direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Uitwerkingsplan 1 Westergouwe I
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.1103UP1WG1-DF01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding planherziening

De vaststelling van het bestemmingsplan Westergouwe dateert uit oktober 2008, op dit moment 4,5 jaar geleden. De voorbereidingen voor de planvorming zijn van nog vroeger datum. Inmiddels is de situatie op de woningmarkt drastisch gewijzigd. De afzetmogelijkheden voor nieuwe woningen zijn vooralsnog beperkter. Ook zijn de verwachte opbrengsten uit woningbouw in het hele land en ook voor het plangebied Westergouwe naar beneden bijgesteld.

In verband hiermee is onderzocht welke mogelijkheden binnen het plan Westergouwe bestaan om in kleinere, min of meer afgeronde clusters te ontwikkelen en op welke wijze financiële risico's kunnen worden beperkt, met andere woorden hoe opbrengsten zouden kunnen worden verhoogd en/of kosten zouden kunnen worden verlaagd. Het resultaat hiervan is een op onderdelen gewijzigd stedenbouwkundig plan op hoofdlijnen. Dit gewijzigde stedenbouwkundig plan past op veel punten binnen het globale bestemmingsplan Westergouwe, maar op een aantal onderdelen is dat niet het geval.

In verband daarmee wordt een herziening van het betemmingsplan opgesteld. Tegelijkertijd wordt voor de delen die wel passen in het geldende betemmingsplan een uitwerkingsplan opgesteld op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening. Dat is het vooriggende uitwerkingsplan.

1.2 Ligging, begrenzing en juridische status van het plangebied

Het eerste deelgebied dat in Westergouwe tot ontwikkeling zal worden gebracht ligt aan de noordoostkant van het plangebied, aansluitend op de bestaande stad. Het gebied bestaat uit twee wooneilanden (Bolwerk 1 en 2) en het eerste deel van deelgebied Tuinen, direct ten westen van de hoofdontsluiting.

De ontwikkeling van deelgebied Westergouwe I vindt plaats via twee planologisch-juridische kaders, die tegelijkertijd in procedure worden gebracht: voorliggend uitwerkingsplan en een herziening van het bestemmingsplan. Beide planfiguren dekken het hele deelgebied Westergouwe 1 en kunnen het beste in samenhang met elkaar worden gelezen (zie paragraaf 1.4 Leeswijzer)

Op onderstaand figuur 1 is de ligging van het plangebied van zowel deze planherziening als het uitwerkingsplan weergegeven. Het oostelijke deel van de twee wooneilanden is in dit uitwerkingsplan opgenomen (zie afbeelding 2)

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1103UP1WG1-DF01_0001.jpg"

Figuur 1: deelgebied Westergouwe-I

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1103UP1WG1-DF01_0002.jpg"

Figuur 2 Begrenzing uitwerkingsplan

1.3 Bij het plan behorende stukken

Het Uitwerkingsplan 1 Westergouwe I bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemming van de gronden is geometrisch bepaald1 door middel van lijnen, coderingen en arceringen. In de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoord en verduidelijkt.

1.4 Leeswijzer

In deze toelichting wordt in hoofdstuk 2 een aantal relevante beleidskaders voor het plan geschetst. Daarbij wordt een relatie gelegd met de beleidskaders die ten grondslag hebben gelegen aan het bestemmingsplan Westergouwe. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten en de ruimtelijke hoofdopzet beschreven. Verder wordt ingezoomd op een de belangrijkste planaspecten, namelijk woningbouwprogramma, verkeer, water, groen en cultuurhistorie. In hoofdstuk 4 worden de milieukundige randvoorwaarden beschreven waarbinnen dit plan is opgesteld. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de juridische vormgeving van het plan. Hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de uitvoerbaarheid van het plan.

Tegelijkertijd met dit uitwerkingsplan wordt een herziening van het bestemmingsplan voor Westergouwe-1 in procedure gebracht. Omdat het gaat om een onderdeel van een zelfde deelgebied zijn teksten van genoemde bestemmingsplanherziening en voorliggend uitwerkingsplan voor een belangrijk deel gelijkluidend.

 

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Het beleid van Rijk, provincie, regio en gemeente maakt het kader waarbinnen dit uitwerkingsplan moet passen. Dit beleidskader is daarom in dit hoofdstuk uitgewerkt. De verschillende overheidsorganen hebben beleidsstukken opgesteld waarin ze de ruimtelijke ordening sturen. Dit uitwerkingsplan moet passen in deze beleidsstukken door de verschillende lagen van de overheid heen.

2.1 Provinciale Structuurvisie

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening moeten gemeenten, provincies en Rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen.

Provinciale Staten stelden op vrijdag 2 juli 2010 de provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda definitief vast. Bij de vaststelling is evenwel geconstateerd dat het voor een aantal onderwerpen en dossiers nog niet mogelijk was een passende oplossing op te nemen. Daarom is een eerste herziening van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte opgesteld die op 23 februari 2011 werd vastgesteld door Provinciale Staten. Omdat de ruimtelijke ordening zo dynamisch is, is afgesproken dat de Structuurvisie, de bijbehorende Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda jaarlijks zullen worden herzien om zodoende deze producten actueel te houden.

