direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Belgisch Park
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0200DBelgischPrk-50VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied Belgisch Park op.

  • a. Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) bepaalt dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt (lid 1) en dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2). De vigerende bestemmingsplannen "Belgisch Park" en "Renbaankwartier" dateren van 13 april 1981 respectievelijk 5 februari 1979 (vaststelling). Een klein deel van het plangebied was nog niet voorzien van een bestemmingsplan (een zogenaamde witte vlek).
  • b. Het Rijksbeschermd stadsgezicht "Westbroekpark en Belgisch Park" maakt deel uit van het plangebied. Ingevolge de Monumentenwet moeten de stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht worden vastgelegd in een beschermend bestemmingsplan. Met het bestemmingsplan voldoet de gemeente aan deze verplichting.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Met het oog op een verantwoord beheer van de ruimtelijke structuur heeft het bestemmingsplan Belgisch Park tot doel:

  • 1. De bestaande situatie zoveel mogelijk in stand te houden. De bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied is over het algemeen goed: de openbare ruimte, de ruimtelijke samenhang en differentiatie, de relatie tussen openbaar en privé-gebied, de bouwkundige staat van woningen en voorzieningen en de kwaliteit van de architectuur. In het plangebied zijn voldoende voorzieningen: maatschappelijk (sport, welzijn etc.) en winkels. Het plan is in hoofdzaak een beheers bestemmingsplan waarin de karakteristieke waarden van de wijk op het gebied van beeld, bebouwing en functies worden behouden. Er is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten van de wijk enerzijds en de woonwensen en gebruiksvrijheden van de bewoners en gebruikers anderzijds. Het bestemmingsplan biedt de planologisch-juridische basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is, voor het beheer ervan in de toekomst en voor mogelijke nieuwe ontwikkelingen.
  • 2. Het plangebied is gelegen in het Rijksbeschermd stadsgezicht "Westbroekpark en Belgisch Park". Het plan is erop gericht - in overeenstemming met artikel 36 van de Monumentenwet 1988 - de in het aanwijzingsbesluit genoemde typeringen van het beschermde stadsgezicht te beschermen.
  • 3. Een deel van het plangebied is tevens archeologisch waardevol. Overeenkomstig artikel 3.1.6.c van het Besluit Ruimtelijke Ordening en artikel 38a van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) dient bij ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.
  • 4. Het plangebied is volledig aangewezen als een grondwaterbeschermingsgebied zoals bedoeld in de Provinciale Milieu Verordening.
  • 5. Het opnemen van in het verleden verleende vergunningen waarvoor een (onherroepelijke) planologische vrijstelling is verleend, zijn als bestaande situatie bestemd op de plankaart.
  • 6. Het toestaan van dakopbouwen.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied ligt in het stadsdeel Scheveningen van de gemeente Den Haag. De begrenzing van het plangebied is als volgt:

  • a. Harstenhoekweg;
  • b. Badhuisweg;
  • c. Zwolsestraat;
  • d. Van Alkemadelaan;
  • e. Pompstationsweg.

De ligging van het plangebied is op onderstaand figuur aangegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0200DBelgischPrk-50VA_0001.png"

kaart 1: ligging in de stad

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Belgisch Park vervangt (gedeeltelijk) de volgende bestemmingsplannen:

bestemmingsplan   vastgesteld   goedgekeurd   onherroepelijk  
Belgisch Park   13 april 1981   8 februari 1983   13 juni 1986  
Renbaankwartier   5 februari 1979   7 juli 1981   23 januari 1985  

De ligging van de vigerende bestemmingsplannen is op onderstaande kaart weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0200DBelgischPrk-50VA_0002.png"

kaart 2: vigerende stedenbouwkundige regelingen

1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  • Bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen, vastgesteld bij raadsbesluit, d.d. 25 november 2004, goedkeuringsbesluit Gedeputeerde Staten 15 maart 2005;
  • Bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk, vastgesteld bij raadsbesluit, d.d. 25 november 2004, goedkeuringsbesluit Gedeputeerde Staten 05 juli 2005;
  • Bestemmingsplan Parapluherziening Dakopbouwen, vastgesteld bij raadsbesluit, d.d. 22 april 1999, goedkeuringsbesluit Gedeputeerde Staten 07 juli 1999;
  • Bestemmingsplan Parapluherziening uitwerking- en wijzigingsbepalingen, vastgesteld bij raadsbesluit 8 maart 2007, goedkeuringsbesluit Gedeputeerde Staten 9 mei 2007
  • Bestemmingsplan Parapluherziening Archeologie, vastgesteld bij raadsbesluit 23 september 2010.

De wijze waarop bestemmingsplan Belgisch Park het beleid in de parapluherzieningen vervangt, is beschreven in hoofdstuk 5.

1.5 Leeswijzer

Nadat in dit eerste hoofdstuk de aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan, de ligging en begrenzing van het plangebied, het doel van het bestemmingsplan en de vigerende planologische regelingen zijn beschreven wordt in het volgende hoofdstuk een beschrijving van het plangebied gegeven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de beleidskaders die voor het plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 4 gaat in op de verschillende milieuaspecten. Hoofdstuk 5 geeft de planbeschrijving weer. In dat hoofdstuk wordt een integrale afweging gemaakt ten aanzien van alle relevante beleidsuitgangspunten en hoe deze 'vertaald' zijn naar het plan. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 7 zijn de resultaten van overleg en inspraak verwerkt.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Tot in de 18de eeuw maakte het plangebied deel uit van nog onontgonnen duingebied. Dit duingebied heeft vorm gekregen vanaf ca. 5000 v. Chr. door het ontstaan van zandruggen parallel aan de kustlijn. In de 19e eeuw wordt het plangebied in gebruik genomen voor licht agrarisch gebruik en aan het eind van de 19e eeuw is het gebied grotendeels afgevlakt door de aanleg van kleine stukjes bouwland of weiland. Deze akkertjes bevonden zich ruwweg tussen de Harstenhoekweg en de Stevinstraat.

Een belangrijke ontwikkeling voor het plangebied was de aanleg van de Badhuisweg in 1835. Ontworpen in de as van het in 1828 voltooide Badhuis vormde deze een nieuwe (tol-) verbinding met Den Haag. In 1864 werd een paardentram traject over deze weg aangelegd.

In navolging van Thomas van Stolk, die langs de Scheveningseweg het Van Stolkpark ontwikkelde, kocht Francois Louis Pollen, Scheveningse reder, Haags raadslid, schoonzoon van de reder Adriën Maas en telg uit een bekende Rotterdams destilleerdersfamilie, ongeveer dertien hectare voormalige duinweiden langs de Badhuisweg. De door hem in 1876 met Nederlandse en Antwerpse vennoten opgerichte Hollandsch-Belgische Bouwgrondmaatschappij ontwikkelde naar ontwerp van de architecten J.C. van Wijk en J. den Braanker, in samenspraak met gemeentearchitect Reinders, het stratenplan voor een villapark dat vanaf 1883 gebouwd zou worden. Uniek was dat het park in nauwe samenhang met de ontwikkeling en bouw van het Kurhaus geheel bestemd was voor appartementenverhuur. De meeste van de eerste villa's werden ontworpen door de bouwkundigen Johan Beetsma en Johan Gunzel, die tevens bij de uitvoering van de bouw van het Kurhaus betrokken waren. Het met kapitaal van Nederlandse en Antwerpse banken gefinancierde 'Hollandsch-Belgisch Park' ontleende zijn naam aan de 'Societé Hollando-Belge' die de villa's aan welgestelde badgasten verhuurde.

De Pompstationsweg, die het Belgisch Park aan de zuidoost zijde begrenst, is aangelegd in 1875 en ontleent zijn naam aan het toen in de duinen gebouwde pompstation van de Duinwaterleiding (Watertoren). In 1884 werd de grens met Wassenaar naar het oosten verlegd waardoor een groot stuk van de Oostduinen bij Den Haag kwam. De periode 1890-1930 is beslissend geweest voor het huidige beeld. Haaks op de kust werd de ontsluiting in 1889 verbeterd met de aanleg van de Nieuwe Parklaan. Er werd een dubbelsporige trambaan aangelegd ter ontlasting van de smalle en drukke Badhuisweg. Het traject op de Badhuisweg werd opgeheven. In 1892 werd een begin gemaakt met de aanleg van de Nieuwe Scheveningse Bosjes in het tot dan toe ongerepte duingebied ten noordoosten van de Badhuisweg.

In het eerste decennium van de twintigste eeuw vonden in verband met de aanleg van de Hofpleinlijn uitbreidingen plaats aan de noordwestelijke zijde van het rijksbeschermde gebied: Het Harstenhoekplein met stervormig hierop toelopende straten werd door een Rotterdams consortium Marx & Co dat als concessiehouder van de aan te leggen spoorlijn een deel van de grond had verworven, als een steedse spoorwijk met portiekwoningen bebouwd. De strook tussen Harstenhoekstraat en Gevers Deynootstraat was bedoeld voor het station, dat na overname door de ZHESM uiteindelijk noordelijker kwam te liggen waar het spoortracé langs de Zwolsestraat de badplaats afsloot.

Het Belgisch park kreeg zijn afronding in de richting van de Pompstationsweg en de Nieuwe Scheveningse Bosjes, terwijl tevens langs de Zwolsestraat en in het gebied ten noorden daarvan tot aan de Gevers Deynootweg bebouwing tot stand kwam. Een groot complex bepaalt voorts het beeld van dit stadsdeel: het Huis van Bewaring annex Strafgevangenis uit ca. 1886-1911 aan de zuidoost zijde. Buiten het rijksbeschermde stadsgezicht ligt het tweede grote complex: de HTM-remise aan de Harstenhoekweg.

De Doorniksestraat verbindt in een rechte lijn de Gentsestraat en de Pompstationsweg. Tegenover de Nieuwe Scheveningse Bosjes bevind zich hier de Eerste Nederlandse Buitenschool die voor de Tweede Wereldoorlog tot stand kwam.


Badplaats en dorp groeiden aan elkaar vast waarbij de hotels en pensions zich concentreerden aan de Gevers Deynootweg, Seinpostduin, Zeekant en meer landinwaarts aan de Badhuisweg. Scheveningen ondergaat vanaf 1970 sterke veranderingen. Het karakter staat onder druk door de ontwikkelingen op toeristisch-recreatief gebied en de woonfunctie is voor een deel van de aan de badplaats grenzende gebieden door de vestiging van kantoren, en ambassades verdrongen.


In het plangebied moesten de laatste decennia enkele villa's en onbebouwd gebleven stukken grond plaats maken voor kantoren en appartementengebouwen , die in een aantal gevallen door hun structuur, grootschaligheid en materiaalgebruik een verstoring van de voor deze wijk kenmerkende harmonische relatie tussen het groen en de architectuur betekenen. Tussen de Leuvensestraat en de Stevinstraat verrees het flatgebouw "Residence Belgisch Park" en op de hoek van de Brusselselaan het complex van de Hogere Hotelvakschool.

2.3 Cultureel erfgoed

Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.

In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied Belgisch Park aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.

2.3.1 Cultuurhistorische waarden

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Binnen het plangebied Belgisch Park is onderzoek verricht naar de cultuurhistorische waarden; hierbij is het volgende aangetroffen:

2.3.1.1 Bebouwingsstructuur

Het karakter van de wijk wordt voor een belangrijk deel bepaald door het oude duingebied, de ligging aan de rand van de bebouwde stad tegen de Oostduinen aan en door het overvloedig aanwezige groen van de Nieuwe Scheveningse Bosjes.

Het meest karakteristieke en het oudste deel van de wijk wordt gevormd door het Belgische Plein met de daarop aansluitende straten die een bochtig beloop hebben en door bomen worden omzoomd: Antwerpsestraat, Luiksestraat en delen van de Gentsestraat en Leuvensestraat. Het plein bezit een ruim plantsoen met boombeplanting. De genoemde straten worden behalve door de bomen gekenmerkt door voortuinen die het villaparkachtige karakter versterken. De bebouwing bestaat uit vrijstaande of dubbele villa's en in aaneengesloten rijen gebouwde etagewoningen. Hier komen zowel de laat-19de-eeuwse badplaatsarchitectuur met houten veranda's, als villa's met motieven uit de chaletarchitectuur en reeksen huizen in overgangsarchitectuur met kleurige gevels en Art Nouveau-elementen voor. De aaneengebouwde huizenreeksen bestaan ten dele uit twee bouwlagen met kap en ten dele uit drie bouwlagen met plat dak. Ook souterrains komen voor.

Uit de periode rond de eeuwwisseling en later dateert de bebouwing van vrijstaande of dubbele villa's langs de Badhuisweg, die in haar oorspronkelijke vorm zowel eclecticisme, neorenaissance, overgangsstijl als architectuur uit de jaren dertig van de 20ste eeuw vertoont. De weg wordt voornamelijk gekenmerkt door twee verschillende wegprofielen. Het eerste gedeelte is smaller en meer geaccidenteerd met aan de ene zijde slechts het groen van de Nieuwe Scheveningse Bosjes en het tweede gedeelte vanaf de Brusselselaan is een brede laan met middenberm waarop eertijds de stoomtram en later de blauwe tram reden, sterk gericht op het Kurhaus.

Ten oosten van de Hasseltsestraat, aan beide zijden van de Stevinstraat, dateert de bebouwing uit de periode na 1920. Het bebouwingsbeeld vertoont voornamelijk aaneengesloten huizenreeksen van twee bouwlagen met kap of drie lagen met plat dak in baksteenarchitectuur.

Aan de bochtige, langs de Nieuwe Scheveningse Bosjes lopende, Brusselselaan met de aansluitende gedeelten van de zijstraten en aan de Brugsestraat, evenals aan de noordwest zijde van de Doorniksestraat drukt de verzorgde baksteenarchitectuur van de Nieuwe Haagse School een stempel op de bebouwing. Men treft hier onder andere villa's in groepen van twee of meer aan uit de jaren twintig en dertig met hoge pannendaken.

De Pompstationsweg heeft een zeer sterke as-werking in de richting van de duinen en de Watertoren, wat niet alleen een gevolg is van de rechte laan met boombeplanting maar ook van zijn voortdurend stijgend beloop in de richting van de stadsrand.

Aan de Pompstationsweg tegen het vanaf 1886 gebouwde complex van de Strafgevangenis (architecten J.F. en W.C. Metzelaar) werden in het begin van de 20ste eeuw woningen voor het gevangenispersoneel gebouwd.

2.3.1.2 Beplanting

In het plangebied staan zowel op particulier terrein als in de openbare ruimte monumentale bomen. Deze monumentale bomen maken onderdeel uit van het cultureel erfgoed van de stad.

2.3.1.3 Beschermd stadsgezicht

Een deel van het plangebied maakt deel uit van het op 6 september 1996 door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen rijksbeschermd stadsgezicht “ Westbroekpark/Belgisch Park", zoals is omschreven in de toelichting bij dit besluit om het gebied aan te wijzen als beschermd stadsgezicht in de zin van artikel 1, onder g van de Monumentenwet 1988.

Doel van de aanwijzing is de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt.

Waardering

Het Westbroekpark/Belgisch Park heeft een hoogwaardig stadsbeeld door de enorme afwisseling in het karakter van de verschillende wijken in het gebied. Hier liggen naast elkaar kleine villabuurten in het (oorspronkelijke en) veranderde duinlandschap.

De schaal, structuur en beeldbepalende bebouwing in relatie tot het water en de uitgestrekte, gevarieerde groengebieden geven aan de verschillende delen van het gebied rondom het Westboekpark en het Belgisch Park haar bijzondere ruimtelijke kwaliteit. Het hier omschreven gebied is van belang vanwege bijzondere landschappelijke, stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde.

Binnen het beschermde stadsgezicht zijn de belangen waarop de bescherming is gericht, niet overal gelijk van aard en gewicht. Dit blijkt ook uit de bij de toelichting gevoegde waarderingskaart (S9312), waarop de belangrijke bebouwing en de belangrijke groenstructuren en zichtassen in grote trekken is weergegeven.

De te beschermen waarden van het plangebied worden in het aanwijzingsbesluit en de daarbij behorende toelichting, als volgt getypeerd:

Het gebied ligt in het grote aaneengesloten stedelijke groengebied dat loopt van Zorgvliet tot aan de Nieuwe Scheveningse Bosjes en Klein Zwitserland. De opvallende karakteristiek van dit stadsgezicht is het hoogwaardig landschappelijke beeld dat op verschillende wijze gecultiveerd en verstedelijkt is. Er is zonder gericht ontwerp een verbindende factor ontstaan tussen de verschillende wijkdelen door de samenhang van enkele duidelijk structuurbepalende wegen. Het straatbeloop van de verschillende delen van de wijk, de lange lanen, kronkelende wegen en het radiale stratenpatroon zijn hiervan essentiële onderdelen. De beeldbepalende bebouwing, dichtbebouwde delen en de diverse groengebieden, en de grote open plekken met bijzondere zichtlijnen zijn eveneens onderdeel van de karakteristiek. De overgang in Scheveningen van badplaats (-ontwikkeling) naar hoogwaardige woonwijk is ook een belangrijk aspect van dit deel van de stad.

