflaan en Westmadeweg moet voor hoofdgebouwen een minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens worden aangehouden. Voor de overige percelen is bebouwing gereguleerd via een maximaal bebouwingspercentage van 25% per bouwperceel.

In deze bestemming is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om de bebouwing te verhogen tot een hoogte van vier bouwlagen en een kap(verdieping). Voorwaarden zijn wel dat deze afwijking stedenbouwkundig verantwoord is en voldoet aan de Haagse bezonningsnorm. Deze norm is opgenomen in artikel 1.52.

Artikel 18 Woongebied - 2

De bestemming Woongebied - 2 is toegekend aan de nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden met als grondslag het 'Stedenbouwkundigplan Vroondaal, Aangenaam Haags'. Het gaat daarbij om de deelgebieden Nieuw Vroondaal en Haagse Tuinen. Net als in de bestemming Woongebied - 1 zijn de gronden bestemd voor wonen, gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen, voet-, fiets- en wandelpaden, verblijfsgebieden, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.

Voor Haagse Tuinen (deelgebied 1, 2, 3 en 4) is grotendeels dezelfde regeling van toepassing als opgenomen binnen de bestemming Gemengd. Voor de toelichting op de bestemmingsregeling wordt verwezen naar de toelichting op de bestemming Gemengd.
 

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0252AMadeVroondl-52VA_0017.png"


Voor Nieuw Vroondaal (deelgebied 5, 6, 7, 8 en 9) wordt eveneens onderscheid gemaakt tussen percelen die gelegen zijn aan het ruimtelijk raamwerk uit het stedenbouwkundig plan (concreet de bestemmingen Water, Groen of Verkeer - Verblijfsstraat) en de overige percelen.

In de bouwregels is de maximale bouwhoogte opgenomen. Hiervan kan op basis van een afwijking worden afgeweken om een extra bouwlaag toe te voegen en/of om de kap(verdieping) uit te voeren als bouwlaag. Voorwaarden zijn wel dat deze afwijking stedenbouwkundig verantwoord is en voldoet aan de Haagse bezonningsnorm. Deze norm is opgenomen in artikel 1.52.

Daarnaast is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om de bestemmingsgrenzen van deze bestemming met de bestemmingen Gemengd, Verkeer - Verblijfsstraat, Water en Groen 15 meter te verschuiven, mits deze verschuiving stedenbouwkundig verantwoord is en wordt voldaan wordt aan de Haagse bezonningsnorm. Deze afwijkingsmogelijkheid is opgenomen om meer flexibiliteit te kunnen bieden bij de verdere planuitwerking.

Openbaar toegankelijke groenstroken

In de regels is bepaald dat binnen deze bestemming en binnen de bestemming 'Gemengd' binnen deelgebied 1, 2 en 3 in totaal ten minste 2% van de totale oppervlakte van de deelgebieden 1, 2 en 3 openbaar toegankelijk groen aanwezig dient te zijn. Voor de deelgebieden 5, 6, 7, 8 en 9 is dat 1,5%.

Artikel 19 Leiding - Gas

Deze dubbelbestemming heeft betrekking op de gastransport leidingen binnen het plangebied. Gronden die tegelijkertijd zijn aangewezen voor, bijvoorbeeld Groen en Leiding - Gas zijn bestemd voor groen én de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding. Als men binnen dit gebied wil bouwen of de grond wil roeren, is een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders nodig. Deze vergunning wordt alleen verleend als de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 20 Leiding - Riool

De rioolwaterpersleiding van het Hoogheemraadschap heeft de dubbelbestemming Leiding - Riool. De gronden zijn primair bestemd voor een rioolpersleiding en secundair voor de onderliggende bestemmingen.

Artikel 21 Waarde - Archeologie

In het plan is het archeologisch waardevol gebied beschermd middels de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Daarnaast zijn er bouwregels gesteld, die in het kader van het bouwen van bouwwerken met grondroering van toepassing zijn.

Waterstaat - Waterkering

De gronden met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor een waterkering met de bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

5.6.3 Algemene Regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 27.

Artikel 25 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toegestaan. In de algemene gebruiksregels is ook een regeling vervat voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep:

  • De activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleveren en mogen niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingsplichtig zijn.

Op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of zelfs meldingsplichtige activiteiten passen uiteraard niet in de woonomgeving. Maar ook indien een activiteit niet vergunning- of meldingsplichtig is, bestaat er kans op ongewenste overlast voor de omgeving, bijvoorbeeld geluid- of geurhinder. Dit kan met name het geval zijn bij de meer ambachtelijke beroepen. Van geval tot geval dient de (kans op) hinder voor de woonsituatie te worden nagegaan. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de hinder in principe niet onevenredig veel groter mag zijn dan in redelijkheid bij 'normale' bewoning (zonder beroepsuitoefening) het geval zou zijn.

  • De activiteiten mogen naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning.

Van belang is dat het karakter van de woning duidelijk herkenbaar blijft en dat de nadruk niet komt te liggen op de beroepsuitoefening. Ter illustratie: reclame-uitingen, anders dan een bescheiden 'bordje naast de deur' of de uitstalling van goederen op het bijbehorende erf betekenen reeds dat aan het karakter van de woning afbreuk wordt gedaan.

  • De activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen.

Detailhandel en horeca leveren in de regel een zodanig ongewenste verkeersaantrekkende werking op, dat het toelaten ervan in woongebied niet zonder meer passend wordt geacht.

  • De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

Dit betekent dat wanneer de beroepsuitoefening een te grote verkeersaantrekkende werking heeft, deze niet is toegestaan. Wanneer dit het geval is, is niet op voorhand aan te geven. Dit hangt mede af van de stedenbouwkundige en verkeerskundige situatie ter plaatse. Ter illustratie: wanneer in de praktijk dagelijks gedurende langere tijd meer dan twee parkeerplaatsen benodigd zijn in verband met de uitoefening van een beroep aan huis, kan reeds sprake zijn van parkeerproblemen. Uiteraard is dit mede afhankelijk van de bestaande parkeerdruk in de omgeving. In voorkomende gevallen zal in overleg met gemeente en omwonenden naar een passende oplossing moeten worden gezocht.

  • De activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maar een deel van de bebouwde oppervlakte mag bedragen.

Ook deze (direct meetbare) voorwaarde draagt eraan bij dat de eventuele hinder voor de omgeving wordt beperkt. Wanneer bijvoorbeeld de woning (vrijwel) geheel zou worden aangewend voor de beroepsuitoefening, is de kans op een ongewenste uitstraling naar de omgeving relatief groot.

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 27.

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel staan regels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden binnen de op de plankaart opgenomen gebiedsaanduidingen.

26.1 Waterstaat - beschermingszone

Deze gebiedsaanduiding is voor de beschermingszone rondom de kernzone van de waterkering opgenomen.

26.2 Geluidzones

Deze gebiedsaanduiding is voor de geluidzone rondom de Levende have opgenomen. Zonder geluidswerende maatregelen zal in de omliggende woonbestemmingen een geluidbelasting optreden van meer dan de vergunde geluidgrenswaarde van 45 dB(A) als etmaalwaarde. Door het treffen van geluidwerende maatregelen aan de hondenkennel wordt de geluidsuitstraling beperkt. Dit betreft de contour die als 'geluidzone – industrie' op de plankaart is opgenomen. Door het treffen van maatregelen aan de hondenkennel wordt de geluidscontour beperkt.

26.3 Geurzones

1. Paarden
Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij in combinatie met de Verordening geurhinder maneges geldt er voor het houden en fokken van paarden en maneges in Den haag een minimale afstand van 50 meter tot woningen. Deze afstanden staan opgenomen middels de aanduiding 'milieuzone-geurzone' op de plankaart waarbij gemeten is vanaf de (overdekte) paardenstallen. Het gaat daarbij om locaties aan de Oorberlaan en de Madepolderweg.

2. Gemaal

Daarnaast is een aanduiding milieuzone-geurzone opgenomen ten behoeve van het elektrisch poldergemaal aan de Oorberlaan.

26.4 Ecologische verbindingszone

Deze gebiedaanduiding is opgenomen ter bescherming van de provinciale ecologische verbindingszone.

Artikel 27 Algemene afwijkingsregels

het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval. Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Algemene procedureregels

In de algemene procedureregels zijn regels opgenomen voor het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid, die is opgenomen in artikel 28.

5.6.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 31 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Madestein - Vroondaal'

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De gemeente Den Haag en de Ontwikkelingscombinatie Madestein VOF (bestaande uit Bouwfonds Ontwikkeling en Synchroon) hebben in december 2008 een samenwerkingsovereenkomst getekend ten behoeve van de ontwikkeling van het project Vroondaal. Deze partijen werken na ondertekening van de overeenkomst samen onder de naam “PPS Vroondaal Ontwikkeling”. De gemeente is voor 50% aandeelhouder. In 2012 heeft de PPS Vroondaal Ontwikkeling in samenwerking met de gemeente Den Haag een nieuw stedenbouwkundig plan uitgewerkt, inclusief vertrouwelijke grondexploitatie (RIS 256696). De uitvoering van het stedenbouwkundig plan wordt mogelijk gemaakt door een herziening van onderhavig bestemmingsplan.

De Wet ruimtelijke ordening (Afdeling 6.4 Grondexploitatie) verplicht gemeenten om tegelijkertijd met een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd. Het primaire doel van een exploitatieplan is om kosten te kunnen verhalen bij alle eigenaren in het exploitatieplangebied, zodat zij bij zelfrealisatie een evenredige bijdrage betalen in de exploitatiekosten. Dat betekent dat de gemeente, ten aanzien van situaties waarin eigenaren de ontwikkeling zelf realiseren, geen verlies lijdt op de exploitatiekosten.

Binnen het bestemmingsplangebied bevinden zich echter grondeigenaren die niet binnen de samenwerkingsovereenkomst vallen en waarmee de gemeente Den Haag nog geen overeenkomst heeft gesloten. Voor het bestemmingsplan geldt daarom dat het kostenverhaal niet voor alle bouwplannen als bedoeld in art. 6.12 Wro anderszins verzekerd is. De gemeente voldoet daarom aan de plicht om een exploitatieplan vast te stellen. Blijkens paragraaf 6.3 van het exploitatieplan zijn de geraamde opbrengsten hoger dan de geraamde kosten in het plan. De exploitatiebijdragen zoals opgenomen in het exploitatieplan komen ten gunste aan de grondexploitatie.

De vertrouwelijke grondexploitatie van de PPS behorend bij het nieuwe stedenbouwkundig plan is financieel sluitend (zie: RIS 256697). Hierbij is het uitgangspunt van actief grondbeleid gehanteerd, waarbij de gemeente en PPS besluiten tot actief aankopen van gronden ten behoeve van realisatie van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is financieel uitvoerbaar.

NEBRO Ontwikkelingsbedrijf B.V., eigenaar van gronden in Nieuw Vroondaal, heeft te kennen gegeven dat met de gemeente nog geen overeenstemming is bereikt over de rondweg in Nieuw Vroondaal en dat zij in beginsel niet voornemens is tot verkoop over te gaan en de kennis en middelen bezit om tot zelfrealisatie over te gaan.

Wanneer met haar geen overeenstemming wordt bereikt en zij uiteindelijk zou besluiten toch niet tot zelfrealisatie over te gaan zal de gemeente het instrument van onteigening inzetten voor verwerving van de nodige grond voor de rondweg.

Met het oog op het risico's van deze onteigening is in de grondexploitatie rekening gehouden met dit risico.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Madestein-Vroondaal e.o. is op 18 juni 2013 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  • 2. Provincie Zuid-Holland
  • 3. Stadsgewest Haaglanden
  • 4. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 5. Dunea
  • 6. Staatsbosbeheer
  • 7. Burgermeester en Wethouders van Westland
  • 8. Politie Haaglanden, waaronder bureau De Levende Have
  • 9. Veolia Transport Haaglanden
  • 10. Veiligheidsregio Haaglanden, Regionale Brandweer
  • 11. HTM Personenvervoer
  • 12. Stichting Haagse Gracht
  • 13. Het bestuur van de Stichting Duinbehoud
  • 14. Stedin B.V.
  • 15. TenneT Regio West
  • 16. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 17. Fietsersbond Afdeling Den Haag
  • 18. Kamer van Koophandel Haaglanden
  • 19. Koninklijke Horeca Nederland
  • 20. Koninklijke Nederlandse
  • 21. Stichting Haags Milieucentrum
  • 22. IVN, Vereniging voor natuur-en milieu educatie Den Haag
  • 23. Haagse vogelbescherming
  • 24. Stichting het Zuid-Hollands landschap
  • 25. Livingstone Building Industry BV
  • 26. Zelfontwikkelaars Haagse tuinen I en II
  • 27. Varese investeringen IV BV
  • 28. Parnassia Bavo groep

Genoemd concept is tevens verstuurd aan:

  • 29. Commissie Loosduinen
  • 30. Bewonersvereniging Vroondaal

Van de instanties onder nummer: 2, 3, 4, 8, 17, 27, 28 en 29 zijn de hieronder geciteerde reacties ontvangen. Het advies van de instantie genoemd onder nummer 10 is verwerkt in paragraaf 4.7.9 van de toelichting. Met de Commissie Loosduinen is er een informatie-bijeenkomst geweest op 19- 9-2013. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.

