direct naar inhoud van Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak
Plan: Seinpostduin 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0237DSeinpost1h-50VA

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan is op 23 maart 2012 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

1. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
2. Provincie Zuid-Holland
3. Stadsgewest Haaglanden
4. Hoogheemraadschap van Delfland
5. Dunea
6. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit
7. Staatsbosbeheer
8. Politie Haaglanden
9. Veiligheidsregio Haaglanden Regionale Brandweer
10. Veolia Transport
11. HTM Infra
12. Stedin B.V.
13. TenneT Regio West
14. N.V. Nederlandse Gasunie
15. Stichting BOOG
16. Het bestuur van de Fietsersbond enfb Afdeling Den Haag
17. Kamer van Koophandel Haaglanden
18. Koninklijk Horeca Nederland
19. Het bestuur van de Algemene Vereniging voor 's Gravenhage e.o.
20. Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging
21. Stichting Haags Milieucentrum
22. Haags Monumentenplatform
23. Stichting Vrienden van Den Haag
24. De Scheveningsche Courant/HaagWestNieuws/Haagse Hout Journaal
25. Gezamelijke Scheveningse bewonersorganisaties Scheveningen
26. Het bestuur van de Bewonersvereniging Noordelijk Scheveningen
27. Het bestuur van de Gezamelijke Scheveningse Bewonersorganisaties
28. Stichting Scheveningen Bad
29. Het bestuur van de Stichting Wijkoverleg Scheveningen Dorp

Van de onder 4, 9, 13, 17 en 29 genoemde instanties zijn de hierna opgenomen reacties ontvangen. Van de onder 13 genoemde instantie(s) zijn geen eigendommen van hun bedrijf betrokken. De onder 17 genoemde instantie heeft te kennen gegeven dat het concept van het ontwerp hen (vooralsnog) geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.

4. Hoogheemraadschap van Delfland

In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het concept ontwerpbestemmingsplan Seinpost 2012 in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland in een reactie kenbaar te maken of met het voorontwerp bestemmingsplan kan worden ingestemd.

Delfland kan met het voorontwerp bestemmingsplan instemmen. Aan alle aspecten die van belang zijn voor een goede waterhuishouding is invulling gegeven. Wel vragen wij u de tekstuele aanpassing die telefonisch is besproken toe te voegen aan paragraaf 4.8 'Watertoets'.


Reactie

Er wordt kennis genomen van bovenstaande reactie. De telefonisch besproken tekstuele wijzigingen zijn in de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen. Het betreft de volgende tekst: “Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen direct mogelijk waardoor compenserende maatregelen ten behoeve van waterberging niet nodig zijn. Bij nieuwe ontwikkelingen waarbij de verharding toeneemt ten opzichte van de huidige situatie, zijn wel compenserende maatregelen vereist, aangezien de waterhuishouding anders extra belast wordt door de toenemende verharding. “

9. Veiligheidsregio Haaglanden Regionale Brandweer
“Naar aanleiding van uw verzoek van 22 maart 2012 om een advies uit te brengen in het kader van externe veiligheid over het concept van het ontwerpbestemmingsplan Seinpostduin 2012, te Den Haag kan ik het volgende berichten.

Het doel van het bestemmingsplan is het formuleren van een juridisch-planologisch kader, waarbij de karakteristieke waarden van het gebied, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Seinpostduin 2009, als uitgangspunt worden genomen. Uitbreiding van woningen door middel van een extra bouwlaag wordt toegestaan.

In het kader van fysieke en externe veiligheid is het plangebied en de directe omgeving beschouwd op de aanwezigheid van risicobronnen, zoals:

  • transportroutes gevaarlijke stoffen, inclusief het transport door buisleidingen;
  • inrichtingen waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is;
  • intensief en meervoudig ruimtegebruik.


Geconstateerd is dat het plangebied, dat wordt begrensd door de Scheveningseslag, Dirk Hoogenraadstraat, Gevers Deynootweg, Wassenaarsestraat, Schuitenweg en Zeekant, niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen of objecten waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is. Tevens is geconcludeerd dat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet leidt tot een noemenswaardige toename of afname van bestaande risico's.