De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Het accent ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit. Het beleid gaat in op verschillende provinciale belangen. De trek naar de stad zal toenemen en de kwantiteit en kwaliteit van de woon- en werkmilieus moeten beter aansluiten bij de vraag. De bevolking van Gouda zal naar verwachting tussen 2009 en 2025 5% of meer groeien. Het aanbod van aantrekkelijke, gemengde milieus, met een goede bereikbaarheid van werk, voorzieningen en recreatie, zal vergroot moeten worden. Daarnaast zal het stedelijk netwerk van Zuid-Holland als onderdeel van de Randstad versterkt moeten worden. De Goudse regio is onderdeel van dit netwerk met Gouda als een van de bovenregionale stedelijke centra in Zuid-Holland. Energievoorzieningen moeten duurzaam worden. Er moet voldoende aanbod zijn in verschillende woonmilieus. De Woning Behoefte Raming (WBR) 2010 is het vertrekpunt voor de kwantitatieve raming op basis van migratiesaldo nul. Tenslotte is het voorzien in een gezonde leefomgeving is van belang.

Onderstaand is een uitsnede uit de functiekaart opgenomen. Het nog te realiseren plangebied Westergouwe is hierin al aangeduid als "Stads - en dorpsgebied". Dit bevat de al bebouwde gebieden en de nog niet bebouwde gebieden waar al plannen voor zijn, dan wel in uitvoering zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1103UP1WG1-DF01_0003.jpg" Figuur 2: Uitsnede uit de functiekaart van de Provinciale Structuurvisie

2.2 Ruimtelijke Structuurvisie Gemeente Gouda 2005-2030

De gemeente Gouda heeft een structuurvisie 2005-2030 opgesteld om een kader te geven voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen .

Gouda formuleert voor 2030 onder andere de volgende uitgangspunten:

  • de binnenstad vitaal houden;
  • versterken van de regiofunctie: voorzieningen in Gouda moeten ook aansluiten op de behoefte van toekomstige bewoners van de Zuidplaspolder;
  • verbeteren van de ontsluiting en de bereikbaarheid, zowel het autoverkeer als het openbaar vervoer;
  • realiseren van voldoende, gedifferentieerde en aantrekkelijke hoogwaardige woonmilieus binnen de stad: het woningaanbod is op het moment te eenzijdig en bovendien is er sprake van een krappe woningmarkt, vooral voor starters en lagere inkomens, wat wordt versterkt door het feit dat veel mensen te goedkoop wonen; er is behoefte aan centrumstedelijk en groenstedelijke woonmilieus en aan duurdere woningen om de doorstroming te bevorderen.

Voor Westergouwe is op de plankaart bij de structuurvisie een onderverdeling gemaakt in gebieden variërend van nieuw compacstedelijk tot aan nieuw landelijk woonmilieu. Het plangebied van dit uitwerkingsplan is aangeduid als nieuw compactstedelijk woonmilieu. Onder invloed van de situatie op de woningmarkt is dat niet langer reëel. De afzetmogelijkheden daarvoor ontbreken naar verwachting. In plaats daarvan zal alleen een groenstedelijk of grondgebonden stedelijk woonmilieu worden gerealiseerd doordat de (middel)hoogbouw wordt vervangen door laagbouw.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1103UP1WG1-DF01_0004.jpg"

Afbeelding 3 Uitsnede uit Ruimtelijke Structuurvisie Gouda

 

2.3 Gemeentelijk Woonbeleid

 Woonvisie Gouda

De "Woonvisie Gouda, centrum in de Deltametropool" (2003) vormt het kader voor het woonbeleid in Gouda. De hoofdopgave van het lokale woonbeleid is het zo adequaat mogelijk benutten en uitbreiden van de woningvoorraad, die de historie Gouda heeft opgeleverd, met het oog op een toekomst waarin de stad zich ontwikkelt als een van de centra in de Zuidvleugel van de Randstad. De nadruk in het woonbeleid ligt bij het op gang brengen van de doorstroming om te komen tot een efficiënter gebruik van de woningvoorraad. Het toevoegen van woningen is daarbij prioriteit één. De Woonvisie bevat daartoe een woningbouwscenario voor de middellange termijn (tot 2015). Dit indicatieve woningbouwscenario heeft gediend als richtlijn voor de afspraken over het woningbouwprogramma' voor Westergouwe.

Inmiddels is er een nieuw, regionaal afgestemd woningbouwprogramma 2012-2019. In regionaal verband is de afgelopen jaren gewerkt aan de Regionale Agenda Wonen Midden-Holland, waarin ook afspraken over woningbouwzijn opgenomen.