2 Provincie Zuid-Holland

“Ik heb kennis genomen van het bovengenoemde voorontwerp bestemmingsplan. Het plan geeft aanleiding tot de volgende reactie. Het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en de verordening Ruimte. Het plan is op enkele punten niet conform dit beleid. Wij maken de volgende opmerkingen.

A. Provinciaal contourenbeleid
In het noordwestelijke deelgebied (Parnasia) van het bestemmingsplan is een ruim deel bestemd als maatschappelijke doeleinden. Dit deel is gelegen buiten de bebouwingscontour zoals die is opgenomen in de Provinciale Structuur Visie (PSV) en Verordening ruimte (VR). De wijze waarop dit in het bestemmingsplan is opgenomen is in strijd met de functiekaart en contourenkaart. Het plan dient op dit onderdeel aangepast te worden.

Op het E-formulier is aangegeven dat de verlegging van het kruispunt Madepolderweg een overschrijding van de bebouwingscontour betekent. Uit het plan of plankaart is niet duidelijk op te maken waar die overschrijding van de bebouwingscontour exact plaatsvindt. Ons beleid staat het niet toe dat er buiten de bebouwingscontour stedelijke functies worden gerealiseerd. Zie artikel 3, lid 1 van de VR. Mocht de aanpassing van het bedoelde kruispunt gepaard gaan met de overschrijding van de bebouwingscontour dan zullen we daar niet mee kunnen instemmen. Het een en ander kan via een andere procedure (artikel 3, lid 6 'in- en uitdeuken bebouwingscontour' van de VR) mogelijk worden gemaakt.

B. Wonen
Omdat de afzet van de huidige kavels in het gebied achterblijft op de planning en in verband met de rentelasten is in het onderhavige plan een nieuwe ontwikkelingsvisie woningbouw opgenomen. Dit nieuwe stedenbouwkundig plan is op 12 februari 2013 door uw college vastgesteld.
Het plan maakt de realisatie van 1469 woningen mogelijk. Dit is een verdubbeling van het aantal woningen dat het vigerende bestemmingsplan is opgenomen. De nieuwe stedenbouwkundig invulling betekent een afwijking van de afspraken zoals die in 2002 zijn overeengekomen en vastgelegd zijn in het regionaal convenant Westlandse Zoom. Daarmee ontstaat ook strijdigheid met het provinciaal beleid ten aanzien van het realiseren van Topmilieus. Als convenant partner houden wij vast aan de oude afspraken. Wij zijn uiteraard bereid om met andere partners in gesprek te gaan over eventuele aanpassingen van het convenant, maar willen niet vooruit lopen op de uitkomsten.
Uw college neemt met dit voorontwerpbestemmingsplan een voorschot op de actualisering van voornoemd convenant dat binnenkort zal plaatsvinden. Bij die actualisering zal er opnieuw tot gezamenlijke afspraken moeten worden gekomen over de fasering, dosering en eventueel kwalitatief herprogrammering van planvoorraden in de regio voor de komende jaren. Het ontbreken van de regionale afstemming betekent dat de ontwikkeling in strijd is met de afspraken zoals vastgelegd in het convenant en voorts in strijd is met ons beleid zoals dit is verwoord in artikel 2, lid 1 van de Verordening Ruimte (VR).

C. Detailhandel
In het plan wordt in het deelgebied 'Haagse Tuinen' binnen de bestemming "Gemengd' detailhandel mogelijk gemaakt. Uit het plan is niet op te maken om hoeveel m2 verkoopvloeroppervlak het hier gaat. De opgenomen bestemming detailhandel is in strijd met artikel 9, lid 1, van onze Verordening Ruimte. Hierin is opgenomen dat een bestemmingsplan voor gronden die gelegen zijn buiten de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijk gebonden winkelcentra, geen bestemmingen mogelijk maakt voor nieuwe detailhandel. Dit onderdeel van het plan is hiermee in strijd en dient uit het plan geschrapt te worden. Het plan houdt op bovengenoemde punten onvoldoende rekening met het provinciaal belang. Ik verzoek u daarom het plan aan te passen.
Dit is een gecoördineerde reactie van alle betrokken directies van de provincie.”

Reactie

A. Om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan bebouwingscontour op basis van de nieuwe Verordening Ruimte, worden die delen van de van oorsprong maatschappelijke gronden van Parnassia, buiten de bebouwingscontour gewijzigd naar de bestemming Groen. De reeds bebouwde delen welke bebouwd zijn op basis van het vorige bestemmingsplan worden hierbuiten gelaten.
De procedure op grond van de verordening Ruimte in - en uitdeuken bebouwingcontouren (art. 3, lid 6 Verordening Ruimte) voor het verleggen van de Madesteinweg is aangevraagd zodat voor vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan hier rekening mee gehouden zal worden.

B. Regelmatig zijn er besprekingen met de regio. Daarbij zijn ook besprekingen in het kader van het samenwerkingsverband Westlandse-Zoom, waartoe Stadsgewest Haaglanden behoort. In dat kader zijn er besprekingen over de verhoging van het aantal woningen ten opzichte van het afgesloten convenant. Uitgangspunt is dat voor vaststelling van het bestemmingsplan er regionale afstemming is. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat in het vigerende bestemmingsplan 'Madestein 2001' woningbouw reeds mogelijk is zodat er voor het nieuwe bestemmingsplan voor dat punt sprake is van bestaande rechten. Verder wordt opgemerkt dat in het oude bestemmingsplan de verhoging van het aantal woningen afwijkend van het aantal genoemd in het convenant reeds mogelijk is.

C. De mogelijkheid voor detailhandel zal worden beperkt tot 200 m2, hetgeen is toegestaan op grond van (Provinciale) Verordening Ruimte; art 9, lid 2 onder e.

3 Stadsgewest Haaglanden

"De gemeente Den Haag heeft het voorontwerpbestemmingsplan "Madestein-Vroondaal e.o." naar het Dagelijks Bestuur (DB) van het Stadsgewest Haaglanden gestuurd voor advies. Het plangebied is onderdeel van het project "Westlandse Zoom" dat de ontwikkeling van een exclusief woongebied nastreeft waarbij woningen in het topsegment zullen worden gerealiseerd met prominente aanwezigheid van groen en water. Dit project wordt ontwikkeld in samenwerking met de gemeente Westland, de provincie Zuid-Holland en het Stadsgewest Haaglanden, die zitting nemen in de Stuurgroep Westlandse Zoom. Deze groep spreekt zich uit over de woningprogrammering. In de Toelichting van het bestemmingsplan staat dat wegens gewijzigde omstandigheden in de woningmarkt realisatie van het oorspronkelijke bedachte woonprogramma niet meer haalbaar is waardoor de ontwikkeling op een andere manier (uitgifte van kleinere kavels) gestalte kan krijgen. Dit zal volgens de toelichting leiden tot verdichting, hetgeen echter niet ten koste mag gaan van het exclusieve karakter van het gebied.

De adviezen van het DB berusten op het beleid uit het regionale Structuurplan (RSP) en de overige sectorale afspraken. In het RSP staan afspraken over de woningprogrammering. Voor de Westlandse Zoom gelden aparte afspraken die door voornoemde Stuurgroep worden gemaakt en die in het Convenant Westlandse Zoom zijn opgenomen. Wegens de crisis in de markt van onroerend goed onderschrijven alle in de Stuurgroep zittende partijen de noodzaak van een programmawijziging. Er zijn echter op dit moment geen definitieve afspraken gemaakt over een toename van de bouwdichtheid, over het aantal woningen in het hele project, de kwaliteit hiervan en de fasering van de bouw. Daarom kan het DB nog geen definitief advies over het plan geven. De bestuurlijke besluitvorming zal naar verwachting in september 2013 plaatsvinden, zodat de wijziging in de herziening van de provinciale Structuurvisie (PSV) kan worden meegenomen. Pas dan kan het DB een advies over het bestemmingsplan uitbrengen.
Wij danken u voor de toezending van dit voorontwerpbestemmingsplan en zullen de vervolgprocedure met belangstelling volgen."

Reactie

Met verwijzing naar de beantwoording van de reactie van de Provincie Zuid-Holland, onder 2 B. wordt de reactie voor kennisgeving aangenomen.

4 Hoogheemraadschap van Delfland

"In het kader van artikel 3.1.1 Bro heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp bestemmingsplan Madestein-Vroondaal in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp bestemmingsplan.
Advies
Wij geven u graag nog advies ten aanzien van de wateraspecten in het plan. In het bestemmingsplan geeft u aan, dat ten opzichte van het huidige bestemmingsplan geen planologische verslechtering voor het watersysteem plaatsvindt. Wij vragen u ons een uitsnede van het huidige bestemmingsplan met de daarbij behorende regels toe te zenden om aan te tonen, dat dit inderdaad zo is.

In de beschrijving van het watersysteem is een aantal onjuistheden beschreven en wij verzoeken u deze aan te passen. Het gaat om de volgende aspecten:

  • Het boezempeil wordt gehandhaafd op -0,43 m NAP. Het waterpeil in de Oostmadepolder wordt op twee verschillende peilen gehandhaafd. Het noordelijk gebied heeft een flexibel peil tussen -1,53 en -1,83 m NAP en het zuidelijke deel heeft een peil van -1,33 m NAP, zoals aangegeven in figuur 1.
  • In de waterparagraaf is aangegeven, dat er geen KRW-lichamen binnen het bestemmingsplan aanwezig zijn. Er ligt echter ten zuiden van de Boomaweg een KRW-lichaam.
  • Op de verbeelding is niet te zien of de rioolpersleiding op de juiste locatie als de dubbelbestemming Leiding-Riool is aangegeven. Langs de Loosduinse Hoofdstraat en de Lozerlaan is een rioolpersleiding aanwezig, zie figuur 2.
  • Op de verbeelding ontbreekt de arcering voor een aantal aanduidingen (zoals waterstaat-waterkering etc.).
  • Ten westen van het plan aan de Oorberlaan is een polderkade aanwezig. De keurzone van deze kering dient ook op de verbeelding aangegeven te worden gelijk aan de boezemkades.

Voor meer informatie of vragen kunt u terecht bij de contactpersoon, vermeld onderaan het voorblad van deze brief.

Reactie

De reactie is verwerkt in de plankaart, regels en toelichting van het bestemmingsplan.

8 Politie Haaglanden, bureau De Levende Have, ingediend door Ekelmans en Meijer advocaten

"Als raadsvrouw en gemachtigde van Politie Haaglanden, gevestigd te (2585 BG) Den Haag aan de Burgemeester Patijnlaan 35 (hierna ook: "cliënte") alsmede van de Korpsleiding Politie, gevestigd te (2595 CL) Den Haag aan de Juliana van Stolberglaan 4-10 (hierna ook: " cliënte sub 2 ''), dien ik hierbij een inspraakreactie in naar aanleiding van de ter inzage legging van het Voorontwerpbestemmingsplan Madestein-Vroondaal.
In dit voorontwerp worden woningen mogelijk gemaakt in de directe nabijheid van het trainingscentrum van cliënten. Cliënten zijn in beginsel op voorhand niet tegen de komst van woningbouw ter plaatse. Zij willen echter zeker stellen dat zij de exploitatie van het trainingscentrum ongestoord kunnen continueren op het huidige niveau en dat hun uitbreidingsmogelijkheden niet in gevaar komen. Dat cliënten hierbij een rechtens te respecteren belang hebben, blijkt onder meer uit de inmiddels vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin de Afdeling oordeelt dat het relativiteitsvereiste (het vereiste dat uitsluitend beroepsgronden kunnen worden aangevoerd die het eigen belang betreffen) er niet aan in de weg staat dat bedrijven opkomen voor hun belang op een ongehinderde bedrijfsuitoefening indien woningbouw wordt opgericht in de nabijheid van hun bedrijf. Gelet op de grote belangen die voor cliënten spelen, stellen zij het dan ook zeer op prijs dat hun in het kader van het vooroverleg is gevraagd een reactie te geven op het voorontwerp. Zij verzoeken u hen in de aanloop van het ontwerpplan nauw te betrekken en met hen in overleg te treden over de mogelijkheden van de beoogde woningbouw in de nabijheid van het trainingscentrum. In het navolgende licht ik het standpunt van cliënten verder toe.

Achtergrond
1. Politie Haaglanden is eigenaar van het perceel aan de Oorberlaan 100, gelegen in het recreatiegebied Madestein te Den Haag, welk perceel in de nabije toekomst in eigendom zal worden overgedragen aan de Korpsleiding Politie.

2. Politie Haaglanden exploiteert ter plaatse een trainingscentrum voor politiepaarden en politiehonden "De Levende Have", die worden ingezet door de Politie. Het trainingscentrum omvat een manege voor de paarden, een buitenkennel voor de honden, oefenvelden en een kantoorgebouw. Het complex wordt omsloten door het recreatiegebied.