Voor wat betreft de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten is het van belang dat de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen voor dit plangebied voldoende zijn. Op dit moment zijn hier voor dit bestemmingsplan geen aanvullingen. De afstemming op deze aspecten vindt ook plaats binnen reguliere overleggen. Aanvullingen op de bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen, in verband met eventuele toekomstige wijzigingen binnen het plangebied, zullen worden gedaan op het moment dat de Veiligheidsregio Haaglanden bij die ontwikkelingen wordt betrokken.

De Veiligheidsregio Haaglanden heeft op basis van het voorgaande besloten geen specifieke adviezen uit te brengen met betrekking tot dit bestemmingsplan.”

Reactie

De reactie van de Veiligheidsregio Haaglanden wordt voor kennisgeving aangenomen.

29. Het bestuur van de Stichting Wijkoverleg Scheveningen Dorp

“Als Wijkoverleg Scheveningen Dorp (WOS) ontvingen wij van u het concept ontwerp-bestemmingsplan Seinpostduin 2012. In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening vroeg u ons om een reactie.

Graag maken wij gebruik van die mogelijkheid tot het geven van een eerste reactie op het plan. Wij hopen zo, vooruitlopend op de verder te doorlopen procedure als vast een bijdrage te kunnen leveren aan een goed doordacht en evenwichtig nieuw ontwerpbestemmingsplan. Wij danken u voor de mogelijkheid die u ons biedt.

Aan de hand van het concept ontwerpplan en de nog te volgen verder uitgewerkte versies van dit plan willen wij uiteraard ook nader en nog meer diepgaand overleggen met onze achterban (waaronder de betrokken uit het gebied). Onze reactie is daarom vooralsnog globaal van aard.

De gemeente wil onder andere graag, zo lezen wij, dakopbouwen toestaan om te kunnen voldoen aan de ambitie van de gemeente om te groeien, bewoners hun wooncarriere in de eigen woonwijk waar te kunnen laten maken, en het tegengaan van selectieve migratie uit de stad van midden- en hogere inkomens. Voor het plan/woon-gebied Seinpostduin geldt de standaard Residentie kwaliteit als uitgangspunt, waarbij groen in de buurten en wijken extra aandacht krijgt.

We zien het plan 2012 als voortbordurend op het plan 2009, waarbij nu ook aandacht is gegeven aan een nadere beschrijving van waar een “dakopbouw” als mogelijk wordt gezien. Middels het uitgevoerde bezonningsonderzoek wordt beschreven waar dat op basis van de door de gemeente naar voren gebrachte normering door haar ook aanvaardbaar wordt geacht.

Terugkijkend naar eerdere reacties op de plannen om dakopbouwen toe te staan (zie o.a. DSO/2009.1497 / RIS 164021_090630) valt ons op dat een zeer grote groep van bewoners uit het gebied aan u veel, duidelijk omschreven, en steekhoudende bezwaren tegen deze plannen heeft laten horen. In het nu voorliggende bestemmingsplan zien wij niet duidelijk terug dat er op enige wijze rekening wordt gehouden met die aangevoerde bezwaren, anders dan dat er een bezonningsonderzoek is gehouden. Het lijkt of de gemeente hier nu voorbij gaat aan de wensen en belangen van de bewoners uit het gebied. Vreemd te meer waar de gemeente juist verwoord de wooncarriere van die bewoners te willen dienen.

Wij verwerpen niet zondermeer de gedachte om dakopbouwen toe te willen staan. Bij een dergelijke beslissing is het naar onze mening echter wel belangrijk dat een rol is weggelegd voor de afweging tussen belangen van betrokken partijen. Enerzijds kan daar de behoefte bij iemand zijn aan uitbreiding van een woning, daartegenover staat het (negatieve) effect dat dat kan hebben op één of meerdere andere personen (omwonenden). Het is dan niet juist wanneer het belang van één, de belangen van vele anderen kan schaden. Met andere woorden er moet gekeken worden naar een goede balans . Juist waar zo velen al hebben aangegeven problemen te hebben met de komst van dakopbouwen lijkt die balans dus niet overal aanwezig.

Bij nadere bestudering van het gebied valt op te merken dat de eventuele problemen als gevolg van nieuwe dakopbouwen zijn onder te verdelen in 2 deelgebieden. Enerzijds is daar grofweg omschreven het gebied rondom de Harteveltstraat, Pellenaerstraat en Jongeneelstraat. Anderzijds is daar het gebied rondom Zeeweg, Schuitenweg en Wassenaarsestraat.

