direct naar inhoud van Artikel 20 Wonen
Plan: Florence Nightingale Park
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0222BFlorenceNP-51VA

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

Ten behoeve van deze bestemming mogen hoofdgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in artikel 20.2 worden gebouwd; de bestemming laat tevens erftoegangswegen, tuinen, verhardingen, beplantingen, oppervlaktewater, uitingen van kunst en het door de bewoners medegebruiken van de hoofdgebouwen voor een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf toe.

  • b. op de gronden in deze bestemming die grenzen aan de bestemming 'Water' zijn de bepalingen van de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland van toepassing voor de oeverstroken.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de bestemming genoemd in artikel 20.1.gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken gebouwd worden;
  • b. de goot- en/of bouwhoogten van gebouwen mogen niet meer bedragen dan in de maatvoeringsvlakken is aangeduid;
  • c. er mogen geen aan- en bijgebouwen gebouwd worden;
  • d. het gestelde in artikel 20.2.1.c is niet van toepassing op een aan- en bijgebouw dat ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan reeds rechtmatig aanwezig was of was vergund, en waarvan de oppervlakte meer dan 20 m2 dan wel meer dan 50% van het bouwperceel bedraagt en de omvang en situering ervan niet wordt veranderd;'
20.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming genoemd in artikel 20.1 gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en maat bij de bestemming te passen;
  • b. er mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak gebouwd worden;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen,
  • d. in uitzondering op het gestelde in artikel 20.2.2.c mag de bouwhoogte van erfafscheidingen die buiten de achtererfgebied gebouwd worden niet meer dan 1 meter bedragen;
  • e. het gestelde in artikel 20.2.2.b is niet van toepassing op een bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak dat ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan reeds rechtmatig aanwezig was of was vergund, en waarvan de oppervlakte meer dan 20 m2 dan wel meer dan 50% van het bouwperceel bedraagt en de omvang en situering ervan niet wordt veranderd;'
20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken als bedoeld in artikel 3.6.1 Wro van het bepaalde in:

  • a. de artikelen 20.2.1.a en 20.2.1.c ten behoeve van het bouwen van aanbouwen en aangeboude bijgebouwen buiten het aangeduide bouwvlak en op het achtererfgebied, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van een aanbouw niet meer mag bedragen dan 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 meter;
    • 2. de diepte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
    • 3. de gezamenlijke grondoppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak niet meer bedraagt dan 50% van het achterfgebied;
  • b. de artikelen 20.2.1.a, 20.2.1.c en 20.2.1.d ten behoeve van het bouwen van vrijstaande bijgebouwen buiten het aangeduide bouwvlak op het achtererfgebied, met dien verstande dat:
    • 1. de maximum oppervlakte aan bijgebouwen niet meer dan 20 m2 mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
    • 3. het gezamenlijke grondoppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak niet meer bedraagt dan 50% van het achtererfgebied;
  • c. artikel 20.2.1.b ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten e.d. tot een maximum bouwhoogte van 1,5 meter;
  • d. artikel 20.2.1.b ten behoeve van het verschuiven van de maatvoeringsvlakken met maximaal 3 meter, met dien verstande dat de totale oppervlakte van het betreffende maatvoeringsvlak ongewijzigd dient te blijven;
  • e. de artikelen 20.2.2.b en 20.2.2.e ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak buiten het aangeduide bouwvlak en op het achtererfgebied, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
    • 2. de gezamenlijke grondoppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak niet meer bedraagt dan 50% van het achtererfgebied.