direct naar inhoud van 3.3 Sectoraal beleid
Plan: Rosenburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0162ARosenburg-50VA

3.3 Sectoraal beleid

3.3.1 Bebouwing

Monument

Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning van burgemeester en wethouders verboden op grond van artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag. Het plangebied telt één gebouw dat ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument is ingeschreven. In het plangebied liggen geen gemeentelijke monumenten die zijn aangewezen ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening van de gemeente Den Haag.

Bezonning

In januari 1996 is door de toenmalige raadscommissies voor Ruimtelijke Ordening, Stadsvernieuwing en Volkshuisvesting en voor Verkeer en Vervoer, Binnenstad en Monumenten, een norm vastgesteld voor bezonning in de omgeving van een geprojecteerde ontwikkeling. De Haagse bezonningsnorm gaat er vanuit dat de ondergrens op tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari tot 21 oktober, uitgaande van een zonhoogte van meer dan 10 graden, moet liggen. In afwijking van de lichte TNO-norm is in de Haagse norm de bezonning van gevels maatgevend, onafhankelijk van de plaats van de ramen. Bij de lichte TNO-norm werd namelijk de bezonning op het midden van de vensterbank van de binnenkant ven het raam gerekend .Bij besluit van het college op 9 februari 2010 is deze norm geactualiseerd. Dit is besproken met de raadscommissie Ruimte op 22 september van dat jaar. Het besluit behelst de bestaande bezonningsnorm (uit 1996) op hoofdlijnen te handhaven en - waar nodig - aan te passen en aan te scherpen. Onderzoek is vereist indien sprake is van een bouwhoogte van meer dan 25 meter of als de nieuwbouw ten minste 1½ keer de hoogte heeft van de gemiddelde hoogte van de omgeving. Het betreft onder meer gevels van hoofdgebouwen, waarin, in de breedste zin, wordt gewoond. Bij de gevel van een woning is in de berekening sprake van bezonning, indien een denkbeeldig punt (het 'meetpunt') op de gevel in de zon ligt. Het meetpunt ligt op 0,75 meter hoogte, op het midden van de gevel. Bij besluit van 14 juni 2011 (Ris 180461) heeft de gemeenteraad besloten dat de excessenregeling uitsluitend bij dakopbouwen en niet bij nieuwbouwsituaties gehanteerd mag worden.

Het bezonningsonderzoek is bijgevoegd in bijlage 1. De genoemde norm blijft gewaarborgd bij de ruimtelijke projectie van dit plan.

3.3.2 Wonen

Structuurvisie Den Haag 2020

De Haagse Structuurvisie streeft naar groei van het inwoneraantal van de stad als draagvlak voor grootstedelijke voorzieningen en voor een goede economische, sociale en culturele ontwikkeling. Hiervoor zal het aantal woningen moeten groeien.

Woonvisie Den Haag 2009-2020

Het uitgangspunt van de Woonvisie (vastgesteld in de gemeenteraad op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen. Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen. Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Maar is het nu zaak dat elke sfeer ook meer de kwalitatief bijpassende woningen krijgt die daarbij horen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden. Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare particuliere wijken krijgt de woontechnische verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus. Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.'

In deze nota wordt gekozen voor stedelijke dichtheden en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Een woonmilieu zegt iets over de verschijningsvorm en de samenhang tussen bouwvorm, bebouwingsdichtheid, bouwperiode, voorzieningenniveau en ligging in de stad. Het plangebied wordt als een 'stedelijk woonmilieu' omschreven. Het betreft dan wijken die gebouwd zijn tussen 1890 en 1940 en vooral bestaan uit goedkope gestapelde woningen. Een woonmilieu kan bestaan uit diverse woonsferen. Een woonsfeer is het element dat voor een unieke en karakteristieke uitwerking van een bepaald gebied zorgt en sterk gekoppeld is aan een bepaalde dominante leefstijl. In het plangebied is de woonsfeer 'stedelijk wonen in de luwte.' Deze sfeer komt voor in gebieden waar op de doorgaande assen veel stedelijke en buurtfuncties te vinden zijn, terwijl in aangelegen woonstraten een rustig woonklimaat gewenst is. In die straten is de overgang tussen openbaar en privé formeel: gesloten bouwblokken, entrees aan de voorkant en beperkte tot geen voortuinen. De ruimtedruk is groot, met name op de openbare ruimte.