De crisis op de woningmarkt en in het bijzonder de stagnatie in de nieuwbouw heeft mede door de nog voortdurende economische crisis van gemeenten gevraagd om enerzijds zo veel mogelijk solidair met elkaar te zijn en anderzijds zo realistisch mogelijk te programmeren en plannen. De woningmarkt is inmiddels drastisch veranderd. De gemeente heeft een aanzienlijke reductie in haar woningbouwprogramma tot 2020 waaronder ook voor Westergouwe aangebracht. Uitgangspunt is daarbij een zo realistisch bij de afzetruimte in de woningmarkt passend programma uit te voeren. Dit doet zij door te faseren, te doseren, vraaggericht te ontwikkelen en te anticiperen.

De navolgende afspraken uit de Regionale Agenda Wonen Midden-Holland (concept, 2013) zijn richtinggevend voor hoe de gemeente omgaat met haar lokale woningbouwprogramma tot 2020:

1. Gemeenten zetten in op een regionale woningproductie die past bij de behoefte conform de provinciale WBR 2010 (migratiesaldo nul) en de bovenregionale opvangtaak voor de Zuidvleugel.

2. Elke gemeente voert daarvoor de als maatschappelijk en/of financieel urgent aangemerkte projecten uit haar woningbouwprogramma 2012-2019 uit. Één van die projecten is Westergouwe, waarover een samenwerkingsovereenkomst is gesloten en waarvoor een geldend bestemmingsplan de ontwikkelruimte biedt.

3. Gemeenten projecten kunnen uitwisselen mits dit past binnen de opgegeven capaciteit van urgente woningproductie 2012-2019 en de projecten een redelijk maatschappelijk belang hebben, zich niet in buitengebied bevinden en geen binnenstedelijk groen doen opheffen.

4. Gemeenten bevorderen lokaal een kansrijke, kwalitatief diverse woningproductie die past bij de vraag in de markt. Zij baseren zich daarvoor op lokale en/of (sub)regionale woonvisies en analyses van de woningmarkt, zoals woningbehoeftenonderzoeken.

5. Gemeenten gaan daarbij uit van een gemeenschappelijke regionale indeling in prijsklassen. Daarnaast hanteren gemeenten een verdeling in eengezinswoningen (grondgebonden) en meergezinswoningen (gestapeld).

6. Gemeenten hanteren daarvoor ook een gemeenschappelijke regionale indeling in woonmilieus , te weten een hoofdindeling in stedelijke, dorpse en landelijke woonmilieus. Voor Gouda en Westergouwe gaat het in essentie om de stedelijke woonmilieus centrumstedelijk, vooroorlogs, naoorlogs compact, naoorlogs grondgebonden en groenstedelijk.

7. Gemeenten monitoren met elkaar eenmaal per twee jaar de voortgang en inhoud van de woningproductie en het woningbouwprogramma. Het woningbouwprogramma is een flexibel instrument dat bij gewijzigde marktomstandigheden bijgesteld kan worden.

 

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Ruimtelijke hoofdopzet

Na integrale ophoging van het gebied is Westergouwe 1 klaar om bouwrijp gemaakt te worden. Het stedenbouwkundig plan voor Westergouwe 1 is opgebouwd rond de dragende structuur van het water en de hoofdontsluiting. Deze verbinden de drie woonmilieus van Bolwerk 1, Bolwerk 2 en Tuinen 3. Het stedenbouwkundig plan is zo opgesteld dat bij de vastgoedontwikkeling voldoende flexibel kan worden ingespeeld op gewijzigde marktomstandigheden. Er is gekozen voor een zodanige ligging van de interne wegenstructuur dat in de daarbinnen liggende woonvelden een zo groot mogelijke flexibiliteit voor de concrete verkaveling haalbaar is en dat een stapsgewijze ontwikkeling per bouwveld mogelijk is.

Er is een basisscenario en een 'upswing- en downswingscenario' getekend. Het downswingscenario gaat uit van de mogelijkheid tot de bouw van meer vrijstaande en twee onder een kap woningen, het upswing scenario gaat uit van de bouw van meer rijwoningen. Het basisscenario bevat 549 woningen, het upswing-scenario 487 woningen en het downswing-scenario 561 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1103UP1WG1-DF01_0005.png"

Afbeelding 6 Stedenbouwkundig plan Westergouwe I- basisscenario

3.2 Bolwerk 1

Op Bolwerk 1 (het noordelijke wooneiland) wordt uitgegaan van uitsluitend laagbouw. Dit wooneiland wordt ontsloten vanaf Bolwerk 2 (het zuidelijke wooneiland). Aan de noord- en westzijde is de waterkant openbaar toegankelijk. De zuidrand van de westkant van Bolwerk-I kent kavels grenzend aan het water.

Een fraai element in Bolwerk 1 is het centrale groengebied, waarbinnen ook speelvoorzieningen worden aangelegd.

Aan de oostkant is een waterplas gedacht. Die waterplas wordt gemaakt boven een archeologische vindplaats. Deze wordt niet daardoor niet verstoord, maar ruimtelijk ingepast. Ophoging blijft op deze vindplaats ook achterwege. Dat betekent voor de woningen aan de westkant van de waterplas dat de tuin met een lange vlonder doorloopt in het water (zie meer hierover in de paragraaf archeologie).

