Plan: | Rustenburg - Oostbroek |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0169BRustenburg-50VA |
Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte in werking getreden. In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020 met een doorkijk naar de periode 2020-2030. Door deze nota tracht het kabinet bij te dragen aan een versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, de bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, de borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en de borging van de veiligheid.
Het nationaal ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water.
Om een eenzijdige samenstelling van de bevolking te voorkomen, stimuleert het rijk meer variatie in het woningaanbod. Om de trek van midden- en hogere inkomens uit de stad te voorkomen zijn volgens de Nota Ruimte meer hoogstedelijke woonmilieus nodig en blijven stedelijke vernieuwing en herstructurering dringend nodig om de leefbaarheid te vergroten.
Nieuwe bebouwing moeten ten behoeve van de bundeling van verstedelijking en economische activiteiten zoveel mogelijk worden geconcentreerd in bestaand bebouwd gebied. De ruimte die in het bestaand stedelijk gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt.
Op 19 februari 2003 hebben de Provinciale Staten van Zuid-Holland het Streekplan Zuid-Holland West vastgesteld. Het heeft een planhorizon tot 2015. Het ondersteunt de ontwikkeling van de Randstad tot groene Deltametropool.
Op de kaart van het streekplan is het gebied aangeduid als stads- en dorpsgebied. Het gaat daarbij om een aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie wonen, waarin ook gebiedsdelen voorkomen met – soms grootschalige – kantoorconcentraties, winkelvoorzieningen, horeca en andere stedelijke voorzieningen.
Figuur 6:
Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP) vastgesteld. Het RSP geldt als referentiekader voor bestemmingsplannen van de gemeenten in het stadsgewest Haaglanden, voor zover daarbij regionale belangen in het geding zijn.
In het RSP worden ambities samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. De negen regiogemeenten spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt.
In het RSP is het plangebied, evenals in het Streekplan, aangeduid als 'bestaand stads- en dorpsgebied'.
Op 17 november 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Structuurvisie Den Haag 2020 vastgesteld: de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.
De structuurvisie gaat uit van een ontwikkeling naar 515.000 inwoners en 260.000 arbeidsplaatsen in 2020. Daarvoor is een extra toevoeging van 37.000 woningen nodig bovenop de in uitvoering zijnde plannen voor de Vinexlocaties, de Westlandse Zoom en de herstructureringswijken. In die extra toevoeging ligt de nadruk op appartementen in bestaand bebouwd gebied. De toename van ruim 40.000 arbeidsplaatsen vindt overwegend plaats in de diensteneconomie.
De Wéreldstad aan Zee krijgt vorm door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan). In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot haar recht komt. De kansenzones en ontwikkelingsgebieden worden uitgewerkt in masterplannen.
Het gebied Rustenburg-Oostbroek is in de structuurvisie aangeduid als 'bestaand woongebied'. Er worden voor dit gebied, behoudens de reeds in uitvoering genomen aanleg van de Randstadrail (door de Apeldoornselaan – Escamplaan), geen specifieke ontwikkelingen genoemd. Voor bestaande woongebieden zoals Rustenburg-Oostbroek is de visie gericht op:
De Structuurvisie Den Haag 2020 bepaalt dat langs doorgaande wegen en groen bij herstructurering in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen. De doorgaande wegen zijn de regionale en stadsgewestelijke wegen, hoofdverkeerswegen op gemeentelijk niveau en wegen voor doorgaand verkeer door stadsdelen aangevuld met de wegen die onderdeel zijn van het netwerk van de 'lange lijnen' uit de Kadernota Openbare Ruimte (paragraaf 3.2) en de railgebonden openbaarvervoerverbindingen. De Stedelijke Groene Hoofdgroenstructuur uit het beleidsplan 'Groen kleurt de stad' (paragraaf 4.8) vormt een leidraad bij de aanwijzing van het groen waarlangs in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen.
In het plangebied Rustenburg-Oostbroek komen de Zuiderparklaan, Soestdijksekade, Loosduinsekade en De la Reyweg in aanmerking op basis van het bovenstaande voor bouwvolumes in vijf lagen. Bij realisatie van 5-laagse bebouwing vormt de beeldkwaliteit en architectonische cohesie met de bestaande bebouwing een belangrijke randvoorwaarde waar in het kader van welstand aan getoetst zal worden.
Een voldoende woningdifferentiatie wordt mede bereikt door de uitbreiding met een dakopbouw van bestaande woningen die voorzien zijn van een plat dak. Het aanbrengen van dakopbouwen kan een duurzame bijdrage leveren aan de vergroting van de vloeroppervlakken van bestaande woningen. Daarmee blijft de bestaande woning in de particuliere voorraad aantrekkelijk en vervalt de noodzaak voor de bewoners om naar een nieuwbouwwoning in een Vinex-locatie te verhuizen. In dit verband wordt opgemerkt dat in de wijken waar de woningmarkt onder druk staat bij te forse verhuisbewegingen ook de sociale samenhang en sociale structuur verder onder druk komt te staan. Dat mag er niet in resulteren dat de bevolkingssamenstelling alleen uit kleine huishoudens gaat bestaan. Zoals al gesteld vormt het aanbrengen van dakopbouwen een bijdrage aan de verdichting in de stad: zij voegt bouwvolume toe op plaatsen waar het wenselijk, mogelijk en verantwoord is. Voor de wijken waar nog geen sprake is van een dakopbouwenbeleid is het beleidskader uitgewerkt. In bestemmingsplannen voor die wijken wordt dit beleid toegespitst. Zeker indien er sprake is van het ad hoc of at random aanbrengen van dakopbouwen kan de stedenbouwkundige kwaliteit verminderen. Door de individuele dakopbouw als uitgangspunt te nemen voor de eindkwaliteit van het gehele woon- of bouwblok en hoge eisen te stellen aan de architectonische kwaliteit kan dit probleem worden beperkt.
In het beleidsstuk wordt de Soestdijksekade uit 1931 genoemd als 'voorbeeldige oplossing'. Deze straat is als één van de weinigen in de wijk reeds voorzien van 4 bouwlagen. De hoeken hebben daarbij een volledige bouwlaag, de tussenwoningen hebben een kapconstructie. De kap loopt niet door over de volledige woningdiepte: aan de achterzijde is een dakterras gespaard en wel zodanig dat de smalle tuinstroken aan de achterzijde van de woningen nauwelijks hinder ondervinden van deze verhoogde bebouwing. De hier gekozen oplossing heeft gediend als inspiratie en trendsetter voor de dakopbouwen in de wijk.