Kamerbewoning in de vorm van onzelfstandige woonruimte is in het plangebied toegestaan.

3.3.3 Openbare ruimte

De Kadernota Openbare Ruimte (2004) is voor de gemeente Den Haag het beleidskader voor de inrichting (eenvoud, harmonie en ruimte), het onderhoud (schoon, heel en veilig) en het gebruik (functioneel, veelzijdig en flexibel) van de openbare ruimte. Een goede afstemming is nodig tussen inrichting, onderhoud en gebruik. Er zijn drie kwaliteitsstandaards voor de openbare ruimte in Den Haag:

  • Residentie Kwaliteit is de standaard- of basiskwaliteit;
  • Hofstad Kwaliteit is een bijzondere kwaliteit;
  • Maatwerk Kwaliteit geeft marktpartijen gelegenheid een hogere kwaliteit na te streven, in de vorm van publiekprivate samenwerking (PPS).

Afhankelijk van de functies in een gebied, de cultuurhistorische waarde en de betrokkenheid van de private partijen hanteert de gemeente een bepaalde kwaliteitsstandaard. Voor het plangebied is de Residentie Kwaliteit de standaard.

De Residentie Kwaliteit als standaard voor de wijze van inrichting en onderhoud van de openbare ruimte geldt in beginsel voor alle woon- en werkgebieden. Hiermee creëert Den Haag in de hele stad een herkenbare en duurzame ruimtelijke kwaliteit die op peil wordt gehouden met een sterk geïntensiveerd onderhoud. De ontwerpen kenmerken zich door dienstbaarheid (vorm volgt functie), ingetogenheid en tijdloosheid (geen trendy design). Het groen in buurten en wijken krijgt extra aandacht, evenals de zorgvuldige toepassing van beeldende kunst. Aanplant en onderhoud van straatbomen gebeurt op basis van het Stedelijk Beheerplan Straatboombeplanting 1997-2006 en bij de fysieke inrichting volgens Residentie Kwaliteit gelden richtlijnen die in handboeken zijn vastgelegd.

3.3.4 Verkeer en infrastructuur
3.3.4.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

In juni 2005 heeft het algemeen bestuur van Haaglanden de "Regionale Nota Mobiliteit" (RNM) vastgesteld. Het verschijnen van het nieuwe Regionale Structuurplan en van de Nationale Nota Mobiliteit vormden vervolgens aanleiding om de RNM al snel weer te actualiseren. Dat is gebeurd door vaststelling van het 'supplement' op de RNM in 2008. De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De Regionale Nota Mobiliteit geeft aan dat er in de komende jaren veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat. Het uitvoeringsprogramma laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren. De Regionale Nota Mobiliteit is de regionale vertaling van de plannen uit de landelijke Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2011 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.3.4.2 Gemeentelijk beleid

Verkeer algemeen

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden. In de Structuurvisie Den Haag 2020 (Wéreldstad aan Zee) heeft de gemeenteraad de ambities voor de toekomst van de stad vastgesteld. Den Haag wil groeien en aantrekkelijk blijven als stad om in te wonen, werken en leven. Om al deze wensen te kunnen verenigen, is een toekomstgerichte visie op verkeer en vervoer noodzakelijk.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit”. Deze is op 22-9-2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De visie in de nota is er op gericht om van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, door te zorgen voor goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuze kunnen maken. De maatregelen die genomen worden moeten voldoen aan de milieu- en inpassingseisen.

Het parkeerbeleid is er op gericht om het evenwicht te herstellen tussen vraag en aanbod van parkeervoorzieningen met name ook binnen die woongebieden waar de parkeerdruk hoog is.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de nota Haagse Nota Mobiliteit.

