Plan: | Mariahoeve |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0244GMariahoeve-50VA |
Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan is op 3 november 2011 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:
1. Provincie Zuid Holland
"Het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en de verordening Ruimte. Het plan is conform dit beleid. Dit is een gecoördineerde reactie van alle betrokken directies van de provincie".
Reactie
Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
2. Hoogheemraadschap Delfland
In het kader van art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp bestemmingsplan Mariahoeve in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland in het kader van voorverleg advies te geven.
Advies
De gemeente Den Haag en Delfland zijn nog in overleg over mogelijke oplossingsrichtingen voor het bergingstekort. Na afronding van dit overleg zal Delfland een definitieve reactie in het kader van het vooroverleg geven.
Toelichting
De gemeente Den Haag wil een laaggelegen sportveld ontwikkelen tot woongebied en wil de bestemming van het gebied veranderen van sportveld naar woongebied.
Dit betekent dat in geval van bebouwing van het sportveld de locatie moet voldoen aan de provinciale norm. Deze stelt dat de bergings- en afvoercapaciteit van bebouwd gebied binnen de bebouwde kom voldoet aan een gemiddeld beschermingsniveau van 1/100 jaar. De huidige bestemming van sportveld geldt als 'overige gebied' (niet zijnde bebouwd of glastuinbouw) en dient te voldoen aan een gemiddeld beschermingsniveau van 1/10 jaar. Door het sportveld te bebouwen zal er een grotere peilstijging in het watersysteem in het plangebied optreden. Dit is een verslechtering van het watersysteem.
Op verzoek van de gemeente Den Haag heeft het Hoogheemraadschap Delfland een inundatiescan gemaakt voor het plangebied Mariahoeve. Daaruit blijkt dat er voor het gebied binnen het bestemmingsplan Mariahoeve op een aantal laag gelegen plekken in de polder inundatie optreedt. Alle inundatieplekken voldoen aan de normen volgens de Provinciale waterverordening. Echter de peilstijging waarmee in deze polder optreden zijn duidelijk zichtbaar (per saldo zo'n 80-90 cm) en dat suggereert ook dat de rek qua berging echt uit het systeem is.
Conclusie: Maatregelen in de polder die ten koste gaan van berging behoeven 1 op 1 compensatie.
Overige opmerkingen op het bestemmingsplan
Keurzone Landscheiding
Ter plaatse van de landscheiding onder de Noordelijke Randweg dient op de verbeelding een keurzone te worden aangegeven. Hier ligt namelijk een waterkering die 2 peilgebieden van elkaar scheidt. Gemeten vanaf de hartlijn van de provinciale weg dient een strook van 7 m breed te worden aangeduid als kernzone. Daarnaast ligt de beschermingszone van 15 m breed. Beide zones dienen te worden aangeduid met de dubbelbestemming "Waterstaat-Waterkering".
Reactie
Naar aanleiding van overleg tussen de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap Delfland is paragraaf 4.7.1 van de toelichting aangepast.
De keurzone Landscheiding is buiten de gemeentegrenzen gelegen. De kernzone valt niet binnen de plangrenzen. De beschermingszone is wel voor een klein deel binnen de plangrenzen gelegen. De beschermingszone is op de kaart opgenomen met de algemene aanduidingsregel "Waterstaat-beschermingszone".
3. Veiligheidsregio Haaglanden Regionale Brandweer
"Naar aanleiding van uw verzoek van 11 september 2012 om een advies uit te brengen in het kader van externe veiligheid over het concept ontwerp bestemmingsplan Mariahoeve, te Den Haag, kan ik het volgende berichten.
Dit advies geeft een korte beschrijving van het plangebied, de aanwezige risicobronnen op het gebied van externe veiligheid, een beschrijving van de mogelijke scenario's en de geadviseerde maatregelen ter verbetering van de veiligheid in het plangebied.