3.3 Bolwerk 2

De dragende structuur van Bolwerk 2 is de ontsluitingsweg. Deze wordt begeleid door groen. Aan weerszijden van de ontsluitingsweg worden buurtjes ontwikkeld. Daarvoor is een basisscenario bestemd, maar de mogelijkheid wordt opengehouden om de secundaire ontsluitingswegen vanaf de hoofdontsluiting anders te situeren en daarmee de woonbuurtjes anders te verkavelen. Ook dit heeft weer te maken met de onzekerheden in de woningmarkt en de noodzaak om kansen voor een optimaal op de vraag afgestemd aanbod niet te missen.

Bolwerk 2 wordt in de eerste fase van het plan nog niet geheel uitgevoerd. Bebouwing aan de oostzijde en aan de zuidzijde volgt in een volgende fase. Één van de eisen die in 2004 door de Minister en de VROM-inspectie aan de goedkeuring van woningbouw in Westergouwe is gesteld, heeft betrekking op de waterkerende rand(bebouwing) aan de oostzijde van de Bolwerken. In Bolwerk-I wordt aan deze eis invulling gegeven door de waterkerende rand te integreren met de (fundering van de) woning en deze woningen op de begane grond niet uit te rusten met een formele woonfunctie (wel berging/garage). Op Bolwerk 2 wordt de waterkerende functie ingevuld door aan de oostzijde van de eerste bouwfase van Bolwerk2 een (tijdelijke) grondwal te realiseren.

3.4 Planaspecten

3.4.1 Woningbouwprogramma

In paragraaf 2.3 (Woonbeleid) is al verwoord dat het uitgangspunt voor de woningbouwprogrammering is om een zo realistisch bij de afzetruimte in de woningmarkt passend programma uit te voeren. Kernwoorden daarbij zijn faseren, doseren, vraaggericht ontwikkelen en anticiperen.

Desalniettemin vraagt planvorming om (indicatieve) programmering. Voor Westergouwe 1 is het volgende woningbouwscenario opgesteld (basisscenario).

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1103UP1WG1-DF01_0006.jpg"

Afbeelding 9 Woningbouwprogramma (indicatief)

Het laat zich echter moeilijk voorspellen en programmeren wanneer en hoe de vraag precies loskomt. Daarom wordt ingezet op organisch ontwikkelen. Hierbij gaat het erom ruimte voor initiatieven te laten aan partijen die willen investeren, zonder al teveel van overheidswege opgelegde beperkingen. Het aantal en type woningen en het tempo waarin ontwikkeld wordt, wordt dus vooral bepaald door de vraag en de investeringsbereidheid.

Bij organisch ontwikkelen is er meer variatie in het opdrachtgeverschap dan voorheen gebruikelijk. Een deel van de kavels kan worden verkocht aan mensen die zelf gaan bouwen al dan niet in collectief verband. Andere kavels worden ontwikkeld in diverse vormen van 'medeopdrachtgeverschap', waarbij een woningcorporatie, belegger of projectontwikkelaar bouwt.

Kortom, in Westergouwe fase 1 wordt op deze manier ruimte en flexibiliteit geboden aan verschillende partijen die willen investeren in de woningbouw voor een gemengde ontwikkeling van sociale huurwoningen, commerciële huur, goedkope tot dure huur en vrije kavels t.b.v. (collectief) particulier opdrachtgeverschap.

Voor het totaal aantal te bouwen woningen binnen Westergouwe (inclusief het gebied binnen deze bestemmingsplanherziening) blijft het geldende bestemmingsplan maatgevend. Daarin is het maximum aantal van 4.000 woningen benoemd.

3.4.2 Verkeer en parkeren

De manier waarop het gebied wordt ontsloten voor autoverkeer is op onderstaande afbeelding in beeld gebracht. Daarbij wordt aangetekend dat Bolwerk 1 voor calamiteiten ook rechtstreeks vanaf de Provinciale weg bereikbaar is. Deze route is normaliter alleen voor fietsverkeer te gebruiken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1103UP1WG1-DF01_0007.jpg"

Afbeelding 10 Ontsluiting voor autoverkeer

Voor het fietsverkeer is de structuur weergeven op onderstaande afbeelding.

Door de provincie wordt gewerkt aan realisatie van fietspad F263 (tussen Rotterdam en Gouda) langs de Tweede Tocht volgt, komende vanaf het zuiden, vanaf de aansluiting op de Hoofdontsluiting de route van die hoofdontsluiting. Tussen T2 en T3 loopt dit fietspad niet meer langs de tocht, maar langs de hoofdontsluitingsweg. Dit fietspad loopt vervolgens langs de Provincialeweg via het Sluiseiland naar de stad.