In paragraaf 2.3.2 zijn de bus- en tramroutes voor het gebruik van het openbaar vervoer binnen het plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld.

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn,

Het stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen zorgt voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. De gewenste doorstroomsnelheid op de stedelijke hoofdwegen is 20-25 km/u. Voor de regionale hoofdwegen geldt binnen de stad een gewenste doorstroomsnelheid van 35-40 km/u. De stedelijke en regionale hoofdwegen hebben de bestemming Hoofdverkeersweg.

In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan”: wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. Aan de doorstroming van het autoverkeer op de wijkontsluitingswegen en de erftoegangswegen worden geen specifieke eisen gesteld. Hier geldt 'maatwerk', afhankelijk van de situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0162ARosenburg-50VA_0008.jpg"

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte. In en direct rond het plangebied maakt de Oude Haagweg onderdeel uit van de sterroutes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0162ARosenburg-50VA_0009.png"

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene parkeerbeleid vastgelegd. Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

De parkeernormen en de toepassing ervan zijn uitgewerkt in de beleidsnota: “Nota Parkeernormen Den Haag”, zoals vastgesteld in de raadsvergadering van 10 november 2011 en op 25 januari 2012 gepubliceerd . Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen.

Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Parkeernormen

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100m2 bruto vloeroppervlak.

De stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening over het parkeren zullen binnen afzienbare tijd worden ingetrokken. De parkeernormen en het toepassingskader zijn daarom in dit bestemmingsplan opgenomen.

In de gebruiksregels van de voorschriften is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.

Fiets parkeren

De gemeente hanteert voor functies, die in de Nota Parkeernormen Den Haag onder de noemer Kantoren, Bedrijven en Voorzieningen staan, een norm van 1 fietsparkeerplaats per 3 medewerkers.

3.3.5 Economie
3.3.5.1 Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit

Op 6 oktober 2011 heeft de Raad de nota "Kracht van kwaliteit - Economische Visie Den Haag" vastgesteld (RV 126_2011, RIS 181227). De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waarbij de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:

  • Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag
  • Kracht van de stad: quality of life –aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers
  • Economische structuur – sterke clusters, vitaal mkb
  • Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap.
3.3.5.2 Kantoren

Kantorenstrategie

Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad de 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' vastgesteld. Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. Deze kantorenstrategie wordt elk jaar (op delen) middels het IpSO (Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling) herzien. In de kantorenstrategie staat aangegeven waar nieuwbouw van kantoren mogelijk is en welke kantoorgebieden voor toevoeging van voorzieningen in aanmerking komen. Deze voorzieningen zijn per gebied verschillend en afhankelijk van de aard en omvang van het gebied en de bestaande voorzieningensituatie. De kantorenprogrammering is per gebied voor de komende jaren gepresenteerd. Daarnaast is het stedelijke kantorenbeleid er ook op gericht om het overaanbod in Den Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar ander vastgoed gestimuleerd.

Functiemeningsstrategie

In de notitie 'Functiemengingstrategie: Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde. Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan +/-100 m2 mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen +/- 100- 500 m2 geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Dit moet gestimuleerd worden door daarvoor in bestemmingsplannen de ruimte te maken. Voor kantoorruimte die conform deze uitgangspunten op verkeerde locaties zijn gesitueerd moet worden bezien in hoeverre deze een dubbele bestemming moeten krijgen

3.3.5.3 Detailhandel

Regionaal beleid

Op 13 december 2006 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden de Regionale Detailhandelstructuurvisie Den Haag vastgesteld. De nota beoogt de winkelfunctie van de Haagse binnenstad te versterken. De consument moet meer keuze en kwaliteit worden geboden. De Haagse binnenstad moet een concurrerende trekpleister worden. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van de regio als geheel versterkt. Dat heeft een gunstige invloed op de komst van bedrijven en organisaties naar de regio en daarmee op de regionale economie. In dat kader geeft de nota een toetsingskader aan voor detailhandelsplannen groter dan 1.000 m². Gemeenten die willen uitbreiden moeten bij het realiseren van verkoopvloeroppervlakte binnen het wensbeeld blijven dat in deze structuurvisie is aangegeven.