Plangebied
Het plangebied ligt in het stadsdeel Haagse Hout en wordt begrensd door de Bezuidenhoutseweg, de Noordelijke Randweg, het spoortraject Den Haag - Leiden en de Carl Reinierszkade. Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Daarnaast vinden er een aantal ontwikkelingen plaats. De volgende ontwikkelingen worden binnen het bestemmingsplan mogelijk gemaakt:
Naast deze ontwikkelingen zijn er nog een aantal ontwikkelingen die niet relevant zijn in het kader van externe veiligheid.
In het plangebied liggen naast woonbestemmingen ook maatschappelijke bestemmingen (o.a. scholen en verzorgingstehuizen), centrumbestemmingen (winkels), bedrijfsbestemmingen en kantoorbestemmingen. Inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid Inrichtingen (Bevi) worden in dit bestemmingsplan niet uitgesloten. Na telefonisch overleg met mevrouw Schouten van de gemeente Den Haag op 20 oktober 2012 is aangegeven dat Bevi-inrichtingen worden uitgesloten in het plangebied. Dit zal nog worden aangepast in het definitieve bestemmingsplan.
Risicobronnen
1. Transportroute gevaarlijke stoffen
Vanwege de aanwezigheid van de transportroute gevaarlijke stoffen rijksweg A4 en Leidsestraatweg is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' uit 2012 van toepassing op dit bestemmingsplan.
De rijksweg A4 ligt op 2500 meter ten zuidoosten van het plangebied. Over deze route worden brandbare vloeistoffen, brandbare gassen, giftige vloeistoffen en giftige gassen vervoerd. Het invloedsgebied van de rijksweg A4 bedraagt respectievelijk 45 meter (brandbare vloeistoffen), 325 meter (brandbare gassen), 880 meter (giftige vloeistoffen) en meer dan 4000 meter (giftige gassen). Het invloedsgebied van de rijksweg A4 ligt, voor het transport van giftige gassen over het gehele plangebied heen. Het transport van brandbare vloeistoffen, brandbare gassen en giftige vloeistoffen is niet relevant voor dit plangebied. De rijksweg A4 heeft volgens de circulaire een plaatsgebonden risicocontour met een kans van 10-6 per jaar (PR10-6) van 13 meter en vormt daardoor geen belemmering voor het plangebied.
De Leidsestraatweg ligt op ongeveer 500 meter ten noordwesten van het plangebied. Over deze route worden brandbare vloeistoffen, brandbare gassen en giftige vloeistoffen vervoerd1. Het invloedsgebied van de Leidsestraatweg bedraagt respectievelijk 45 meter (brandbare vloeistoffen), 325 meter (brandbare gassen) en 730 meter (giftige vloeistoffen)2. Het invloedsgebied van de Leidsestraatweg ligt, voor het transport van giftige vloeistoffen voor een deel over het plangebied heen. De Leidsestraatweg heeft geen plaatsgebonden risicocontour met een kans van 10-6 per jaar (PR10-6)2.
De effecten van een ongeval met het transport van gevaarlijke stoffen over de Leidsestraatweg zijn vergelijkbaar met de effecten van een ongeval met het transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A4.
2. Hoge druk aardgastransportleiding
Vanwege de aanwezigheid van een hoge druk aardgastransportleiding binnen het plangebied, valt het bestemmingsplan onder het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). In onderstaande tabel zijn de eigenschappen van deze leiding opgenomen. De hoge druk aardgastransportleiding heeft een PR10-6 contour wat ligt op de leiding zelf. Het groepsrisico ligt op 0,25 maal de oriëntatiewaarde. Deze berekening is gemaakt op basis van de oude situatie. Binnen het invloedsgebied van de hoge druk aardgastransportleiding ligt wijzigingsgebied 2. Hier vindt de ontwikkeling van woonbestemmingen plaats. Geadviseerd wordt om het groepsrisico te berekenen voor de nieuwe situatie en dit groepsrisico te verantwoorden bij de vaststelling van het bestemmingsplan.
Scenariobeschrijving
Naast de 'dagelijkse incidenten' die zich binnen het plangebied voor kunnen doen, zoals brand, wateroverlast of een aanrijding, gelden voor het transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A4 en de hoge druk aardgastransportleiding de volgende meest waarschijnlijke en ergst denkbare scenario's.
