direct naar inhoud van 4.4 Externe veiligheid
Plan: Bezuidenhout - Noord
Plannummer: BP0178GBezuidenNd
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0178GBezuidenNd-50VA

4.4 Externe veiligheid

Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:

  • 1. een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
  • 2. een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).

In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6(kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.

Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Onderstaande afwegingen zijn gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit).

4.4.1 Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Voor het beoordelen van het groepsrisico reikt het invloedsgebied tot 200 m vanaf het hart van de weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Het plangebied ligt niet binnen 200 m van de thans geldende Route gevaarlijke stoffen (raadsvoorstel 42, 24 februari 2004, vastgesteld door de gemeenteraad op 25 maart 2004). Op grond van tellingen in het kader van het Basisnet Weg (in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat) is gebleken dat sprake is van vervoer van LPG over de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg. Beide wegen maken géén deel uit van de Route gevaarlijke stoffenfeitelijke situatie.

Gelet op de dichte bebouwing aan weerszijden van de Utrechtsebaan (met dientengevolge een hoog groepsrisico) kan de Utrechtsebaan niet als weg worden beschouwd om de bebouwde kom te vermijden. De brancheorganisaties en de exploitanten van LPG-tankstations in de regio door het Stadsgewest Haaglanden zijn hierop aangeschreven. Vooralsnog is dit zonder resultaat gebleken. Omdat bestemmingsplan Bezuidenhout - Noord geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt zal de personendichtheid - en daarmee en groepsrisico - binnen het invloedsgebied niet toenemen.

In het kader van het Basisnet weg is voor de wegen in beheer bij het Rijk, waaronder de Utrechtsebaan, het groepsrisico berekend. De oriënterende waarde wordt ter hoogte van het plangebied met een factor 3 overschreden. Inmiddels hebben zowel de gemeente Den Haag als de gemeente Leidschendam-Voorburg de Inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) schriftelijk verzocht om mee te denken over mogelijke oplossingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Utrechtsebaan. Inmiddels heeft het IVW al contact gelegd voor het formeren van een projectgroep.

Voor het Basisnet Weg is het vervoer van gevaarlijke stoffen op de Nederlandse (snel)wegen onderzocht. In het rapport Voorstel Basisnet weg - Eindrapportage van 11 maart 2008, zijn de uitkomsten van het onderzoek besproken. In het rapport wordt een kwetsbaar object vrije zone (KOV-zone) gedefinieerd. Dit is een zone langs de snelweg waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten zijn toegestaan. Deze zone wordt begrensd door een PR 10-6 contour gebaseerd op tellingen van het huidige vervoer gevaarlijke stoffen, een groeiscenario en een onzekerheidsfactor: de maximale PR 10-6, of PRmax. Voor de Utrechtsebaan (volledige traject) is geen KOV-zone gedefinieerd. De PR 10-6 contour ligt namelijk op de weg.

4.4.2 Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor

Voor het beoordelen van het groepsrisico reikt het invloedsgebied tot 200 m vanaf het hart van het spoor waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plangebied ligt buiten de 200 m contour vanaf de spoorlijn Delft-Leiden. Over dit baanvak vindt bovendien geen regulier vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is niet noodzakelijk.

4.4.3 Buisleidingen

Het plangebied is beoordeeld op de aanwezigheid van hogedruk aardgastransportleidingen en de toetsingsafstanden volgens de Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen, van 26 november 1984. In de omgeving van het plangebied is een hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie gesitueerd (W514-16). Deze leiding heeft een diameter van 16” (400 mm) en een werkdruk van 40 bar. Voor deze leidingen geldt voor bijzondere objecten categorie I (zoals woningen en scholen) een toetsingsafstand van 40 m, overeenkomstig de Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen, van 26 november 1984. Het tracé van de aardgastransportleiding evenwijdig aan de Carel Reinierszkade bevindt zich op circa 700 m van de plangrens. Het gedeelte evenwijdig aan de Leidsestraatweg bevindt zich op circa 375 m vanaf de plangrens (zie rode stippellijn in figuur 2). Aan de toetsingsafstand wordt daarmee ruimschoots voldaan.
Het beoordelen van het groepsrisico heeft plaatsgevonden overeenkomstig de Memorandum van de Gasunie "Input groepsrisicoberekeningen, revisie 3" van 21 januari 2008, kenmerk TAM 07.0138 (hierna Memorandum). Op grond van deze Memorandum geldt voor deze leiding een inventarisatieafstand van 170 m. Het plangebied ligt ver buiten deze inventarisatieafstand. Een nader onderzoek naar het groepsrisico kan daarom achterwege blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0178GBezuidenNd-50VA_0006.jpg"

Figuur 4.1 Stationaire risicobronnen rondom plangebied

In figuur 4.1 zijn twee gasdrukregel- en meetstations te onderscheiden. Volgens de Provinciale Risicokaart is sprake van een veiligheidscontour van 25 m rondom elk van deze gasdrukregel- en meetstations. Het station aan de Carolina van Nassaustraat en het station aan de Laan van Nieuw Oost-Indië, ter hoogte van de Willem van Outhoornstraat, bevinden zich beiden op grote afstand van de plangrens.

4.4.4 Inrichtingen

Er zijn geen LPG-tankstations of andere inrichtingen voor de opslag van gevaarlijke stoffen aanwezig of geprojecteerd waarvan de veiligheidscontouren op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijbehorende regeling geheel of gedeeltelijk in het plangebied zijn gelegen. Opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen en installaties van LPG-tankstations liggen op meer dan 150 m (inventarisatieafstand) vanaf de grens van het plangebied.