Gemeentelijk beleid

Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Detailhandelsnota Den Haag vastgesteld. De nota geeft de ontwikkelingsrichting voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande locatie is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen.

Deze kennis is ingezet bij het opstellen van het Actieprogramma Den Haag Winkelstad (2011), waarin ook een actualisatie voor een deel van het detailhandelsbeleid is opgenomen. Leidend blijft de inzet op de versterking van de hoofdwinkelstructuur. Het Haagse retailbeleid geeft daarbij de binnenstad prioriteit, conform het Haagse Binnenstadsplan. Daarnaast stimuleert de gemeente vernieuwende of bijzondere marktinitiatieven, de consument staat hierbij centraal. In de buurten en wijken zet de gemeente in op behoud van de sterke winkelkwaliteit in het belang van sociale cohesie, identiteit en leefkwaliteit. Het verbeteren van de vestigingskwaliteit voor retailers speelt hier een belangrijke rol, zoals openbare ruimte, beheer, etc.

Het wijkwinkelcentrum Savornin Lohmanplein is opgenomen als detailhandelsconcentratiegebied. Het is één van de best lopende winkelgebieden in Den Haag. Vanuit de markt is uitbreiding gewenst. Deze is echter alleen inpandig toegestaan.

Ambulante handel is onder te verdelen in warenmarkten, kiosken en straathandel/venten. Omtrent de ambulante handel op vaste standplaatsen buiten warenmarkten, merkt de Detailhandelsnota op dat het in winkelstraten de levendigheid vergroot en daarop een belangrijke aanvulling kan zijn. De nota streeft een beperkt aantal standplaatsen per winkelconcentratie na. De Straathandelsverordening Den Haag laat vaste standplaatsen voor straathandel toe indien het bestemmingsplan dat toelaat.

3.3.5.4 Horeca

Toekomstvisie Horeca 2010-2015

Op 4 februari 2010 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie Horeca 2010-2015 vastgesteld. Den Haag als internationale stad van vrede en recht hoort ook dat men kan genieten van culinaire voorzieningen. Dit vraagt om toekomstgericht beleid, dat beschreven is in de Toekomstvisie Horeca. Het gaat in deze visie niet alleen om het vastleggen van een nieuwe horecastructuur. Deze toekomstvisie geeft ook de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen (segmenten, concepten, trekkers, locaties)?

Horeca is een dynamische sector, dus hoe zorgt Den Haag op dit gebied voor flexibiliteit.

De Toekomstvisie Horeca bestaat uit vier delen, te weten:

  • visie en uitgangspunten;
  • gebiedsgericht beleid;
  • instrumentarium;
  • handhavingsprotocol horeca.

Voor de vestiging van horeca in het gebied is het van belang dat het aanbod aansluit bij de vraag uit de omgeving.

De onderstaande onderdelen zijn relevant:

  • in winkelgebieden mag de horeca niet meer dan 30% van het totale aantal vestigingen bedragen
  • voor kantoorlocaties wordt een richtlijn van 1.500 m2 per 2.000 werknemers
  • voor woongebieden en verblijfspleinen is kleinschalige horeca mogelijk, op voorwaarde dat de leefbaarheid in de directe leefomgeving niet in het nauw komt.

3.3.6 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg
3.3.6.1 Onderwijs, Peuterspeelzaalwerk en kinderopvang

Onderwijs

Op 13 oktober 2005 is het 'Lokaal onderwijsplan 2006-2010. Haagse klasse(n)' door de gemeenteraad vastgesteld (RIS 132462). In dit beleidsdocument staat de autonomie van de schoolbesturen ten aanzien van het onderwijsleerproces, de kwaliteitszorg en alle overige 'schoolinterne zaken' centraal. De kernwoorden zijn autonomievergroting, professionalisering, privatisering, marktwerking en schaalvergroting.