Voor Westergouwe 1 gelden de volgende parkeernormen (gemeentelijk parkeerbeleid d.d. 1 oktober 2012):

  • Woningen klein < 85 m2 GBO = 1,6
  • Woningen midden 85-110 m2 GBO = 1,8
  • Woningen groot > 110 m2 GBO = 2

De compensatienormen (voor garages, opritten, carports, et cetera) gelden voor WG-I conform het gemeentelijke parkeerbeleid d.d. 1 oktober 2012.

Het plan voldoet aan de gestelde normen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1103UP1WG1-DF01_0008.jpg"

Afbeelding 11 Ontsluiting voor fietsverkeer

3.4.3 Water

Voorafgaand aan de vaststelling van het geldende bestemmingsplan Westergouwe is over de waterhuishouding over een breed front overeenstemming bereikt. De afspraken over de waterhuishouding van Westergouwe zijn vastgelegd in het Waterhuishoudingsplan Westergouwe van 14 januari 2008. In dit Waterhuishoudingsplan komen alle wateraspecten van Westergouwe aan bod. Deze zijn vertaald naar het vigerende bestemmingsplan voor geheel Westergouwe.

Dit uitwerkingsplan past in die afspraken en de voorschriften van het bestemmingsplan Westergouwe.

Tengevolge van de bestemmingsplanherziening die ook voor Westergouwe wordt opgesteld, is op onderdelen een aanpassing van het waterhuishoudkundig systeem van Westergouwe noodzakelijk. Over die aanpassingen is overeenstemming bereikt met het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

De afspraken zijn vastgelegd in het Addendum Watershuishoudingsplan Westergouwe (kenmerk WGMM121115.02) van 15 november 2012. Het addendum is vastgesteld door het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda en door het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Het document is als bijlage 2 opgenomen. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen.

Verdere afspraken over de gefaseerde realisatie van Westergouwe worden voorafgaand aan de uitvoering in overleg met het hoogheemraadschap uitgewerkt en overeengekomen via watervergunningen. Gelijktijdig met de procedure van de bestemmingsplanherziening, wordt daarom een watervergunning voor het eerste deelgebied in procedure gebracht. Het bovengenoemde Waterhuishoudingsplan en het Addendum Watershuishoudingsplan gelden als toetsingskader voor de watervergunningen.

Het eerste deelgebied beslaat het gebied van dit uitwerkingsplan/ de bestemmingsplanherziening en 80 % van de Groen Blauwe Zone van Westergouwe. In de gewijzigde Uitvoeringsovereenkomst van de Groen Blauwe Zone van 17 april 2013 is vastgelegd dat dit deel voor 31 december 2015 is aangelegd. Dit betekent dat voor eind 2015 het grootste deel van de watercompensatie voor heel Westergouwe aangelegd is.

Met deze werkwijze is het watersysteem zoals beschreven in het addendum Waterhuishoudingsplan geborgd en houdt het Hoogheemraadschap via de watervergunning grip op de uitvoering ervan.

3.4.4 Groen

De groenstructuur van Westergouwe is in belangrijke mate gekoppeld aan de belangrijkste watergangen, de wijkontsluiting, de zone waarin de BAL-leiding ligt en de Groen-Blauwe zone aan de zuidkant van het gebied. Voor de kwaliteit van het wonen, ter versterking van de oriëntatiemogeljkheden in de wijk en voor speelvoorzieningen, worden binnen de buurten wat grotere groenvoorzieningen ontwikkeld.

Voor Westergouwe-1 is de groenstructuur uitgewerkt volgens onderstaand beeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1103UP1WG1-DF01_0009.jpg"

Afbeelding 12 Groenstructuur Westergouwe 1

Ieder deelgebied in WG-1 krijgt minimaal 1 speelplaats. In Tuinen 3 en Bolwerk-II zijn dit conform het PvE Stedenbouw speelplaatsen voor kinderen tot 6 jaar. Deze speelplaatsen hebben een oppervlak van 300 m2 per speelplek en zijn onderdeel van de groene pit van beide buurten. Omdat Tuinen 3 door de ligging tussen de tocht en de hoofdontsluiting, als een meer afgescheiden woongebied zal functioneren, wordt in dit deelgebied een grotere speelplek gerealiseerd (500 m2 voor kinderen tot 12 jaar).

Bolwerk-I heeft naast een speelplek voor kinderen tot 6 jaar ook een speelplek voor kinderen vanaf 10 jaar (1.500 m2).

Naast deze formele speelplekken is er in de openbare ruimte nog veel groen, waar gespeeld kan worden, zonder speciale speeltoestellen of - inrichting.