Typerend voor dit deel van het rijksbeschermde stadsgezicht zijn:

  • de uitgestrekte groengebieden in de wijk, zoals de Nieuwe Scheveningse Bosjes,
  • de ligging van het Belgisch Park grenzend aan de Nieuwe Scheveningse Bosjes.
  • de stedenbouwkundigen structuur, de architectuur en het groen van het Belgische Plein en de van daaruit straalsgewijs kromlijnige straten, met in het bijzonder ook:
  • de Luiksestraat die ten zuiden van het plein de Antwerpse en de Gentsestraat verbindt;
  • de Brugsestraat met aangrenzende straten in een slingerend beloop met architectuur, overwegend in de stijl van de Nieuwe Haagse School;
  • het bochtige beloop van rijkelijk van boombeplanting voorziene lanen;
  • de uitgestrekte tuinen en de bebouwing van villa's en herenhuizen met een representatief karakter;
  • de stedenbouwkundig-historische en landschappelijke c.q. structurerende waarde van de Badhuisweg en Pompstationsweg;
  • de Badhuisweg als zichtas op het Kurhaus met de grotendeels bewaard gebleven bebouwing uit de periode 1900-1940;
  • de Pompstationsweg met middenberm en beplanting, doorlopend tot ver in het duingebied;
  • de Van Alkemadelaan als duidelijke structurele begrenzing tussen dit gebied en het duingebied van de Oostduinen met zijn grote landschappelijke waarde.
2.3.1.4 Gebouwde monumenten

Rijksmonumenten

In het plangebied zijn de volgende rijksmonumenten opgenomen in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988:

  • Antwerpsestraat 1-1a, Luiksestraat 2,
  • Antwerpsestraat 6 en 8,
  • Antwerpsestraat 10 en 12,
  • Antwerpsestraat 14 en 16,
  • Badhuisweg 104,
  • Belgisch Plein 31 en 32,
  • Belgisch Plein 33 en 34,
  • Gentsestraat 78 en 80,
  • Pompstationsweg 14 (poortgebouw van de strafgevangenis gebouwd ca. 1886),

Gemeentelijke Monumenten

In het plangebied zijn thans de volgende objecten aangewezen als gemeentelijk monument ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag:

  • Doorniksestraat 28: Eerste Nederlandse Buitenschool bestaande uit een in 1913 aangelegd duinterrein naar ontwerp van J.J. Gort en een in de stijl van de Nieuwe Haagse School opgetrokken schoolgebouw en lighal naar ontwerp van A. Pet uit 1933.
  • Nieuwe Scheveningse Bosjes: Complex bunkers behorend bij de “Atlantikwall”, de Duitse verdedigingslinie langs de Europese Westkust. Het complex is gelegen aan weerszijden van de Badhuisweg. Het grootste deel van de werken ligt in de Nieuwe Scheveningse Bosjes. Een drietal werken ligt tussen de bebouwing aan de andere zijde van de Badhuisweg. Het complex is een verzameling solitaire bunkers. Deze liggen gedeeltelijk of geheel ondergronds. De bovengrondse gedeelten zijn aangeaard. De werken tussen de bebouwing liggen ondergronds of - in één geval – geheel bovengronds.
  • Van Alkemadelaan 1256: Dodencel 601 e.o: Het complex de voormalige Cellenbarak grenst aan de Strafgevangenis te Scheveningen. In de jaren 1919 werd in het westelijke deel van de gevangenis een cellenbarak gebouwd. Deze Cellenbarak bestond globaal uit een hoofdgang (corridor) aan de zijde van de Van Alkemadelaan, met daarachter zeven haakse cellengangen en ervoor een reeks dienstvertrekken. Tijdens de bezetting 1940-1945 werd het Scheveningse gevangeniscomplex onder meer in gebruik genomen als “Polizeigefängnis”, het domein van de Sicherheitspolizei en de SD, de dienst die hoofdzakelijk was belast met de opsporing en arrestatie van tegenstanders van het Nazi-regime. De Cellenbarak herbergde merendeels verzetslieden, onder wie prominenten uit het hele land, reden waarom ze algauw de erenaam 'Oranjehotel' kreeg, een naam die ook op de Strafgevangenis sloeg. In de Cellenbarak zijn ongeveer 26.000 SD-gevangenen korte of langere tijd gedetineerd. Na de bevrijding is de Cellenbarak eerst in gebruik geweest als interneringskamp voor politieke delinquenten. In 1950 werd de Cellenbarak onderdeel van de Strafgevangenis. De 'Doodencellen': Tijdens de bezetting werd - na een doodvonnis – een veroordeelde in de Cellenbarak in principe in een andere cel gezet dan voorheen. De dodencellen lagen in het voorste deel van gang D. Veroordeelden mochten hun cel niet meer verlaten en werden op enig moment voor executie naar de Waalsdorpervlakte gebracht. 'Doodencel 601': Nadat in 1946 het Comité 'Oranjehotel' was opgericht, koos het comité cel nummer 601 in de middelste gang D - de achtste cel, vanaf de dienstvleugel aan de westzijde - uit als te bewaren cel. Deze cel werd in haar oorspronkelijke gedaante met de standaard-inventaris uit WOII bewaard .Bij alle naoorlogse renovatiewerkzaamheden in het Huis van Bewaring II werd cel 601 ontzien. NB.: Cel 601 kan niet los gezien worden van haar omgeving. De bescherming strekt zich dan ook uit over Cel 601 en de route, die de ter dood veroordeelden destijds aflegden via gang D, door het complex van de dienstvertrekken, over de binnenplaats en via de oorspronkelijke wandelpoort door de buitenste ringmuur (inclusief de plaquette). Daarnaast strekt de bescherming zich uit over het deel van de ringmuur op de hoek van de Van Alkemadelaan en de Stevinstraat en de daaraan aangebracht sculptuur.

Voor wijzigingen, waaronder verbouwingen en onderhoud aan zowel rijks- als gemeentelijke monumenten is op grond van artikel 2.1, lid 1 onder f. of ingevolge artikel 2.2, lid 1 onder b. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een vergunning vereist. Toetsingscriteria zijn onder meer de architectuur- en cultuurhistorische waarden van het desbetreffende monument.

2.3.1.5 Karakteristieke bebouwing en gebouwen

Behalve de beschermde monumenten kent het plangebied karakteristieke beeldbepalende bebouwing. Dit zijn gebouwen die op grond van hun architectonische kwaliteit en/of vanwege het feit dat ze zeer bepalend zijn voor het beeld van de straatwand ter plaatse, behoudens waardig zijn. De architectuur sluit bescherming als monument in de toekomst niet uit. De gebouwen die zijn aangemerkt als karakteristiek zijn essentiële onderdelen van het stadsbeeld. Sloop van deze gebouwen is ongewenst. Een vergunning hiervoor wordt in beginsel geweigerd. Alleen in uitzonderingsgevallen (bijvoorbeeld bij bouwvalligheid) kan sloop van deze gebouwen aan de orde zijn. Deze bebouwing is onder andere geïnventariseerd op grond van de historisch ruimtelijke waarderingskaart en/ of op grond van het MIP en wordt weergegeven op de kaart karakteristieke panden in bijlage 8 van de regels.

2.3.1.6 Straten en straatwanden

Bebouwingsbeeld

Het Belgisch Plein met de daarop aansluitende straten is het meest karakteristieke deel van de wijk. Behalve door het openbare groen van het ruime plantsoen met boombeplanting en de bomen in de bochtige straten wordt de wijk ook gekenmerkt door voortuinen die het villaparkachtige karakter versterken. De bebouwing bestaat uit vrijstaande of dubbele villa's en in aaneengesloten rijen gebouwde etagewoningen. De wijk kent een rijk geschakeerd architectuurbeeld: zowel panden in laat-19de-eeuwse badplaatsarchitectuur met houten veranda's, als villa's met motieven uit de chaletarchitectuur kenmerken het beeld. Kenmerkend zijn ook de reeksen huizen in overgangsarchitectuur met kleurige gevels en Art Nouveau-elementen. De aaneengebouwde huizenreeksen bestaan ten dele uit twee bouwlagen met kap en ten dele uit drie bouwlagen met plat dak. Ook souterrains komen voor.

Langs de Badhuisweg dateert de bebouwing uit de periode rond de eeuwwisseling en later. Deze bestaat uit vrijstaande of dubbele villa's die in haar oorspronkelijke vorm zowel eclecticisme, neorenaissance, overgangsstijl als architectuur uit de jaren dertig van de 20ste eeuw vertoont.

Ten oosten van de Hasseltsestraat, aan beide zijden van de Stevinstraat, dateert de bebouwing uit de periode na 1920. Het bebouwingsbeeld vertoont voornamelijk aaneengesloten huizenreeksen van twee bouwlagen met kap of drie lagen met plat dak in baksteenarchitectuur.

De verzorgde baksteenarchitectuur van de Nieuwe Haagse School drukt een stempel op de bebouwing aan de bochtige Brusselselaan met de aansluitende gedeelten van de zijstraten en aan de Brugsestraat, evenals aan de noordwest zijde van de Doorniksestraat. Men treft hier onder andere villa's in groepen van twee of meer aan uit de jaren twintig en dertig met hoge pannendaken.

Aan de Pompstationsweg tegen het vanaf 1886 gebouwde complex van de Strafgevangenis (architecten J.F. en W.C. Metzelaar) werden in het begin van de 20ste eeuw woningen voor het gevangenispersoneel gebouwd.

Openbare ruimte

Het karakter van de openbare ruimte wordt voor een belangrijk deel bepaald door het oude duingebied, de ligging aan de rand van de bebouwde stad tegen de Oostduinen aan en door het overvloedig aanwezige groen van de Nieuwe Scheveningse Bosjes.

Het Belgische Plein bezit een ruim plantsoen met boombeplanting. De daarop aansluitende straten hebben een bochtig beloop en worden door bomen omzoomd. Ook de beide plantsoenen aan de Gentsestraat behoren tot de waardevolle groenstructuren.

De Badhuisweg wordt gekenmerkt door twee verschillende wegprofielen. Het eerste gedeelte is smaller en meer geaccidenteerd met aan de ene zijde het groen van de Nieuwe Scheveningse Bosjes. Het tweede gedeelte vanaf de Brusselselaan is een brede laan met middenberm waarop eertijds de stoomtram en later de blauwe tram reden, sterk gericht op het Kurhaus.

De Pompstationsweg heeft een zeer sterke as-werking in de richting van de duinen en de Watertoren, wat niet alleen een gevolg is van de rechte laan met groenstrook en boombeplanting maar ook van zijn voortdurend stijgend beloop in de richting van de stadsrand.

2.3.2 Archeologie

Het bestemmingsplangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk gelegen in een met stuifzand overdekt strandwallenlandschap. Dit landschap heeft zijn vorm gekregen vanaf ca. 5000 v. Chr. door het ontstaan van zandruggen parallel aan de kustlijn. Door vorming van steeds nieuwe strandwallen werd de kustlijn langzamerhand naar het westen toe verlegd. Het zuidelijke deel van het plangebied ligt op de flank van een strandwal. Deze bestaat uit de Laag van Voorburg met inschakelingen van Hollandveen, afgedekt met Jonge Duinen.

Op de strandwallen in de omgeving van het plangebied zijn veel betekenisvolle vindplaatsen bekend die dateren van de bronstijd tot de late middeleeuwen, zoals de Waalsdorpervlakte, Frankenslag en de Scheveningseweg. Uit het plangebied zelf zijn geen vindplaatsen bekend, maar net buiten het plangebied bevinden zich drie vindplaatsen (zie kaart) met sporen uit de late ijzertijd (Badhuisweg), de ijzertijd en de vroege middeleeuwen (Harstenhoekweg) en de Romeinse Tijd tot vroege middeleeuwen (Han Stijkelplein).

Het gebied tussen de Scheveningseweg en de grens met Wassenaar (Oostduinen) omvatte al vóór de overstuiving met jonge duinen, dus rond 1200 en later, laagten waar duinakkers werden ontgonnen. De driehoek Badhuisweg - Harstenhoekweg – Pompstationsweg markeert een uitgestrekt domeingebied dat in de 19e eeuw grotendeels als duinweiden door Scheveningers gepacht werd. (Zie kaart landmeting Verstijnen, 1872).

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0200DBelgischPrk-50VA_0003.png"

Kaart met vindplaatsen in omgeving van het plangebied.

In het plangebied zijn enkele archeologische onderzoeken uitgevoerd. Het betreft enkele booronderzoeken op bouwlocaties en waarnemingen bij de aanleg van rioleringssleuven. Daarbij zijn wel potentiële bewoningsniveaus onderscheiden, maar er zijn geen archeologische waarden aangetroffen. Op enkele plaatsen kon worden vastgesteld dat de bodems door verstuivingen, die vanaf de 11de eeuw optraden, zijn geërodeerd. Deze erosie is echter zeer plaatselijk (stuifkuilen) en niet te voorspellen. Andere delen van het gebied zijn juist als gevolg van de verstuivingen weer snel bedekt met zand en heel goed geconserveerd. Deze zandafzettingen worden in de geologie de Jonge Duinen of Laag van Den Haag genoemd.

Tot in de 18de eeuw maakte het plangebied deel uit van nog onontgonnen duingebied. Aan het eind van de 19de eeuw is het gebied echter al grotendeels afgevlakt voor de aanleg van kleine stukjes bouwland of weiland, waar boeren een pover bestaan hadden. Deze akkertjes bevonden zich ruwweg tussen de Harstenhoekweg en de Stevinstraat.

De ontwikkeling van dit deel van Scheveningen begint in 1828 met de aanleg van de Nieuwe Straatweg naar het Badhuis, die Den Haag verbindt met Scheveningen; langs de Badhuisweg wordt in 1879 een 5 km lange stoomtramverbinding geopend. In 1883 wordt het plan voor uitbreiding van Scheveningen in noordwestelijke en oostelijke richting door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd.

Vanwege de ligging op een met Jong Duin overdekte (flank van een) strandwal heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting. Strandwallen waren vanaf de bronstijd aantrekkelijke plaatsen voor bewoning. Het gaat daarbij om huisplaatsen, nederzettingen, grafvelden of akkers. Door de latere overstuivingen zijn de betreffende archeologische niveaus bedekt geraakt met een dikke laag zand. Dat is de conservering daarvan ten goede gekomen, zoals blijkt uit opgravingen die net buiten het plangebied zijn uitgevoerd en een schat aan archeologische gegevens hebben opgeleverd. (Gedoeld wordt op de Romeinse militaire nederzetting aan de Scheveningseweg en de vroegmiddeleeuwse nederzetting aan het Frankenslag). Het is niet ondenkbaar dat zulke vindplaatsen ook aanwezig zijn in het bestemmingsplangebied Belgisch Park.

De verstuivingen die vanaf de 10de eeuw plaatsvonden, maakten bewoning in dit gebied onaantrekkelijk. Het plangebied heeft daarom geen hoge verwachting voor archeologische sporen uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd. Wel zal in die perioden het gebied kleinschalig gebruikt zijn voor landbouw en begrazing.

Hoewel tot nu toe binnen het bestemmingsplangebied geen daadwerkelijke vondsten zijn gedaan, maakt bovenstaande duidelijk dat er resten van bewoning en gebruik uit de periode bronstijd tot en met vroege middeleeuwen aanwezig kunnen zijn, die waarschijnlijk goed geconserveerd zijn.

Bovenstaande houdt in dat in principe voor het gehele bestemmingsplangebied een archeologische verwachting geldt. Daarom heeft het gebied op de plankaart een dubbelbestemming “Waarde – Archeologie”.

2.4 Ruimtelijke structuur

2.4.1 Stedenbouwkundige structuur

Belgisch Park wordt omsloten door een drietal lange doorgaande lijnen: de Badhuisweg, de Pompstationsweg en de Zwolsestraat. De Badhuisweg vormde de eerste verbinding van Den Haag met de badplaats, de Pompstationsweg vormde de verbinding met het drinkwaterwingebied in de duinen en de Zwolsestraat ontstond als treinverbinding van Den Haag naar Scheveningen. Op de Zwolsestraat na zijn de overige straten van latere datum. Daarbij zijn twee structuren te onderscheiden: het gedeelte ten zuiden van de Stevinstraat (tevens het rijksbeschermde stadsgezicht) kent een ruim opgezette structuur van gekromde straten, vergelijkbaar met andere luxe woonwijken in steden als Hilversum en Bloemendaal en villawijken in Engeland en de Verenigde Staten, die als voorbeeld voor de Nederlandse wijken hebben gediend. De noordzijde van de Stevinstraat bestaat uit gesloten bouwblokken, een structuur die beter is te vergelijken met wijken als het Regentessekwartier en de Bomenbuurt.

2.4.2 Verkeer en infrastructuur

Alleen de Zwolsestraat is onderdeel van het hoofdroutenetwerk van Den Haag. Andere belangrijke wijkontsluitingswegen zijn de Badhuisweg, de Pompstationsweg, de Harstenhoekweg en de Stevinstraat. De overige straten hebben voor zowel automobilisten als fietsers vooral de functie van buurtwegen voor lokaal verkeer.