Het onderwijs heeft een zeer belangrijke plek in de stad. Het is de enige voorziening waar alle burgers intensief en gedurende lange tijd, minimaal elf jaar lang, aan deelnemen. De kwaliteit van het onderwijs is een belangrijke factor in de sociale, economische en culturele ontwikkeling van de stad. De gemeente draagt – als hoedster van de lokale infrastructuur – een grote verantwoordelijkheid voor het lokale onderwijs.

Voor een groot deel zijn de taken van de gemeente vastgelegd in wet - en regelgeving. De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor de onderwijshuisvesting voor scholen in het primair en het voortgezet onderwijs. Daarvoor ontvangt zij van de rijksoverheid middelen waarmee zij kan bijdragen aan een voldoende en goed gespreid aanbod van onderwijsvoorzieningen in de stad.

In 'Stand van zaken Integrale Huisvestingsplannen Onderwijs per stadsdeel, Den Haag april 2010' staat over onderwijsvoorzieningen in Rosenburg het volgend:

  • Realiseren van de op het Programma 2007 opgenomen vervangende nieuwbouw van het lesgebouw van de openbare Scholengroep Westhage-Haagsch Genootschap voor voortgezet onderwijs op de locatie Mgr. Nolenslaan, mede ter vervanging van het gebouw aan de Mient 351 in het stadsdeel Segbroek. Vestiging is inmiddels gerealiseerd en heet nu “Maris College Bohemen”.
  • Realiseren van twee gymnastieklokalen ten laste van het schoolbestuur. Financiering van de twee gymnastieklokalen geschiedt voor rekening van het schoolbestuur.
  • Handhaven van de bestaande huisvestingssituatie van de rooms-katholieke basisschool De Oase gelegen aan de Donker Curtiusstraat 4.
  • Handhaven van de bestaande huisvestingssituatie van de hoofdvestiging van het interconfessionele Hofstad College aan het Colijnplein 9.
  • Handhaven van de bestaande huisvestingssituatie van de nevenvestiging van het interconfessionele Hofstad College aan de Albardastraat 23-25.

Peuterspeelzaalwerk

De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest. Als een basisschool in de toekomst nieuwbouw pleegt of zich verplaatst, moet ook de huisvesting de samenwerkende peuterspeelzaal daarop worden afgestemd.

Beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag'

De raad heeft op 19 april 2001 de beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' vastgesteld (RIS 85329). Het doel van de nota is om ruimtelijke criteria op te stellen, waaraan locaties moeten voldoen willen zij in aanmerking komen voor de vestiging van een kindercentrum. Deze nota vormt nog steeds het uitgangspunt voor de beoordeling van initiatieven voor kinderopvang.

Bij het beoordelen van nieuwe initiatieven voor kinderopvang zijn de volgende - door de raad vastgestelde - criteria van belang:

  • a. kindercentra moeten bij voorkeur in een woonbuurt liggen, in een gemengde wijk met een woonkarakter of in een gebied met concentraties van kantoren;
  • b. kindercentra in percelen met een, volgens het geldende bestemmingsplan, school-, welzijns- of zorgbestemming, zijn daar op inhoudelijke gronden bij uitstek op zijn plaats en ontmoeten uit ruimtelijke overwegingen geen enkel bezwaar *;(* Zoals gewijzigd bij amendement in de raadsvergadering van 19 april 2001)
  • c. kindercentra in vrijstaande of half vrijstaande percelen zijn toelaatbaar; wij houden daarbij de mogelijkheid open om nadere geluidseisen te stellen aan de lucht- en contactgeluidisolatie tussen het kindercentrum en een aangrenzende woning of een ander geluidsgevoelig gebouw;
  • d. kindercentra bij voorkeur niet in een rijtjeshuis of tussen aansluitende woningen, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om hiervan af te wijken; indien dit het geval is dan houden wij de mogelijkheid open om nadere geluidseisen te stellen aan de lucht- en contactgeluidisolatie tussen het kindercentrum en een aangrenzende woning of een ander geluidsgevoelig gebouw;
  • e. kindercentra moeten bij voorkeur liggen nabij (of aan) een ontsluitingsweg of in ieder geval aan een doorgaande weg en er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor het veilig uit de auto stappen en instappen, zonder dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd;
  • f. het moet mogelijk zijn om een geschikte en veilige buitenspeelruimte te realiseren.