3. In het verleden is op aandringen van de gemeente Den Haag het trainingscentrum verplaatst naar de huidige locatie. Uw gemeente achtte deze locatie uitermate geschikt voor de exploitatie van het trainingscentrum, omdat de locatie weinig bebouwing in de omgeving kent en omdat omvangrijke bebouwing op de locatie vanuit stedenbouwkundig oogpunt beslist ongewenst was. De toen al bekende geluidoverlast van dag en nacht blaffende honden en oefeningen met geluid voor honden en paarden zou in dit redelijk verlaten gebied minder problemen opleveren ten opzichte van de toen in gebruik zijnde locaties. Verplaatsing van het trainingscentrum naar de huidige locatie is indertijd mogelijk gemaakt middels een vrijstelling ex artikel 19 WRO, omdat het centrum niet paste binnen de (vigerende) agrarische of recreatieve bestemming.

4. Politie Haaglanden heeft flink geïnvesteerd (zonder de aankoopkosten van de grond gaat het al snel om een bedrag van 20 miljoen gulden) om de exploitatie op de locatie mogelijk te maken. Nadat zij de grond van de gemeente Den Haag had gekocht, heeft cliënte de grond zelf bouwrijp moeten maken en het nodige moeten investeren om te kunnen voldoen aan de eisen van de gemeente voor de exploitatie ter plaatse (er moest onder meer rekening worden gehouden met de bestaande voorzieningen).

5. Nog geen jaar nadat het trainingscentrum op de huidige locatie was gevestigd, werd cliënte geconfronteerd met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Madestein 2001. Dit plan diende niet alleen als juridische basis voor 'De Levende Have', maar was tevens de basis voor een - onwenselijke herontwikkeling van Madestein tot luxe woongebied. De herziening maakt het mogelijk om woningen te realiseren in de directe omgeving van 'De Levende Have', hetgeen verstrekkende gevolgen zou hebben voor de exploitatie van het trainingscentrum.

6. Vanwege deze gevolgen van de beoogde nieuwbouw voor de exploitatie van het trainingscentrum heeft Politie Haaglanden indertijd bedenkingen ingediend tegen dit bestemmingsplan. Dit heeft ertoe geleid dat Gedeputeerde Staten van Zuid Holland goedkeuring hebben onthouden aan het gedeelte van het plan waarin woningbouw mogelijk werd gemaakt binnen 200 meter van de oefenvelden van het trainingscentrum.

7. Daarnaast heeft cliënte een overeenkomst met uw gemeente gesloten met als doel te voorkomen dat eventuele nieuwbouw negatieve effecten zou hebben op de exploitatie van cliënte.

8. Na de gedeeltelijke onthouding van goedkeuring door gedeputeerde staten, heeft uw college het bestemmingsplan "Madestein 2001 (Nieuw Madestein), Eerste herziening" voorbereid. Dit bestemmingsplan voorzag erin dat geen woningen werden opgericht binnen 200 meter van het trainingscentrum, overeenkomstig het eerdere besluit hieromtrent van gedeputeerde staten. Na het indienen van zienswijzen door cliënte zijn in dit bestemmingsplan daarnaast bepalingen opgenomen die er onder andere in voorzagen dat een geluidsscherm zou worden opgericht.

Voorontwerpbestemmingsplan Madestein-Vroondaal

9. Het onderhavige voorontwerp voorziet er opnieuw in dat woningen worden opgericht in de directe nabijheid van het trainingscentrum. Niet alleen wordt woningbouw mogelijk gemaakt op de locatie waarvan in het verleden is bepaald dat hier geen woningbouw mogelijk is (bestemming WG-2 in het voorontwerp) maar ook wordt woningbouw mogelijk gemaakt op een nieuwe locatie direct naast het trainingscentrum (met bestemming WG-l in het voorontwerp).

10. Zoals blijkt uit het voorontwerp alsmede uit de m.e.r-beoordeling is geen onderzoek verricht naar de geluidsproductie van het trainingscentrum. Het geluidsonderzoek dat thans is uitgevoerd, heeft immers uitsluitend betrekking op de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer.

11. In de toelichting van het plan staat vervolgens dat geluids afschermende maatregelen zullen worden genomen om te voorkomen dat de woonbestemming de bedrijfsvoering van politiebureau "Manege de Levende Have" belemmert. De maatregelen zouden bestaan uit een scherm van 400 meter lang en 8,5 meter hoog en uit een ' akoestische afscherming' van de Buiten ren van de hondenkennel. Met deze maatregelen zou het geluidsniveau in de woongebieden naar verwachting lager zijn dan 45 decibel, aldus de plantoelichting.

12. Zonder dat enig onderzoek is gedaan naar de huidige en mogelijk toekomstige geluidsproductie overdag en ' s nachts en zonder dat onderzoek is gedaan naar de mogelijkheid van geluidswerende maatregelen en de effecten daarvan op de geluidsproductie, wordt er thans vanuit gegaan dat sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit, terwijl eerder is vastgesteld dat met geluidswerende maatregelen (het betreffende geluidscherm) geen woningen binnen een afstand van 200 meter kunnen worden opgericht.

13. Voor wat betreft de voorgestelde maatregelen merken cliënten op dat het beoogde geluidsscherm van 400 meter lang en 8,5 meter hoog in ieder geval niet op het terrein van cliënten geplaatst mag worden. Met betrekking tot de voorgestelde maatregel om de buiten en af te schermen, vragen cliënten zich af welk soort geluidwerende voorzieningen aan de buiten en uw college voor ogen heeft.

14. In artikel 18.2.5 van de planvoorschriften behorende bij de bestemming Woongebied-2 is vervolgens de volgende bepaling opgenomen:
" bij het realiseren van de bestemming dient de Wet geluidshinder, het Haags ontheffingen beleid en de voor dit bestemmingsplan afgegeven beschikking hogere grenswaarden in acht te worden genomen. Voor de vergunningverlening moet worden aangetoond dat wordt voldaan aan de Wet geluidshinder, de voor dit bestemmingsplan afgegeven beschikking hogere grenswaarden inclusief de bij het akoestisch onderzoek gehanteerde uitgangspunten. "

15. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak: van de Raad van State dient echter bij de vaststelling van een bestemmingsplan verzekerd te zijn dat de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in een bestemmingsplan daadwerkelijk uitvoerbaar zijn binnen de planperiode van 10 jaar. Het onderzoek naar de vraag of kan worden voldaan aan de Wet geluidshinder kan dan ook niet worden doorgeschoven naar de uiteindelijke vergunningprocedure. Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan dient verzekerd te zijn dat de geluidsnormen niet aan de beoogde ontwikkeling in de weg staan. De in artikel 18.2.5 van de planvoorschriften neergelegde verplichting zal cliënten dan ook niet kunnen baten, nog daargelaten dat in artikel 17 van de planvoorschriften voor de bestemming" Woongebied-1" niet een dergelijke verplichting is vastgelegd, terwijl ook hier woningbouw in de nabijheid van het trainingscentrum mogelijk wordt gemaakt.

16. Voorafgaand aan het vaststellen van een ontwerpbestemmingsplan dient dan ook in ieder geval gedegen onderzoek te worden uitgevoerd naar de huidige (en toekomstige) geluidsproductie van het trainingscentrum (inclusief oefenweide ). Vervolgens zal moeten worden beoordeeld of er geluidswerende maatregelen te nemen zijn - die uitvoerbaar zijn en de werkzaamheden van cliënten niet hinderen wanneer aan de grenswaarden van de Wet geluidshinder kan worden voldaan, mede in relatie tot de hoogte van de woningen. Indien dat het geval is, zullen zodanige voorschriften in het bestemmingsplan dienen te worden opgenomen wanneer wordt gewaarborgd dat geen woningen zullen worden opgericht zonder dat de betreffende geluidswerende maatregelen genomen zijn.

17. Namens cliënten verzoek ik u hen nauw te betrekken bij de verdere procedure. Cliënten wensen in ieder geval overleg te voeren voorafgaand aan het uitvoeren van de geluidsonderzoeken alsmede over voorstellen voor mogelijk geluidswerende voorzieningen en/of andere oplossingen.

18. Tevens verzoek ik u mij rechtstreeks alle publicaties toe te zenden met betrekking tot het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan en later met betrekking tot de eventuele vaststelling van het bestemmingsplan.

Reactie

Op basis van het voorgaande bestemmingsplan Madestein 2001 (Nieuw Madestein), inclusief de eerste en tweede herziening is voor de SU bestemming (oude benaming van de bestemming Woongebied 1) binnen de invloedssfeer van politiebureau de Levende Have voor het bouwen van (vooral grondgebonden) woningen geen verplichting opgenomen tot het treffen van geluidsafschermende maatregelen. De verplichting tot het treffen van geluidafschermende maatregelen in het oude bestemmingsplan heeft uitsluitend betrekking op de in dit bestemmingsplan voorziene hoogbouw (met hoogte van 6 tot 10 bouwlagen). Deze hoogbouw maakt het nieuwe bestemmingsplan niet mogelijk.

Abusievelijk is bij concept-versie van het onderhavige bestemmingsplan geen paragraaf opgenomen ten aanzien van 'industrie-lawaai' de levende Have. Het bijgestelde onderzoek is inmiddels naar de raadsvrouwe verstuurd, waarop overleg heeft plaatsgevonden en het plan is aangepast. Dit onderzoek is als bijlage 4 behorende bij de toelichting opgenomen.

In het ontwerpbestemmingsplan zijn middels gebiedsaanduidingen op de plankaart twee beschermingszones 'geluidszone - industrie' opgenomen. Wanneer geen geluidswerende maatregelen zijn getroffen, zijn binnen deze zones geen geluidsgevoelige functies waaronder woningen, toegestaan. Om aan de vereisten van de verst strekkende zone (2) te kunnen voldoen, zouden voldoende geluidwerende voorzieningen aan de hondenkennel getroffen kunnen worden. Wanneer een 8,5 meter hoog scherm rond het paarden- en hondentrainingsveld wordt opgericht, wordt ook aan de vereisten van de minder ver strekkende zone (1) voldaan.

De in het ontwerp opgenomen regel over de vereisten van de wet Geluidshinder in art 18.2.5, behorend bij de bestemming Woongebied-2 is in dat artikel vervallen en in Artikel 24 Algemene bouwregels  opgenomen.

16 Nederlandse Gasunie

Naar aanleiding van uw brief van 17 juni 2013 waarmee u ons bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, deed toekomen, hebben wij het plan beoordeeld. Het voorontwerp geeft ons aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.
In het plangebied ligt een tweetal gastransportleidingen van ons bedrijf.
Verbeelding
Vanwege het type bestand van de verbeelding is het niet volledig te beoordelen of de ligging van de leidingen juist is opgenomen. Indien gewenst kunt u de digitale leidinggegevens opvragen via RO_West@gasunie.nl.
Toelichting
In paragraaf 4.7.2 'Buisleidingen' van 'Externe Veiligheid' wordt er verwezen naar het PRknelpunt ter hoogte van de Oorberlaan. U heeft Gasunie schriftelijk verzocht om ervoor te zorgen dat er uiterlijk 1 januari 2014 alsnog aan de grenswaarde wordt voldaan. Wij willen u hierbij informeren dat er inmiddels maatregelen zijn genomen, deze zijn schriftelijk bevestigd aan de gemeente bij brief van 8 oktober 2012 met kenmerk O-T 12.0806. Gelet op het bovenstaande verzoeken wij u de toelichting aan te passen. Indien gewenst, kunt u voor een nadere toelichting contact opnemen met ondergetekende.

Reactie

Naar aanleiding van de verstrekte informatie is de toelichting, paragraaf 4.7 aangepast en de ligging van de gastransportleidingen gecontroleerd.