In beide gevallen kan het toestaan van een dakopbouw negatieve gevolgen hebben voor omwonenden. Minder zon, minder licht, minder uitzicht, het zijn allemaal factoren die het woonplezier verslechteren en kunnen ook waardeverlies van de eigen woning betekenen. Sommige tuinen zullen minder zon ontvangen waardoor het groen, aan de kust meestal toch al kwetsbaar, daar onder te lijden heeft. De Residentie kwaliteit van het gebied, waar al zo weinig groen is, komt zo nog verder onder druk.

Extra aandacht vraagt zeer zeker ook het genoemde gebied rondom de Zeeweg, Schuitenweg en Wassenaarsestraat. De Schuitenweg is bijvoorbeeld een smalle straat waar er alleen sprake is van een rijbaan en trottoir, zonder enig groen. Wanneer aldaar een extra bouwlaag wordt toegelaten zal dat voor menig bewoner beteken dat zicht op de blauwe lucht aanzienlijk afneemt. Het aanzien van de gehele straat verandert in een donkere “pijpenla”. Het tegenovergestelde van “tegengaan van migratie” mag worden verwacht omdat het aanzien en de aantrekkelijkheid van de omgeving juist zal verslechteren.

Het gebruik maken van de bezonningsnorm alleen is naar onze mening daarom niet afdoende. Plaatselijke omstandigheden dienen een minstens evenzo belangrijke rol te spelen bij de afweging of, en zo ja onder welke voorwaarden, een dakopbouw toegestaan is. Twee uur zon op de gevel van een woning die onder een prachtige oude eik in een verder open weiland staat, geeft een geheel andere beleving dan twee uur zon op de gevel van een woning die verder alleen omgeven is door hoge muren.

Samenvattend kan gesteld worden dat naar onze visie in het nu voorliggende bestemmingsplan:

- het lijkt alsof de gemeente geen oor heeft voor de eerder door bewoners aangedragen bezwaren

- de goede balans ontbreekt : het voordeel voor een enkele en het nadeel voor velen

- het hanteren van een (bezonnings-) norm sec. onvoldoende is

- op verschillende plaatsen de dakopbouwen het gebied alleen maar onaantrekkelijker maken.

Daarnaast is ons niet duidelijk hoe artkel 11.3 (blz 96) gelezen moet worden. Ons is nu niet duidelijk wat hier bedoeld wordt. Naar onze mening is het artikel op vele manieren uit te leggen en daardoor in ieder geval niet duidelijk.

In het vervolg van de procedure met betrekking tot het bestemminsgplan Seinpostduin blijven wij graag op de hoogte van alle ontwikkelingen. Wij hopen er dan ook op in de gelegenheid te blijven onze bijdrage aan de totstandkoming van dit plan te kunnen blijven geven. Waar u nadere toelichting wilt hebben of vragen heeft zijn wij zeer bereid u die te geven.

Reactie

De afweging om dakopbouwen in het bestemmingsplan mogelijk te maken is gebaseerd op de op 23 juni 2011 door de gemeenteraad vastgestelde beleidsregels dakopbouwen (RIS 180461). Dit is, naar aanleiding van uw reactie, explicieter in de tekst van het bestemmingsplan vermeld (zie paragraaf 3.1.6). Uitgangspunt van deze beleidsregels is dat dakopbouwen in de hele stad zijn toegestaan, tenzij het uit stedenbouwkundig en/of cultuurhistorisch oogpunt niet verantwoord is. Per bestemmingplangebied wordt een duidelijke afweging gemaakt waar dakopbouwen wel en niet mogelijk worden gemaakt.

Dit kader biedt zowel voor potentiële aanvragers als voor omwonenden duidelijkheid waarom er wel of geen dakopbouw wordt toegestaan. De cultuurhistorische verantwoording komt met name tot uiting in de hieronder beschreven ensemblewaarde. Bij deze stedenbouwkundige en cultuurhistorische verantwoording spelen de volgende aspecten een rol:

