direct naar inhoud van 4.9 Archeologie
Plan: Spuikwartier 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0247ESpuikwartr-50VA

4.9 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannnen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het gemeentelijk archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan Spuikwartier 2013.

4.9.1 Gemeentelijk beleid

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  • 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
  • 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

4.9.2 Archeologische waarden in het plangebied

Het plangebied ligt in een deel van Den Haag dat vooral door natte afzettingen wordt gekarakteriseerd. De bodemopbouw bestaat uit veen op zand van de Laag van Voorburg. De Laag van Voorburg is enige duizenden jaren geleden afgezet, nadat in de kustvlakte door de getijdenwerking strandwallen waren gevormd die konden gaan verstuiven en voor duinvorming zorgden. Omdat zich op het zand van de Laag van Voorburg veen bevindt, betekent dit dat de zandafzettingen vrij laaggelegen waren. Het veen ontwikkelde zich rond 500 voor Chr. vanuit drassige laagten en kon zich uiteindelijk over een groot deel van Den Haag verbreiden. Alleen de hoogste strandwallen en duinen bleven vrij van het veen. Hierop en op de flanken daarvan is in de prehistorie en Middeleeuwen gewoond en gewerkt. Sporen daarvan zijn op verschillende plekken aangetroffen. Met name op de flanken van de strandwallen die later zijn afgedekt met veen, zijn de conserveringsomstandigheden van (prehistorische en vroegmiddeleeuwse) archeologische resten vaak goed.

De natte geologische condities hebben de verdere geschiedenis van het plangebied bepaald. Vanaf de Middeleeuwen heeft het gebied deel uitgemaakt van de Bezuidenhoutsepolder en als zodanig dienst gedaan als weideland. De Fluwelen Burgwal vormde lange tijd de begrenzing van de stad. Halverwege de 17de eeuw is de stadskern vergoot en zijn nieuwe singels gegraven. Vanaf dat moment maakte een belangrijk deel van het plangebied deel uit van het stedelijk gebied. De huidige Oranjebuitensingel vormde de begrenzing.

Aan het begin van de 19de eeuw bevond zich aan de Fluwelen Burgwal en de Herengracht in het plangebied gesloten bebouwing. De achtererven waren nog grotendeels onbebouwd. Aan het eind van de 19de eeuw was het plangebied vrijwel volledig bebouwd.

In de tweede helft van de 20ste eeuw is het grootste deel van het plangebied grootschalig herontwikkeld waarbij eventueel tot dan aanwezige archeologische waarden verloren zijn gegaan. Uitzonderingen vormen het gebied tussen de Herengracht en Muzenstraat en delen bij het Spuiplein, Turfmarkt en Schedeldoekshaven.

Voor die delen wordt een dubbelbestemming Waarde-Archeologie opgenomen in het bestemmingsplan. Hier is een verwachting op het voorkomen van archeologische waarden uit de prehistorie, middeleeuwen en nieuwe tijd. In die delen waar de dubbelbestemming van kracht is gelden bouwregels en een aanlegvergunningenstelsel.

In paragraaf 5.3 wordt toegelicht hoe de archeologische waarden in het bestemmingsplan worden beschermd.

Zie ook de 'Archeologische kaart Den Haag'.