1. Transport gevaarlijke stoffen
Het ergst denkbare scenario is een lekkage of het ineens vrijkomen van de totale hoeveelheid gevaarlijke stoffen van een tankwagen met een giftige vloeistof of giftig gas. Hoe groot de 3 effecten naar de omgeving zullen zijn, is afhankelijk van de stof (mate van giftigheid) en de hoeveelheid die is vrijgekomen. Daarbij hebben ook de weersomstandigheden een grote invloed op de verspreiding van de giftige stoffen. In het ergste geval kan dit leiden tot een invloedsgebied van meer dan 4000 meter vanaf de rijksweg A4. Gezien de afstand tot het plangebied is het mogelijk dat de aanwezigen in dat geval slachtoffer worden of overlijden wanneer de wind in de richting van het plangebied staat.
2. Aardgastransportleiding
Het meest waarschijnlijke en meest voorkomende ongeval is beschadiging van de buisleiding door grondwerkzaamheden. Hierbij kan aardgas uitstromen, maar aangenomen wordt dat door snel en accuraat optreden van alle betrokkenen (o.a. Gasunie en omwonenden) de ontstane gaswolk niet tot ontbranding zal komen.
Het ergst denkbare scenario is een grote breuk in de aardgastransportleiding die explosief tot ontbranding komt, waardoor een fakkelbrand ontstaat. Bij dit scenario is tot in de wijde omgeving de explosie merkbaar en kunnen er tot ongeveer 170 meter (1% letaliteitgrens) personen overlijden. Tot ongeveer 80 meter zullen er geen overlevenden zijn (100% letaliteitgrens). Daarnaast zullen er tot ongeveer 95 meter (10 kW/m2-grens) van de leiding secundaire branden kunnen ontstaan door de vrijgekomen hitte. Tot op ongeveer 185 meter (3 kW/m2-grens) bestaat de kans dat mensen eerstegraads brandwonden oplopen.
Geadviseerde maatregelen
In het bestemmingsplan is een belemmeringenstrook opgenomen voor de hoge druk aardgastransportleiding. Afgezien van deze belemmeringenstrook kunnen met het voorliggende bestemmingsplan geen maatregelen aan de risicobronnen worden getroffen. Onderstaande maatregelen zijn gericht op de beheersing en vermindering van de effecten van de eerder genoemde incidenten.
Effectreducerende maatregelen
Om de risico's te verkleinen wordt hieronder een aantal adviezen gegeven.
Ongeacht het incident (van een 'gewone' brand tot een incident op de rijksweg A4 waarbij giftige stoffen vrijkomen), heeft afschakelbare ventilatie een positieve invloed op het beperken van de schadelijke effecten, binnen de objecten in het plangebied, van de vrijgekomen stoffen.
A. | Om de gevolgen bij het vrijkomen van giftige stoffen te beperken, wordt geadviseerd om bij eventuele ver- en nieuwbouw van de verblijfsobjecten een technische voorziening te plaatsen, zodat de ventilatie met een eenvoudige handeling kan worden uitgeschakeld. Dit mag ook een handmatige handeling zijn. Deze maatregel geldt voor alle objecten die bestemd zijn voor het verblijf van mensen binnen het plangebied. Het is daarbij van belang dat ook ramen en ventilatieopeningen kunnen worden gesloten. |
Binnen het invloedsgebied van alle risicobronnen zijn verschillende objecten aanwezig waarin personeelsleden, bezoekers en verminderd zelfredzame personen verblijven.