3.4.5 Archeologie

Gemeentelijke archeologische beleidskaart (2011)

In aanvulling op het rijks- en provinciaal archeologisch beleid heeft de gemeente Gouda in juni 2011 de geactualiseerde gemeentelijke archeologische beleidskaart (ABK) vastgesteld. Op de ABK is aangegeven in welke gebieden binnen de gemeente archeologische waarden aangetroffen kunnen worden. In die gebieden is een omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie vereist bij bodemverstorende werkzaamheden. In het beleid is opgenomen in welke situaties vrijstelling geldt van deze verplichting:

1. Omvang

  • op een hoogwaardige locatie met bijzonder waarde (archeologisch monument): geen vrijstelling;
  • op een hoogwaardige locatie: vrijstelling voor projecten kleiner dan 50 m2;
  • in een zone met een hoge verwachting: vrijstelling voor projecten kleiner dan 100 m2;
  • in een zone met een lage verwachting: vrijstelling voor projecten kleiner dan 10.000 m2.

2. Diepte

Alle onderzoeken in Gouda tonen aan dat de gemiddelde dikte van de verstoorde bovenlaag in Gouda meer dan 50 cm bedraagt. Zolang werkzaamheden niet dieper dan 50 cm -mv worden uitgevoerd, is er geen archeologisch onderzoek of een omgevingsvergunning activiteit archeologie vereist. Hiermee wordt afgeweken van de provinciale norm van 30 cm -mv.

Op sommige plaatsten is bekend dat de archeologische waarden zich op grotere diepte bevinden, bijvoorbeeld onder recente ophogingspakketten. Hier geldt een dieptevrijstelling van 2 meter, pas bij diepere graafwerkzaamheden is onderzoek of een vergunning noodzakelijk.

Archeologievriendelijk bouwen:

Bovenstaande verplichtingen en vrijstellingen gelden in situaties waar behoud in situ van de archeologische waarden geen optie is. Waar mogelijk probeert Gouda behoud in situ wel actief te stimuleren. Daarom is het archeologievriendelijk bouwen geïntroduceerd: wanneer een bouwplan voldoet aan een aantal richtlijnen, wordt het bodemarchief nog maar zo weinig verstoord dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. De richtlijnen voor archeologievriendelijk bouwen zijn opgenomen in het beleid en vastgelegd in de Verordening inzake monumenten en archeologie.

Verbeelding:

De gebieden met hoge archeologische verwachting, inclusief hoogwaardige gebieden, zoals weergegeven op de nieuwe ABK, zijn opgenomen op de verbeelding. Deze gebieden krijgen een dubbelbestemming, 'waarde archeologie'. Gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde worden niet op de verbeelding opgenomen, hiervoor is ook geen omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie noodzakelijk. Alleen bij zeer grote projecten (groter dan 10.000 m2) is een booronderzoek noodzakelijk, ter controle van de lage verwachting.

Het beleid is vastgelegd in de Nota Cultuurhistorie. Bescherming vindt plaats via de Verordening inzake monumenten en archeologie.

Het plangebied Westergouwe-1

In het kader van het bestemmingsplan Westergouwe is een aantal locaties vastgesteld, waar archeologisch onderzoek dient plaats te vinden. Op Bolwerk 1 ligt een archeologische vindplaats waar laat-mesolithische/vroeg-neolithische sporen zijn gevonden. Deze 7000 jaar oude archeologische resten zijn bijzonder goed bewaard gebleven, en de vindplaats is door zijn ligging (op een lager gelegen crevasse, in plaats van op een hoger gelegen donk) uniek in west-Nederland. Besloten is om deze vindplaats niet op te graven, maar de archeologische resten in situ te behouden. Dit gebeurt door de vindplaats in te passen in het stedenbouwkundig plan.

De formule daarvoor is maken van een waterplas in het woongebied. De archeologische vindplaats wordt zelf niet opgehoogd. Ten behoeve van het veiligstellen van de archeologische waarden is onderzoek verricht naar de vraag of ophoging in de omgeving verstorend kan werken op de vindplaats. De manier van ophogen is naar aanleiding van dat onderzoek zo aangepast dat verstoring naar verwachting niet aan de orde is. Hierop zal tijdens en na afronding van het werk monitoring plaatsvinden.

Het gebied heeft op de ABK de waarde 'hoogwaardige locatie met bijzondere waarde, (potentieel) archeologisch monument. Op de verbeelding heeft het gebied de dubbelbestemming "Archeologisch waardevol gebied" gekregen. Dit betekent in dit geval, vanwege de waarde van de vindplaats, dat de gronden primair bedoeld zijn voor doeleinden ter veiligstelling van de archeologische waarden. Grondwerkzaamheden in het gebied zijn in principe dus niet toegestaan, maar als ze onvermijdelijk zijn, is vooraf een omgevingsvergunning activiteit archeologie vereist. Vanwege de bijzondere archeologische waarde van de vindplaats wordt de aanvraag voor die vergunning mede beoordeeld door de Commissie Cultuurhistorie.

