direct naar inhoud van Artikel 6 Gemengd - 1
Plan: Renbaankwartier
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0185DRenbaankwrt-50VA

Artikel 6 Gemengd - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsmatige activiteiten behorend tot categorie A van bijgevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging op de begane grond;
  • b. dienstverlening op de begane grond;
  • c. kantoor op de begane grond;
  • d. (on)gebouwde parkeervoorzieningen;
  • e. wonen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • f. 'bedrijf' tevens voor bedrijfsmatige activiteiten behorend tot categorie A en B van bijgevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging op de begane grond;
  • g. 'detailhandel' tevens voor gebruik van detailhandel op de begane grond;
  • h. 'horeca tot en met horecacategorie 1' tevens gebruik voor horeca in de categorie 'Licht' op de begane grond;
  • i. 'horeca tot en met horecacategorie 2' tevens gebruik voor horeca in de categorie 'Middelzwaar' op de begane grond;
  • j. 'maatschappelijk' tevens voor een buurt- en jongerencentrum op de begane grond;
  • k. 'onderdoorgang' op het maaiveld tevens het gebruik als bedoeld in de naastliggende bestemmingen opgenomen bestemmingsomschrijvingen;
  • l. 'seksinrichting' tevens voor een seksinrichting, zowel op de begane grond als op de 1e verdieping,

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. in uitzondering hierop mag ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - dakopbouw’ een dakopbouw van maximaal 3,5 m hoogte gebouwd worden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag op de begane grond geen bebouwing worden opgericht tot de onderkant van de vloer van de eerste verdieping;
6.2.2 Aan- en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd vermeerderd met 0,3 m;
  • c. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de diepte van aanbouwen vanaf de gevel van het hoofdgebouw waaraan ze gebouwd worden mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;
  • e. de maximum oppervlakte aan aan- en bijgebouwen mag buiten het bouwvlak niet meer dan 15 m2 en niet meer dan 50% van het achtererfgebied bedragen.
6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 1 m;
  • b. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 2 m;
  • c. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 3 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van kantoren, dienstverlening en bedrijven mag per vestiging niet meer bedragen dan 100 m2 .
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding seksinrichting (si) is bestaand gebruik als seksinrichting, zowel op de begane grond als op de 1e verdieping, toegestaan, waarbij de volgende regels in acht moeten worden genomen;
    • 1. de omvang van de seksinrichting mag niet worden vergroot ten opzichte van de omvang ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
    • 2. het gebruik als seksinrichting mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming zoals aangegeven in lid 1;
    • 3. indien toepassing is gegeven aan het gestelde onder 2 mag het gebruik voor een seksinrichting niet opnieuw aanvangen.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor het toestaan van niet in de staat van bedrijfsactiviteiten voorkomende bedrijven, voor zover deze bedrijven naar hun aard en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met wel in voornoemde staat opgenomen bedrijven.