B. | Geadviseerd wordt dat in de objecten waarin personeelsleden, bezoekers en/of verminderd zelfredzame personen zich kunnen bevinden, de personeelsleden of de BHV-organisatie is voorbereid op eventuele calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Het gaat hierbij om calamiteiten die buiten de objecten kunnen plaatsvinden, maar effecten binnen de objecten kunnen hebben. Hierbij is het van belang dat zij ook weten hoe daarbij te handelen. Bijvoorbeeld om bezoekers en/of verminderd zelfredzame personen van de objecten te assisteren om zichzelf in veiligheid te brengen. Hierbij is het ook belangrijk dat dit wordt geborgd en structureel wordt geoefend. Bijvoorbeeld door middel van een plan ten behoeve van noodsituaties. |
Maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid
Het is belangrijk dat de zelfredzaamheid van mensen wordt verhoogd en dat mensen veilig kunnen vluchten. Hiervoor is een vluchtweg vanuit het object, richting de omgeving, in een afgekeerde zijde van de hoge druk aardgastransportleiding van belang.
C. | Binnen het invloedsgebied van 170 meter van de hoge druk aardgastransportleiding is het belangrijk dat mensen veilig kunnen vluchten. Dit betekent dat bij ver- en nieuwbouw, onafhankelijk van de locatie van het incident, een vluchtweg vanuit het object wordt geadviseerd, via de tuin/gevel aan de afgekeerde zijde van deze risicobron. Dit geldt voor alle objecten die bestemd zijn voor het verblijf van mensen binnen het invloedsgebied. |
Om ervoor te zorgen dat mensen goed voorbereid zijn en weten hoe ze moeten reageren bij een ongeval met het transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A4 of een ongeval met de hoge druk aardgastransportleiding, is het van belang dat zij hier vooraf over worden geïnformeerd. Op dit moment is er op regionaal niveau een (risicocommunicatie)campagne ontwikkeld, waarin o.a. deze aspecten worden behandeld. Mogelijk dat de gemeente Den Haag voor dit plangebied gebruik kan maken van de hulpmiddelen die onder andere in deze campagne zijn ontwikkeld.
D. | Geadviseerd wordt om bewoners, personeelsleden en vaste bezoekers binnen het invloedsgebied van de transportroute gevaarlijke stoffen rijksweg A4 en de hoge druk aardgastransportleiding, te informeren over de verschillende risico's en gevaren van de deze risicobronnen en de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren tijdens incidenten (risicocommunicatie). Dergelijke informatie dient op gezette tijden herhaald te worden, zodat het onderwerp onder de aandacht blijft. |
Maatregelen ten behoeve van de hulpverlening
Voor wat betreft de bereikbaarheid3 van hulpdiensten en bestrijdbaarheid4 van incidenten is het van belang dat de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen voor dit plangebied voldoende zijn. Op dit moment zijn voor de bereikbaarheid van de hulpdiensten en de bluswatervoorzieningen, voor de bestaande situatie, geen nadere opmerkingen.
De bereikbaarheid van de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen dienen voor de nieuw te ontwikkelen locaties, wijzigingsgebieden 1 en 2 en Isabellaland, nader te worden uitgewerkt.
E. | Geadviseerd wordt om, in relatie tot bereikbaarheid van de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen, contact op te nemen met de heer R. de Gelder (088-886 9162) van de afdeling Risicobeheersing Den Haag van de Veiligheidsregio Haaglanden voor nadere afstemming over de inrichting van de nieuw te ontwikkelen locaties. |
Tot slot
In onderstaande tabel zijn de maatregelen samengevat die genomen kunnen worden om de risico's te beperken. In de tabel is een inschatting opgenomen van de bijdrage die een maatregel kan leveren aan de risicobeperking van een bepaald scenario.
De genoemde maatregelen worden in het kader van externe veiligheid (paragraaf 4.3 van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en art. 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen) en art. 10 van de Wet veiligheidsregio's geadviseerd, deze kunnen ook een positief effect hebben op de (brand)veiligheid. Ook is het belangrijk dat in de verdere uitwerking van het plangebied, zoals bouwplannen, ook specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen benodigd zijn.