3.4.6 Duurzaamheid

Het Goudse Uitvoeringsprogramma duurzaamheid 2012 - 2014 (december 2011) definieert duurzaamheid als het waarborgen van de balans tussen maatschappelijk welzijn, milieu en sociaaleconomische ontwikkeling. Duurzaamheid krijgt in de praktijk gestalte door de triple-P benadering: people - planet - profit. Het gemeentebestuur heeft als ambitie om ervoor te zorgen dat binnen de financiële mogelijkheden duurzaam wordt gebouwd. Westergouwe wordt een groenblauwe, duurzame wijk. De gemeenteraad is in 2012 geïnformeerd over de uitwerking van duurzaamheid in de Notitie duurzaamheid Westergouwe. Onderstaande tekst is grotendeels ontleend aan deze raadsnotitie.

De ontwikkeling Westergouwe valt vooral onder twee aandachtsgebieden binnen het Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid: duurzame inrichting en beheer van de gebouwde omgeving en de duurzame inrichting en beheer van de openbare ruimte. Waar dat kan wordt binnen de gestelde kaders zo duurzaam mogelijk gewerkt.

In haar milieuprogramma ondersteunt de gemeente de aanpak van het Rijk voor het stapsgewijs verlagen van de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Met deze uitvoering wordt ruimschoots voldaan aan de gemeentelijke) ambitie met betrekking tot Energieprestatie van de wijk (EPL, Energie Prestatie Op Locatie, minimaal 7,5 en streefwaarde 8,0). De indicator voor duurzaamheid op wijkniveau (Duurzaamheid Prestatie op Locatie, DPL) laat zien dat Westergouwe een duurzame wijk wordt. Vooral de ligging, water en groen zijn specifieke kwaliteiten van de wijk. De score kan verder opgevoerd worden door het aspect Profit te verbeteren. Niet door binnen Westergouwe een bedrijven- of kantorenlocatie mogelijk te maken, maar door kleinschaliger woon-werk combinaties mogelijk te maken. Binnen de wettelijke en financiële kaders wordt per fase gekeken of de scores door aanvullende maatregelen nog te verhogen zijn.

Het Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid beschrijft verschillende rollen waarin de gemeente op kan treden als het gaat om (uitvoering van) duurzaamheid:

  • Faciliteren (initiatieven van derden);
  • Educatie en communicatie (voorlichtingsrol)
  • Opdrachtverlening (vooral t.b.v. eigen organisatie);
  • Overheidstaak; vergunningverlening/handhaving (waaronder controle op de bouwplaats)

Al deze rollen kunnen worden ingezet, afhankelijk van de doelen die worden nagestreefd.

Voorgestelde beleidsmaatregelen:

  • Door bij de voorbelasting een eis te hanteren van maximaal 30 cm zakking in 30 jaar ontstaat een langere levensduur voor de hele boven- en ondergrondse infrastructuur. Op duurzaam opgehoogde ondergrond blijven bomen langer leven en wordt de levensduur van straten en riolen verlengd. Op deze manier wordt de technische levensduur van wegen maatgevend voor vervanging in plaats van verzakking. Dit is duurzamer en levert een kostenbesparing op.
  • Bij het opstellen van de programma's van eisen wordt structureel de Leidraad Inrichting Openbare Ruimte toegepast. Deze bevat onder andere de checklist maatregelen uit het nationaal pakket DUBO GWW.
  • De gemeente faciliteert het toepassen van de indicatoren Duurzaamheid Prestatie op Locatie (DPL) en Gemeentelijke Praktijk Richtlijn Gebouw (GPR) bij de ontwikkeling.
  • Voor openbare verlichting wordt de in het “beleidsplan openbare verlichting” geformuleerde beleidslijn gevolgd. Dat betekent dat bij grootschalige investeringen binnen de bestaande budgetten wordt gekeken wat de meest energiezuinige mogelijkheden zijn. Hierin is een continue afweging met veiligheid.
  • Richting geven aan inrichting en beheer van de openbare groenelementen, zodat ook op lange termijn het openbaar groen optimaal voldoet aan de Goudse wensen. Het groenstructuurplan is toetsingskader voor bouwplanontwikkelingen en voor plannen voor inrichting en beheer van de openbare ruimte, waaronder het groen. Voor elke gekapte boom komt een nieuwe boom terug.
  • Voor het bouwafval tijdens de bouw wordt het rijksbeleid gevolgd. Dit wordt redelijk compleet afgedicht door regelgeving in het Bouwbesluit. De bepalingen zijn erop gericht om optimaal hergebruik van materialen uit bouw- en sloopafval mogelijk te maken. De stoffen die gescheiden moeten worden zijn vermeld in de regeling. Alle afvalstoffen dienen in principe op het bouw- of sloopterrein zelf gescheiden te worden en daarna gescheiden van elkaar te worden afgevoerd.
  • Er is zoveel mogelijk zongericht verkaveld. Minimaal 70% van de woningen zal tenminste 1 op de zon georiënteerde gevel hebben.

Tenslotte wordt ruimte geboden aan partijen die bereid zijn te investeren in meer duurzaamheid. Hier past de gemeente een faciliterende rol, omdat dat de Woningwet bepaalt dat via contracten geen extra eisen bovenop de eisen uit het Bouwbesluit kunnen worden gesteld. Particulier opdrachtgeverschap waarbij mensen ervoor kiezen om hun woning energiezuiniger te maken met duurzame technologieën zal worden gefaciliteerd. Vanuit de gemeente zullen de resultaten die gehaald worden gepubliceerd, wat als prikkel kan dienen voor andere partijen om ook te investeren in duurzaamheid.