Van het openbaar vervoer zijn alleen de buslijnen (lijnen 21, 22 en 23) nog over in het gebied. De treinverbinding via de Zwolsestraat werd in de jaren '50 beëindigd. Over de Nieuwe Parklaan loopt het tracé van tramlijn 9. Dit was een van de eerste nieuwe electrische HTM-tramlijnen.

Binnen de gemeente Den Haag is een stelsel van (hoofd) fietsroutes. Door het plangebied ligt een hoofdfietsroute over de Zwolsestraat/Van Alkemadelaan. Een recreatieve fietsroute loopt over de pompstationsweg. Net buiten het bestemmingsplangebied op de Nieuwe Parklaan ligt een sterroute.

In een groot deel van het plangebied is betaald parkeren ingevoerd.

2.4.3 Groen

Het karakter van de openbare ruimte wordt voor een belangrijk deel bepaald door het oude duingebied, de ligging aan de rand van de bebouwde stad tegen de Oostduinen aan en door het overvloedig aanwezige groen van de Nieuwe Scheveningse Bosjes.

Het Belgische Plein bezit een ruim plantsoen met boombeplanting. De daarop aansluitende straten hebben een bochtig beloop en worden door bomen omzoomd. Ook de beide plantsoenen aan de Gentsestraat behoren tot de waardevolle groenstructuren.

De Badhuisweg wordt gekenmerkt door twee verschillende wegprofielen. Het eerste gedeelte is smaller en meer geaccidenteerd met aan de ene zijde het groen van de Nieuwe Scheveningse Bosjes. Het tweede gedeelte vanaf de Brusselselaan is een brede laan met middenberm waarop eertijds de stoomtram en later de blauwe tram reden, sterk gericht op het Kurhaus.

2.4.4 Water

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het plangebied is in zijn geheel gelegen op voormalig duinterrein en kent een relatief hoge ligging, die varieert van 5 tot 10 m + N.A.P. De zandgrond en de diepe grondwaterstand zorgen voor een goede afwatering. Het gebied maakt geen deel uit van de zeewering.

2.4.5 Bodem

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij ter plaatse van het plangebied om autoherstelbedrijven, benzine-service-stations, brandstofdetailhandels (vaste en vloeibaar), chemische wasserijen/stomerijen, lasinrichtingen, een röntgeninstrumentarium, schildersbedrijven, smederijen, timmerwerkplaatsen, verchroominrichtingen, verffabrieken en vernikkelarijen. Daarnaast zijn meerdere ondergrondse brandstoftanks bekend, deze zijn vrijwel allemaal verwijderd. Bij het tankstation aan de Badhuisweg en het tankstation aan de Zwolsestraat zijn nog ondergrondse benzine- en dieseltanks in gebruik.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat het plangebied is gelegen in bodemkwaliteitszone 7. Hier is de bovengrond (0.0-0.5 m-maaiveld) gemiddeld licht verontreinigd is met cadmium, chroom, kwik, lood, zink en PAK. Bij de tankstations aan de Badhuisweg en aan de Zwolsestraat zijn nog ondergrondse benzine- en dieseltanks in gebruik.

2.4.6 Kabels en leidingen

Onder de Pompstationsweg en onder het plantsoen naast de Pompstationsweg lopen twee hoofdwaterleidingen. Verder zijn er in het gebied geen planologisch relevante kabels en leidingen.

2.5 Functionele structuur

In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de in het plangebied gevestigde functies.

2.5.1 Bedrijven

Bedrijfsruimte is op kleine schaal en verspreid in het gebied aanwezig. De locaties zijn vooral gelegen in de onderste bouwlaag en bestaan uit onder meer autoservicebedrijven.

2.5.2 Cultuur en Ontspanning

In het plangebied is aan de Deventersestraat 21 Studio Scheveningen gevestigd, een cultureel voorzieningencluster. In het pand zijn onder andere de Paul van Vliet Academy, de Acteerstudio, de Music Academy Scheveningen, het Haags Balletcentrum en verschillende ateliers gevestigd. In de Nieuwe Scheveningse Bosjes zijn een tweetal bunkers toegankelijk gemaakt. Deze worden gebruikt als museum en hebben een educatieve functie.

2.5.3 Detailhandel

In het plangebied is een hoofdwinkelstructuur aanwezig met een volledig basispakket in de Gentsestraat/Stevinstraat. In het gebied rondom deze straten is verspreid en in beperkte mate detailhandel aanwezig.

In de Gentsestraat bevindt zich een coffeeshop. De detailhandel in softdrugs is geen legale, maar een gedoogde branche.

2.5.4 Dienstverlening

Dienstverlening is in beperkte mate verspreid in het plangebied aanwezig met een concentratie in het winkelgebied van de Gentsestraat/Stevinstraat.

2.5.5 Horeca

De horeca is in het plangebied ruim vertegenwoordigd. De nabijheid van het strand en het op toeristen gerichte deel van Scheveningen Bad is daar de verklaring voor. De horeaca concentreert zich in het winkelgebied van de Gentsestraat/Stevinstraat.

2.5.6 Kantoren

Kantoren zijn in beperkte mate verspreid in het plangebied aanwezig.

2.5.7 Maatschappelijk
2.5.7.1 Onderwijs

Binnen het plangebied bevinden zich verschillende onderwijsvoorzieningen, zo is aan de Gentsestraat 124 de Willem de Zwijgerschool gevestigd en aan de Doorniksestraat 28 de Eerste Nederlandse Buitenschool. Aan de Brusselselaan 2 bevindt zich de Hotelschool The Hague. In de Stevinstraat en aan de Duinkerksestraat bevinden zich een aantal vestigingen van kinderopvang en buitenschoolse opvang.

2.5.7.2 Welzijn

Binnen het plangebied bevinden zich twee scoutingverenigingen, Stichting Het Pallandthuis aan de Brusselselaan 15 en de Sint Jorisgroep 5. Het scoutingsgebouw aan de Brusselselaan 15 zal worden verbouwd. De eigenaar Stichting van Pallandthuis heeft de wens geuit om aangewezen te worden tot Buurthuis van de Toekomst. De locatie is echter nog niet formeel aangewezen tot Buurthuis van de Toekomst. Op dit moment zijn twee locaties in de wijk al wel aangewezen als Buurthuis van de Toekomst, te weten De Eshoeve aan de Doorniksestraat 150/151 en de Wijkwinkel aan de Gentsestraat 22a.

2.5.7.3 Maatschappelijk

In het plangebied ligt een verpleeghuis van HWW zorg, De Eshoeve (Doorniksestraat 150).

2.5.8 Sport en recreatie

In het plangebied bevinden zich een sportschool en een yogastudio.

2.5.9 Wonen

Het Belgisch Park is een vooroorlogse buurt in het Haagse stadsdeel Scheveningen. De woningen in het plangebied dateren grotendeels uit de periode 1890-1930.

De woningvoorraad bestaat voor ruim twee derde uit appartementen, het overige deel zijn eengezinswoningen. Meer dan de helft van de woningvoorraad is particulier eigendom. Het aandeel corporatiebezit is laag (12%). Het Belgisch Park heeft een zeer goede woningmarktpositie wat tot uiting komt een in WOZ waarde die bijna twee keer zo hoog is dan het Haagse gemiddelde. Ook het besteedbaar inkomen ligt ver boven het Haagse gemiddelde.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Belgisch Park vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer.

De eerste paragraaf gaat in op het beleid ten aanzien van de cultuurhistorische waarden en archeologie. De paragraaf 'Ruimtelijk beleid' behandelt het allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna wordt het specifieke beleid voor een bepaald thema uiteen wordt gezet. Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn de thema's die in de onderstaande paragrafen worden behandeld van toepassing.

3.2 Cultureel erfgoed

3.2.1 Cultuurhistorische waarde
3.2.1.1 Modernisering monumentenzorg (MoMo)

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de moderniseringsplannen voor de monumentenzorg van de minister van OC&W (MoMo). Een van de drie grote veranderingen is het meewegen van de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening. Per 1 januari 2012 is daarom het Bro gewijzigd en is de gemeente verplicht in een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Doel hiervan is een betere borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Dat betekent dat een analyse moet worden verricht naar de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en dat daar conclusies aan moeten worden verbonden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of stadsgezicht aanwijzen, maar ze beïnvloeden wel de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.

3.2.1.2 Rijksbeschermd stadsgezicht

De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.

Een deel van het plangebied Belgisch Park maakt deel uit van het rijksbeschermd stadsgezicht "Westbroekpark en Belgisch Park". De Monumentenwet 1988 verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het rijksbeschermd stadsgezicht. De cultuurhistorische waarden die zijn aangewezen en die door dit bestemmingsplan worden beschermd, zijn verwoord in de toelichting op de aanwijzing. Het nieuwe bestemmingsplan maar ook het vigerende bestemmingsplan voorziet daarin.

3.2.1.3 Provinciaal beleid

Cultuurhistorie is van groot belang voor de leefomgeving in Zuid-Holland. Tientallen eeuwen ontginnen en bouwen, wonen en werken hebben deze provincie gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Niet alleen oude molens, boerderijlinten of stadsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen daarvan.
Deze cultuurhistorische waarden bepalen in sterke mate de identiteit en kwaliteit van een gebied of plek, en op die manier dus ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers.

De provincie Zuid-Holland heeft, vanwege de grote betekenis van cultuurhistorie voor onze leefomgeving, vanaf 1997 de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) opgesteld: een kaart met overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland.
De provincie wil deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit mogelijk te maken heeft de provincie zogenoemde Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld.

Het plangebied Belgisch Park is niet opgenomen in een van de regioprofielen.

Daarnaast geeft de Provinciale Structuurvisie ook algemene richtlijnen voor archeologie, molenbiotopen en landgoederen. De Provinciale Structuurvisie vormt samen met de Regioprofielen Cultuurhistorie het kader waarbinnen de provincie stuurt op cultuurhistorie en ruimtelijke ordening.

Voor bestemmingsplan Belgisch Park zijn de volgende kenmerkende structuren en elementen van belang:

  • Gaaf en herkenbaar kustlandschap, gekenmerkt door een opeenvolging van duinen, strandwallen en strandvlakten.
  • Beschermde stadsgezichten
  • Langs de kust zijn resten te vinden van de Atlantikwall, een 2685 kilometer lange verdedigingslinie die de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog aanlegden om een geallieerde invasie te voorkomen.
3.2.1.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Den Haag 2020

De Structuurvisie Den Haag 2020 (blz. 16) benoemt vier grote troeven van Den Haag, één daarvan is de monumentale residentie. Den Haag is een stad met een belangrijk cultuurhistorisch erfgoed. Er zijn talrijke monumenten en 30% van de stad is beschermd stadsgezicht. De structuurvisie beschrijft de beschermde stadsgezichten als zéér waardevol en geeft aan dat deze door goed beheer hun kwaliteit zullen moeten behouden. Dat wil zeggen dat in ruimtelijke veranderingsprocessen in de stad bestaande cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen. Het wil ook zeggen, dat de betreffende gebieden blijvend een betekenis hebben voor de identiteit en het karakter van de stad.

In het plangebied is op een groot aantal plekken sprake van beeldbepalende bebouwing met een hoge ensemblewaarde. Deze bebouwing is op de waarderingskaart van het MIP aangegeven en op de kaart in bijlage 8 bij de regels.

Om binnen het beschermde stadsgezicht een nadere ordening aan te brengen van het te onderscheiden cultuurhistorische gehalte zijn ordekaarten opgesteld.

Agenda voor de Haagse verdichting

In de Agenda voor de Haagse verdichting is verwoord dat verdichting in beschermde stadsgezichten moet bijdragen aan het versterken, dan wel herstellen van stedenbouwkundige structuren en het versterken van de cultuurhistorische waarden van het gebied. Voor deze gebieden bestaan geen intensieve verdichtingsplannen. Verdichting moet met respect voor, en kennis van de cultuurhistorie, identiteit en het karakter van Den Haag gebeuren. Verdichtingsingrepen mogen deze niet aantasten of negatief beïnvloeden (RIS163015).

In de beschermde stadsgezichten is verdichten alleen mogelijk als programma, schaal, maat en architectuur aansluiten bij de bestaande kwaliteiten. Verdichting kan wel eventuele weeffouten in de structuur zelf herstellen.

In de in 2011 door het college van B&W vastgestelde erfgoedvisie “Bekend maakt bemind” noemt het college de verankering van de monumentenzorg in de ruimtelijke ordening en het centraal stellen van het bestemmingsplan hierbij een goede ontwikkeling. Dat vergt een “maatwerkbenadering”; behoudend waar nodig en ruimte gevend waar dat kan.

Voor het plangebied betekent dit dat er geen opgave voor verdichting is opgenomen in het bestemmingsplan.

3.2.1.5 Monumentale gebouwen

In paragraaf 2.3.1.4 worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument of ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven.

Voor wijzigingen, waaronder verbouwingen en onderhoud aan zowel rijks- als gemeentelijke monumenten is op grond van artikel 2.1, lid 1 onder f. of ingevolge artikel 2.2, lid 1 onder b. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een vergunning vereist. Toetsingscriteria zijn onder meer de architectuur- en cultuurhistorische waarden van het desbetreffende monument.

Behalve de beschermde monumenten kent het plangebied karakteristieke beeldbepalende bebouwing (opgenomen in bijlage 8 bij de regels). Dit zijn historische gebouwen die op grond van hun architectonische kwaliteit en/of vanwege het feit dat ze zeer bepalend zijn voor het beeld van de straatwand ter plaatse, behoudenswaardig zijn. De architectuur sluit bescherming als monument in de toekomst niet uit. De gebouwen die zijn aangemerkt als karakteristiek zijn essentiële onderdelen van het stadsbeeld.

3.2.2 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie 2011-2020 (In het verleden ligt het heden; RIS180680 – oktober 2011) geeft de gemeente aan hoe ze zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  • 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
  • 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

3.3 Ruimtelijk beleid

3.3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan Belgisch Park worden afgewogen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang. Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan Belgisch Park geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.

3.3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 9 juli 2014 de gewijzigde Visie ruimte en mobiliteit (VRM) vastgesteld, welke op 1 augustus 2014 in werking is getreden. Zij geldt ook als een structuurvisie.

De provincie stelt vast, dat de behoefte van Zuid-Hollandse inwoners en bedrijven is veranderd als het gaat om woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit. Deels liggen hieraan economische oorzaken ten grondslag, die bijvoorbeeld leiden tot minder vraag naar kantoren en bedrijventerreinen. Deels gaat het om structurele factoren, zoals demografische ontwikkelingen en de voortschrijdende digitalisering. Om al deze redenen was een herijking en herziening van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid gewenst. Dit heeft geleid tot de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) met daarbij de Verordening ruimte 2014, het Programma Ruimte, en het Programma Mobiliteit. De documenten vervangen de huidige Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en het Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan. De visie is ook een verkeer- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De VRM geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • 1. Ruimte bieden aan ontwikkelingen;
  • 2. Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit;
  • 3. Allianties aangaan met maatschappelijke partners;
  • 4. Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht;
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Het Programma Ruimte beschrijft de operationele doelen en de realisatiewijze om doelen te (doen) bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio's en provincie. De realisatiewijze uit het programma ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid. In de praktijk worden deze vrijwel altijd gecombineerd ingezet.

In het Programma Mobiliteit staan de ambities en de provinciale belangen. Het programma kent een grotere dynamiek dan de visie. Het kan hierdoor bijvoorbeeld in samenhang met een nieuw collegeprogramma, elke vier jaar worden geactualiseerd. Daarbij wordt verbinding gelegd met de verschillende uitvoeringsprogramma's, beleidsuitwerkingen en verordeningen zoals deze al bestaan voor mobiliteit.

In de Verordening ruimte 2014 worden gelet op het provinciaal belang regels gesteld aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Onderdelen daarvan zijn flexibeler dan voorheen: het doel staat voorop en niet de manier waarop dat doel bereikt moet worden. Waar duidelijkheid gevraagd is, stelt de provincie vanuit bovenlokaal belang en wettelijke taken kaders en randvoorwaarden aan ruimtelijke plannen. De provincie heeft in de Verordening ruimte 2014 onder meer regels opgenomen over kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouw, boom- en sierteelt, bollenteelt, ruimtelijke kwaliteit, agrarische bedrijven, waterkeringen, provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen, windenergie, archeologie en molen - en landgoedbiotopen. Daarnaast is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van het Rijk van belang. Hierin zijn regels vanuit Rijksbelang opgenomen waar provinciale verordeningen aan moeten voldoen. Enkele onderwerpen in de verordening van de provincie Zuid-Holland vloeien rechtstreeks voort uit het Barro, zoals regels over de Ecologische Hoofdstructuur.