Ik verwacht dat dit advies voldoende informatie bevat om een verantwoording van het groepsrisico op te stellen en om maatregelen te kunnen treffen die de zelfredzaamheid, de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een zwaar ongeval verbeteren. Niet alle geadviseerde maatregelen kunnen worden opgenomen in dit bestemmingsplan, maar zijn bedoeld voor andere afdelingen binnen de gemeente. Deze maatregelen kunnen mogelijk binnen andere ruimtelijke plannen of door andere disciplines van de gemeente worden geborgd. Voorbeelden hiervoor zijn een bouwplan en/of een afdeling communicatie. Ik ga ervan uit dat de behandelaar van deze brief zorg draagt dat alle maatregelen bij de juiste afdeling van de gemeente Den Haag bekend worden gemaakt.
Reactie
De vestiging van bedrijven waarop het Bevi van toepassing is, is uitgesloten in de regels van het bestemmingsplan (zie algemene gebruiksregels). Door de VRH wordt verder geadviseerd om het groepsrisico te berekenen en te verantwoorden bij de vaststelling van dit bestemmingsplan voor de nieuwe situatie in de Schenkstrook (wijzigingsbevoegdheid 2). Als bijlage bij de toelichting is een berekening van het groepsrisico gemaakt. Hieruit blijkt dat de oriënterende waarde niet wordt overschreden. Daarnaast is ook in art. 35.3 opgenomen dat het wijzigingsplan moet worden voorzien van een verantwoording groepsrisico en dat er geen strijdigheid mag optreden met het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Verder wordt op de navolgende wijze invulling gegeven aan de door VRH geadviseerde maatregelen:
4. TenneT
Met uw brief van 7september 2012 kenmerk DSO-SO/2012.6670, ontvingen wij de uitnodiging om uiterlijk 19 oktober 2012 een reactie te geven op het concept ontwerp-bestemmingsplan “Mariahoeve” van uw gemeente. Van deze mogelijkheid maakt Tennet TSO B.V. (verder te noemen Tennet) gebruik.
Belang TenneT
TenneT transporteert elektriciteit met een spanningsniveau van 110.000 Volt en hoger en beheert het hierbij behorende netwerk. Dit netwerk is als vitale infrastructuur aangemerkt en wordt om deze reden bewaakt, beheerd en onderhouden. Dit zijn onder andere hoogspanningsstations en ondergrondse en bovengrondse verbindingen. Waar nodig worden ook nieuwe bedrijfsmiddelen gerealiseerd. Om dit te kunnen realiseren wordt ruimte gezocht die, waar mogelijk en noodzakelijk, gereserveerd en veilig gesteld wordt voor nu en voor de toekomst.
Motivatie inspraakreactie
Langs de zuidoostgrens van het plan bevindt zich een gedeelte van onze in het onderwerp van deze brief vermelde bovengrondse 150.000 Volt transportverbinding, te weten het lijngedeelte tussen mast nr. 1 aan de Nicolaas Beetslaan in Voorburg en mast nr. 8 nabij de gemeentegrens en de N14.
De belemmerde strook (zakelijk rechtstrook) van deze verbinding bedraagt 55 meter, te weten 27,5 meter aan weerszijden van de hartlijn.
In het concept ontwerp-bestemmingsplan is door uw gemeente rekening gehouden met onze hoogspanningsverbinding. Ter bescherming van de belangen van TenneT verzoeken wij uw medewerking om de Regels enigszins aan te vullen. Dit is hieronder nader uitgewerkt en toegelicht.
Regels
Artikel 26– Leiding - Hoogspanning
In lid 26.4 is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. Op basis van onze ervaringen in de dagelijkse praktijk bij het door derden uitvoeren van werkzaamheden in de directe nabijheid van onze elektriciteitswerken en/of in de belemmerde strook, alsook omdat dit artikel ook betrekking heeft op een bovengrondse hoogspanningsverbinding, verzoekt TenneT uw medewerking om ter meerdere zekerheid dit lid nog met de volgende vetgedrukte passages te wijzigen en aan te vullen:
- sub 4: het indrijven van voorwerpen in de bodem en het oprichten ervan, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
- nieuw lid 7: het aanleggen van kabels en leidingen.