26 Zelfontwikkelaars Haagse Tuinen I en II

"Naar aanleiding van uw brief van 17 juni 2013 omtrent het voor-ontwerpbestemmingsplan Madestein-Vroondaal met referentie DSO/2013.5862 maken wij bij deze gebruik van de gelegenheid om op dit voorontwerp te reageren. Naar u mogelijk bekend is zijn wij sinds 2007 doende met de ontwikkeling van de percelen aan de Madepolderweg ter hoogte van nummers 49 t/m 53c te Den Haag gelegen tussen de Madepolderweg en de Boomawatering. Wij wensen voor dit gehele deel van het plangebied graag die kwaliteit te realiseren waarmee alles is begonnen in de villawijk Vroondaal, namelijk een hoogwaardig luxe woongebied aan de rand van Den Haag. Onze percelen gezamenlijk met een tweetal door de gemeente geworven percelen vormen in dit deel van Madestein-Vroondaal, een ruimtelijk afgescheiden deel van het plangebied genaamd de " Haagse Tuinen II". Zoals ook blijkt uit de tweetal bijgevoegde bijlagen en zoals is aangegeven in de toelichting van het concept bestemmingsplan. Het bijzondere in "Haagse tuinen II" is dat momenteel een klein gedeelte wordt toegekend aan het nieuwe ontwerp bestemmingsplan en een gedeelte van de omringende percelen niet wordt toegekend. In belang van de uiteindelijke realisatie en om die kwaliteit te kunnen waarborgen die ons voor ogen ligt is het naar ons idee noodzakelijk dat het gebied Haagse Tuinen II in een groter gedeelte wordt toegevoegd aan het concept bestemmingsplan en deze wordt toegevoegd aan WG-1. Gelet op de bovengenoemde ruimtelijke afscheiding ten opzichte van de rest van het plangebied en de bovengenoemde omstandigheid dat wij een kwalitatief hoogwaardig woongebied willen realiseren, is het naar ons inzicht logischer om aan dit deel van het plangebied dezelfde of een min of meer vergelijkbare bestemming toe te kennen. Juist deze toevoeging zorgt voor een ruimtelijke afscheiding van dit plangebied. En geeft ons de mogelijkheid om van dit gedeelte plangebied een succes te maken. Tevens willen wij nog op enkele punten uit concept bestemmingsplan puntsgewijs reageren,

1.) In de toelichting wordt aangegeven dat in de Haagse tuinen II ruimte is voor 470 woningen, dit vinden wij voor de grote van het gebied van ca. 10 Ha. te veel. Dit betreft een verdichting naar seriematige woningenbouw c.q. appartementen van vijf lagen. Bij voorkeur een minimale kavel afmeting opnemen in het bestemmingsplan en dat er ten alle tijden grond gebonden woningen dienen te worden gerealiseerd.

2.) In het concept bestemmingsplan WG 1 vinden wij de bouwregels voor ons gebied onder 17.2.1 enigszins onduidelijk het zou dan ook verstandig zijn om het gebied Haagse Tuinen II hier specifiek bijvoorbeeld onder punt D nader te omschrijven.

3.) In Wg 1 onder punt 17.3 is een afwijking mogelijke om i.p.v. 3 bouwlagen, 5 bouwlagen te realiseren dit is voor de ons gewenste kwaliteit niet wenselijk.

In aanvulling hierop verzoeken wij bij de planvorming ook rekening te houden met de afspraak die is gemaakt tussen de Gemeente Den Haag, de Gemeente Westland over het meebestemmen van de manage en over de uitplaatsing van de aanwezige manage naar het Westland randje Madestein. Ook verzoeken wij met de planvorming rekening te houden en het feit dat er verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn om de verkeersveiligheid op de Madepolderweg tussen de Oorberlaan en Elshofbaan in de nabijheid van dit te herontwikkelen hoogwaardige woongebied te kunnen handhaven/verbeteren.

Wij zouden uiteraard graag e.a. in een gesprek ter verduidelijking van onze ruimtelijk visie omtrent "Haagse Tuinen ll." willen toelichten. Wij behouden ons het recht toe om aanvullingen toe te voegen aan dit bezwaar/zienswijze. Hopende u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben, verblijven wij in afwachting van uw reactie.

ondertekend door:

M.A. Plug; Geert Nederpelt; A.P. Smits-R.J Chaudron;

J.F. Smits; Martin Plug; Rotterdamse Ontwikkeling Maatschappij (ROM) b.v/ dhr Vianen

Jan Knijenburg B.V/ Dhr Jan Knijenburg

Reactie

Naar aanleiding van de nieuwe ontwikkelvisie voor Vroondaal "Vroondaal " (Ris 2011/180764) zijn de uitgangspunten hiervan op 21 juni 2011 door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Op basis hiervan heeft dit college op 12 februari 2013 het Stedenbouwkundig Plan Vroondaal, Aangenaam Haags vastgesteld. Het plan houdt onder andere in dat het woonprogramma voor Vroondaal, ook voor het gebied dat betrekking heeft voor betrokkenen, Haagse Tuinen 2, verruimd kan worden (kwantitatief en kwalitatief). In de vertaling hiervan, in het bestemmingsplan, staan er maximale bebouwingsmogelijkheden opgenomen, wat inhoudt dat ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan meer bebouwing, qua aantal is toegestaan. Een en ander houdt in dat betrokkenen als zijnde zelfrealisatoren, nog steeds het gebied kunnen ontwikkelen op basis van de ontwikkelingsmoglijkheden van het vigerende bestemmingsplan, Madestein 2001 (Nieuw Madestein)'.
Voor het gebied waar reeds omgevingsvergunningen om te bouwen zijn aangevraagd en verleend maar nog niet gebouwd, zal de bestemming Woongebied 1 (WG1) worden opgenomen. Voor de overige gronden zal, in overeenstemming met het stedenbouwkundig plan de bestemming Woongebied 2 (WG2) worden opgenomen.

Ten aanzien van het maximum aantal te bouwen woningen in het betreffende deelgebied (Haagse Tuinen 2) wordt opgemerkt dat het om een maximum aantal gaat en dat het, mede in het kader van de kwaliteitseisen niet waarschijnlijk is dat dit aantal voor Haagse Tuinen gerealiseerd zal worden. In de regels van het bestemmingsplan wordt het maximum aantal van het betreffende deelgebied niet opgenomen.

De WG 1 bestemming is overgenomen van de SU bestemming uit het oude bestemmingsplan, dat inhoudelijk hetzelfde is.

Tussen de Gemeente Den Haag en Westland hebben wel besprekingen plaatsgevonden over een eventuele verplaatsing van de manege maar afspraken hierover zijn niet gemaakt.

De inrichting van de Madepolderweg zal voldoen aan de door de wettelijke en door de gemeente gestelde eisen daaromtrent.

27 VARESE Investering IV BV

Het is u inmiddels bekend dat onze organisatie (Varese Investeringen IV B.v.) als bestuurder (en aandeelhouder) van Nebro Ontwikkelingsbedrijf B.V. het initiatief heeft genomen om een deel-locatie in Vroondaal tot ontwikkeling te brengen. Er zijn grote investeringen gedaan in uw gemeente en wij stellen een faciliterende gemeente op prijs. Helaas moeten wij u berichten bezwaar te maken tegen uw concept ontwerp-bestemmingsplan Madestein; onderstaand lichten wij dit toe. Op 13 december 2012 hebben wij u middels een afschrift van een e-mail in kennis gesteld van onze visie op de plannen van PPS Vroondaal. Wij hebben voor uw Collegebesluit bezwaar aangetekend en inhoudelijk verwijzen wij nu graag naar bijgaand afschrift van deze brief (met mail): Inmiddels hebben gesprekken plaatsgevonden met diverse diensten binnen uw gemeente; wij hebben onze standpunten mogen toelichten. Niet één voorstel van ons is overgenomen in uw concept ontwerp-bestemmingsplan en het lijkt erop dat al onze inspanningen en overleggen met u -tot op heden-voor niets zijn geweest. Wij snappen niet dat u een marktpartij die risico heeft genomen om te investeren in uw gemeente niet serieus neemt. Wij maken bezwaar tegen het concept ontwerpbestemmingsplan onder meer om de volgende redenen: uw stedenbouwkundig plan is te rigide (reeds nu zo dwingend een openbare weg vastleggen past niet in het huidige tijdbeeld), is verkeerstechnisch niet voldoende doordacht, biedt geen ruimte voor toekomstige flexibiliteit en marktvraag én beperkt ons in het realiseren van een marktconform plan met voldoende woningaantallen (ten minste circa 64). Varese heeft sinds november vorig jaar aangegeven zich te willen voegen in het nieuwe bestemmingsplan. Daarover dus geen discussie. Wij hebben echter onder meer wel aangegeven niet akkoord te gaan met een vast omlijnd stedenbouwkundig plan. Wij hebben op 26 maart jl. onze visie gezonden naar de gemeente (zie bijlage Mooi Vroondaal van 26 maart 2013) en nogmaals toegelicht op 16 april 2013 (zie o.m. de besproken tekening met onze visie in de bijlage). Wij verwijzen graag naar de inhoudelijke argumenten zoals genoemd in voornoemde twee bijlagen. Ons is duidelijk dat de gemeente voor zichzelf als ontwikkelaar én eigenaar van de gronden een stedenbouwkundig plan heeft opgesteld. Tevens begrijpen wij dat u niet voornemens bent binnen een periode van circa minimaal 5 tot 6 jaar een aanvang te maken op Nieuw-Vroondaal. Uw plannen lopen aldus niet gelijk met die van ons als eigenaar in het plangebied en daar zit de crux. Wij wensen spoedig een aanvang te maken met de realisatie en daar past een flexibel marktconform stedenbouwkundig plan bij. Een plan dat ook reeds nu verkeerstechnisch goed past: geen twee knooppunten binnen 75 meter na elkaar (Oorberlaan en Boslaan), geen doorgaand verkeer door onze wijk maar snel laten aftakken naar de hoofdas en een verkeerstechnisch goede afwikkeling van het verkeer op ons kavel daar onze ontwikkeling voorlopig een solitaire ontwikkeling zal zijn. Wat de geluidscontour betreft het volgende: uit hoofdstuk 4 van de toelichting blijkt dat de contour inmiddels buiten het plangebied ligt. Dit is een gevolg van het aanbrengen van het scherm en de geluidswerende voorzieningen en daar kunnen wij ons in vinden. We hebben echter wel geconstateerd dat de geluidwerende voorzieningen niet noodzakelijk zijn om de ontwikkeling op het NEBRO -kavel mogelijk te maken. Omslaan van de kosten van het scherm over de woningen op ons kavel lijkt ons dan ook niet aan de orde. De argumentatie hiervan treft u aan in bijgaande twee notities van Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs. Voorts ontvangen wij graag de voor de ontwikkeling van onze locatie te beoordelen concept anterieure overeenkomst.

Reactie

Ten aanzien van het bijgestelde stedenbouwkundige uitgangspunten voor dit gebied, wordt verwezen naar de voorgaande reactie, onder 26. Bij de vertaling van het stedenbouwkundig plan in dit nieuwe bestemmingsplan wordt voldoende flexibiliteit betracht om te kunnen voldoen aan het wijzigen van de markt in de nabije toekomst (binnen 10 jaar). Op basis hiervan zijn de regels voor de bestemming Woongebied-2 (WG-2) gewijzigd ten opzichte van het concept-plan. De beginsel bouwaanvraag die betrokkene heeft ingediend past globaal binnen de aangepaste bestemmingsregel (WG-2). Een en ander wordt op basis van de beginsel bouwaanvraag getoetst door de diverse vakafdelingen. Opgemerkt wordt dat op basis van het verkeersbeleid geen individuele ontsluitingen op de Oorberlaan zijn toegestaan.

Op basis van bestaande rechten (milieuvergunning) van Politiebureau de Levende Have, worden er in het bestemmingsplan in de regels en op de plankaart geluidscontouren opgenomen (geluidszone - industrie 1 en 2). Hoewel dit niet zodanig op de plankaart en regels van het voorgaande bestemmingsplan Madestein 2001 (Nieuw Madestein) is aangegeven, staat dat wel vermeld in de toelichting van dat bestemmingsplan. De regels van het nieuwe bestemmingsplan zijn zodanig opgesteld dat bebouwing met een geluidsgevoelige functie binnen een geluidscontour pas gerealiseerd kan worden wanneer daarvoor voldoende geluidafschermende maatregelen zijn getroffen. Dit houdt niet noodzakelijkerwijs de aanleggen van een geluidswal in. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening, afdeling 6.4, is een exploitatieplan vereist voor nieuw te bouwen woongebieden. Op basis hiervan dienen de kosten die gemaakt zijn ten behoeve van de grondexploitatie voor het gehele gebied naar rato verhaald te worden op de te bouwen woningen. Wanneer verhaal van genoemde kosten ander sinds verzekerd, is bv middels het afsluiten van een anterieure overeenkomst hoeft daarvoor geen exploitatieplan gemaakt te worden.

29 Parnassia Bavo groep

Met deze brief maken wij van de gelegenheid gebruik u een zienswijze te sturen betreffende het voorontwerp bestemmingsplan Madestein -Vroondaal. Gemeente Den Haag heeft aangegeven om medewerking te verlenen aan de ontwikkeling van een deel van het terrein van Parnassia aan de Monsterseweg in Den Haag ten behoeve van particuliere woningbouw. Het betreffende gedeelte is gelegen nabij de Oorberlaan en ligt in de nabijheid van het uitbreidingsgebied Vroondaal. Het gaat om de realisatie van ca. 200 tot 400 woningen. Als voorwaarde vanuit gemeente Den Haag geldt dat de ontwikkeling niet concurrerend mag zijn met het ontwikkelgebied Vroondaal. Een concept stedenbouwkundig plan is begin van dit jaar voorgelegd aan het Haagse Initiatieven Team (HIT). Daarnaast hebben wij door de Grontmij laten onderzoeken of er een m.e.r. plicht ontstaat met genoemde toevoeging van de woningen aan het bestemmingsplan. Hieruit blijkt dat de toevoeging van genoemd aantal woningen binnen de drempelwaarden van het besluit m.e.r. valt waardoor er procedureel geen bezwaar is om de woningen op te nemen binnen het bestemmingsplan. Uiteraard zijn we bereid tot aanvullend overleg om ons initiatief nader te onderbouwen. Met deze zienswijze willen we u verzoeken de betreffende voorgenomen ontwikkeling op te nemen binnen het onderhavige voorontwerp bestemmingsplan Madestein -Vroondaal.