Het volledige juridisch instrumentarium vloeit voort uit de Wet ruimtelijke ordening. Het gaat daarbij om de Verordening ruimte 2014, het provinciaal inpassingsplan en de (proactieve en reactieve) aanwijzing. De provincie kan deze instrumenten inzetten als er sprake is van provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in de Programma's ruimte en mobiliteit. In de verordening staan de regels die de provincie stelt aan ruimtelijke ontwikkelingen.

Het bestemmingsplan Belgisch Park is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie en Verordening ruimte.

3.3.3 Regionaal beleid

Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden
  • het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen. Het bestemmingsplan Belgisch Park is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.

3.3.4 Gemeentelijk beleid
3.3.4.1 Wéreldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020

Op 17 november 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Structuurvisie Den Haag 2020 vastgesteld: de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ruim 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).

Het bestemmingsplan Belgisch Park ligt in de kansenzone Internationale kustzone. Binnen het plangebied zijn geen grote ontwikkelingen voorzien.

Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling 2015

Het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling (IpSO) geeft inzicht in de ruimtelijke agenda van Den Haag en de bijbehorende fysieke investeringsprojecten. Het coalitieakkoord “Vertrouwen op Haagse Kracht” formuleert een nieuwe ruimtelijke opgave. Het IpSO 2015 biedt een samenhangend inzicht in de lopende projectenportefeuille en kijkt vooruit naar nieuwe investeringen. De projectenportefeuille wordt beoordeeld in het licht van ambities, marktomstandigheden en beschikbare middelen. Tegelijkertijd met dit IpSO wordt financieel gerapporteerd over de lopende gemeentelijke projecten. Conform de beheersregels Grondexploitaties 2012 zijn de Meerjaren Prognose Grondexploitaties en de rapportages Grip op Grote Projecten bijlagen bij het IpSO. Het IpSO 2015 heeft geen direct relatie tot het plangebied Belgisch Park.

3.3.4.2 Agenda voor de Haagse Verdichting

De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' is op 28 mei 2009 (RIS 159469) door de gemeenteraad vastgesteld. De agenda is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken.

De Haagse Verdichting houdt voor Belgisch Park in dat invulling wordt gegeven aan:

  • optoppen (dakopbouwen en minimaal vijf bouwlagen);
  • verruiming van mogelijkheden voor bouwen van aan- en bijgebouwen;
  • functiewijziging (ombouwen van kantoorgebouwen naar woningbouw);
  • dubbel grondgebruik.

Verdichting kan plaatsvinden door dakopbouwen op de bestaande woongebouwen toe te staan. Zodoende kunnen zittende bewoners gebonden worden aan de wijk en wordt een alternatief voor het verhuizen naar een andere wijk geboden. Een extra bouwlaag dakopbouw levert een bijdrage aan de binnenstedelijke verdichtingopgave door toevoeging van bouwvolume daar waar dat wenselijk, mogelijk en verantwoord is. In dit bestemmingsplan is een regeling voor dakopbouwen opgenomen. In hoofdstuk 5 worden de totstandkoming van en de regeling zelf nader toegelicht. Er wordt aangegeven waar wel en waar geen dakopbouwen zijn toegestaan.

In de Verdichtingsagenda wordt gemeld dat verdichting met respect voor, en kennis van de cultuurhistorie, identiteit en het karakter van Den Haag moet gebeuren. Verdichtingsingrepen mogen deze niet aantasten of negatief beïnvloeden. In de beschermde stadsgezichten is verdichten alleen mogelijk als programma, schaal, maat en architectuur aansluiten bij de bestaande kwaliteiten. Verdichting kan wel eventuele weeffouten in de structuur zelf herstellen.

De verankering van de monumentenzorg in de ruimtelijke ordening en het centraal stellen van het bestemmingsplan hierbij vindt het college een goede ontwikkeling. Nieuwbouw in een waardevolle omgeving vergt een “maatwerkbenadering”; behoudend waar nodig en ruimte gevend waar dat kan.

3.4 Verkeer en infrastructuur

3.4.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden


De Regionale Nota Mobiliteit (RNM) uit 2005 van het Stadsgewest Haaglanden bevat de regionale vertaling van de plannen uit de Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het regionale beleid is nog geactualiseerd in 2008 in het 'supplement' op de RNM. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2011 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De nota geeft aan dat er veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat.

Het uitvoeringsprogramma dat behoort bij de RNM, laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren.

3.4.2 Gemeentelijk beleid

Verkeer algemeen

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden. Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit” (Rv 115 - 2011; RIS 180762). De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, goede voorzieningen voor voetgangers, en bundeling en ordening van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuzes kunnen maken.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol als drager van ruimtelijke ontwikkelingen. Het dient te zorgen voor aantrekkelijke en snelle vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, naar het centrum en andere belangrijke attractiepunten. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0200DBelgischPrk-50VA_0004.jpg"

De komende jaren staan binnen de gemeente Den Haag ingrijpende verbeteringen van het openbaar vervoer op stapel. Dat gebeurt aan de hand van de toekomstplannen van het stadsgewest Haaglanden voor Randstadrail en breed trammaterieel. Deze ambitieuze plannen onder de naam 'Netwerk RandstadRail' gaan onder meer over het geschikt maken van bestaande tramlijnen voor breder trammaterieel en de aanleg van Parkeer+Reis-terreinen bij diverse stations.

In de paragraaf 2.4.2 'Verkeer en Infrastructuur' zijn de tram-en busroutes voor het gebruik van OV binnen het plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden. De komende jaren staan ingrijpende verbeteringen van het openbaar vervoer op stapel. Deze ambitieuze plannen onder de naam 'Netwerk RandstadRail' gaan onder meer over het opwaarderen van bestaande tramlijnen tot RandstadRail-kwaliteit en de aanleg van Park+Ride-terreinen bij diverse stations. De nabij het plangebied gelegen tramlijnen 1 en 9 zullen worden opgewaardeerd naar RandstadRail-kwaliteit. Dat betekent: meer comfort, een hogere rijfrequentie en snellere verbindingen.

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn.

De hoofdwegen zorgen voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen.

In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan”: wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0200DBelgischPrk-50VA_0005.jpg"

De nabij het plangebied gelegen Nieuwe Parklaan is aangewezen als wijkontsluitingsweg. De Zwolsestraat fungeert als stedelijke hoofdweg.

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0200DBelgischPrk-50VA_0006.jpg"

De nabij het plangebied gelegen Nieuwe Parklaan is aangewezen als sterroute voor fietsverkeer. Verder loopt er over de Pompstationweg een recreatieve fietsroute.

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Het algemene parkeerbeleid is vastgelegd in de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” (Rv 166 - 2009; RIS 168473). Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte, maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden zonder adequate parkeervoorzieningen leiden vaak tot een te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

Parkeernormen

De parkeernormen en het toepassingskader ervan zijn uitgewerkt in de “Nota Parkeernormen Den Haag” (Rv 139 - 2011; RIS 181571). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt de parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen. Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak.

Het overzicht met de parkeernormen uit de nota Parkeernormen Den Haag is in dit bestemmingsplan in Bijlage 3 opgenomen.

In de gebruiksregels van de regels is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.

Fiets parkeren

De gemeente Den Haag wil het fietsgebruik in de stad stimuleren en zet daarbij in op een groter aandeel fiets. De aanwezigheid van goede parkeervoorzieningen is hiervoor een belangrijke randvoorwaarde. Daarnaast komt de kwaliteit van de openbare ruimte steeds vaker in het gedrang door de grote hoeveelheden geparkeerde fietsers. Om die reden stelt de gemeente bij de nieuwbouw van woningen de initiatiefnemer verantwoordelijk voor de realisatie van voldoende fietsparkeerplaatsen. Dit is vastgelegd in het bouwbesluit (art. 4.31). In de tabel opgenomen in bijlage 4 van de regels zijn fietsparkeernormen opgenomen die gebruikt dienen te worden bij de berekening van de parkeerbehoefte voor het realiseren van fietsvoorzieningen bij nieuwbouw.

3.5 Wonen

3.5.1 Woonvisie Den Haag 2009-2020

Het uitgangspunt van de Woonvisie (vastgesteld in de gemeenteraad op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.

Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen. 

Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Maar is het nu zaak dat elke sfeer ook meer de kwalitatief bijpassende woningen krijgt die daarbij horen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.

Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare particuliere wijken krijgt de woontechnische verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.

Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.

Het plangebied valt in de Woonvisie in het groenstedelijk woonmilieu, een milieu met een woningdichtheid van ca 35-50 woningen per hectare, met als woonsfeer 'statig en klassiek'. Het gebied heeft vooral een woonfunctie. Het Belgisch Park is in de woonvisie benoemd als een beheergebied, de wijk voorziet al in gedifferentieerd en stedelijk aanbod. Het woonbeleid is gericht op behoud van het statige en klassieke karakter.

3.5.2 Werkwoningen

De werkwoning is een flexibel woonconcept waarbij de werk-, bedrijfs- of praktijkfunctie is gekoppeld aan of geïntegreerd in de woonfunctie. De werkwoning komt ook voor onder de naam atelier- bedrijfs-, of praktijkwoning. In de nota 'werkwoningen in de Haagse regio' (RIS 72582, 22-02-2000) worden potentiële ontwikkelingslocaties genoemd voor werkwoningen. Genoemd worden overgangsgebieden tussen woonwijken en bedrijfsterreinen, en gebieden langs doorgaande wegen en langs spoorwegen.

In de bestemming "Wonen" is (standaard, op basis van jurisprudentie) ruimte voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf. Hieronder wordt verstaan: het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een ambacht geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk. Voorbeelden hiervan zijn een architect, schoonheidsspecialiste of edelsmid. Een aan huis verbonden beroep of bedrijf is toegestaan op voorwaarde dat de woonfunctie van het perceel daardoor niet wordt aangetast.

3.6 Economie

3.6.1 Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit

De economische visie van Den Haag is vastgelegd in de nota "Kracht van kwaliteit”. Deze nota is door de Raad vastgesteld op 6 oktober 2011 (RV 126_2011, RIS 181227).
De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waarbij de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:

  • Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag;

Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.

  • Kracht van de stad: quality of life – aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers;

Den Haag bezit een breed palet aan winkels, horeca, cultuur en historie. Samen met strand en duinen ontstaat hierdoor een uniek woon- en leefklimaat. Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn gebieden met veel werkgelegenheid en bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Hier wordt gewerkt aan versterking van het aanbod aan kwaliteitswinkels, horeca en recreatieve functies.

  • Economische structuur – sterke clusters, vitaal mkb;

Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, it en telecom en financiële dienstverlening) met veel aandacht voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen.

  • Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap

De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs met onder meer topopleidingen.

3.6.2 Detailhandel

Provinciaal beleid

De provincie voert voor detailhandel een selectief locatiebeleid. De provincie richt zich met name op het terugbrengen van het winkelvloeroppervlak en de planvoorraad.

Het provinciale beleid biedt buiten de centra van steden, dorpen en wijken alleen ruimte aan enkele specifieke branches die vanwege aard of omvang van de goederen niet goed inpasbaar zijn in de centra zelf. Dit zijn de perifere branches die in het Programma ruimte nader worden omschreven.

De provincie maakt in haar detailhandelsstructuur onderscheid tussen 'te ontwikkelen centra' (zoals het centrum van Den Haag), 'te optimaliseren centra' en de 'overige aankoopplaatsen'. De eerste twee categorieën omvat het geheel aan hoofd- en ondersteunende centra met een bovenlokale functie. De overige aankoopplaatsen vervullen een lokale functie.

Ingevolge het provinciale beleid mag nieuwe detailhandel uitsluitend binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie worden gerealiseerd, binnen een nieuwe winkelconcentratie in een nieuwe woonwijk of binnen een winkelconcentratie als gevolg van herallocatie. Hieraan is als eis verbonden dat deze detailhandel in overeenstemming moet zijn met de in het Programma Ruimte benoemde ontwikkelperspectief voor de winkelconcentraties. Voor ontwikkelingen groter dan 2000 m² bruto vloeroppervlak geldt dat deze alleen zijn toegestaan als is aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat.

De Verordening biedt enkele uitzonderingsmogelijkheden voor detailhandel buiten de winkelconcentraties voor onder meer kleinschalige detailhandel, productiegebonden detailhandel en detailhandel in auto's, boten en caravans, grootschalige meubelbedrijven, tuincentra en bouwmarkten. Voor enkele van deze branches gelden aanvullende regels en is bepaald dat nieuwe ontwikkelingen met een omvang van meer dan 1000 m2 bruto vloeroppervlak alleen is toegestaan als is aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat.


Regionaal beleid

Het Stadsgewest Haaglanden heeft in november 2013 de Regionale structuurvisie detailhandel 2013-2020 vastgesteld.
Het Stadsgewest Haaglanden streeft naar kwalitatieve versterking van het winkelaanbod in de regio, om ruimte te bieden aan (de groei van) de consumentenvraag vanuit Haaglanden en omgeving en het bieden van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven. Vanuit deze visie op detailhandel adviseert het Stadsgewest de provincie Zuid-Holland over detailhandelsontwikkelingen en –initiatieven in de regio.

Plannen van meer dan 2.000 m² bvo in bestaande en nieuwe winkelconcentraties en ontwikkelingen op perifere locaties groter dan 1.000 m² bvo worden getoetst door het Stadsgewest Haaglanden.

Nieuwe initiatieven dienen te passen binnen de volgende doelstellingen:

  • a. Samenhang en complementariteit in de voorgestelde detailhandelsstructuur.
  • b. Optimalisering/uitbreiding van een winkelgebied mag niet leiden tot een andere verzorgingsfunctie binnen de structuur (lokaal, regionaal, bovenregionaal).
  • c. Ruimtelijke concentratie van winkelvoorzieningen.
  • d. Behoud en versterking van de bestaande winkelstructuur. Primaire locaties zijn de bestaande winkelconcentratiegebieden.
  • e. Bewaken evenwicht detailhandel tussen centrumgebieden en grootschalige concentraties. Het behouden van een gezond perspectief voor de kernverzorgende centra en de stadsdeel-, wijk- en buurtwinkelcentra.
  • f. Streven naar multifunctionaliteit en de integratie van detailhandel met andere functies.
  • g. Structuurverstorende effecten op bestaande winkelconcentratiegebieden zijn niet toelaatbaar.
  • h. Initiatieven dienen de bestaande identiteit, positionering en profilering van winkelgebieden te versterken en de aantrekkelijkheid te vergroten.


Internetdetailhandel.

In het regionaal beleid zijn de volgende beleidsrichtlijnen geformuleerd voor internetdetailhandel:

  • Internethandel zonder bezoekersfunctie kan zich overal vestigen waar bedrijven zich mogen vestigen.
  • Internethandel met een (beperkte) bezoekersfunctie wordt enkel toegestaan in de detailhandelsconcentratiegebieden en op trafficlocaties. Wanneer er in een detailhandelsconcentratiegebied sprake is van een branchebeperking, dan geldt deze branchebeperking ook voor de internethandel. Bij bezoek gaat het om klanten die ter plekke een product kopen en meenemen, of het product alleen ophalen.


Gemeentelijk beleid

De Detailhandelsnota Den Haag (RIS127850) geeft de gewenste ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinkelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen.

Hoofdwinkelstructuur

Den Haag zet in op een versterking van de hoofdwinkelstructuur. In de hoofdwinkelstructuur bevinden zich de belangrijkste winkelconcentraties van Den Haag. De hoofdwinkelstructuur wordt bepaald op basis van de detailhandelsmonitor. Volgens de detailhandelsmonitor 2013 (RIS 270670) maken 68 winkelgebieden deel uit van deze structuur. Winkelgebieden worden tot de hoofdwinkelstructuur gerekend als zij duidelijk als concentratie herkenbaar zijn, waarbij het winkelgebied of minimaal een buurtverzorgende functie heeft of een herkenbaar thema; 'een winkelgebied is een kerngebied met minimaal 5 winkels geclusterd of 3 winkels geclusterd waarvan minimaal een trekker van 200 m2. Sinds de vorige monitor uit 2009 zijn er acht winkelgebieden afgevallen en zes nieuwe bijgekomen. Zes winkelgebieden zijn opgedeeld in een kerngebied en een rek- en krimpflank (niet behorende tot de Hoofdwinkelstructuur), met als doel het winkelaanbod verder te concentreren in een krachtig kerngebied.

De landelijke detailhandelssector heeft sinds de vorige monitor in 2009 een moeilijke periode doorgemaakt. De economische crisis met daarbij dalende bestedingen en consumentenvertrouwen heeft het winkellandschap beïnvloed. Daarnaast verplaatsen steeds meer bestedingen zich naar het internet. Tenslotte is de demografie in beweging met o.a. een groei van het aantal kleine huishoudens, vergrijzing en verkleuring. Positief punt hierbij is dat de bevolking in Den Haag is gegroeid en dat blijft doen de komende jaren, met daarmee een vergroting van het aantal consumenten en bestedingen.