Toelichting
In paragraaf 5.4 staat in de eerste regel onder Artikel 26 vermeld “hoogspanningsgasleiding”. Verzocht wordt om de toevoeging 'gas' te laten vervallen.
Overige informatie
TenneT wijst erop dat het bij het uitvoeren van onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan bovengrondse hoogspanningsverbindingen noodzakelijk kan zijn om rondom de mast en onder de traversen (de zij-armen') te beschikken over voldoende vrije werkruimte. Deze ruimte is bijvoorbeeld nodig bij het opstellen van het benodigde materiaal en materieel hiervoor, zoals treklieren en haspels. Daarnaast kan het in bepaalde gevallen nodig zijn om de gronden binnen de belemmerde strook van de verbinding tijdens werkzaamheden tijdelijk te ontruimen. Hierbij kunnen ook wegen, fiets- en wandelpaden worden afgesloten. Bij verdere en/of een gewijzigde uitwerking van het gebied verzoeken wij u op voorhand rekening te houden met een vrije werkruimte rondom de masten van minimaal 50 bij 50 meter.
In het algemeen is TenneT geen voorstander om gronden onder een hoogspanningsverbinding aan te wenden voor doeleinden die gepaard gaan met verhoogde mensenconcentraties, maar kunnen het op grond van de normen die gelden voor de elektrische veiligheid niet verbieden. Wel wijst TenneT op het risico van het neervallen van ijs(pegels), sneeuw en/of verontreinigingen vanaf de masten en/of de fase- en bliksem- draden bij bepaalde weersomstandigheden.
Voor zover u voornemens bent om gronden onder de hoogspanningsverbinding aan te wenden voor gevoelige bestemmingen, willen wij u graag wijzen op het voorzorgsprincipe zoals dat door het ministerie van I&M is verwoord.
Verder vraagt TenneT nieuwe inrichtings- of andere ruimtelijke plannen, besluiten en/of werkzaamheden tijdig te bespreken. Bijvoorbeeld tijdens het (voor)overleg voor deze nieuwe plannen en besluiten. Hiervoor kunt u contact opnemen met de afdeling Grondzaken, postbus 718, 6800 AS Arnhem of via het email-adres grondzaken
Reactie
De toelichting is conform het verzoek van Tennet aangepast. Het aanleggen van kabels en leidingen is opgenomen in de regels. De lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair zijn geschrapt onder sub 4. Dit betreffen bouwwerken die onder de bouwregels van dit artikel vallen. Om die reden is de zinssnede 'het oprichten ervan' niet overgenomen. Op dit moment is een verdere en/of een gewijzigde uitwerking van het gebied binnen een straal van 50 meter van de masten niet voorzien. Ook is het aanwenden van gronden onder de hoogspanningsverbinding voor gevoelige bestemmingen niet voorzien. Als gevolg van de dubbelbestemming Leiding-Hoogspanning zal in het laatste gebied, indien hiervan sprake zou zijn schriftelijk advies worden ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
5. N.V. Nederlandse Gasunie
Planregels
In artikel 36.3 maakt u het mogelijk om de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsbevoegdheid - 2' te wijzigen met inachtneming van de in het artikel opgenomen regels. Wij wijzen u erop dat binnen deze wijzigingsbevoegdheid een gastransportleiding ligt. Op dit moment wordt onvoldoende rekening gehouden met de aanwezigheid van de gastransportleiding. Wij verzoeken u de wijzigingsbevoegdheid uit te breiden met de volgende bepalingen:
i. voordat tot wijziging wordt overgegaan, daar waar de bestemming samenvallen met de dubbelbestemming ‘Leiding-Gas’, schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder;
j. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van externe veiligheid voor wat betreft het groepsrisico;
k. geen strijdigheid mag optreden met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
Toelichting
Uit paragraaf 4.3.5 'Inrichtingen' van de plantoelichting lijkt te kunnen worden opgemaakt dat er zich 3 meet- en regelstation van Gasunie zich binnen het plangebied. Van Gasunie bevinden zich enkel twee afsluiterschema's binnen het plangebied en deze bevinden zich binnen de opgenomen belemmeringenstrook. Wij verzoeken u duidelijk aan te geven dat de drietal genoemde gasdrukregel- en meetstations geen onderdeel uitmaken van het gasunie netwerk.