Reactie

Gezien de planning en onduidelijkheden van de voorgenomen ontwikkeling is het niet mogelijk om de door betrokkene gestelde ontwikkeling mee te nemen in het onderhavige bestemmingsplan. De conceptontwikkeling is in februari 2013 besproken in het Haagse Initiatieven team (HIT). Geconcludeerd werd dat om de ontwikkeling te kunnen beoordelen hier meer duidelijkheid over dient te zijn. Daarbij wordt gedacht aan aantallen, de doelgroep, de al dan niet maatschappelijke relatie met Parnassia en of bestaande gebouwen worden vervangen.

Bijlagen

Bijlage 6 Akoestisch onderzoek De Levende Have te Den Haag, d.d. 22 juli 2014, kenmerk FB 15648-2-RA

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal van de gemeente 's-Gravenhage.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518.BP0252AMadeVroondl-52VA met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw:

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid - daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub - in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.

1.7 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied - daaronder niet begrepen prostitutie - dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.

1.8 ambacht/ambachtelijk bedrijf:

het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.

1.9 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

1.10 automatenhal:

een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van de Wet op de kansspelen zijn opgesteld.

1.11 baliefunctie:

een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van seksinrichtingen.

1.15 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.16 belwinkel:

een gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en met uitzondering van parkeerruimte.

1.18 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 Bevi:

Besluit externe veiligheid inrichtingen van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer.

1.22 Bevi-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.23 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.24 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat functioneel ondergeschikt is aan, en ten dienste staat van een hoofdgebouw, en daarvan bouwkundig valt te onderscheiden.

1.25 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.26 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.27 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.28 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.30 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.31 bruto-vloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.

1.32 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.33 culturele voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur, zoals theaters, schouwburgen, concertzalen, ruimten voor het beoefenen van muziek of andere kunstuitingen, bioscopen, filmhuizen en musea met inbegrip van bijbehorende voorzieningen, alsmede tentoonstellingsruimten en werk- en presentatieruimten ten behoeve van kunstenaars.

1.34 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.35 dakopbouw:

een vergroting van een gebouw welke een uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen ruimte en daarvan deel uitmaakt.

1.36 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede ondergeschikte horeca als bedoeld in artikel 1.56. Onder detailhandel wordt niet begrepen belwinkels, internetcafés, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; eveneens is daaronder niet begrepen het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, en het verkopen van munitie inclusief de daarbij behorende opslag van munitie en kruit, behoudens voor zover hiervan wordt afgeweken in de regels van dit plan'

1.37 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in personenauto's, motoren, caravans, boten, productiegebonden grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen.

1.38 deelgebied:

De op de kaart met deelgebieden, zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels, aangegeven 9 verschillende deelgebieden.

1.39 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, op medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen, alsmede ondergeschikte horeca zoals nader omschreven in lid 1.56; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, belwinkels, internetcafé, seksinrichtingen, escortbedrijven en kamerverhuurbedrijven.

1.40 eerste bouwlaag:

de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.

1.41 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.42 escortbedrijf:

een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.

1.43 extensief dagrecreatief gebruik:

een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken of een naar aard daarmee gelijk te stellen gebruik.

1.44 garagebedrijf:

een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt.

1.45 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.46 geluidgevoelige functies:

functies zoals bedoeld in het Besluit geluidhinder.

1.47 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.48 gemeentelijk beschermd stadsgezicht:

een gebied, zoals op een kaart aangegeven, dat bij besluit van de gemeenteraad van Den Haag is aangewezen als beschermd stadsgebied.

1.49 grens verschillende hoogten:

een op de plankaart aangegeven begrenzing, die de contouren van de verschillende binnen een bouwvlak aangegeven maximum hoogteaanduidingen markeert;

1.50 groenvoorziening:

groen niet behorende tot natuurgebied of stedelijke groene hoofdstructuur.

1.51 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.

1.52 Haagse bezonningsnorm:

ten minste 2 mogelijke bezonningsuren per dag, gemeten op 19 februari bij een stand van de zon van ten minste 10 graden, met dien verstande dat het meetpunt waarop deze norm getoetst wordt op het midden van de gevel op een hoogte van 0,75 meter van de onderste bouwlaag, waarop woningen aanwezig zijn, gelegen moet zijn.

1.53 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder.

1.54 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.

1.55 hoofdverkeerswegen:

rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen.

1.56 horeca-inrichting:

  • a. een inrichting geheel of gedeeltelijk gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van bereide gerechten, of dranken, al dan niet ter plaatse te nuttigen en/of het aanvullend aanbieden van vermaak;
  • b. een inrichting gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, een (studenten)sociëteit, een automatenhal, een ontmoetingscentrum, een feestzaal/partycentrum en een hotel of bed & breakfast, maken geen onderdeel uit van de bij deze definitie behorende categorie-indeling en de 'Staat van Horeca-categorieën', tenzij in de bestemmingsomschrijving van het betreffende artikel anders is bepaald. Dit geldt ook voor inrichtingen waar horeca in ondergeschikte zin plaatsvindt.

Binnen deze definitie worden, gebaseerd op de staat van horeca-categorieën opgenomen als bijlage Staat van Horeca-categorieën bij deze regels, de volgende categorieën horeca-inrichtingen onderscheiden:

categorie licht:

horeca-inrichtingen, waaraan volgens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie Licht wordt toebedeeld. Over het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk gericht is op het winkelend publiek en omliggende kantoren. De openingstijden liggen van maandag tot en met zondag tussen 07.00 uur en 23.00 uur. Het aanbieden van vermaak maakt geen onderdeel uit van de exploitatie.

Het gaat om horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken;

Horecavormen die onder deze categorie vallen zijn onder andere: lunchroom/broodjeszaak, cafetaria/snackbar, koffieconcept/koffiehuis, ijssalons en take away / maaltijdbezorging.
categorie middelzwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie middelzwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken, of;
  • het verstrekken van alcoholische dranken voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur, of;
  • het aanbieden van vermaak voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur.

Een horecavorm die binnen deze categorie valt is onder andere een restaurant.

categorie zwaar:

Horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie zwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, of;
  • het aanbieden van vermaak.

Horecavormen die binnen deze categorie vallen, zijn onder andere: café en discotheek.:

Ondergeschikte horeca

ondergeschikte horeca is op basis van de 'Toekomstvisie Horeca 2010-2015' toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de functies 'detailhandel', 'dienstverlening', 'cultureel', ' en 'maatschappelijk':

  • 1. voor maximaal 25% van het bruto vloeroppervlak of tot een voor de vestiging vastgesteld aantal m2 Bvo;
  • 2. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • 3. het schenken van alcohol is niet toegestaan, tenzij uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit wel is toegestaan;
  • 4. de uitstraling van de hoofdfunctie dient behouden te blijven.

1.57 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:

installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.

1.58 internetcafé / -gelegenheid:

een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).

1.59 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.60 kantoor:

een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder congres- en vergaderaccommodatie, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van het gebouw is toegestaan.

1.61 kap:

een bouwkundige constructie, uitwendig bestaande uit twee of meer hellende dakschilden onder een hellingshoek van elk tenminste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, bedoeld om een gebouw aan de bovenzijde af te dekken.

1.62 kapverdieping:

een in de kap van een gebouw gelegen ruimte, waarvan de vloer niet meer dan 1,20 m. onder de goothoogte ligt, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.63 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.

1.64 kiosk:

een solitair gebouw, geplaatst in de openbare ruimte, dat voor horeca en/of detailhandel mag worden gebruikt.

1.65 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.66 laag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.67 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.

1.68 medische en paramedische voorzieningen:

een instelling zoals een ziekenhuis c.a., kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling' en/of zorgwoningen.

1.69 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.70 natuurwetenschappelijke waarde:

botanische, faunistische en morfologische waarden.

1.71 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.72 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.

1.73 ondergeschikte bouwdelen:

delen van bouwwerken zoals funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- of kroonlijsten, liftkokers en installatieruimten.

1.74 ontheffingsbesluit:

het besluit van het bevoegd gezag tot het vaststellen van hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder, behorende bij dit bestemmingsplan.

1.75 overbouwing/onderdoorgang:

een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.76 overkragende bebouwing:

bebouwing, die niet direct op het maaiveld is gepositioneerd en tot stand wordt gebracht buiten de bestemmingsgrenzen van de hoofdbebouwing.

1.77 paddoshop:

een gebouw, waarin of van waaruit onder meer natuurproducten met een geestverruimende werking, zoals hallucinogene paddenstoelen, dan wel aanverwante producten worden verkocht.

1.78 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.

1.79 paviljoen:

houten gebouw of overdekte stellage in parken of op feestterreinen of stranden waar daghoreca, muziekoptredens of toneeluitvoeringen plaatsvinden.

1.80 peil:

  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  • b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.

1.81 perifere detailhandelsbedrijven:

  • a. bouwmarkten;
  • b. tuincentra;
  • c. grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m2;
  • d. detailhandel in zeer volumineuze goederen: auto’s, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen;
  • e. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen.

1.82 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.83 plankaart:

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal.

1.84 plint:

het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin.

1.85 recreatieve waarde:

de aan een groengebied toe te kennen waarde voor het gebruik van het groen en de voorzieningen in vrije tijd voor ontspanning.

1.86 rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.87 sportvoorziening:

een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van de bebouwing is toegestaan. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.

1.88 staat van horeca-inrichtingen:

de staat van horeca-inrichtingen, behorende bij dit bestemmingsplan Madestein - Vroondaal.

1.89 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.

1.90 verblijfsrecreatie:

bepaalde vorm van recreatief, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, dan wel in bouwwerken, die bestemd zijn voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, pension of woning, ten behoeve van personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.91 verblijfs-/woonstraten:

rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen.

1.92 verkoopvloeroppervlak (vvo):

de verkoopruimte, met uitsluiting van alle andere voor de bedrijfsvoering benodigde overdekte ruimte, binnen een detailhandelsvestiging.

1.93 volkstuinen:

gronden, niet direct naast de woning gelegen, waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld. Op een volkstuin kan - alleen bedoeld voor verblijf overdag - een klein tuinhuisje aanwezig zijn.

1.94 voorgevelrooilijn:

De voorgevelrooilijn is:

  • 1. voor bouwstroken, bouwvlakken en bouwblokken, welke reeds geheel of ten dele zijn bebouwd: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • 2. voor andere terreinen dan onder 1 en tenzij in de bestemmingsregels anders aangegeven:
    • a. voor zover gelegen binnen de bebouwde kom: de grens van de weg;
    • b. voor zover gelegen buiten de bebouwde kom: de lijn gelegen op 20 m uit de as van de weg.

1.95 waterkering:

natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.96 waterstaatkundige werken:

werken, waaronder begrepen kunstwerken, welke verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken met uitzondering van steigers.

1.97 weg:

alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.98 welzijnsvoorzieningen:

voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, onderwijs, kunst en sociaal cultureel werk, waaronder begrepen peuterspeelzalen en kindercentra (kinderopvang en buitenschoolse opvang); onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening, alsmede levensbeschouwelijke voorzieningen.

1.99 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een bedrijf en/of beroep aan huis.

1.100 woonbebouwing

één of meer woningen.

1.101 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm niet als een eenheid kan worden beschouwd.

1.102 woon-/werkeenheid:

een ruimte, in en in combinatie met een woning, waarin al dan niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis worden uitgeoefend.

1.103 zorgwoning:

woonfunctie waarbij aan de bewoners professionele zorg wordt verleend met een vanuit het zorgaanbod georganiseerde koppeling tussen wonen en zorg.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de plankaart, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.3 bouwdiepte:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 hoogte van een bouwlaag

de hoogte van een bouwlaag is maximaal 3 m met dien verstande dat voor andere doeleinden dan wonen een maximale hoogte van 4 m per bouwlaag is toegestaan;

2.6 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 hoogte van een windturbine:

vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.9 inhoud van gebouwen:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.10 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.11 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van gemaal, een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de plankaart.

3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3 meter.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. onderwijs en kinderopvang;
  • c. welzijnsvoorzieningen;
  • d. kleinschalige detailhandel en dienstverlening;
  • e. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • f. ontsluitingswegen;
  • g. voet, fiets en wandelpaden;
  • h. verblijfsgebieden;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen erven, schoolterreinen, water en overige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemene bouwregels

  • a. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 50 % van het bouwperceel voor percelen die uitsluitend worden bebouwd met uitsluitend woningen;
    • 2. 100% van het bouwperceel voor percelen die worden bebouwd met zowel woningen als niet-woonfuncties of uitsluitend niet-woonfuncties.