Het Actieprogramma Den Haag Winkelstad (RIS 179514) bevat een actualisatie van een deel van het detailhandelsbeleid. Leidend blijft de inzet op de versterking van de hoofdwinkelstructuur. Het Haagse detailhandelsbeleid geeft daarbij de binnenstad prioriteit, conform het Haagse Binnenstadsplan. Bij perifere detailhandelsinitiatieven kiest de gemeente voor optimale clustering en voor grootschalige detailhandel blijft de bestaande hoofdwinkelstructuur de aangewezen plek voor vestiging (zie regionale structuurvisie detailhandel). Voor gebieden met een onzeker marktperspectief wordt een strategie ingezet van bestemmingsverruiming, waarbij de markt zijn werk moet doen.

Ambulante handel

Ambulante handel is onder te verdelen in warenmarkten, kiosken en straathandel/venten. Omtrent de ambulante handel op vaste standplaatsen buiten warenmarkten, merkt de Detailhandelsnota op dat het in winkelstraten de levendigheid vergroot en daarop een belangrijke aanvulling kan zijn. De nota streeft een beperkt aantal standplaatsen per winkelconcentratie na. De Straathandelsverordening Den Haag (RIS 011315) laat vaste standplaatsen voor straathandel toe indien het bestemmingsplan dat toelaat.

Detailhandel binnen het plangebied
In het Belgisch Park behoren de Stevinstraat en de Gentsestraat tot de hoofdwinkelstructuur en zijn op die manier in dit bestemmingsplan verwerkt. In het bestemmingsplan Belgisch Park is de aanwezige kiosk als vast object aangegeven op de verbeelding.

3.6.3 Horeca

Toekomstvisie Horeca 2010-2015

De Toekomstvisie Horeca 2010-2015 (RIS 168865) geeft de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod en een nieuwe horecastructuur aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen.

Horeca is belangrijk voor de attractiviteit van Den Haag. Een aantrekkelijk horeca-aanbod is een belangrijke basisvoorwaarde voor zowel het woon- en leefgenot van inwoners als voor het aantrekken van bezoekers en toeristen.

Centrum en Scheveningen zijn én blijven de belangrijkste horecagebieden. Hier zijn ook de vijf uitgaanskernen gelegen waar vrije openingstijden gelden. Daarnaast kent Den Haag van oudsher een aantal gebieden waar relatief veel horeca gevestigd is, de zg. horecaconcentratiegebieden.

Een goed voorzieningenaanbod wordt steeds belangrijker voor woongebieden. Nieuwe horecavestigingen horen bij voorkeur in de winkelgebieden en aan kleinschalige verblijfspleinen. Waar de leefbaarheid niet in het nauw komt zijn er mogelijkheden voor horeca met een wijkverzorgend karakter en is er ruimte voor terrassen.

Vernieuwende uitgaansgelegenheden hebben vaak een voorkeur voor locaties buiten de centrumgebieden bijvoorbeeld vanwege het aanbod aan bijzondere panden. Voor dergelijke solitaire locaties kan bestuurlijk onder voorwaarden een uitzonderingspositie worden vastgesteld.

In winkelgebieden heeft horeca een ondersteunende functie op het winkelaanbod. Medio 2013 is de notitie 'Verhouding detailhandel – horeca in winkelstraten' vastgesteld. Hierin is aangegeven dat wanneer het percentage uit de Toekomstvisie van maximaal 30% horecavestigingen wordt vertaald in concrete aantallen dit veelal aan de hoge kant is. Daarom is nadere invulling gegeven aan de Toekomstvisie door het percentage horecavestigingen in winkelstraten vast te stellen op maximaal 20%.

Hotelbeleid

De Hotelstrategie Den Haag (RIS 260889) 'Check in The Hague' is een vervolg op het hotelbeleid uit 2000 (nota 'Roomservice'). De gemeente wil initiatieven die bijdragen aan een verder diversificatie aan overnachtingsmogelijkheden in de toeristische kerngebieden graag faciliteren. De uitgangspunten blijven hetzelfde als de vorige nota waar het gaat om het belang van toerisme in het algemeen en de bijdrage van een gezonde hotelsector hieraan. In de uitwerking maakt de gemeente echter scherpere keuzes. Het hotelbeleid is gepositioneerd binnen de grotere kaders van de internationale, economische en toeristische ambities van de stad: 'quality of life', kwaliteit en sterke clusters.

De Hotelstrategie is gericht op een klantgericht optreden van de gemeente, het faciliteren van initiatiefnemers in het stedelijke gebied en waar mogelijk het wegnemen van belemmeringen bij de exploitatie van hotels. Er is minder ruimte voor kwantitatieve uitbreiding dan bij de vorige nota. Substantiële uitbreiding van het aantal hotelkamers wordt alleen ondersteund indien er marktruimte bestaat voor het betreffende hotelinitiatief of het initiatief zorgt voor extra (aanvullende) marktvraag. Het bieden van ruimte aan bijzondere en kleinschalige formules vormt één van de elementen in deze strategie.

Speerpuntgebieden in het hotelbeleid zijn de Binnenstad en Scheveningen. Het hotelbeleid wijst geen locaties aan en de strategie geeft slechts aan waar ruimte voor bestaat, met name in kwalitatieve zin. De gemeente zal in de toekomst de besluitvorming over het al dan niet faciliteren van een hotelinitiatief af laten hangen van het gebied, de locatie, het concept, de initiatiefnemer en de exploitant.

In de Hotelstrategie is de binnenstad en Scheveningen een van de speerpuntgebieden. Dat betekent dat de gemeente in beginsel positief tegenover initiatieven (ook uitbreidingsplannen van bestaande hotels) in deze gebieden staat. De gemeente faciliteert indien mogelijk door onder meer te wijzen op strategische locaties en functiewijzigingen mogelijk te maken. Het gaat dan om initiatieven die daadwerkelijk iets toevoegen aan het bestaande aanbod en bijdragen aan de ruimtelijk-economische structuur, zoals bijvoorbeeld de initiatieven in Scheveningen Haven. Deze zijn onderdeel van een reeds vastgesteld en lopende gebiedsontwikkeling.

Buiten de toeristische kerngebieden Binnenstad en Scheveningen is de gemeente meer terughoudend. In deze gebieden geldt het 'nee, tenzij principe'. Dit hangt samen met de economische beleidslijn gericht op enige schaarste en clustering van functies. Uitzondering hierop vormt een á twee ontwikkelingen aan de snelweg.

In het bestemmingsplan worden de bestaande hotelvoorzieningen opgenomen. Er worden geen nieuwe hotels mogelijk gemaakt.

Coffeeshops

Het Haagse coffeeshopbeleid wordt door de gemeenteraad bepaald en mede door de commissie

Veiligheid, Bestuur en Financiën (VBF) in samenspraak met burgemeester en wethouders bewaakt. De binnen het Belgisch Park aanwezige coffeeshop (Bosschestraat 63) wordt op grond van gemeentelijk beleid gedoogd. Dat betekent niet dat de coffeeshop "positief" bestemd kan worden. Wel is binnen het bestemmingsplan rekening gehouden met de bestemming van het pand voor het geval dat de vestiging van de coffeeshop wordt opgeheven. Aan het pand waarin de coffeeshop is gevestigd is conform het voorgaande bestemmingsplan een gemengde bestemming opgenomen.”

3.6.4 Kantoren

Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad de 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' vastgesteld. Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. Deze kantorenstrategie wordt elk jaar (op delen) middels het IpSO (Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling) herzien. In de kantorenstrategie staat aangegeven waar nieuwbouw van kantoren mogelijk is en welke kantoorgebieden voor toevoeging van voorzieningen in aanmerking komen. Deze voorzieningen zijn per gebied verschillend en afhankelijk van de aard en omvang van het gebied en de bestaande voorzieningensituatie. De kantorenprogrammering is per gebied voor de komende jaren gepresenteerd. Daarnaast is het stedelijke kantorenbeleid er ook opgericht om het overaanbod in Den Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar ander vastgoed gestimuleerd.

Volgens het provinciale beleid (AmvB Ruimte) is voor elke afwijking van het bestaande bestemmingsplan van meer dan 1000 m² bvo toevoeging aan kantoren een zogenaamde SER-laddertoets vereist. Deze toets vereist een aparte onderbouwing die het bouwplan ondersteunt en moet aan het bestemmingsplan c.q. bouwvergunning worden toegevoegd.

In het bestemmingsplan worden de bestaande kantoren opgenomen. Er worden geen nieuwe kantoren mogelijk gemaakt.

3.7 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg

3.7.1 Onderwijs

Met betrekking tot de huisvestingsvoorzieningen voor primair, speciaal en voortgezet onderwijs bestaan op hoofdlijnen twee gemeentelijke taken: bekostiging en regie. In Integrale Huisvestingsplannen Onderwijs stemt de gemeente in samenwerking met de schoolbesturen voor elk stadsdeel zo optimaal mogelijk vraag en aanbod van onderwijshuisvesting af. In deze plannen worden voor elk stadsdeel huisvestingswensen, plannen en ontwikkelingen vertaald in een concrete behoefte aan en spreiding van gebouwen. Zo bereiken gemeente en schoolbesturen een zo evenwichtig mogelijke spreiding van het onderwijs over de stad en zijn scholen op termijn zo efficiënt en adequaat mogelijk gehuisvest.

In het plangebied zijn 3 onderwijsinstellingen aanwezig:

- Hotelschool The Hague (Brusselselaan 2);

- Eerste Nederlandse Buitenschool (Doorniksestraat 28);

- Basisschool Willem de Zwijger (Gentsestraat 124);

De basisschool Willem de Zwijger heeft plannen tot uitbreiding op de huidige locatie.

 

Peuterspeelzaalwerk

De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest. Als een basisschool in de toekomst nieuwbouw pleegt of zich verplaatst, moet ook de huisvesting de samenwerkende peuterspeelzaal daarop worden afgestemd.

In het plangebied Belgisch Park bevinden zich peuterspeelzalen in of nabij de basisscholen.

Kinderopvang

De raad heeft op 19 april 2001 de beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' vastgesteld (RIS 85329). Het doel van de nota is om ruimtelijke criteria op te stellen, waaraan locaties moeten voldoen willen zij in aanmerking komen voor de vestiging van een kindercentrum. Deze nota vormt nog steeds het uitgangspunt voor de beoordeling van initiatieven voor kinderopvang.

Bij het beoordelen van nieuwe initiatieven voor kinderopvang zijn de volgende criteria van belang:

  • kindercentra moeten bij voorkeur in een woonbuurt liggen, in een gemengde wijk met een woonkarakter of in een gebied met concentraties van kantoren;
  • kindercentra in percelen met een school, welzijns- of zorgbestemming ontmoeten vanuit ruimtelijk oogpunt geen enkel bezwaar (amendement raadsvergadering 19 april 2001);
  • kindercentra in vrijstaande of halfvrijstaande percelen zijn toelaatbaar (nadere eisen t.a.v. geluidoverdracht naar aangrenzende panden is mogelijk);
  • kindercentra bij voorkeur niet in een rijtjeshuis of tussen aansluitende woningen;
  • kindercentra moeten bij voorkeur liggen nabij (of aan) een ontsluitingsweg of in ieder geval aan een doorgaande weg en er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor het veilig halen en brengen zonder dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd;
  • het moet mogelijk zijn om een geschikte en veilige buitenspeelruimte te realiseren.

In het plangebied zijn een aantal locaties voor kinderopvang aanwezig:

- Kinderopvang 2Samen - 2Hindes (Duinkerksestraat 1);

- Kinderdagverblijf Stevin Rakkers (Stevinstraat 248);

- Stèphanrakkers (Stevinstraat 226-228).

3.7.2 Welzijn en zorg

Met het raadsbesluit 'Welzijn in de wijk' (RIS158279) is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het gaat hierbij om:

  • het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt;
  • het in staat stellen van bewoners om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt;
  • het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt;
  • het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners.

Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang, hulpverlening, informatie, advies en participatie op wijk- en buurtniveau, en wordt in onze gemeente door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen en activiteiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk is ondergebracht bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht, waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers.

In het bestemmingsplan worden de bestaande welzijnsvoorzieningen als maatschappelijk bestemd.

3.7.3 Maatschappelijke voorzieningen

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.

In het bestemmingsplan worden de bestaande maatschappelijke voorzieningen als maatschappelijk bestemd.

3.7.4 Levensovertuiging

Den Haag is een internationale stad. Dit komt ook tot uitdrukking in de vele religies en levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft te maken met huisvestingproblematiek. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat over "Ruimte voor gebed" is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek geeft voor de periode 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m2. De omschrijving van de bestemming Maatschappelijk (M) is daarom zo omschreven dat ook gebedsruimten mogelijk zijn.

In het bestemmingsplan worden de bestaande religieuze voorzieningen als maatschappelijk bestemd.

3.8 Cultuur en ontspanning

3.8.1 Cultuur

Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en in ruimtelijke zin vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen.

Voor het publiek minder zichtbaar maar voor het kunstklimaat niet minder belangrijk, wordt daarnaast op tal van plaatsen, in tijdelijke en permanente ateliers, broed- en werkplaatsen in relatieve luwte kunst geproduceerd en getoond. In de periferie van de binnenstad bevindt zich een concentratie van dergelijke plekken.

In dit bestemmingsplan is de bestaande culturele voorziening bestemd als Cultuur en ontspanning.

3.9 Sport en recreatie

3.9.1 Sport

Het gemeentelijke sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.

De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen;
  • kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk maken.

De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

Binnen het plangebied bevinden zich een fitnesscentrum en een yogastudio binnen de woonbestemming. Deze zijn voorzien van een aanduiding "sport" op de verbeelding.

3.9.2 Spelen

Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatieruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld. Verder dient er rekening te worden gehouden met de actieradius die verschilt per leeftijdsgroep, omdat oudere kinderen verder van huis spelen en meer ruimte nodig hebben dan jongere. Onderstaande tabel geeft voor Den Haag invulling aan de nieuwe richtlijn.

Actieradius, speelbelasting en speeloppervlakte:

Leeftijdsgroepen*   1 speelplek / per hoeveel kinderen   Actieradius   Speeloppervlakte  
0-6 jaar   50 tot 75 kinderen   100 tot 150 meter   200 m2  
7-12 jaar   75 tot 100 kinderen   400 tot 600 meter   500 m2  
13-18 jaar   100 tot 125 kinderen   1000 meter   > 750 m2  

Bronvergelijking: Handboek gemeentelijk speelruimtebeleid, 2006.

Uitgaande van de onderstaande tabel kunnen bij nieuwe woningbouwlocaties prognoses gemaakt worden wat de openbare buiten speelruimtebehoefte is. Bijvoorbeeld bij een nieuwbouwvariant Stadsrand. De gemiddelde bezetting is hier 2.996 personen per nieuwbouwwoning. Uitgaande van een tweeoudergezin betekent dit dat er 0.996 kind per woning is. Stel dat er 150 woningen worden gebouwd, dan is de prognose 149 inwonende kinderen. Afhankelijk van de verwachte leeftijdsopbouw en het huidige omgevingsaanbod kan bepaald worden hoe groot de behoefte is aan buiten speelruimte voor de komende jaren.

Woonmilieu huidige situatie naar 7 milieus (incl. Werkgebieden) :

Woonmilieu   Gemiddelde woning bezetting in deze nieuwbouw  
Centrum stedelijk   2,742  
Stedelijk vooroorlogs   2,260  
Groen stedelijk   1,779  
Stedelijk naoorlogs   2,160  
Stadsrand 20e eeuw   2,152  
Stadsrand modern   2,996  
Werkgebieden   2,245  
Totaal   2,702  

Bron: Bevolkingsprognose Den Haag 2006-2022 blz.96

Daar waar in de richtlijn van 3% niet haalbaar is, maar wel nodig is gezien de bevolkingsopbouw, dienen de volgende mogelijkheden te worden geïnventariseerd om het potentieel aan speelruimte te vergroten: het autoluw/vrij maken van een primair woongebied en samenwerken met scholen en sportverenigingen.

Plaatsing speelplek:

In het standaardonderwerp van een speelplek is een aantal uitgangspunten genoemd waaraan een speelplek bij ontwerp dient te voldoen:

  • een centrale, sociaalveilige plek in de buurt, dus geen 'overhoek';
  • woningen moeten gericht zijn op het spelen, sociale controle (belangrijk voor meisjes);
  • speelruimte combineren met een ontmoetingsplek of groen;
  • verkeersveiligheid rondom een speelplek;
  • speelplekken dienen bruikbaar en toegankelijk zijn voor kinderen met en zonder handicap.

In het plangebied is de volgende speelplek aanwezig:

- Brusselselaan (Nieuwe Scheveningse Bosjes).

In dit bestemmingsplan worden bovendien speelvoorzieningen in de openbare ruimte mogelijk gemaakt.

Hoofdstuk 4 Wet en Regelgeving

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de voor het bestemmingsplan relevante milieuaspecten in beeld gebracht.