Voor de volledigheid willen wij u erop wijzen dat er zich twee gastransportleidingen binnen de plangrenzen bevinden. Beiden zijn juist op de verbeelding weergegeven maar worden niet juist in paragraaf 4.3.2 'Buisleidingen' benoemd. Van de gastransportleiding W-514-16 benoemd u de routekaarten (KR-...), er bevinden zich echter meer routekaarten binnen de plangrenzen. Wij verzoeken u dan ook om de specificatie van de routekaarten achterwege te laten.
De tweede gastransportleiding is een vertakking van de W-514-16 naar de brandweerkazerne en heeft het leidingnummer W-514-18. De gastransportleiding W-514-18 heeft een diameter van 2 inch en een ontwerpdruk van 40 bar.
Reactie
De regels en de toelichting zijn conform het verzoek van de Gasunie aangepast.
6. Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging
In de toelichting wordt in hoofdstuk 4.6 het groen beschreven. Bij het onderwerp Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones wordt de Schenkstrook beschreven. De tijd staat niet stil. Inmiddels is door de aanleg van natuurlijke oevers langs de tankgracht en door het weiland van Reigersbergen Mariahoeve verbonden met de Oostduinen en vormt nu mede deel uit van de verbinding tussen de Oostduinen en het achterliggende polderland. Neem ook dit op in de toelichting.
U neemt in hoofdstuk 4.6 een uitsnede op uit Groen kleurt de stad (fig. 13). Maar op de digitale plankaart komen de ecologische verbindingen niet voor. Alles heeft de zelfde kleur groen. Ook in de legenda komen ze niet voor. Aangezien alleen de kaart bindend is wil ik er op aandringen de ecologische verbindingen duidelijk op de kaart te zetten.
Reactie
In de toelichting is in paragraaf 4.6 het vastgestelde beleid opgenomen. De door de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging genoemde uitbreiding zal tezijnertijd bij het vaststellen van nieuw beleid beoordeeld worden.
In Den Haag zijn een groot aantal stedelijke ecologische verbindingszones aangewezen. De uitsnede van de kaart in hoofdstuk 4.6 is overigens uit de Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszone. Het onderschrift van deze kaart is aangepast.
Naar aanleiding van vragen is in november 2011 (RIS 181751) aangegeven hoe in bestemmingsplannen wordt omgegaan met het bestemmen van deze zones. Voor stedelijke ecologische verbindingszones is het uitgangspunt dat de bestemming Groen wordt toegepast. Binnen deze bestemming is voldoende bescherming voor de stedelijke ecologische verbindingszones. In het geval dat de stedelijke ecologische verbindingszone over meerdere bestemmingen is gelegen, kan de dubbelbestemming Waarde-Ecologie worden gebruikt. Bij een stedelijke ecologische verbindingszone binnen één of een beperkt aantal bestemmingen zou gebruik kunnen worden gemaakt van de functieaanduidingen ‘ecologische verbindingszone’ of ‘ecologische waarde’ als de ecologische verbinding niet het overheersende gebruiksdoel is, maar het gebied mede bestemd is voor het in stand houden of stimuleren van ecologische waarden als onderdeel van een stedelijke verbindingszone.
Het grootste deel van de Schenkstrook die is aangegeven als een stedelijke ecologische verbindingszone heeft reeds de bestemming Groen. Voor de overige bestemmingen gelegen in de Schenkstrook is de functieaanduiding 'ecologische verbindingszone' op de kaart opgenomen. Dit geldt voor de bestemmingen 'Kantoor', 'Bedrijf', 'Recreatie' en 'Wonen-3'.
7. Wijkberaad Mariahoeve
De reactie van het Wijkberaad Mariahoeve is uitgebreid en betreft verschillende onderwerpen. Om deze redenen is ervoor gekozen om per onderwerp een reactie te geven.