4.2.2 Hoofdgebouwen

  • a. voor het bouwen van hoofdgebouwen op de percelen die grenzen aan de bestemmingen Water of Verkeer - Verblijfsstraat gelden de volgende regels:
    • 1. de woningtypologie mag bestaan uit woongebouwen, vrijstaande of geschakelde woningen;
    • 2. het aantal geschakelde woningen mag niet meer bedragen dan 6 geschakelde woningen per rij;
    • 3. de afstand van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens dient ten minste 6 meter te bedragen;
    • 4. in uitzondering op het bepaalde onder 3 dient voor woningen op percelen die grenzen aan de in 4.4 onder c bedoelde groenstroken de afstand van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens ten minste 3 meter te bedragen;
    • 5. in uitzondering op het bepaalde onder 3 mogen de woningen op percelen die gelegen zijn aan de Madepolderweg gebouwd worden in de rooilijn;
    • 6. voor woningen op percelen die grenzen aan de noordwestzijde van de bestemming Water dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3 meter te bedragen;
    • 7. de hoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan twee bouwlagen en een kap(verdieping);
  • b. voor het bouwen van hoofdgebouwen op de percelen, voor zover geen betrekking hebbend op de onder a bedoelde percelen, gelden de volgende regels:
    • 1. de woningtypologie mag bestaan uit woongebouwen, vrijstaande of geschakelde woningen;
    • 2. de afstand van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens dient ten minste 2 meter te bedragen;
    • 3. de hoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 2 bouwlagen en een kap(verdieping).

4.2.3 Aan- en bijgebouwen

  • a. bijgebouwen in de vorm van garages en bergingen zijn toegestaan binnen de hoofdbebouwing. Hiervoor gelden de regels die zijn opgenomen in artikel 4.2.2;
  • b. vrijstaande bijgebouwen mogen worden gebouwd op ten minste 5 meter achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • c. de goothoogte van een aanbouw of aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • e. bij toepassing van een kap mag de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen niet meer bedragen dan 6 meter.

4.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt:
    • 1. voor erf- en/of terreinafscheidingen voor zover deze zich voor de voorgevel en het verlengde daarvan bevinden 1 meter;
    • 2. voor erf- en/of terreinafscheidingen voor zover deze zich achter de voorgevel en het verlengde daarvan bevinden 2 meter;
    • 3. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van de bestemmingsgrenzen van deze bestemming met de bestemmingen Verkeer - Verblijfsstraat, Water en Groen en Woongebied - 2, met dien verstande dat:
    • 1. de bestemmingsgrens niet meer dan 15 meter mag worden verschoven;
    • 2. de verschuiving van de bestemmingsgrens stedenbouwkundig verantwoord is;
    • 3. voldaan wordt aan de Haagse bezonningsnorm, als opgenomen in artikel 1.52;
  • b. van het bepaalde in 4.2.2 sub a onder 7, sub b onder 3 voor:
    • 1. het uitvoeren van de kap(verdieping) als extra bouwlaag;
    • 2. het toevoegen van een extra bouwlaag, waarbij de woning uitgevoerd dient te worden met een kap(verdieping);
  • c. van het bepaalde in 4.2.2 sub a onder 2 voor het vergroten van het maximale aantal geschakelde woningen per rij van 6 tot 12;
  • d. van het bepaalde in 4.2.2 sub a onder 3 en sub b onder 4 voor het afwijken van de minimale afstand van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens.

Voorwaarde:

  • e. Voor de onder b, c en d genoemde afwijkingen geldt dat afwijken alleen is toegestaan indien:
    • 1. de afwijking stedenbouwkundig verantwoord is;
    • 2. voldaan wordt aan de Haagse bezonningsnorm, als opgenomen in artikel 1.52.

4.4 Specifieke gebruiksregels

  • a. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van onderwijs en kinderopvang, welzijnsvoorzieningen, kleinschalige detailhandel en dienstverlening mag niet meer bedragen dan 10.000 m2;
  • b. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van kleinschalige detailhandel mag niet meer bedragen dan 200 m2;
  • c. binnen deze bestemming en binnen de bestemming 'Woongebied - 2' mag binnen deelgebied 1, 2 en 3 in totaal niet minder dan 2% van de totale oppervlakte van de deelgebieden 1, 2 en 3 aanwezig zijn als openbaar toegankelijk groen.

4.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en/of vormgeving van gebouwen vanuit het oogpunt van bezonning.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. park en plantsoen;
  • b. grasvelden, gazons en speel- en ligweide;
  • c. kinderboerderij;
  • d. vogelrustgebied;
  • e. heemtuin;
  • f. bomen en planten, boomvakken en plantenvakken;
  • g. oevers, waterlopen en waterpartijen;
  • h. voet-, fiets- en ruiterpaden;
  • i. bruggen ten behoeve van voet- en fietspaden;
  • j. speeltuin en speelvoorzieningen;
  • k. ecologische verbindingszone;
  • l. het in stand houden en versterken van de ecologische en natuurwaarden;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • m. 'kampeerterrein', tevens voor een kampeerterrein voor verblijfsrecreatie met bijbehorende ongebouwde parkeervoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, geluidsscherm en overige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken te worden gebouwd;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de plankaart.

5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt:
    • 1. voor speelvoorzieningen 5 meter;
    • 2. voor geluidsschermen 12,5 meter;
    • 3. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 5 meter.

5.3 Specifieke gebruiksregels

  • a. kinderboerderij, speeltuin en speelvoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan in de bestemmingsvlakken ten westen van de Madesteinweg.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van de bestemmingsgrenzen van deze bestemming met de bestemmingen Gemengd, Water, Verkeer - Verblijfsstraat en Woongebied - 2, met dien verstande dat:
    • 1. de bestemmingsgrens niet meer dan 15 meter mag worden verschoven;
    • 2. de verschuiving van de bestemmingsgrens stedenbouwkundig verantwoord is;

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor: horeca, waaronder mede begrepen:

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, erven, groen, water en overige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de plankaart.

6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt:
    • 1. voor erf- en/of terreinafscheidingen voor zover deze zich voor de voorgevel en het verlengde daarvan bevinden 1 meter;
    • 2. voor erf- en/of terreinafscheidingen voor zover deze zich achter de voorgevel en het verlengde daarvan bevinden 2 meter;
    • 3. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter.

6.2.3 Specifieke gebruiksregels

  • a. Ter plaatse van de locatie Madepolderweg 100 is horeca in de categorie zwaar uit de Staat van Horeca-categorieën als opgenomen in bijlage 1 van dit plan, toegestaan.

Artikel 7 Maatschappelijk - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een politietrainingscentrum voor de opleiding van (politie)personeel en huisvesting en training van politiepaarden en -honden, met bijbehorende voorzieningen waaronder kantoren, maneges, kennels, trainingsvelden voor honden en paarden en dergelijke;
  • b. jeugd-/kinder-/buitenschoolse opvang;
  • c. peuterspeelzalen;
  • d. verenigingsleven;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • e. “specifieke vorm van maatschappelijk – oefenterrein” (sm-oft) tevens voor een oefenterrein ten behoeve van de onder a genoemde functie.

een en ander met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water, recreatie, keerwanden, parkeervoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en overige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de plankaart.

7.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt:
    • 1. voor erf- en/of terreinafscheidingen voor zover deze zich voor de voorgevel en het verlengde daarvan bevinden 1 meter;
    • 2. voor erf- en/of terreinafscheidingen voor zover deze zich achter de voorgevel en het verlengde daarvan bevinden 2 meter;
    • 3. geluidwerende voorzieningen, 12,5 meter;
    • 4. voor trainingsmolens, 10 meter;
    • 5. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter.

7.3 Specifieke gebruiksregels

  • a. het in de buitenlucht trainen met honden en paarden en het daarbij afsteken van vuurwerk en ten gehore brengen van pistoolschoten, mag binnen de inrichting van Levende Have aan de Oorberlaan 100 uitsluitend binnen het daarvoor op de plankaart aangemerkte gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - oefenterrein' plaatsvinden;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is het trainen van paarden zonder gebruik van vuurwerk in pistoolschoten ook buiten de onder a bedoelde aanduiding op de plankaart in de buitenlucht toegestaan.

Artikel 8 Maatschappelijk - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. medische en paramedische voorzieningen met bijbehorende voorzieningen waaronder zorgwoningen, kantoren en horeca;
  • b. detailhandel en sportvoorzieningen ten behoeve van de onder a genoemde functie;
  • c. onderwijs;
  • d. zorgboerderij;
  • e. drugsopvang;
  • f. welzijnsvoorziening;
  • g. praktijkruimte;
  • h. bedrijfswoningen;
  • i. religie;
  • j. jeugd-/kinder-/buitenschoolse opvang;
  • k. verenigingsleven;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, (gebouwde) parkeervoorzieningen, tuin en overig groen, water en overige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gronden mogen volledig worden bebouwd, tenzij een maximum bebouwingspercentage op de plankaart is aangeduid, in dat geval mag het bestemmingsvlak worden bebouwd tot het maximum bebouwingspercentage dat op de plankaart staat vermeld;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 18 meter, tenzij een maximum goot- en/of bouwhoogte op de plankaart is aangeduid, in dat geval mag de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan op de plankaart staat vermeld;
  • c. de wooninhoud van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 650 m3;
  • d. in uitzondering op het gestelde onder c is een grotere maximuminhoud toegestaan met dien verstande dat deze aanwezig was op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan en de omvang en situering ervan niet wordt veranderd en deze met vergunning tot stand is gebracht.

8.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt:
    • 1. voor erf- en/of terreinafscheidingen voor zover deze zich voor de voorgevel en het verlengde daarvan bevinden 1 meter;
    • 2. voor erf- en/of terreinafscheidingen voor zover deze zich achter de voorgevel en het verlengde daarvan bevinden 2 meter;
    • 3. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter.

8.3 Specifieke gebruiksregels

  • a. detailhandel, die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal aanwezig was, is toegestaan.

Artikel 9 Recreatie - Volkstuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;
  • b. school-, kinder- en hobbytuinen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. ontsluitingswegen,

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, water en overige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per (tuin)perceel mag de oppervlakte van gebouwen niet meer bedragen dan 20 m2;
  • b. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. in uitzondering op het bepaalde onder a en b mag, indien een bouwvlak op de plankaart is opgenomen, het bouwvlak volledig worden bebouwd en mogen de goothoogte en bouwhoogte niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
  • d. in uitzondering op het gestelde onder a zijn hogere goot- en/of bouwhoogten toegestaan met dien verstande dat deze aanwezig waren op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan, de kapvorm ervan niet wordt veranderd en deze met vergunning zijn gebouwd;

9.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt:
    • 1. voor erf- en/of terreinafscheidingen 2 meter;
    • 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter.
  • b. het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.

9.3 Specifieke gebruiksregels

  • a. Het gebruik van gronden en opstallen voor het houden van nachtverblijf is niet toegestaan.

Artikel 10 Sport

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. jongeren ontmoetingsplek;
  • d. kinderdagverblijf;
  • e. buitenschoolse opvang;
  • f. peuterspeelzaal;
  • g. scouting;
  • h. welzijnsinstelling;
  • i. verenigingsleven;
  • j. terrassen ten behoeve van horeca-inrichting;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • k. 'brug' tevens voor bruggen

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, overdekte tribunes, bouwwerken geen gebouwen zijnde,ontsluiting, parkeren, groen, water en overige voorzieningen alsmede horeca zoals nader omschreven in lid 10.3.

10.2 Bouwregels

10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

10.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt:
    • 1. voor erf- en/of terreinafscheidingen 2 meter;
    • 2. voor lichtmasten en ballenvangers 15 meter;
    • 3. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Horeca is uitsluitend toegestaan als een aan de hoofdfunctie gerelateerde nevenactiviteit, waarbij:

  • 1. de openingstijden van horeca gebonden zijn aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • 2. in ruimtelijk opzicht de uitstraling van de hoofdfunctie dient te worden gehandhaafd.

Artikel 11 Verkeer - Hoofdverkeersweg

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Hoofdverkeersweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een ontsluitingsfunctie voor de stad en de wijk;
  • b. openbaar vervoerstroken;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. voet- en fietspaden,

een en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.2.1 Gebouwen

Op de gronden mogen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 24, geen gebouwen worden gebouwd.

11.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer 15 meter;
    • 2. voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, 5 meter.

Artikel 12 Verkeer - Straat

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Straat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten met doorgaande rijbanen;
  • b. openbaar vervoerstroken;
  • c. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • d. voet- en fietspaden,

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.2.1 Gebouwen

Op de gronden mogen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 24, geen gebouwen worden gebouwd.

12.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3 meter.

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsstraat

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voet- en fietspaden;
  • b. wegen ten behoeve van de ontsluiting van de buurt;
  • c. woonerven;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. ongebouwde parkeervoorzieningen,

één ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.2.1 Gebouwen

Op de gronden mogen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 24, geen gebouwen worden gebouwd.