4.2 Milieueffectrapportage

Vanaf 21 juli 2004 dient de Europese richtlijn Strategische milieubeoordeling 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's in de Lidstaten van de EU te worden toegepast. In Nederland wordt deze richtlijn aangeduid als de richtlijn voor Strategische Milieubeoordeling (SMB). Deze Europese richtlijn is in de Nederlandse regelgeving geïmplementeerd. Op grond van de Wet milieubeheer, hoofdstuk 7, en het Besluit milieueffectrapportage is het verplicht om voor bepaalde ruimtelijke plannen die activiteiten mogelijk maken die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, een milieueffectrapport (MER) op te stellen.

Bij het bestemmingsplan Belgisch Park behoeft geen Mer te worden opgesteld.

4.3 Externe veiligheid

Wet- en regelgeving en beleid

Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:

  • een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
  • een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).

In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6 (kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.

Voor het beoordelen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt doorgaans bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Dit geldt zowel voor stationaire bronnen als voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, spoor, water en buisleidingen). Voor LPG-tankstations wordt echter het invloedsgebied bepaald door de 100% letaliteitsgrens.

Voor de opslag van ontplofbare stoffen wordt uitgegaan van een afwijkende effectafstand, gerelateerd aan het niveau van matige schade aan gebouwen (circa 0,1 bar piekoverdruk). De beoordeling van de externe veiligheid vindt in laatstgenoemd geval plaats overeenkomstig de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Deze circulaire maakt onderscheid tussen 3 effectgebieden (A, B en C-zone). De C-zone is alleen van belang wanneer de geprojecteerde bestemming voorzien is van een vliesgevel (gevaar voor rondvliegend glas).

4.3.1 Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010. Het plangebied ligt buiten de geldende inventarisatieafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding.

Het groepsrisico behoeft daardoor niet te worden berekend en verantwoord. Er zijn geen plaatsgebonden risicocontouren die voor dit plan van belang zijn.

4.3.2 Transport over de weg

Het plangebied Belgisch Park ligt buiten de maatgevende invloedsgebieden. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is derhalve niet noodzakelijk.

4.3.3 Activiteitenbesluit

Op grond van de Wet milieubeheer moeten inrichtingen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken, voldoen aan algemene regels die voorschriften met betrekking tot de bescherming van het milieu bevatten of beschikken over een milieuvergunning. Daarnaast kunnen algemene regels of een vergunningplicht gelden voor lozingen op het oppervlaktewater ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren of voor lozingen in de bodem ingevolge de Wet bodembescherming. Het op 1 januari 2008 in werking getreden 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer' (het Activiteitenbesluit) bevat algemene regels voor inrichtingen. Deze algemene regels zijn gebaseerd op de Wet milieubeheer en op de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

In de buurt van het plangebied is een inrichting met opslag van gevaarlijke stoffen gesitueerd. Dit betreft het zwembad De Blinkerd aan de Seinpoststraat 150. Bij het zwembad De Blinkerd aan de Seinpoststraat 150 wordt 2000 liter chloorbleekloog in een tank opgeslagen. Chloorbleekloog is een irriterende, niet giftige stof. Voor opslag van chloorbleekloog gelden geen wettelijke veiligheidsafstanden (PR-contour). Wel moet beoordeeld worden of sprake is van 'verhoogd gevaar' voor de bevolking volgens de Leidraad Risico Inventarisatie, deel Gevaarlijke Stoffen (LRI-GS). Op grond van de hoeveelheid opgeslagen vloeistof is de 1%-letaliteitscontour voor elk van deze locaties bepaald. In dit geval is de letaliteitsafstand 90 meter. De geprojecteerde vergroting van het schoolgebouw ligt buiten de letaliteitsafstand.

4.3.4 advies Hulpverleningsregio Haaglanden

De gemeente heeft in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg (ex art. 3.1.1 Bro) de Hulpverleningsregio Haaglanden om advies gevraagd.

De Hulpverleningsregio geeft aan dat het plangebied deels binnen het invloedsgebied van een aardgastransportleiding ligt. Aangezien het bestemmingsplan conserverend van aard is blijven de risico's echter gelijk en zal er geen significante verandering van het groepsrisico zijn.

Om de effecten van incidenten te beperken en de zelfredzaamheid te verbeteren, adviseren zij de volgende maatgerelen:

  • vluchtweg van de risicobron af;
  • voorbereiding interne organisatie;
  • risicocommunicatie.

De geadviseerde maatregelen kunnen niet worden geborgd in het bestemmingsplan. Deze maatregelen kunnen mogelijk binnen andere ruimtelijke plannen of door andere disciplines van de gemeente worden geborgd. Voorbeelden hiervoor zijn een bouwplan en/of een afdeling communicatie.

4.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. Als geluidsgevoelige gebouwen dan wel terreinen zijn aangewezen:

  • woningen
  • onderwijsgebouwen m.u.v. gymnastieklokalen;
  • ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • medisch centra;
  • poliklinieken;
  • medische kleuterdagverblijven;
  • terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
  • woonwagenstandplaatsen.

In het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Binnen het plangebied zullen de komende jaren naar verwachting ook geen straten ingrijpend gereconstrueerd worden. Een geluidsonderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

4.5 Luchtkwaliteit

Sinds 2007 zijn de luchtkwaliteitseisen verankerd in de Wet milieubeheer. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn met name de concentraties fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) van belang. Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit.

Het uitgangspunt van het bestemmingsplan Belgisch Park is dat het huidige karakter behouden blijft. De nieuwe ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn beperkt en blijven onder de 3%-grens. Deze ontwikkelingen dragen derhalve niet in betekenende mate bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit en vormen daarom geen belemmering voor de besluitvorming over dit bestemmingsplan.

4.6 Groen

4.6.1 Wet en regelgeving
4.6.1.1 Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. (Met de aanwijzing van deze gebieden implementeert de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn en vervalt de rechtstreekse werking van beide richtlijnen. Het plangebied ligt nabij het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide.

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die invloed hebben op dit Natura 2000-gebied.

4.6.1.2 Boswet

In 1998 zijn de Haagse grote groengebieden buiten de zogenaamde "bebouwde kom Boswet" geplaatst. Daardoor vallen de grote groengebieden nu onder de werking van de Boswet. Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven. Financiële tegemoetkomingen (subsidies) van Rijk en Provincie zijn mogelijk. Bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantplicht. Voorafgaand aan een velling geldt de meldingsplicht. Het areaal bos per locatie mag niet afnemen. Gevelde opstanden moeten daarom binnen drie jaar worden herplant of natuurlijk verjongd, waardoor de duurzaamheid gehandhaafd blijft. Voor dunningen is de meldings- en herplantplicht niet van toepassing. Buiten de 'bebouwde kom Boswet' zijn zowel de Boswet als de gemeentelijke Bomenverordening van toepassing. De grens 'bebouwde kom Boswet' kent geen relatie met de bebouwde kom Wegenverkeerswet noch met de gemeentegrens. De Boswet is niet van toepassing als gronden, vastgelegd in een goedgekeurd bestemmingsplan, geen bosbestemming hebben.

4.6.1.3 Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd. De verschillende beschermingsniveaus worden weergegeven in tabel 1 t/m 4 van de Flora- en Faunawet.

In het bestemmingsplangebied komen algemeen beschermde (tabel 1) soorten voor zoals gewone vogelmelk, vos, egel, mol en gewone pad. Hiervoor geldt een algemene vrijstelling. Daarnaast komt de eekhoorn voor. Deze soort is licht beschermd (tabel 2). Van de zwaar beschermde soorten komen vleermuizen (tabel 3) en vogels voor (www.ndff.nl). Voor deze soorten worden bij eventuele ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk één of meer verboden uit de Flora- en faunawet overtreden. Hiervoor dient een ontheffing aangevraagd te worden.

Het bestemmingsplan Belgisch Park maakt geen ontwikkelingen mogelijk die invloed hebben op de bescherming van plant- en diersoorten.

4.6.2 Gemeentelijk beleid

Groen kleurt de stad

De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 - (2005) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:

  • het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;
  • het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.

Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.

De Nieuwe Scheveningse Bosjes maken als gemeentelijk groen onderdeel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Op de Pompstationsweg staat een bomenrij welke benoemd is in de Stedelijk groene Hoofdstructuur. Het Scheveningse bos tussen de Doorniksestraat, Badhuisweg grenzend aan de Brusselselaan en de Pompstationsweg behoort tot de groengebieden. Op de Nieuwe Parklaan staat een bomenrij, deze grenst bij de Cremerweg aan de Badhuisweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0200DBelgischPrk-50VA_0007.jpg"

Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

In de Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, de streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.

De Nieuwe Scheveningse Bosjes vormen een kerngebied binnen de SEHS die van belang zijn voor allerlei soorten flora en fauna. De Pompstationsweg heeft als statige bomenlaan een hoge cultuurhistorische waarde en een waarde als ecologische verbindingszone tussen de Nieuwe Scheveningse Bosjes en de Oostduinen. De bomenrij is van belang voor allerlei vogels, insecten, als vlieg- en foerageerroute voor vleermuizen en voor andere kleine (zoog)dieren. Dit geldt ook voor de zone tussen de Doorniksestraat en de Scheveningse gevangenis, Brugsestraat en de Stevinstraat.

Bescherming van bomen

Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze bescherming kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Monumentale bomen hebben een hogere beschermingsstatus. Voor een volledig overzicht van de monumentale bomen in Den Haag is op de website van de gemeente Den Haag de meest actuele lijst en kaart terug te vinden. www.denhaag.nl/bomen

Binnen het plangebied staat op dit moment één monumentale boom: Ypersestraat 9 (monument nummer P2426).

Op 22 september 2011 is het gewijzigde initiatiefvoorstel Behoudenswaardige Bomen aangenomen RIS 166340_13-sep-2011. De uitwerking van het voorstel heet: “Planbeoordeling Haagse Bomen”. Doel is om gemeentelijke bomen beter te beschermen bij gebiedsontwikkeling door tijdig de waarden van de bestaande bomen op het betreffende object in te schatten en te betrekken bij de bestuurlijke besluitvorming van (beginsel) bouwplannen. Op 1 oktober 2013 is de lijst met Behoudenswaardige Bomen uitgebreid door het Vaststellen totaallijst vijfde tranche Monumentale Bomen in Den Haag 2013 - RIS 265314.

4.7 Water

Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland. Het Hoogheemraadschap draagt zorg voor schoon oppervlaktewater, veilige dijken en het waterpeil in sloten en vaarten.

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de voorschriften. In deze waterparagraaf zijn de hierbij gemaakt afspraken verwerkt.

4.7.1 Beleidskader

Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken van kracht. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

Europees

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).

Nationaal

Het Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

Provinciaal

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015. Dit waterplan is op 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • Waarborgen waterveiligheid;
  • Zorgen voor mooi en schoon water;
  • Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.


Hoogheemraadschap van Delfland

Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.

Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het hoogheemraadschap van Delfland heeft de Handreiking watertoets voor gemeenten opgesteld. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht. De handreiking staat op http://www.hhdelfland.nl/digitaal-loket/watertoetsportaal.

In het recent opgestelde beleidsdocument "Beperken en voorkomen van wateroverlast" (Delfland, 2014) is vastgelegd, dat bij nieuwe ontwikkelingen de waterhuishouding op alle aspecten minimaal evengoed moet blijven functioneren, het standstill-principe.


Wateragenda en visie Toekomstbestendig Den Haag

De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn. Belangrijk nieuw element in de Wateragenda is dat het zich behalve op de waterkwaliteit en waterveiligheid óók op ruimtelijke ontwikkelingen, economie, recreatie en cultuurhistorie richt.

De lange-termijn-doelstelling voor het Haagse waterbeleid luidt als volgt: “Het realiseren van een duurzaam, schoon, veilig en gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners, bedrijven en bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan”.

In de visie 'Toekomstbestendig Haags water!' is aangegeven hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust te houden, met een doorzicht tot 2020. De gezamenlijke ambitie van de gemeente Den Haag en het is: “Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad.” Kern is dat het Haagse watersysteem op dit moment grotendeels op orde is. Door kansen te benutten die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, blijft het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en Delfland is daarvoor essentieel. Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:

  • De basis op orde: We zorgen ervoor dat het systeem goed blijft functioneren. Eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding moeten worden voorkomen of dienen te worden gecompenseerd;
  • Pak kansen door samen te werken en door slimme combinatie te zoeken: We moeten als overheden het goede voorbeeld geven, tijdig kansrijke initiatieven en projecten herkennen en optrekken met partijen in de stad;
  • Kennis, onderzoek en innovatie: Kennisontwikkeling, onderzoek en innovatie is van belang om creatieve oplossingen te vinden in het voorkomen van wateroverlast en het leefbaar en aantrekkelijk houden van de stad.

Afvalwater en Riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 (RIS 176551). Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.

Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitleidingen en de hoofdriolering.

4.7.2 Beleid ten aanzien van het plangebied

Waterkwantiteit in het plangebied

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig en op basis van de visie Toekomstbestendig Haags Water is er geen waterbergingsopgave aanwezig. Door de ligging op doorlatende duinzanden leent dit gebied zich in principe goed voor infiltratie in de bodem. Het toepassen van infiltratie in de bodem mag echter geen negatieve gevolgen hebben voor het grondwater. Het Belgisch Park is namelijk voor een groot deel een milieubeschermingsgebied voor grondwater (ook wel grondwaterbeschermingsgebied genoemd). Dit is in de Provinciale Milieuverordening vastgelegd. Dit betekent dat afstromend hemelwater niet op grote schaal in de bodem mag worden geinfiltreerd vanwege het risisco van vervuiling. Het water zoveel mogelijk vasthouden (groene daken) en water vasthouden op perceel niveau zijn mogelijk haalbare opties. Bij bouwplannen liggen kansen voor een duurzame manier van omgang met regenwater.

Waterkwaliteit in het plangebied

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Omdat het plangebied geen oppervlaktewater kent en in een milieubeschermingsgebied voor grondwater is gelegen, is afkoppelen in dit gebied lastig en handhaven we de gemengde riolering. Streven is om de afvoer van schoon regenwater richting de riolering te beperken.

Veiligheid en waterkering

In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig.

Ecologie / Kaderrichtlijn Water

Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones. In het plangebied bevinden zich geen KRW-waterlichamen of natteecologische verbindingszones.

4.7.3 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem. De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen

4.8 Bodem

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.

In en direct grenzend aan het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Hierbij zijn in het plangebied geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging aangetroffen. Niet alle verdachte deellocaties zijn (voldoende) onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, moet bodemonderzoek worden uitgevoerd en moet er eventueel gesaneerd worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan 5 jaar). Indien er voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn moeten de bodemonderzoeken geactualiseerd worden.

4.9 Gebiedsgericht Milieubeleid

Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd.

  • Wonen;
  • Werken;
  • Gemengde gebieden met accent op wonen;
  • Gemengde gebieden met accent op werken;
  • Verkeersinfrastructuur
  • Groene hoofdstructuur en water.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

Het plangebied behoort tot de gebiedstypes "Wonen" en "Gemengd Wonen". Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de hierna genoemde milieuambities richtinggevend.

Thema   Wonen   Gemengd Wonen  
Bodem   Extra   Extra  
Externe veiligheid   Maximaal   Maximaal  
Geluid   Maximaal   Extra  
Lucht   Maximaal   Extra  
Mobiliteit   Extra   Extra  
Schoon   Extra   Extra  
Water   Water dat behaagt   Water dat behaagt  
Natuur   Extra   Extra  
Klimaat   Maximaal   Maximaal  

Het bestemmingsplan Belgisch Park betreft een conserverend bestemmingsplan dat geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt. Een verdere invulling van het gebiedsgericht milieubeleid is derhalve niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. In paragraaf 5.2 wordt het plan beschreven en in paragraaf 5.3 worden de in het plan opgenomen ontwikkelingen aangegeven. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.4 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kunnen de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.5 en de bestemmingen globaal beschreven worden.

5.2 Beschrijving van het plan

Het bestemmingsplan Belgisch Park is conserverend van aard. In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op de ontwikkelingen binnen het plangebied. Het betreft met name de mogelijkheid tot het realiseren van een dakopbouw.

5.3 Ontwikkelingen

5.3.1 uitbreiding Willem de Zwijgerschool

De Willem de Zwijgerschool heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor een uitbreiding aan de achterzijde van de school van circa 300 m2. Aangezien de school gelegen is binnen het invloedsgebied van de Doorniksestraat, wat een 50 km weg is, is er in het kader van de aanvraag een geluidsonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek is gebleken dat de wettelijke grenswaarde uit de Wet Geluidhinder niet wordt overschreden en dat er derhalve geen procedure voor het verkrijgen van een hogere grenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder gevolgd hoeft te worden. De verwachting is dat de omgevingsvergunning verleend zal zijn voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld.

5.3.2 Vijf bouwlagen

Zoals in paragraaf 3.3.4.2 (Agenda voor de Haagse Verdichting) is aangegeven, wordt er langs doorgaande wegen en groen uitgegaan van minimaal vijf bouwlagen. In Belgisch Park gaat het voor wat betreft de doorgaande wegen om de Zwolsestraat en de Pompstationsweg.