Ad project 3 op blz 32 en blz 51 van de toelichting:
Woningbouw Ametisthorst op het voormalige terrein van garage Mooiman.
Op blz. 51 wordt gesteld dat ``voor deze locatie een initiatief is ingediend om 18 woningen te bouwen. De locatie van de woningen wordt d.m.v. bouwvlakken voorzien van een maximale hoogte opgenomen op de plankaart. De relevante onderzoeken zijn als bijlage bij de toelichting gevoegd``.
Op de plankaart zijn op deze locatie de bestemmingen Wonen-1 met een bouwhoogte van 10 m en Wonen-2 met een reeks getallen die met het blote oog niet zijn te ontcijferen, opgenomen.
Verder ontbreekt bij de toelichting de bijlage. Volgens informatie aan het wijkberaad is de grond wel gesaneerd maar is nog niet bekend of deze geschikt is voor woningbouw.
Reactie
Ad project 7 op blz 32 van de toelichting
Isabellaland, bebouwing op voormalig sportterrein
Volgens de toelichting op blz. 32 wordt hier voorzien in de nieuwbouw van het St Paul College maar ook in ca. 36 appartementen en ca. 80 eengezinshuizen. Op dit terrein is een uit te werken bestemming ``Wonen/uit te werken bestemming`(art 24 van de regels) gelegd, waarbij is bepaald dat per bestemmingsvlak niet meer woningen mogen worden gerealiseerd dan op de plankaart is aangegeven. Op de plankaart is aangegeven 80 woningen met een hoogte van 10 m en 36 appartementen met een hoogte van 21 m.
Reactie
Ad project 8 op blz 32 en blz 52 van de toelichting
Hongarenburg/Finnenburg 2e fase.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de gronden op de groene dwars-as van de wijk met op plankaart de bestemming “Wonen-1” ter plaatse van de gebiedsaanduiding “wro-zone – wijzigingsbevoegdheid -1 te wijzigen. Het betreft met name de punten “a. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan 95” en “punt c. de hoogte van de bebouwing niet meer mag bedragen dan 39 meter uitgevoerd in maximaal 11 bouwlagen.” Deze wijzigingsbevoegdheid heeft betrekking op de voorgenomen bouw van een zeer massief appartementenblok op de betreffende locatie tussen de Finnenburg en Hongarenburg. Overigens wordt dit gebied op ruimtelijkeplannen.nl als wonen–2 aangeduid. Het is dus onduidelijk wat de gemeente hier precies beoogt.
De bezwaren zijn:
Reactie
Ad project 14 op blz 33 van de toelichting
Vuurvlinder (Diamanthorst 10)
Het is alom al bekendgemaakt dat de nieuwbouw van deze school zal worden gerealiseerd naast het Diamant College en dat op het terrein van de school woningbouw zal worden gerealiseerd. Deze ontwikkeling is niet opgenomen in het plan.
Gelet hierop acht WM voldoende aanleiding aanwezig om deze ontwikkeling in het plan op te nemen en in ieder geval de bestemming “Maatschappelijk” op het terrein van het oude schoolgebouw niet te handhaven. Dit om vertraging van sloop en woningbouw te voorkomen.
Reactie
In het bestemmingsplan is de huidige locatie van de Vuurvlinder gehandhaafd. Hoewel er plannen zijn (dit wordt ook aangegeven in de toelichting in paragraaf 3.3.4.3), zijn deze op dit moment niet concreet genoeg om de school in planologisch opzicht te verplaatsen.
Ad project 3 op blz 32 en blz 51 van de toelichting
Gebiedsontwikkeling/Winkelcentrum Het Kleine Loo
Er zijn uitsluitend plannen voor optimalisatie van het winkelcentrum; deze betreffen een herontwikkeling binnen het huidige bouwvlak.
Reactie
Inhoudelijke tekstwijzigingen:
Reactie
Deze opmerkingen zijn verwerkt in de toelichting.