13.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. Op de gronden zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeersgeleiders, luifels, speeltoestellen, fietskluizen en kunstobjecten toegestaan.
  • b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. voor speelvoorzieningen 5 meter;
    • 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van de bestemmingsgrenzen van deze bestemming met de bestemmingen Gemengd, Groen, Water en Woongebied - 2, met dien verstande dat:
    • 1. de bestemmingsgrens niet meer dan 15 meter mag worden verschoven;
    • 2. de verschuiving van de bestemmingsgrens stedenbouwkundig verantwoord is.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. waterberging;
  • c. vijvers;
  • d. oevers;
  • e. extensief dagrcreatief medegebruik;
  • f. voet- en fietspaden;
  • g. ecologische verbindingszone;
  • h. het in stand houden en versterken van de ecologische en natuurwaarden;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • i. 'brug' tevens voor bruggen ten behoeve van voetgangers en fietsers;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen en overige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

14.2.1 Gebouwen

Op de gronden mogen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 24, geen gebouwen worden gebouwd.

14.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Op of in deze gronden mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, zoals kademuren, oeverbeschoeiingen, duikers en steigers en bruggen, met een maximale hoogte van 2 m.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van de bestemmingsgrenzen van deze bestemming met de bestemmingen Gemengd, Groen, Verkeer - Verblijfsstraat en Woongebied - 2, met dien verstande dat:
    • 1. de bestemmingsgrens niet meer dan 15 meter mag worden verschoven;
    • 2. de verschuiving van de bestemmingsgrens stedenbouwkundig verantwoord is.

Artikel 15 Wonen - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. (on)gebouwde parkeervoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen moeten zich bevinden binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven;
  • c. in uitzondering op het gestelde onder b is, indien de woning alleen uit de begane grondlaag bestaat met al dan niet een kap(verdieping), een extra bouwlaag toegestaan.

15.2.2 Aan- en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50% van het perceel, met een maximum oppervlakte van 30 m2 per woning;
  • b. aanbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen dienen tenminste 3 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden;
  • c. de hoogte van een aanbouw of aangebouwd bijgebouw als bedoeld onder a mag niet meer bedragen dan 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • e. in uitzondering op het gestelde onder art. 15.2.2 a zijn aan- en bijgebouwen met een groter oppervlak en/of op het overige deel van het erf toegestaan, indien deze zijn vergund op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp en de omvang en situering ervan niet wordt veranderd.

15.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m met uitzondering van masten en soortgelijke bouwwerken;
  • b. in uitzondering op het gestelde onder a mag de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 meter.

Artikel 16 Wonen - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. (on)gebouwde parkeervoorzieningen,

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

16.2 Bouwregels

16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen moeten zich bevinden binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen, voorzover gelegen binnen het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven

16.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. het gestelde onder a is niet van toepassing op het plaatsen van masten en soortgelijke bouwwerken;
  • c. in uitzondering op het gestelde onder a mag de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 meter.

Artikel 17 Woongebied - 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • c. ontsluitingswegen;
  • d. voet-, fiets- en wandelpaden;
  • e. verblijfsgebieden;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, alsmede groen en water.

17.2 Bouwregels

17.2.1 Gebouwen

  • a. voor het bouwen van hoofdgebouwen op percelen die grenzen aan de Vroonhoevelaan, Nederhoflaan en Westmadeweg gelden de volgende regels:
    • 1. de afstand van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw tot de perceelsgrens met de Vroonhoevelaan, Nederhoflaan of Westmadeweg mag niet minder dan 3 meter en niet meer dan 8 meter bedragen;
    • 2. de afstand van de hoofdgebouwen tot de overige perceelsgrenzen mag niet minder dan 3 meter bedragen;
    • 3. de hoogte van de hoofdgebouwen mag niet minder bedragen dan twee bouwlagen en een kap(verdieping) en niet meer bedragen dan drie bouwlagen en een kap(verdieping);
    • 4. bijgebouwen in de vorm van garages en bergingen zijn toegestaan binnen het hoofdgebouw of op tenminste 3 meter achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • b. voor het bouwen van hoofdgebouwen op de percelen, voor zover geen betrekking hebbend op de onder a bedoelde percelen, gelden de volgende regels:
    • 1. het bebouwingspercentage per bouwperceel, inclusief aan- en bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 25% van de oppervlakte van het betreffende bouwperceel
    • 2. de afstand van de hoofdgebouwen tot de perceelgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
    • 3. de hoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 2 bouwlagen en een kap(verdieping);
  • c. Voor alle percelen geldt dat per woning minimaal twee parkeerplaatsen aanwezig dienen te zijn op eigen terrein, al dan niet in een gebouwde voorziening.

17.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt:
    • 1. voor erf- en/of terreinafscheidingen 2 meter;
    • 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter.

17.3 Afwijken van de bouwregels

  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.1 sub a onder 3 en sub b onder 3 voor een maximale hoogte van vier bouwlagen en een kap(verdieping) met dien verstande dat:
    • 1. de afwijking stedenbouwkundig verantwoord is;
    • 2. voldaan wordt aan de Haagse bezonningsnorm, als opgenomen in artikel 1.52;
    • 3. de regeling als opgenomen in artikel 26.2 van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 18 Woongebied - 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • c. ontsluitingswegen;
  • d. voet-, fiets- en wandelpaden;
  • e. verblijfsgebieden;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, alsmede groen en water.

18.2 Bouwregels

18.2.1 Algemene bouwregels

  • a. Het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 50%.

18.2.2 Hoofdgebouwen deelgebieden 1, 2, 3 en 4

  • a. voor het bouwen van hoofdgebouwen op alle percelen gelegen in de deelgebied: 1, 2 en 3, 4 die grenzen aan de bestemmingen Water of Verkeer - Verblijfsstraat gelden de volgende regels:
    • 1. de woningtypologie mag bestaan uit woongebouwen, vrijstaande of geschakelde woningen;
    • 2. het aantal geschakelde woningen mag niet meer bedragen dan 6 geschakelde woningen per rij;
    • 3. de afstand van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens dient ten minste 6 meter te bedragen;
    • 4. in uitzondering op het bepaalde onder 3 dient voor woningen op percelen die grenzen aan de in 18.4 onder a bedoelde groenstroken de afstand van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens ten minste 3 meter te bedragen;
    • 5. in uitzondering op het bepaalde onder 3 mogen de woningen op percelen die gelegen zijn aan de Madepolderweg gebouwd worden in de rooilijn;
    • 6. voor woningen op percelen die grenzen aan de noordwestzijde van de bestemming Water dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3 meter te bedragen;
    • 7. de hoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan twee bouwlagen en een kap(verdieping);
  • b. voor het bouwen van hoofdgebouwen op de percelen, voor zover geen betrekking hebbend op de onder a bedoelde percelen, gelden de volgende regels:
    • 1. de woningtypologie mag bestaan uit woongebouwen, vrijstaande of geschakelde woningen;
    • 2. de afstand van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens dient ten minste 2 meter te bedragen;
    • 3. de hoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 2 bouwlagen en een kap(verdieping);

18.2.3 Hoofdgebouwen deelgebieden 5, 6, 7, 8 en 9

  • a. voor het bouwen van hoofdgebouwen op alle percelen gelegen in de deelgebied: 5, 6, 7, 8 en 9 die grenzen aan de bestemmingen Water, Groen of Verkeer - Verblijfsstraat gelden de volgende regels:
    • 1. de woningtypologie mag bestaan uit woongebouwen, vrijstaande of geschakelde woningen;
    • 2. het aantal geschakelde woningen mag niet meer bedragen dan 6 geschakelde woningen per rij;
    • 3. de afstand van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens dient ten minste 5 meter te bedragen;
    • 4. de hoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan twee bouwlagen en een kap(verdieping);
  • b. voor het bouwen van hoofdgebouwen op de percelen, voor zover geen betrekking hebbend op de onder a bedoelde percelen, gelden de volgende regels:
    • 1. de woningtypologie mag bestaan uit woongebouwen, vrijstaande of geschakelde woningen;
    • 2. de afstand van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens dient ten minste 2 meter te bedragen;
    • 3. de hoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 2 bouwlagen en een kap(verdieping);

18.2.4 Aan- en bijgebouwen

  • a. bijgebouwen in de vorm van garages en bergingen zijn toegestaan binnen de hoofdbebouwing, waarvoor de regels gelden die zijn opgenomen in de artikelen 18.2.2 en 18.2.3;
  • b. vrijstaande bijgebouwen mogen worden gebouwd op ten minste 5 meter achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • c. de hoogte van een aanbouw of aangebouwd bijgebouw als bedoeld onder a mag niet meer bedragen dan 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • e. bij toepassing van een kap mag de bouwhoogte van aanbouwen, aangebouwd bijgebouwen of vrijstaande bijgebouwen niet meer bedragen dan 6 meter.

18.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt:
    • 1. voor erf- en/of terreinafscheidingen 2 meter;
    • 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van de bestemmingsgrenzen van deze bestemming Woongebied - 2 met de bestemmingen Gemengd, Verkeer - Verblijfsstraat, Water en Groen, met dien verstande dat:
    • 1. de bestemmingsgrens niet meer dan 15 meter mag worden verschoven;
    • 2. de verschuiving van de bestemmingsgrens stedenbouwkundig verantwoord is;
    • 3. voldaan wordt aan de Haagse bezonningsnorm, als opgenomen in artikel 1.52;
    • 4. de regeling als opgenomen in artikel 26.2 van overeenkomstige toepassing is;
  • b. van het bepaalde in 18.2.2 sub a onder 7, sub b onder 3 en het bepaalde in 18.2.3 sub a onder 4, sub b onder 3 voor:
    • 1. het uitvoeren van de kap(verdieping) als extra bouwlaag;
    • 2. het toevoegen van een extra bouwlaag, waarbij de woning uitgevoerd dient te worden met een kap(verdieping);
    • 3. met dien verstande dat na toepassing van de bepalingen onder 1 en 2 de hoogte niet meer mag bedragen dan vier bouwlagen of drie bouwlagen met kap(verdieping);
  • c. van het bepaalde in 18.2.2 sub a onder 2 en het bepaalde in 18.2.3 sub a onder 2 voor het vergroten van het maximale aantal geschakelde woningen per rij van 6 tot 12;
  • d. van het bepaalde in 18.2.2 sub a onder 3 en het bepaalde in 18.2.3 sub a onder 3 voor het afwijken van de minimale afstand van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens.

Voorwaarde:

  • e. Voor de onder b, c en d genoemde afwijkingen geldt dat afwijken alleen is toegestaan indien:
    • 1. de afwijking stedenbouwkundig verantwoord is;
    • 2. voldaan wordt aan de Haagse bezonningsnorm, als opgenomen in artikel 1.52;
    • 3. de regeling als opgenomen in artikel 26.2 van overeenkomstige toepassing is.

18.4 Specifieke gebruiksregels

  • a. Binnen deze bestemming en binnen de bestemming 'Gemengd' mag binnen deelgebied 1, 2 en 3 in totaal niet minder dan 2% van de totale oppervlakte van de deelgebieden 1, 2 en 3 aanwezig zijn als openbaar toegankelijk groen.
  • b. Binnen deelgebied 5, 6, 7, 8 en 9 mag in totaal niet minder dan 1,5% van de totale oppervlakte van de deelgebieden 5, 6, 7, 8 en 9 aanwezig zijn als openbaar toegankelijk groen.

18.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en/of vormgeving van gebouwen vanuit het oogpunt van bezonning.

Artikel 19 Leiding - Gas

19.1 Bestemmingsomschrijving

  • a. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding;
  • b. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Voor zover dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, krijgt de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding - Gas' als bedoeld in lid 19.1 gelden de volgende regels:

  • a. ten dienste van de bedoelde leiding mogen op - of in - de in het eerste lid bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  • b. ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid, in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan;

19.3 Afwijken van de bouwregels

  • a. Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van het bepaalde in lid 2, onder b, voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
  • b. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    • 4. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
    • 5. het permanent opslaan van goederen;
    • 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    • 1. die het normale onderhoud ten aan zien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    • 2. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
    • 3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan;
    • 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden;
  • d. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4, onder c, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 20 Leiding - Riool

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een:

  • a. rioolpersleiding,

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding - Riool' als bedoeld in lid 20.1 gelden de volgende regels:

  • a. ten dienste van de bedoelde leidingen mogen op - of in - de in het eerste lid bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
  • b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.

20.3 Afwijken van de bouwregels

  • a. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid twee, onder b, voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Riool' bestemde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, de hieronder te noemen werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het roeren, ontginnen, verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren of diepploegen van de grond, of het scheuren van grasland;
    • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden, of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 4. het aanleggen van drainage;
    • 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van wateren;
    • 6. het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    • 7. het aanleggen van dijken of andere taluds, dan wel het vergraven of ontgraven van reeds bestaande dijken of taluds;
    • 8. het aanleggen van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behalve indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
    • 9. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 10. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    • 11. het permanent opslaan van goederen.
  • b. De onder a. genoemde verboden gelden niet voor werken en werkzaamheden indien:
    • 1. deze noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de leiding en de belemmeringenstrook;
    • 2. deze verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het bestemmingsplan is bestemd;
    • 3. deze op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  • c. De onder a. genoemde bouwwerken of werken zijn slechts toelaatbaar indien:
    • 1. deze geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    • 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    • 3. deze geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden, of van de gronden elders in het plangebied, ingrijpend verstoren.

