1. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone' en buiten de perceelsgrenzen van de geluidhinderlijke inrichtingen die geluidshinder veroorzaken mogen in uitzondering op het bepaalde in de bestemmingsregels geen nieuwe geluidgevoelige functies worden gerealiseerd;
2. in uitzondering op het gestelde in het voorgaande lid, kunnen geluidgevoelige functies worden gerealiseerd:
a. als de inrichting die verantwoordelijk is voor de betreffende contour gesaneerd is,
b. als uit nader onderzoek is gebleken dat de inrichting die de betreffende contour veroorzaakte buitenwerking is gesteld,
c. als uit nader onderzoek is gebleken dat de wijze waarop de betreffende inrichting in werking is zodanig is gewijzigd, dat daardoor de geluidcontour feitelijk niet meer over de geprojecteerde geluidgevoelige functie valt,
d. als uit nader onderzoek is gebleken dat de geprojecteerde geluidgevoelige functie zodanig kan worden gerealiseerd, dat op de binnen de contour geprojecteerde bouwdelen de wettelijke grenswaarden voor geluid niet van toepassing zijn.
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en bouwkundige uitvoering alsook afschermende maatregelen in de buitenruimte rond gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies die binnen de aanduiding 'geluidzone' worden geprojecteerd.
25.2 Milieuzone - geurzone
1. In uitzondering op het bepaalde in de bestemmingsregels gelden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' de volgende regels:
a. binnen de aanduiding ´milieuzone-geurzone´, en buiten de perceelsgrenzen van de geurhinderlijke inrichting die de geurhinder veroorzaakt, mogen geen nieuwe geurgevoelige functies worden gerealiseerd;
b. in uitzondering op het gestelde in het voorgaande lid kunnen geurgevoelige functies worden gerealiseerd:
indien de aanwezige geurhinderlijke inrichting gesaneerd is,
uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige geurhinderlijke inrichting buiten werking is gesteld, dan wel
indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geurzone als gevolg van een wijziging in een geurhinderlijke inrichting kleiner is geworden, voor zover de geurgevoelige functies buiten deze zone zijn gelegen.
25.3 Veiligheidszone - lpg
1. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – lpg' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen die hoofdzakelijk gericht zijn op het langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen, vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting.
2. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – lpg' mogen uitsluitend kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd indien daarbij rekening wordt gehouden met de zelfredzaamheid. Een omgevingsvergunning voor een kwetsbaar object binnen het bestemmingsvlak met de bestemming Gemengd-1, voor zover gelegen binnen de aanduiding 'veiligheidszone – lpg', kan slechts worden verleend als het groepsrisico, als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, is afgenomen als gevolg van de invoering van venstertijden voor aanlevering van LPG bij het LPG tankstation aan de Neherkade 2980.
3. Burgemeester en wethouders zijn in dat verband bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van vluchtwegen.
25.4 Waterstaat - beschermingszone
1. Ter plaatse van de aanduiding 'waterstaat - beschermingszone' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de waterstaatkundige werken, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
2. Voor het bouwen binnen de aanduiding 'waterstaat - beschermingszone' gelden de volgende regels:
a. ten dienste van het behoud van de waterkering zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in uitzondering op het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.
3. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 2 onder de voorwaarde dat:
a. het bouwen van bouwwerken geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen zoals omschreven in het eerste lid;
b. hieromtrent een watervergunning is verleend, dan wel hiertoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
c. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.