Artikel 19 Algemene gebruiksregels
-
a. Behoudens het bepaalde in artikel 22 is het verboden de zich binnen de bij de geometrisch bepaalde vlakken, welke onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan, begrepen gronden en zich daarop bevindende opstallen te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan.
-
b. Het bepaalde onder a ten aanzien van het gebruik van gronden heeft geen betrekking op bouwen.
-
c. Het verbod, bedoeld onder a omvat in ieder geval:
de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden, de aanleg of het gebruik van gronden en gebouwen voor de exploitatie van een garagebedrijf en de verkoop van motorbrandstoffen (incl. LPG), de verkoop of opslag van vuurwerk en voorts geldt bedoeld verbod voor het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een prostitutie-inrichting of een seksclub.
Voor de toepassing van deze regels ten aanzien van horeca-inrichtingen wordt uitgegaan van de in artikel 1 opgenomen definitie van horeca-inrichting en de daarin aangegeven categorie-indeling, gebaseerd op de staat van horeca-inrichtingen, opgenomen als Staat van horeca-inrichtingen bij deze regels.
-
d. In afwijking van het gestelde onder c mogen aan de Zuiderparklaan 94 de gronden worden gebruikt voor de verkoop of opslag van vuurwerk, met dien verstande dat:
-
1. het totaal aantal vestigingen in Den Haag niet meer mag bedragen dan 68 vestigingen;
-
2. het totaal aantal vestigingen in het Stadsdeel Escamp niet meer mag bedragen dan 12 vestigingen;
-
3. in een vestiging van detailhandel in vuurwerk tegelijkertijd niet meer dan 1.000 kg vuurwerk aanwezig mag zijn;
-
4. detailhandel in vuurwerk uitsluitend op de beganegrondlaag is toegestaan;
-
5. het gebruik voor detailhandel in vuurwerk mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming;
-
6. het gebruik voor detailhandel in vuurwerk niet mag worden hervat indien het na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar is onderbroken en/of indien toepassing is gegeven aan het bepaalde onder 5
-
e. Indien binnen één horeca-inrichting sprake is van meerdere bedrijfssoorten en/of van andere combinaties van bedrijfssoorten dan is aangegeven in de staat van horeca-inrichtingen, wordt voor de puntentoedeling en de categorie-indeling uitgegaan van de bedrijfssoort met de hoogste puntentoedeling.
-
f. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in Parkeernormen van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
-
g. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het stallen of parkeren van fietsen en bromfietsen en voor het laden of lossen van goederen, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in de bijlage van de regels in deze behoefte zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
-
h. In of bij een woning is kamerbewoning in de vorm van onzelfstandige huisvesting woonruimte tot en met twee personen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
-
1. de activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleveren en mogen niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingplichtig zijn;
-
2. de activiteiten mogen naar hun aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
-
3. de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen;
-
4. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken;
-
5. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maximaal 30% van de bebouwde oppervlakte mag bedragen.