Ook bij initiatieven van kinderopvang in de vorm van gastouderschap aan huis, zal de gemeente faciliteren.

De Wet Kinderopvang en kwaliteitsregels peuterspeelzalen geeft aan dat bij zes kinderen of minder sprake is van gastouderopvang. Er moet dan wel sprake zijn van opvang in een gezinssituatie waarbij het gastouderschap door de gastouder of de partner wordt vervuld. De gastouder of diens partner moet de hoofdbewoner van het pand zijn.

Uiteraard moet voldaan worden aan alle juridisch planologische eisen en aan de voorwaarden die gesteld worden vanuit de Wet Kinderopvang en kwaliteitsregels peuterspeelzalen.

3.3.6.2 Stuctuurschets Parnassia

Voor de ruimtelijke ontwikkelingen van het Psycho-Medisch Centrum Parnassia is door haar in 1999 een Structuurschets opgesteld. In maart 1999 heeft de gemeente Den Haag een werkbijeenkomst georganiseerd, wat heeft geleid tot enkele aanpassingen. Vervolgens zijn de uitgangspunten uit de Structuurschets uitgewerkt tot een inrichtingsplan.

In het inrichtingsplan zijn de volgende onderdelen opgenomen: 'Zonering van het gebied', 'Gebouwenplan', 'Ontsluiting en parkeren' en 'Groenstructuur'.

Een van de hoofddoelstellingen van Parnassia is verandering te brengen in het sociale en veelal ook ruimtelijke isolement van de psycho-medische voorzieningen In principe is het terrein openbaar toegankelijk. Voor enkele categorieën clienten is het gewenst om de woonomgeving rustig en minder openbaar in te richten. Het inrichtingsplan voorziet in een centrale ontsluitingsroute. In overleg met de gemeente en de huidige en toekomstige gebruikers is een parkeerbeleid uitgestippeld. Verder wordt een samenhangende groenstructuur voorgesteld, waarin de gebouwen (hoofdfuncties) in groene kamers worden opgenomen.

Het inrichtingsplan is in goed overleg met de gemeente opgesteld en de inhoud is op onderdelen overgenomen in dit bestemmingsplan. De wens tot kwalitatieve verbetring van zorg, en tot behoud van de cultuurhistorische opzet en waarden van het gebied leiden tot beperking van de ruime bebouwingsmogelijkheden tot bouwvlakken.

In de structuurschets zijn de heldere, waardevolle groenstructuren, de infrastructuur en de bebouwing op elkaar afgestemd. Binnen de groenstructuur liggen velden of kamers waarin bebouwing mogelijk is. Het oude landhuis van de buitenplaats Rosenburg - een rijksmonument - en de monumentale bomen op het terrein zijn belangrijke elementen in de structuurschets. Er zijn zes ruime bouwvlakken opgenomen met een maximum aantal bouwlagen en maximumbebouwingspercentage: de kamers binnen de landschappelijke geleding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0162ARosenburg-50VA_0010.jpg"

Afbeelding 8: structuurschets Psychomedisch centrum Parnassia - locatie Albardastraat

Inmiddels zijn gerealiseerd: het verpleeghuis Dorestad, het Klinisch Centrum (psychiatrie voor ouderen) en een kinderdagverblijf. Recentelijk is een locatie ingericht waarop bij een verbouwing van seniorencentra in de stad vervangende huisvesting geboden wordt.

3.3.6.3 Maatschappelijke voorzieningen

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.

