Plan: | Fruitweg e.o. |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0029EFruitweg-50VA |
In de nota 'Groen kleurt de stad', Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015, (Raadsbesluit d.d. 13 oktober 2005) is het beleid voor het groen van Den Haag neergelegd.
Het plan kent een tweetal doelstellingen:
Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:
Op grond van de aanwezige betekenissen en waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Slechts in uitzonderlijke gevallen waarbij de ambitie, zoals neergelegd in de “Structuurvisie 2020” in het geding is, wordt een incidentele heroverweging niet uitgesloten.
In de nota zijn m.b.t. de Stedelijke Groene Hoofdstructuur twee kaarten opgenomen: een kaart met de 'Stedelijke Groene Hoofdstructuur' en een kaart met 'Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur'.
Het Laakkanaal (inclusiefs oevers) en de straatbomen langs de Fruitweg, de Groenteweg en de Parallelweg maken, vanwege de belangrijke cultuurhistorische en ruimtelijke waarde, deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Het groen in dit gebied krijgt vanuit de ambities genoemd in het beleidsplan voor het Haagse groen de volgende groenstructuurversterkende impulsen:
In de Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones (1999) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SEHS bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn negen ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur. Wel sluit het water in het plangebied aan op het water van het SEHS-Laakzone. De Laakzone is een waardevolle groen/blauwe ader in het stedelijke gebied. Aandacht is nodig voor een goede waterverbinding en het verbeteren van de waterkwaliteit.
De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt 'een ieder' een zorgplicht op voor alle in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van werken. Zo dient men rekening te houden met het voortplantingsseizoen en met de winterverblijfplaatsen. Daarnaast legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde dier- en plantensoorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten over die strenger beschermd zijn, zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn en rugstreeppad, waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt. Voor deze soorten dient onder bepaalde omstandigheden een ontheffing van de Flora- en Faunawet aangevraagd te worden.
In het plangebied is geen recent onderzoek verricht naar de natuurwaarden. Inventarisaties uit 2005 geven wel aan dat in het gebied bijzondere en beschermde planten, genoemd in het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet, voorkomen. Ook zijn muurvarens op kademuren en tuinmuren aangetroffen: Wijfjesvaren,Tongvaren, Gewone en Brede eikvaren, en Steenbreekvaren. Vanwege de aard van het plangebied - het betreft hier een bestaand stedelijk woongebied - wordt verwacht dat streng beschermde vleermuizen en vogels voorkomen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen als gevolg van het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met deze beschermde soorten. Voorafgaande aan de ruimtelijke ontwikkeling dient onderzocht te worden of beschermde soorten voorkomen, hoe de verstoring van deze soorten voorkomen kan worden, en of eventueel een ontheffing van de Flora- en Faunawet nodig is.
De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. In oktober 2005 is deze wet in werking getreden. In januari 2006 is de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Met deze aanwijzing is de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet. Daarmee vervalt de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn in Nederland.
In Den Haag hebben we te maken met de Natura 2000-gebieden Meijendel en Berkheide (incl. Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark (incl. Bosjes van Poot) en Wapendal alsmede Solleveld (incl. landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen). Dit betreft Habitatrichtlijngebieden. Er zijn geen Vogelrichtlijngebieden in de gemeente Den Haag.
Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura 2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden. In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden in hoeverre de uitvoering van het plan belemmerd wordt door de verplichtingen vanuit de Natuurbeschermingswet.
Het plangebied maakt geen deel uit, of grenst niet aan een Natura 2000-gebied. Er zijn geen gevolgen voor Natura 2000-gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet.
Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een vergunning of een ontheffing nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning of een ontheffing wordt afgegeven dan wel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen.
Er staan geen monumentale bomen in het plangebied.
Het plangebied valt niet onder de Boswet, maar onder de gemeentelijke Bomenverordening 2005.