Aan de Zwolsestraat liggen 5 bouwblokken in het plangebied. Vanuit het centrum gezien is het eerste blok de gevangenis, waarvoor vanwege de functie geen specifieke regeling voor vijf bouwlagen is opgenomen. Het blok daarna bestaat uit een tankstation en korte blokken met eengezinswoningen. Deze blokken zijn onderdeel van een groter geheel en sluiten aan op de omliggende kortere blokken die bestaan uit twee lagen met kap. Het is stedenbouwkundig ongewenst om dit ensemble in tweeën te knippen en aan de Zwolsestraat vijf lagen toe te staan; daarom is hier alleen een dakopbouw mogelijk. De noordzijde van de Pompstationsweg bestaat uit bedrijfswoningen die ooit voor het personeel van de gevangenis zijn gebouwd. Deze woningen vallen in het rijksbeschermde stadsgezicht en zijn beeldbepalend. Ophogen naar vijf bouwlagen zou het karakter van deze zijde van de Pompstationsweg volledig teniet doen; daarom zijn alleen dakopbouwen toegestaan op een deel van de panden.

5.3.3 Dakopbouwen

Uitgangspunt is dat dakopbouwen in de hele stad zijn toegestaan, tenzij het stedenbouwkundig niet verantwoord is. Per bestemmingplangebied wordt een duidelijke stedenbouwkundige afweging gemaakt waar dakopbouwen wel en niet mogelijk worden gemaakt. Dit kader biedt zowel voor potentiële aanvragers als voor omwonenden duidelijkheid waarom er wel of geen dakopbouw wordt toegestaan. Bij deze stedenbouwkundige verantwoording spelen de volgende aspecten een rol:

  • Straatprofielen: voldoende ruim om dakopbouwen aan één of twee kanten toe te voegen;
  • Binnenterreinen: voldoende maat;
  • Hoogte stedelijke omgeving: (1) hoe hoog zijn de omliggende panden? Hoe verhoudt zich het toevoegen van een dakopbouw tot het omliggend stedelijk gebied? En (2), behoefte aan dakopbouwen speelt met name bij 2 of 3 bouwlagen in de bestaande situatie;
  • Dakvormen: dakopbouwen liggen het meest voor de hand bij platte daken en zeer flauw hellende daken (vlieringen; geen stahoogte). Ook bij schuine daken worden dakopbouwen echter niet uitgesloten;
  • Ensemblewaarde: hier wordt met name gekeken naar de stedenbouwkundige samenhang.

Dakopbouwen zijn bedoeld ter vergroting van de onderliggende woningen. Deze extra bouwmogelijkheid is uitdrukkelijk niet bedoeld om nieuwe, zelfstandige wooneenheden te creeëren. Daarom is in de begripsomschrijving van de regels opgenomen dat dakopbouwen een onzelfstandige uitbreiding moeten vormen van de onder het dak gelegen woning of een andere daar gevestigde rechtmatige functie. Recent heeft de gemeenteraad tevens besloten dat, binnen 10 jaar na het verlenen van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakopbouw, geen medewerking wordt verleend aan een aanvraag om een omgevingsvergunning tot splitsing van de betreffende woning met dakopbouw in meerdere zelfstandige woningen (RIS 268496).

Dit bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het bouwen van een dakopbouw. Het is echter op voorhand niet te zeggen of, en zo ja, hoeveel en waar deze dakopbouwen daadwerkelijk gerealiseerd gaan worden. Op een aantal locaties in Belgisch Park zijn reeds dakopbouwen gerealiseerd, al of niet in een aaneengesloten vorm.

Dakopbouwen zijn vooral mogelijk in het niet-beschermde stadsgezicht ten noorden van de Stevinstraat. In het rijksbeschermde stadsgezicht zijn maar beperkte mogelijkheden voor dakopbouwen vanwege de wens tot behoud van de meeste karakteristieke panden, straatwanden en ensembles. Per deelgebied is op basis van de eerder genoemde criteria een stedenbouwkundige afweging gemaakt over de aanvaardbaarheid van dakopbouwen. Voor de woningen waar na bovenstaande stedenbouwkundige en cultuurhistorische afweging een dakopbouw wenselijk zou zijn, is vervolgens een bezonningsonderzoek uitgevoerd. Het bezonningsonderzoek is als bijlage bij de toelichting gevoegd. Daar waar dakopbouwen mogelijk zijn, is een bouwaanduiding opgenomen op de verbeelding.

Hieronder wordt per straat/gebied aangegeven waar dakopbouwen zijn toegestaan:

Pompstationsweg

Een deel van de Pompstationsweg bestaat uit tweelaagse bedrijfswoningen met een plat dak. Op een deel van deze bedrijfswoningen zijn reeds dakopbouwen vergund. Op de overige bedrijfswoningen in dit rijtje worden in dit bestemmingsplan dakopbouwen mogelijk gemaakt.

Stevinstraat

De Stevinstraat vormt de scheiding tussen het rijksbeschermde stadsgezicht en het niet-beschermde deel van Belgisch Park. Aan de noordzijde zijn alleen dakopbouwen mogelijk achter zogenaamde 'schijnkappen'. Dit zijn korte kappen die de schijn wekken dat er sprake is van een kapverdieping. Daarachter zit geen bruikbare ruimte. Het bestemmingsplan biedt beperkte mogelijkheden om de schijnkappen naar achteren toe uit te breiden en zo bruikbare ruimte aan de onderliggende woning toe te voegen.

Gebied dat wordt begrensd door de Badhuisweg, Harstenhoekweg, Stevinstraat en Deventerstraat

De noordwesthoek van Belgisch Park, zijnde het gebied dat wordt begrensd door de Badhuisweg, de Harstenhoekweg, de Stevinstraat en Deventerstraat, bestaat grotendeels uit twee-, drie- en vierlaagse bebouwing met plat dak. De bouwblokken zijn doorgaans erg krap en een aantal binnenterreinen liggen verdiept, met daaraan grenzende parterrewoningen. In het bezonningsonderzoek is rekening gehouden met de verdiepte ligging van deze binnenterreinen. Daarnaast is ook gekeken naar de maat van de binnenterreinen in relatie tot de hoogte van de bebouwing. In veel gevallen wordt het binnenterrein te krap en donker als er dakopbouwen zouden worden gerealiseerd. Dakopbouwen zijn daarom maar beperkt mogelijk.

Gebied dat wordt begrensd door de Harstenhoekweg, Stevinstraat en Zutfensestraat

De noordoosthoek van Belgisch Park, zijnde het gebied dat wordt begrensd door de Harstenhoekweg, de Stevinstraat en de Zutfensestraat, bestaat grotendeels uit twee- en drielaagse bebouwing met kap. De buurt vormt architectonisch gezien één geheel met de aangrenzende straten van het rijksbeschermde stadsgezicht ten zuiden van de Stevinstraat. Vanwege de ligging tegen het rijksbeschermde stadsgezicht zijn aan de Stevinstraat geen dakopbouwen mogelijk; dit omdat het profiel van de Stevinstraat symmetrisch dient te blijven en aan de overzijde vanuit cultuurhistorische overwegingen geen dakopbouwen zijn toegestaan. De bouwblokken daaraan grenzend bestaan vooral uit tweelaagse rijen met kap. Door de beperkte maten van de bouwblokken, krappe binnenterreinen en relatief smalle straten zijn hier geen dakopbouwen mogelijk, behalve aan de Zwolsestraat (zie Vijf bouwlagen onder paragraaf 5.3.1).

Maastrichtsestraat

In de Maastrichtsestraat zijn een paar bijzondere dakopbouwen gebouwd, waarbij de kap aan de voorzijde is verlengd zodat aan de voorkant de indruk ontstaat dat het pand één volledige laag hoger is. De noklijn verspringt echter en de achterste helft van de kap sluit aan op die van de buren. Deze mogelijkheid zal ook worden opgenomen voor de andere woningen in de Maastrichtsestraat.

Dakopbouwen in relatie tot parkeerdruk

Dakopbouwen zijn bedoeld ter vergroting van de onderliggende woningen. Dit zou kunnen inhouden dat daarmee de parkeerbehoefte volgens de Nota Parkeernormen Den Haag wijzigt als gevolg van een toename aan woonoppervlak. De kaders voor parkeren zijn bepaald in de Kadernota Parkeren en wat betreft de toetsing van bouwaanvragen aan de parkeernormen, in de Nota Parkeernormen Den Haag. In deze kaders speelt de parkeerdruk in de omgeving een belangrijke rol. De gemeente heeft er voor gekozen om actief de parkeerdruk te monitoren en zichzelf verplicht tot het uitvoeren van maatregelen indien de parkeerdruk boven de 90% uitkomt.

In de voorgaande paragrafen is omschreven waar dakopbouwen wenselijk en mogelijk worden geacht op grond van de bestaande beleidsafwegingspunten. Aanvullend is onderzocht wat de effecten van deze dakopbouwmogelijkheden zijn op de parkeerdruk in de buurt.

Uit dit onderzoek blijkt dat de parkeerdruk in het noordelijk deel van Belgisch Park op 62% ligt. Indien alle mogelijkheden voor dakopbouwen benut worden stijgt de (theoretische) parkeerdruk ten gevolge van 250 dakopbouwen met maximaal 0,4 auto per dakopbouw, wat neerkomt op 100 extra parkeerplaatsen. De huidige capaciteit is 2181 plaatsen, de bezetting 1363 plaatsen op piekmomenten. De (theoretische) parkeerdruk zou uitkomen op een bezetting van 1463 plaatsen op een capaciteit van 2181 plaatsen, een parkeerdruk van 67%. Daarmee levert de extra parkeerdruk als gevolg van de dakopbouwen geen onacceptabele toename op. De Pompstationsweg is onderdeel van het parkeerregime van Duttendel. Hier is de parkeerdruk nog iets lager dan in Belgisch Park en zal het aantal mogelijke dakopbouwen (18) zeker niet leiden tot een onacceptabele toename van de parkeerdruk.

Soorten dakopbouwen

Er zijn twee soorten dakopbouwen in dit bestemmingsplan opgenomen. In de eerste plaats is er de mogelijkheid opgenomen om op de bestaande bebouwing een extra bouwlaag van maximaal 3,50 m hoogte te bouwen. Dit geldt voor twee- en drielaagse bebouwing met een plat dak of een grotendeels plat dak met een of meer schuine dakschilden. De diepte (en mate van teruglegging ten opzichte van de voor- en achtergevel) van de mogelijke dakopbouwen is bepaald door het bezonningsonderzoek. Daarbij zijn bouwblokken die architectonisch één geheel vormen als eenheid bekeken. Dit betekent dat de meest kritische maat uit het bezonningsonderzoek maatgevend is voor de rest van het bouwblok. Deze dakopbouwen zijn op de plankaart opgenomen met de aanduiding 'sba-dob1'.

Een tweede mogelijkheid is het geheel optrekken van een kapverdieping. Dit houdt in dat de kap één laag wordt opgetild, zodat een extra bouwlaag als tussenverdieping kan worden gebouwd. Een voorbeeld hiervan is gebouwd aan de Harstenhoekweg (zie foto), net buiten het plangebied. Deze verhoging van de kapverdieping is overigens gebouwd in overeenstemming van het oude bestemmingsplan, dat al een verhoging van het gebouw mogelijk maakte. Het gaat in dit geval om een plat dak met een schuin dakschild, maar geeft wel een goed beeld van de mogelijkheid om een kap of dakschild één laag op te trekken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0200DBelgischPrk-50VA_0008.png"

Dakopbouw aan de Harstenhoekweg

In onderstaande tekening is schematisch aangegeven hoe de mogelijkheid voor het optrekken van een kap is verwerkt in de regels van het bestemmingsplan. Net als bij de dakopbouwen met platte daken is rekening gehouden met een extra bouwlaag van 3,50m hoogte. Op de plankaart staan de mogelijkheden voor het optrekken van een kapverdieping aangeduid met 'sba-dob2'.
afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0200DBelgischPrk-50VA_0009.png"
Schematische weergave van de mogelijkheid om een kap in zijn geheel op te trekken

5.4 Keuze en verantwoording van bestemmingen

5.4.1 Het digitale bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:2000.

Een belangrijk onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'.

Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.

De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Daardoor is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding ingetekende bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform SVBP, bijlage 2, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.

Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.

Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren.

5.4.2 Vertaling van de te beschermen culturele waarden en archeologie in het bestemmingsplan

Het plan is erop gericht de cultuurhistorische waarden van het rijksbeschermd stadsgezicht "Westbroekpark/Belgisch Park" te waarborgen. In de bijlagen bij de regels van het bestemmingsplan is de toelichting op het aanwijzingsbesluit opgenomen. Hierin zijn als te beschermen waarden genoemd:

  • Het Westbroekpark/Belgisch Park heeft een hoogwaardig stadsbeeld door de enorme afwisseling in het karakter van de verschillende wijken in het gebied. Hier liggen naast elkaar kleine villabuurten in het (oorspronkelijke en) veranderde duinlandschap. De schaal, structuur en beeldbepalende bebouwing in relatie tot het water en de uitgestrekte, gevarieerde groengebieden geven aan de verschillende delen van het gebied rondom het Westboekpark en het Belgisch Park haar bijzondere ruimtelijke kwaliteit. Het hier omschreven gebied is van belang wegens bijzondere landschappelijke, stedenbouwkundigen, cultuur- en architectuurhistorische waarde.
  • Nieuwe initiatieven worden getoetst aan de te behouden kwaliteiten, zoals die in de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht en de daarop gebaseerde karakteristieken worden genoemd. Aan het beschermde stadsgezicht is de dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie' toegekend. De bijbehorende regeling dient als vangnet voor de bescherming van de waarden die niet rechtstreeks in het bestemmingsplan zijn vertaald, maar wel met de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht beschermd dienen te worden. De voorwaarden die in dit artikel worden gesteld, brengen mee dat steeds een afweging van de betrokken belangen dient plaats te vinden en advies van de welstands- en monumentencommissie noodzakelijk is. De commissie onderzoekt daarbij, of voor wat betreft de bouwwijze aansluiting is gezocht bij karakteristieke en cultuurhistorische waarden van de bestaande omgeving. Verder moet de bestaande ruimtelijke structuur van onder meer straten, pleinen en groenvoorzieningen in hun onderlinge samenhang behouden blijven. Vervanging of verandering van deze elementen is slechts toegestaan met behoud en zo nodig verbetering van de cultuurhistorische waarden. Het college maakt bij nieuwe initiatieven, onder andere op basis van deze adviezen, een afweging tussen het behoud van de ruimtelijke structuur enerzijds en de woonwensen en gebruiksvrijheden van bewoners en gebruikers anderzijds.
  • In onderstaande tabel 'beschermd stadsgezicht' is aangegeven op welke wijze de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is verwerkt in het bestemmingsplan. Daarbij is uitgegaan van de typeringen in het aanwijzingsbesluit zoals die voor de verschillende onderdelen van de deelgebieden is geformuleerd. Per onderdeel wordt aangegeven op welke wijze dit is vertaald in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Hiermee wordt voldaan aan artikel 3.1.5 BRO, lid 4.


TABEL CULTUREEL ERFGOED  
Typering te beschermen culturele waarden en archeologie   Vertaling in het bestemmingsplan  
Het plangebied maakt onderdeel uit van het Rijksbeschermd stadsgezicht "Westbroekpark/Belgisch Park. Ingevolge de Monumentenwet 1988 moet een bestemmingsplan worde vastgesteld ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.   De cultuurhistorische waarden van het rijksbeschermd stadsgezicht worden in dit bestemmingsplan beschermd. De dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. In de tabel 'beschermd stadsgezicht' is aangegeven op welke wijze de in de aanwijzing benoemde waarden zijn vertaald in dit bestemmingsplan. Het aanwijzingsbesluit met bijbehorende toelichting is als bijlage bij de regels opgenomen.  
De ligging van het Belgisch Park grenzend aan de Nieuwe Scheveningse Bosjes;

De uitgestrekte groengebieden in de wijk, zoals de Nieuwe Scheveningse Bosjes;

Het bochtige beloop van rijkelijk van boombeplanting voorziene lanen;

De stedenbouwkundig-historische en landschappelijke c.q. structurerende waarde van de Badhuisweg en Pompstationsweg;

 
De bestaande ruimtelijke structuur is als zodanig ongewijzigd opgenomen in het plan. De aanwezige groengebieden zijn als zodanig bestemd. De gemeente stuurt als eigenaar op de profilering en inrichting van de openbare ruimte (buiten het bestemmingsplan om). Uitgangspunt is hierbij behoud van de groenstructuren.

Voor het beschermde gezicht zijn tevens de bepalingen van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie opgenomen.