Buurthuis van de Toekomst:

In het conceptakkoord van het College is het thema Buurthuis van de Toekomst als beleidsdoel geformuleerd. Daarbij is aangegeven dat ten behoeve van jongeren ontmoetingsplekken, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen, scoutingruimten, verenigingsleven en sociaal cultureel werk, evenals ruimten voor kunstbeoefening, in voorkomend geval ook in gebouwen bij de sportvoorzieningen gehuisvest moeten kunnen worden.' In paragraaf 5.3, tabel 6 rij i. wordt op de vertaling in het bestemmingsplan ingegaan.

3.3.6.4 Levensovertuiging

Den Haag is een internationale stad. Dit komt met name tot uitdrukking in de vele religies en levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft te maken met huisvestingproblematiek. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat over "Ruimte voor gebed" is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek geeft voor de periode 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m2.

Nadat de Petrakerk door woningbouw is vervangen, telt het plangebied nog twee kerken: de RK kerk Priesters van het Hart aan de Treublaan en de RK kerk en klooster Heilige Pauluskerk aan de Mgr. Nolenslaan.

3.3.7 Sport

Op 9 november 2000 stelde de gemeenteraad van Den Haag de 'Nota Beweegredenen 2000-2005' vast waarin het sportbeleid van de gemeente is verwoord. De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen en sportverenigingen te ondersteunen.

De gemeente wil bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

In het plangebied zijn veel belangrijke sportvoorzieningen aanwezig zoals buitensportterreinen, een sporthal en een zwembad. Deze accommodaties hebben een belangrijke functie voor het plangebied en het gebied daaromheen. De openbare sportieve ruimte op het met groen en spelen ingerichte Notenplein heeft voor Rosenburg zelf, de Notenbuurt in het bijzonder, een belangrijke functie.

3.3.8 Recreatie

De 'Nota Volkstuinen in Den Haag' is vastgesteld door de gemeenteraad op 27 november 2008 om een beter beeld te krijgen van de huidige en toekomstige situatie van volkstuinen in de gehele stad en een advies op te stellen voor de ruimtelijke omgang met volkstuinen in Den Haag. Het volkstuincomplex aan de Walnootstraat is in de nota vermeld. De nota huldigt de opvatting dat volkstuinen bij de stad horen en tegemoet komen aan specifieke stedelijke behoeften. Zij beseft dat vokstuinen ook bijdragen aan stedelijke waarden in sociaal, cultureel, recreatief en ecologisch opzicht. Verder spreekt ze de wens uit om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan het accommoderen van deze functie in de stad. Handhaving van het huidige aanbod aan volkstuinen is dan ook het uitgangspunt van de nota.

3.3.9 Spelen

Op 9 november 2000 heeft de gemeenteraad van Den Haag de 'Nota Samen Spelen' vastgesteld. In de schaarse openbare ruimte moeten voorzieningen voor jongeren in de sfeer van sport, spel en recreatie concurreren met andere belanghebbenden. Toch is beschikbaarheid van voldoende en kwalitatief hoogwaardig aanbod van speel- en sportvoorzieningen één van de voorwaarden om de leefomgeving rond de bestaande woningvoorraad in aandachtsgebieden op peil te houden of zelfs aantrekkelijker te maken. Het is immers een groot goed dat kinderen en jongeren die opgroeien in de stad de mogelijkheid hebben om dicht in de buurt - veilig - te kunnen spelen.

In de nota zijn de speelterreinen in de stad in beeld gebracht en is geïnventariseerd wat er aan de voorzieningenstructuur dient te gebeuren. Daarnaast is de spreiding van voorzieningen bezien in relatie tot de bevolkingssamenstelling naar leeftijdscategorieën. Aan de hand van deze inventarisatie en beoordeling is per stadsdeel een beleidsstrategie ontwikkeld De aanwezigheid van voorzieningen voor sport, spel en recreatie is het uitgangspunt van deze strategie.

Een speelvoorziening bevindt zich op het Notenplein.