  • Straatprofielen: het betreffende straatprofiel moet voldoende ruim bemeten zijn om dakopbouwen aan één of twee kanten toe te voegen. Hierbij speelt enerzijds de lichtinval en de bezonning van de gevels een rol, maar ook de verhoudingen tussen straatbreedte en hoogte van de omliggende bebouwing.
  • Binnenterreinen: het betreffende binnenterrein moet voldoende maat hebben om ophoging van de aanliggende bebouwing mogelijk te maken. Hierbij spelen met name lichtinval en de mate van bezonning van de gevels een rol.
  • Hoogte stedelijke omgeving: (1) hoe hoog zijn de omliggende panden? Hoe verhoudt zich het toevoegen van een dakopbouw tot het omliggend stedelijk gebied? De behoefte aan dakopbouwen speelt met name bij twee of drie bouwlagen in de bestaande situatie.
  • Dakvormen: dakopbouwen liggen het meest voor de hand bij platte daken en zeer flauw hellende daken (vlieringen; geen stahoogte).
  • Ensemblewaarde: hier wordt met name gekeken naar de stedenbouwkundige samenhang en het cultuurhistorisch belang van het betreffende gebied. In straten met een sterke eenheid en hoogwaardige architectuur zal een dakopbouw niet altijd mogelijk zijn. Waar van toepassing vormen de waarden zoals die zijn vastgelegd in het aanwijzingsbesluit tot beschermd stadsgezicht een centrale rol (redengevende omschrijving).
  • Architectuur: de architectuur van het pand kan van invloed zijn op de positionering van de dakopbouw op het dakvlak. Zo kan de specifieke architectuur aanleiding geven om te verlangen dat de dakopbouw wordt opgemetseld op de bestaande voorgevel. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij dakopbouwen in de Bloemenbuurt. Op die manier kan het aspect 'architectuur' onderdeel worden van de stedenbouwkundige verantwoording.

Deze afweging is ook voor dit gebied gemaakt en in de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen (zie paragraaf 5.1.1).

Op basis van de hierboven beschreven beleidsregels dakopbouwen wordt door de gemeente ingezet op het binden van bewoners aan de stad door woningen uitbreidingsmogelijkheden te geven in de vorm van (onder andere) dakopbouwen. Er wordt aan getwijfeld of er voldoende rekening is gehouden met de wensen en belangen van de bewoners van het gebied. De afgelopen jaren zijn er in het gebied Jongeneelstraat, Pellenaerstraat, Harteveltstraat 12 vergunningen verleend. Voor het gebied Zeeweg, Schuitenweg, Wassenaarsestraat zijn 3 beginselaanvragen ingediend en 3 vergunningen aangevraagd (waarvan 2 verleend). De beleidsregels stellen niet als voorwaarde dat er behoefte dient te bestaan aan dakopbouwen voordat deze in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Los daarvan kan gelet op het aantal aanvragen en reeds gerealiseerde dakopbouwen worden gesteld dat er wel degelijk behoefte is aan dakopbouwen binnen het plangebied.

Voordat dakopbouwen in een nieuw bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt vindt in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging plaats tussen enerzijds de belangen van de bewoner die extra uitbreidingsmogelijkheden krijgt ten opzichte van de belangen van omwonenden die o.a. te maken kunnen krijgen met een achteruitgang van de bezonning van hun woning. De Haagse bezonningsnorm geeft een kader om deze afweging te maken. Deze norm is dan ook toegepast nadat de panden zijn geselecteerd waar na de stedenbouwkundige en cultuurhistorische afweging een dakopbouw toelaatbaar wordt geacht. Naast de 2-uurs norm is ook de in de beleidsregels opgenomen excessenregeling toegepast.

Deze regeling heeft als doel om te voorkomen dat er een excessieve afname van de bezonning op woningen plaatsvindt als gevolg van de realisatie van dakopbouwen. Hiervan is in de ogen van het college sprake bij een afname van de bezonningsduur van meer dan 50% op de normdata. De Haagse bezonningsrichtlijn (2-uurs norm) waarborgt dat ook na realisatie van de dakopbouwen bij de omliggende woningen een goed leefklimaat resulteert. Toepassing van de Haagse bezonningsnorm kan er echter in specifieke situaties toe leiden dat de mogelijkheid om een dakopbouw te realiseren tot gevolg heeft dat er sprake is van een aanzienlijke afname van de bezonning op de gevels van enkele woningen op 19 februari (en 21 oktober).

De resultaten van het bezonningsonderzoek zijn verwerkt in het bestemmingsplan, zodat op voorhand duidelijk is waar een dakopbouw is toegestaan en waar niet.