 
De stedenbouwkundigen structuur, de architectuur en het groen van het Belgische Plein en de van daaruit straalsgewijs kromlijnige straten, met in het bijzonder ook:

De Luiksestraat die ten zuiden van het plein de Antwerpse en de Gentsestraat verbindt;

De Brugsestraat met aangrenzende straten in een slingerend beloop met architectuur, overwegend in de stijl van de Nieuwe Haagse School;

 
De bestaande ruimtelijke structuur is als zodanig opgenomen in het plan. De aanwezige groengebieden zijn als zodanig bestemd. De verkaveling en bebouwing wordt gewaarborgd door het opnemen van een lijst met karakteristieke panden/ensembles en de bepalingen van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie. Uitgangspunt is behoud van deze panden. Tevens zijn in het plan strak omkaderde bouwvlakken met goot- en bouwhoogtes opgenomen.  
De uitgestrekte tuinen en de bebouwing van villa's en herenhuizen met een representatief karakter;   In het plan zijn strak omkaderde bouwvlakken met goot- en bouwhoogtes opgenomen. Verder wordt de bebouwing gewaarborgd door het opnemen van een lijst met karakteristieke panden/ensembles en de bepalingen van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie. Uitgangspunt is behoud van deze panden. Om de openheid te borgen is het vlak voor aan- en bijgebouwen gelegen achter de bouwvlakken. De voortuinen zijn als zodanig bestemd.  
De Badhuisweg als zichtas op het Kurhaus met de grotendeels bewaard gebleven bebouwing uit de periode 1900-1940;   De bestaande ruimtelijke structuur is als zodanig ongewijzigd opgenomen in het plan. De verkaveling en bebouwing wordt gewaarborgd door het opnemen van een lijst met karakteristieke panden/ensembles en de bepalingen van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie. Uitgangspunt is behoud van deze panden. Uitgangspunt is behoud van deze panden. Tevens zijn in het plan strak omkaderde bouwvlakken met goot- en bouwhoogtes opgenomen.  
De Pompstationsweg met middenberm en beplanting, doorlopend tot ver in het duingebied;

De Van Alkemadelaan als duidelijke structurele begrenzing tussen dit gebied en het duingebied van de Oostduinen met zijn grote landschappelijke waarde.

 
De bestaande ruimtelijke structuur is als zodanig ongewijzigd opgenomen in het plan. De aanwezige groengebieden zijn als zodanig bestemd. De gemeente stuurt als eigenaar op de profilering en inrichting van de openbare ruimte (buiten het bestemmingsplan om). Uitgangspunt is hierbij behoud van de groenstructuren.

Voor het beschermde gezicht zijn tevens de bepalingen van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie opgenomen.

 
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden (zie paragraaf 3.2.2). Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden.   De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 3.2.2). De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verplicht gesteld.  

5.5 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 26) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 27 tot en met 33) bevatten voor alle bestemmingen geldende regels: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingssregels en algemene procedureregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 34, de slotregel in artikel 35).
5.5.1 Inleidende regels


In Artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.

In Artikel 2 is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid.

5.5.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

De bestemming Bedrijf is toegekend aan een benzinestation zonder LPG gelegen op de hoek Zwolsestraat/Stevinstraat. De gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen. Detailhandel is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit.

Artikel 4 Bos

De bestemming Bos is toegekend aan de Nieuwe Scheveningse Bosjes. De gronden zijn bestemd voor groenvoorziening, zoals parken, grasvelden, plantsoenen, gazons, plantvakken, bermen en bermsloten, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden en het instandhouden van de ecologische verbindingszone met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

Ter plaatse van de functieaanduiding "horeca tot en met categorie 1" (h<1) is tevens een horeca-inrichting in de categorie licht toegestaan en ter plaatse van de functieaanduiding "nutsvoorziening" is tevens een nutsvoorziening toegestaan.

Ter plaatse van de functieaanduiding "cultuur en ontspanning" zijn de twee in gebruik zijnde en toegankelijke bunkers aangeduid op de verbeelding. De overige (niet toegankelijke en geheel ondergronds gelegen bunkers) zijn niet specifiek aangeduid op de verbeelding. Deze vallen onder de archeologische waarden en worden beschermd door de dubbelbestemming Waarde-Archeologie.

Artikel 5 Cultuur en Ontspanning

De bestemming Cultuur en Ontspanning is toegekend aan het pand gelegen aan de Deventersestraat 21. In dit pand is Studio Scheveningen gevestigd, een cultureel voorzieningencluster. In het pand zijn onder andere de Paul van Vliet Academy, de Acteerstudio, de Music Academy Scheveningen, het Haags Balletcentrum en verschillende ateliers gevestigd.

De gronden zijn bestemd voor atelier, creativiteitscentrum, dansschool, muziekschool, muziektheater, theater en theaterschool met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

Artikel 6 Detailhandel

De bestemming Detailhandel is toegekend aan een bloemenwinkel gelegen in de Stevinstraat. De gronden zijn bestemd voor detailhandel, met uitzondering van perifere detailhandel, met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

Artikel 7 Dienstverlening

De bestemming Dienstverlening is toegekend aan twee panden met een denstverlenende functie in de Stevinstraat. De gronden zijn bestemd voor dienstverlening met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

Artikel 8 Gemengd - 1

De bestemming Gemengd - 1 is toegekend aan de hoofdwinkelstructuur binnen het plangebied. Dit betreft een deel van de Stevinstraat en een deel van de Gentsestraat. De gronden zijn bestemd voor detailhandel, dienstverlening, horeca en wonen met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.

De functies detailhandel, dienstverlening en horeca zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond. horeca is toegestaan in de categorie licht van de bij dit bestemmingsplan behorende staat van horeca-categorieën als opgenomen in bijlage 2 van de regels. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken ten behoeve van een horeca-inrichting in de categorie middelzwaar.

In maximaal 20% van het aantal panden binnen deze bestemming mag op de begane grond een horeca-inrichting gevestigd worden.

Ter plaatse van de functieaanduiding "bedrijf" (b) is tevens een drukkerij toegestaan. Ter plaatse van de functieaanduiding "garagebox" (gab) is uitsluitend een garagebox toegestaan. Ter plaatse van de functieaanduiding "kinderdagverblijf" (kdv) is tevens een kinderdagverblijf toegestaan. Ter plaatse van de functieaanduiding "horeca tot en met categorie 2" (h<2) is tevens een horeca-inrichting in de categorie middelzwaar toegestaan en ter plaatse van de functieaanduiding "horeca tot en met categorie 3" (h<3) is tevens een horeca-inrichting in de categorie zwaar toegestaan.

Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw 1' en de 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw 2' zijn dakopbouwen toegestaan.

Artikel 9 Gemengd - 2

De bestemming Gemengd - 2 is toegekend aan het woongebouw met een benzinestation op de begane grond gelegen op de hoek Badhuisweg/Harstenhoekweg. De gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg en wonen met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen. De functie verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG is uitsluitend toegestaan op de begane grond;

Artikel 10 Groen

De bestemming Groen is toegekend aan de groenvoorzieningen in het plangebied. De gronden zijn bestemd voor groenvoorziening, zoals parken, grasvelden, plantsoenen, gazons, plantvakken, bermen en bermsloten, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

Artikel 11 Horeca

De bestemming Horeca is toegekend aan een aantal hotels gelegen binnen het plangebied. De gronden zijn bestemd voor een hotel met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen. Ten behoeve van de functie hotel zijn de volgende ondergeschikte functies toegestaan: horeca tot en met de categorie middelzwaar van de Staat van Horeca-categorieën, congrescentrum, sport en wellness.

Artikel 12 Kantoor

De bestemming Kantoor is toegekend aan twee locaties. Deze zijn gelegen aan de Badhuisweg en aan de Leuvensestraat. De omvang van de gebouwen is door middel van bouwvlakken en hoogten op de verbeelding aangeduid. Hierbij zijn tevens bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen toegestaan. Voor de locatie aan de Badhuisweg is nog de functieaanduiding "parkeerterrein" op de verbeelding opgenomen ten behoeve van het parkeren op maaiveld en/of in één laag verdiept.

Artikel 13 Maatschappelijk - Gezondheidszorg

De bestemming Maatschappelijk - Gezondheidszorg is toegekend aan de zorg- en welzijnsinstellingen binnen het plangebied. De gronden zijn bestemd voor gezondheidszorg en zorg en welzijnsinstellingen. De omvang van de gebouwen is door middel van bouwvlakken en hoogten op de verbeelding aangeduid. Hierbij zijn tevens bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen toegestaan.

Artikel 14 Maatschappelijk - Justitiële Inrichting

De bestemming Maatschappelijk - Justitiële Inrichting is toegekend aan de penitentiaire inrichting Scheveningen gelegen aan de Pompstationsweg. De gronden zijn bestemd voor een justitiële inrichting met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.

Artikel 15 Maatschappelijk - Onderwijs

De bestemming Maatschappelijk - Onderwijs is toegekend aan de scholen en kinderopvangcentra in het plangebied. De gronden zijn bestemd voor jeugd-/kinder-/buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen, onderwijs. Ter plaatse van de functieaanduiding “nutsvoorziening” (nv) is tevens een nutsvoorziening toegestaan en ter plaatse van de functieaanduiding “welzijnsinstelling”(wei) tevens een welzijnsinstelling. De omvang van de gebouwen is door middel van bouwvlakken en hoogten op de verbeelding aangeduid. Hierbij zijn tevens bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen toegestaan.

Artikel 16 Maatschappelijk - Religie

De bestemming Maatschappelijk - Religie is toegekend aan de Ichthuskerk aan de Duinkerksestraat 11. De gronden zijn bestemd voor jeugd-/kinder-/buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen en religie. De omvang van de gebouwen is door middel van bouwvlakken en hoogten op de verbeelding aangeduid. Hierbij zijn tevens bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen toegestaan.

Artikel 17 Maatschappelijk - Verenigingsleven 

De bestemming Maatschappelijk - Verenigingsleven is toegekend aan Het Pallandthuis en de Scouting Sint Jorisgroep 5. De gronden zijn bestemd voor verenigingsleven. De omvang van de gebouwen is door middel van bouwvlakken en hoogten op de verbeelding aangeduid. Hierbij zijn tevens bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen toegestaan.

Artikel 18 Tuin

De bestemming Tuin is toegekend aan een groot deel van de voor- en/of zijtuinen binnen het plangebied. De gronden zijn bestemd voor tuin met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, voet- en fietspaden, groen, water en overige voorzieningen.

Artikel 19 Verkeer - Straat

De bestemming Verkeer - Straat is toegekend aan de Badhuisweg. De gronden zijn bestemd voor wegen, openbaar vervoerstroken, parkeervoorzieningen en voet- en fietspaden met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is toegekend aan langzaam verkeersgebieden binnen het plangebied. De gronden zijn bestemd voor voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

Artikel 21 Verkeer - Verblijfsstraat

De bestemming Verkeer - Verblijfsstraat is toegekend aan de buurtontsluitingswegen binnen het plangebied. De gronden zijn bestemd voor voet- en fietspaden, wegen, parkeervoorzieningen, toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

Artikel 22 Wonen - 1

Het overgrote deel van de woningen binnen het plangebied heeft de bestemming Wonen - 1 gekregen. Dit betreffen de eengezinswoningen en gestapelde woningen met eigen tuin op de begane grond. De gronden zijn bestemd voor wonen en tuinen en erven met de daarbij behorende gebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

en ter plaatse van de functieaanduiding:

  • a. "bedrijf" tevens voor een bedrijf;
  • b. "detailhandel" tevens voor detailhandel;
  • c. "dienstverlening" tevens voor dienstverlening;
  • d. "garagebox" (gab) uitsluitend voor een garagebox;
  • e. "horeca tot en met categorie 1" tevens voor een horecainrichting in de categorie licht;
  • f. "hotel" (hot) tevens voor een hotel;
  • g. "kantoor" (k) tevens voor kantoor;
  • h. "maatschappelijk" tevens voor een gezondheidscentrum;
  • i. "nutsvoorziening" (nv) tevens voor nutsvoorziening;
  • j. "sport" (s) tevens voor een sportschool/yoga,

Voor aan- en bijgebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht is de landelijke regeling van het vergunningsvrij bouwen niet van toepassing. Daarom is voor het rijksbeschermde gedeelte van het plangebied een regeling opgenomen die qua methodiek overeenkomt met de landelijke regeling voor vergunningsvrij bouwen. De toegestane hoogten en percentages zijn aangepast.

 

Artikel 23 Wonen - 2

De bestemming Wonen - 2 is toegekend aan de appartementencomplexen zonder eigen tuinen. De gronden zijn bestemd voor wonen met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen. Ter plaatse van de functieaanduiding "ontsluiting" (os) is tevens een ontsluiting ten behoeve van het gemotoriseerde verkeer toegestaan en ter plaatse van de functieaanduiding "nutsvoorziening" (nv) tevens een nutsvoorziening.

In tegenstelling tot de bestemming Wonen - 1 is in deze bestemming daarom geen aan- en bijgebouwenregeling opgenomen.

Artikel 24 Leiding - Water

Door het plangebied loopt een waterleiding. Deze gronden hebben de dubbelbestemming Leiding - Water gekregen. De gronden zijn primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van de waterleiding en secundair voor de onderliggende bestemmingen.

Artikel 25 Waarde - Archeologie

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie

De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van het rijksbeschermd stadsgezicht.

5.5.3 Algemene Regels

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 31.

Artikel 29 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in 31.

 

Artikel 30 Algemene aanduidingsregels

De Algemene aanduidingsregels hebben betrekking op een aantal gebiedsaanduidingen die op de plankaart zijn opgenomen, te weten de gebiedsaanduidingen Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied ter plaatse van het grondwaterbeschermingsgebied en de gebiedsaanduiding Ecologische verbindingszone ter plaatse van de stedelijke ecologische verbindingszone.

Artikel 31 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval. Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Artikel 32 Algemene wijzigingsregels

In de algemene wijzigingsregels zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen waarmee de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie" van de kaart verwijderd kan worden indien door middel van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden of verwachtingen (meer) aanwezig zijn en waarmee de gebiedsaanduiding en waarmee de dubbelbestemmig "Waterstaat-waterkering"

Artikel 33 Algemene procedureregels

De algemene procedureregels regelen de procedure die het bevoegd gezag moet volgen als zij wil afwijken.

Overgangs- en slotregels

Artikel 34 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 35 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Belgisch Park'

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan vormt in hoofdzaak een nieuwe juridisch-planologische regeling voor een bestaande situatie. Op enkele locaties wordt het mogelijk dakopbouwen te realiseren.

Voor deze gevallen is beoordeeld of er sprake is van een bouwplan als bedoeld in art.6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, zie kader.

Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor: a. de bouw van een of meer woningen;
b. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
c. de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m² bruto vloeroppervlakte met één of meer woningen;
d. de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
e. de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen, die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt;
f. de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1.000 m².  

Bron: Afdeling 6.2 Grondexploitatie, Artikel 6.2.1 Bro

In deze gevallen is er geen sprake van een bouwplan zoals bedoeld in art. 6.2.1 Bro. Het bestemmingsplan is verder conserverend van aard en aan de uitvoering ervan zijn geen kosten verbonden die ten laste komen van de gemeente. Op grond van artikel 6.12 tweede lid Wro wordt besloten om geen exploitatieplan vast te stellen. Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Belgisch Park is op 16 februari 2015 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Provincie Zuid-Holland
  • 2. Ministerie EL&I
  • 3. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  • 4. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  • 5. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 6. Dunea
  • 7. Politie Haaglanden
  • 8. Veiligheidsregio Haaglanden
  • 9. HTM Personenvervoer NV
  • 10. Veolia Transport Haaglanden
  • 11. Stedin B.V.
  • 12. TenneT Regio West
  • 13. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 14. Kamer van Koophandel Haaglanden
  • 15. Koninklijk Horeca Nederland
  • 16. Het bestuur van de Bewonersvereniging Noordelijk Scheveningen
  • 17. Gezamelijke Scheveningse bewonersorganisatie Scheveningen
  • 18. RVOB (Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf)

Van de instantie onder nummer 5 is een reactie ontvangen. Het advies van de Veilgheidsregio Haaglanden is verwerkt in paragraaf 4.3.

De instanties onder nummer 3 en 9 hebben aangegeven met het concept in te kunnen stemmen. Van de overige genoemde instanties zijn geen reacties ontvangen.

5. Hoogheemraadschap van Delfland

“In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp van het bestemmingsplan Belgisch Park in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp van het bestemmingsplan.

Advies

De waterparagraaf is prima. Alleen op het thema Beleid zien wij graag onderstaande aanvulling.

Beleid

Wij verzoeken u de volgende tekst toe te voegen aan de subparagraaf 4.7.1 "Beleidskader/Hoogheemraadschap van Delfland": "In het recent opgestelde beleidsdocument

"Beperken en voorkomen van wateroverlast" (Delfland, 2014) is vastgelegd, dat bij nieuwe ontwikkelingen de waterhuishouding op alle aspecten minimaal evengoed moet blijven functioneren, het standstill-principe."

Naast advisering in het kader van de watertoets over dit bestemmingsplan, kan het zo zijn, dat een watervergunning of melding nodig is. Voor meer informatie over deze watervergunning of melding verwijzen wij u naar http://www.hhdelfland.nl/digitaal-Ioket/vergunning-melding/.

Voor meer informatie of vragen kunt u zich wenden tot de contactpersoon, vermeld onderaan het voorblad van deze brief.”

Reactie

De tekst zal worden toegevoegd aan subparagraaf 4.7.1.