Artikel 21 Waarde - Archeologie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische verwachting.

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' als bedoeld in lid 21.1, geldt dat, indien er sprake is van het bouwen van bouwwerken met grondroering met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 meter waarvoor een vergunning is vereist, hieromtrent vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

21.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten behoeve van:

  • a. het archeologisch onderzoek;
  • b. het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. voor het uitvoeren van werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 m, dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Het betreft de volgende werken en werkzaamheden:
    • 1. het wijzigen van het maaiveldniveau door middel van het verlagen, afgraven of egaliseren van grond waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
    • 2. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren, waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.
  • b. het vereiste van het verkrijgen van een omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:
    • 1. het normale beheer of onderhoud en/of gebruik betreffen;
    • 2. worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingnetten;
    • 3. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de terinzagelegging van dit plan.
  • c. de aanvrager van een omgevingsvergunning, als bedoeld onder a dient bij het indienen van de aanvraag een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • d. aan de omgevingsvergunning kunnen in het belang van archeologische monumentenzorg voorwaarden worden verbonden. Deze kunnen onder meer betrekking hebben op:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en verbetering van de waterhuishouding door middel van dijken, kades en dijksloten, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' als bedoeld in lid 1 gelden de volgende regels:

  • a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming met een maximale hoogte van 3 m toegestaan;
  • b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in uitzondering op het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 onder b onder de voorwaarden dat:

    • 1. het bouwen van bouwwerken geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen zoals omschreven in lid 1;
    • 2. hieromtrent een watervergunning is verleend, dan wel hiertoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
    • 3. de bij de onderliggende bestemmingen gegeven regels in acht worden genomen.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden op of in de op de voor 'Waterstaat - Waterkering' bestemde gronden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (aanlegvergunning) de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
    • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    • 5. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    • 6. de aanleg van dijken of andere taluds of het graven of ontgraven van reeds bestaande dijken of taluds;
    • 7. de aanleg van waterlopen of het graven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
    • 8. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    • 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
    • 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
    • 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  • c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
    • 1. geen afbreuk doen aan behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen;
    • 2. hieromtrent een watervergunning is verleend, dan wel vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
    • 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden of van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene bouwregels

  • a. de in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
  • b. het totale aantal woningen binnen de deelgebieden 1 tot en met 9, zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels mag niet meer bedragen dan 2150 woningen.
  • c. overschrijding van de in het plan aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, respectievelijk bebouwingspercentages is - tenzij in de regels anders is bepaald - slechts toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m, respectievelijk 10% bedraagt. Voorwaarde daarbij is dat, indien sprake is van overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 2,40 m boven het maaiveld bevinden, of, voor zover deze bouwdelen boven een rijstrook zijn gelegen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 4,20 m boven maaiveld bevinden;
  • d. een overschrijding van de in het plan opgenomen bouwhoogten is toegestaan voor zover het ondergeschikte bouwdelen betreft;
  • e. Installaties voor mobiele telecommunicatie zijn toegestaan op gebouwen met een kantoor- of bedrijfsbestemming, en daarnaast op overige gebouwen die niet als rijks-, provinciaal-, of gemeentelijk monument zijn aangewezen en niet in een rijksbeschermd stadsgezicht zijn gelegen;
  • f. tenzij in de regels anders is bepaald, mag binnen een bouwvlak in één laag beneden peil worden gebouwd;
  • g. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximum bruto-vloeroppervlak tot 15 m2 zijn toegestaan, tenzij sprake is van een inrichting met een veiligheidscontour en realisatie tot gevolg zou hebben dat (geprojecteerde) kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten binnen de contour komen te liggen (o.a. gasreduceerstation);
  • h. bouwwerken - ondergronds en bovengronds - voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, zijn toegestaan, mits niet hoger dan 2 m en - indien bovengronds geplaatst - het oppervlak niet meer dan 4 m2 bedraagt;
  • i. bouwwerken geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het bouwwerken betreft ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
  • j. een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van een voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedraagt;
    • 2. indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,80 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedraagt, en in geval van haaks parkeren, ten minste 2,50 m bij 5,00 m bedraagt;
  • k. bij het realiseren van bestemmingen volgens dit bestemmingsplan dienen de Wet geluidhinder, het Haags ontheffingenbeleid (Ris 20405) en de voor dit bestemmingsplan afgegeven beschikking hogere grenswaarden in acht te worden genomen;
  • l. de afstand van woningen tot in bedrijf zijnde kassen mag niet minder dan 25 meter bedragen.

Artikel 25 Algemene gebruiksregels

  • a. Het is verboden de gronden en de zich daarop bevindende opstallen binnen dit bestemmingsplan, te gebruiken, te doen of laten gebruiken, op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan; tot verboden gebruik wordt - tenzij in de regels anders is bepaald - in ieder geval gerekend:
    • 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    • 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting, een sekswinkel, een escortbedrijf, een paddoshop, een garagebedrijf of een belwinkel;
  • b. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in de bijlage(n) van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's, fietsen en bromfietsen alsook voor het laden of lossen van goederen, ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  • c. Tenzij in de regels anders is bepaald, is een webwinkel alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van goederen plaatsvindt.

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels

26.1 Waterstaat - beschermingszone

  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'waterstaat - beschermingszone' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de waterstaatkundige werken, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
  • 2. Voor het bouwen binnen de aanduiding 'waterstaat - beschermingszone' gelden de volgende regels:
    • a. ten dienste van het behoud van de waterkering zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
    • b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in uitzondering op het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.
  • 3. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 2 onder de voorwaarde dat:
    • a. het bouwen van bouwwerken geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen zoals omschreven in het eerste lid;
    • b. hieromtrent een watervergunning is verleend, dan wel hiertoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

26.2 Geluidzones

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone-industrie' mogen nieuwe geluidgevoelige functies worden gerealiseerd, op voorwaarde dat:

  • a. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning voor de bouw van de nieuwe geluidsgevoelige functies de inrichting die verantwoordelijk is voor de betreffende contour gesaneerd is en/of;
  • b. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning voor de bouw van de nieuwe geluidsgevoelige functies uit nader onderzoek is gebleken dat de inrichting die de betreffende contour veroorzaakte buitenwerking is gesteld en/of;
  • c. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning voor de bouw van de nieuwe geluidsgevoelige functies de vergunde gebruiksruimte van Levende Have aan de Oorberlaan 100 op aanvraag van de Levende Have zodanig is gewijzigd, dat daardoor de geluidcontour feitelijk niet meer over de geprojecteerde geluidgevoelige functie valt en/of;
  • d. de omgevingsvergunning voor de bouw van de nieuwe geluidsgevoelige functies erin voorziet dat de uitvoering van de geprojecteerde geluidgevoelige functie zodanig is, dat op de binnen de contour geprojecteerde bouwdelen de wettelijke grenswaarden voor geluid niet van toepassing zijn, bijvoorbeeld door het gebruikmaken van een dove gevel of een vliesgevel en/of;
  • e. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning voor de bouw van de nieuwe geluidgevoelige functies afdoende geluidswerende maatregelen zijn getroffen zodat daarmee aan de in de voor de Levende Have geldende vigerende omgevingsvergunning milieu opgenomen grenswaarden voor geluid kan worden voldaan.

26.3 Geurzones

  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' mogen in uitzondering op het bepaalde in de bestemmingsregels geen nieuwe geurgevoelige functies, zoals wonen worden gerealiseerd;
  • 2. in uitzondering op het gestelde in het voorgaande lid kunnen geurgevoelige functies worden gerealiseerd:
    • a. indien de aanwezige geurhinderlijke inrichting gesaneerd is,
    • b. uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige geurhinderlijke inrichting buiten werking is gesteld, dan wel;
    • c. indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geurzone als gevolg van een wijziging in een geurhinderlijke inrichting kleiner is geworden, voor zover de geurgevoelige functies buiten deze zone zijn gelegen.

26.4 Ecologische verbindingszone

26.4.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'zone overig - ecologische verbindingszone' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone voor de ontwikkeling en instandhouding van natuurlijke en ecologische functies en voorzieningen, zodanig dat voor flora en fauna verbindingen ontstaan tussen andere natuur- en/of natuurontwikkelingsgebieden buiten het plangebied.

26.4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Werken en werkzaamheden

  • a. Het is verboden ter plaatse van de aanduidingen 'ecologische verbindingszone' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
    • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    • 4. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    • 5. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
    • 6. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
    • 7. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering.

Uitzonderingen

  • b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. verband houden met de verwezenlijking, het behoud en het beheer van de ecologische verbindingszone.

Toelaatbaarheid

  • c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
    • 1. geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de waarde(n);
    • 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een deskundige op het terrein van de ecologie;
    • 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden, of van de gronden elders in het plangebied, ingrijpend verstoren.

Artikel 27 Algemene afwijkingsregels

27.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijking toestaan ten behoeve van:

  • a. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van bouwlagen, goot- en/of bouwhoogten en perceelsgrensafstanden en bebouwingspercentage met maximaal 10%;
  • b. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, bouwvlakken en maatvoeringsvlakken tot een maximum van 3 m;
  • c. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
  • d. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijks beschermd stadsgezicht, mits het monumentale karakter van de bebouwing en/of het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast;
  • e. het plaatsen van masten en soortgelijke bouwwerken;
  • f. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 m en een maximum oppervlakte van 30 m2.

27.2 Afwijken van de in het plan opgenomen gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. de vestiging van een horeca-inrichting in een andere categorie ter plaatse van de bestemming waarbinnen dit gebruik is toegestaan. Daarbij kan advies worden ingewonnen van de toetsingscommissie horeca;
  • b. de vestiging van een Bed & Breakfast binnen een woonfunctie, met dien verstande dat dit geen onevenredige aantasting van de leefomgeving met zich mee brengt;
  • c. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
    • 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
    • 2. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de bijlage van de regels opgenomen parkeernormen;
    • 3. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
  • d. het bepaalde in artikel 25 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

27.3 Afwijken overige regels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoermiddelen. De afwijking kan voor een bepaalde termijn worden toegestaan. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden toegestaan;
  • b. bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals gedenktekens, kunst- en reclameobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
  • c. bouwwerken ten behoeve van veiligheidsvoorzieningen of verkeersregulering, zoals anti-ramkraakpaaltjes, verhoogde trottoirs en/of pollers;
  • d. één mast of soortgelijk bouwwerk per erf, met een maximale bouwhoogte van zes m.

27.4 Voorwaarde

De in dit artikel opgenomen afwijkingen worden niet toegestaan indien op andere percelen dan die waarop de aanvraag betrekking heeft een situatie ontstaat, welke in strijd is met bij of krachtens de wet voorgeschreven bepalingen en/of met de regels van dit plan.

Artikel 28 Algemene wijzigingsregels

28.1 Wijzigen Waarde - archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de van dit plan deel uitmakende gronden met de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie" te wijzigen door middel van het laten vervallen van deze dubbelbestemming indien door middel van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden of verwachtingen (meer) aanwezig zijn.

28.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om (een deel van) de gronden met de bestemming 'Groen' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen de bestemming 'Horeca' met de volgende doeleinden:

  • a. horeca in de categorieën licht en middelzwaar uit de Staat van Horeca-categorieën als opgenomen in bijlage 1;
  • b. aan de bestemming ondergeschikte expositieruimte;

met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, terrassen,bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, en overige voorzieningen.

28.2.1 wijzigingsvoorwaarden

Ten aanzien van de wijzigingsbevoegdheid dienen de volgende regels in acht te worden genomen:

  • a. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 50 %;
  • b. de hoogte van de gebouwen is maximaal 4 bouwlagen;
  • c. parkeergelegenheid dient te zijn voorzien op eigen terrein.

Artikel 29 Algemene procedureregels

29.1 Algemene wijzigingsregels

  • a. Het ontwerp van het plan tot wijziging ligt gedurende zes weken ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in het "Gemeenteblad" dat door de gemeente wordt uitgegeven (zie: www.denhaag.nl) en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de onder a. genoemde termijn mondeling of schriftelijk bij burgemeester en wethouders zienswijzen kenbaar te maken tegen het ontwerp;
  • d. burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na afloop van de termijn van de terinzagelegging omtrent de vaststelling van het wijzigings- en/of uitwerkingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsrecht bouwwerken

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

30.2 Overgangsrecht gebruik

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

30.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' is het gebruik voor permanente bewoning in strijd met het bestemmingsplan. Dit gebruik mag uitsluitend voor zover dit gebruik valt onder de voor dit gebruik verleende gedoogbeschikking worden voortgezet door de houder van de gedoogbeschikking. Zodra het gebruik door de bestaande gebruiker wordt beëindigd vervalt het recht op het gebruik en is permanente bewoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' niet meer toegestaan.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat van Horeca-categorieën

Bijlage 2 Nota Parkeernorm Den Haag, inlegvel parkeernormen

Bijlage 3 Kaart met deelgebieden