direct naar inhoud van Artikel 14 Waarde - Archeologie
Plan: Houtrust
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0212CHoutrust-70OH

Artikel 14 Waarde - Archeologie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van het gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming Waarde - Archeologie als bedoeld in lid 14.1 geldt de volgende voorwaarde:

  • a. Indien er sprake is van het bouwen van bouwwerken met grondroering waarvoor ingevolge artikel 2.1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist, die een totale oppervlakte hebben van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 50 cm overschrijden, ter plaatse van de samenvallende bestemming Waarde - Archeologie, dient hieromtrent vooraf schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag welke moet worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
14.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten behoeve van:

  • a. het archeologisch onderzoek;
  • b. het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op of in de voor Waarde - Archeologieaangewezen gronden werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die een oppervlakte van meer dan 50 m2 beslaan en een diepte van meer dan 50 cm overschrijden. Het betreft de volgende werken en werkzaamheden:
    • 1. het wijzigen van het maaiveldniveau door middel van het verlagen, afgraven of egaliseren van grond waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
    • 2. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren, waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.
  • b. Het vereiste van het verkrijgen van een aanlegvergunning is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:
    • 1. het normale beheer of onderhoud en/of gebruik betreffen;
    • 2. worden uitgevoerd in bestaande weg- en leidingcunetten;
    • 3. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. De aanvrager van een aanlegvergunning dient bij het indienen van de aanvraag een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
  • d. Aan de aanlegvergunning kunnen in het belang van archeologische monumentenzorg voorwaarden worden verbonden. Deze kunnen onder meer betrekking hebben op:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.