Hoofdstuk 4 Milieukundige Randvoorwaarden

Omdat dit een uitwerking is van het geldende bestemmingsplan Westergouwe kan primair worden verwezen naar het bestemmingsplan Westergouwe, waarin aan dit uitwerkingsplan een bestemming "Wonen, uit te werken" is gegeven. Onderstaand wordt ingegaan nog op de relatie tussen deze uitwerking en de aspecten bodem, geluid en flora en fauna.

4.1 Bodem

Wettelijk kader

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft (Wbb):

  • Niet saneren

Indien de verontreiniging voor het beoogde doel niet hoeft te worden gesaneerd kan het ruimtelijke plan voor wat betreft deze verontreiniging zonder meer doorgang vinden.

  • Saneren

Indien de verontreiniging moet worden gesaneerd dient een saneringsplan te worden opgesteld en ingediend bij de Provincie Zuid-Holland. In sommige gevallen kan worden volstaan met het indienen van een BUS-melding bij de provincie. Na goedkeuring door de provincie kan de sanering doorgang vinden. Na afloop dient de sanering te worden geëvalueerd en ook dit verslag dient ter goedkeuring aan de provincie te worden voorgelegd. Tijdens de saneringsprocedure kan de ruimtelijke procedure worden voortgezet. Echter, een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen kan pas inwerking treden na goedkeuring van de provincie over het saneringsplan of melding.

Een onderzoeks- en saneringstraject heeft soms grote financiële consequenties voor de beoogde plannen. Enerzijds omdat de kosten van sanering hoog kunnen zijn, anderzijds omdat deze trajecten van grote invloed kunnen zijn op de planning. In het kader van de Grondexploitatiewet dienen deze kosten tijdig in kaart te worden gebracht. Het is daarom aan te bevelen reeds in een vroeg stadium van planvorming (historisch-) bodemonderzoek voor het hele plangebied uit te voeren. Deze bodemonderzoeken zijn ook noodzakelijk bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen.

De gemeente Gouda beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan. Dit betekent dat grondverzet conform de regels van de Ministeriële Vrijstellingsregeling Grondverzet in principe mogelijk is.

Uit het Bodem Informatie Systeem (ODMH) blijkt dat binnen het plangebied enkele bodemonderzoeken en een sanering zijn uitgevoerd, zie kaart hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1103UP1WG1-DF01_0010.jpg"

Afbeelding 13 Bodemkwaliteitskaart ODMH

De rode vlakken betreffen de onderzoekslocaties waarbinnen verontreinigingen zijn aangetroffen. De status voor deze hele locatie is 'starten sanering'. Dit heeft alleen betrekking op de verontreinigingen en niet op de gehele onderzoekslocatie.

Er zijn twee saneringslocaties in het plangebied bekend.

1. Provincialeweg 2 (ZH051310185): Op deze locatie is sprake van een sterk met zware metalen en PAK verontreinigde verhardingslaag.

2. Provincialeweg 10-16 (ZH051310183): Achter de Provincialeweg 10 zijn enkele gevallen van ernstige bodemverontreinigingen aanwezig met zware metalen en PAK.

Deze locaties liggen buiten het plangebied van dit uitwerkingsplan.

Conclusie

Er zijn geen beperkingen met betrekking tot het aspect bodem. Het uitwerkingsplan wordt toelaatbaar geacht.

4.2 Geluid

Uit akoestisch onderzoek (Kuiper Compagnons "Locatie Westergouwe Akoestisch onderzoek Stedenbouwkundig plan Westergouwe (Fase 1)" d.d. 23 april 2013 ref. 854.408.10.) is gebleken dat bij alle woningen in dit uitwerkingsplan kan worden voldaan aan de voorkeurgrenswaarde, dit in verband met de afscherming door andere woningen.

4.3 Flora en Fauna

Op basis van verschillende onderzoeken ten behoeve van het bestemmingsplan 'Westergouwe' is vastgesteld dat voor een aantal werkzaamheden ontheffingen dienen te worden aangevraagd. Voor een aantal soorten is een ontheffing verleend die geldig is tot juni 2014 (kenmerk FF/75C/2009/0142). In de ontheffing is opgenomen dat voor de werkzaamheden verplicht ecologische werkbegeleiding ingeschakeld moet worden en gewerkt dient te worden volgens vastgelegde werkprotocollen. In de ontheffing zijn alle wettelijk verplichte voorwaarden te vinden waar de gemeente aan moet voldoen.

Aanvullend hierop gelden voor de aanleg van de 'Bolwerken' de volgende aanbevelingen:

  • De werkprotocollen en de verplichtingen uit de ontheffing alsmede de verplichtingen volgend uit de zorgplicht van de Flora- en faunawet dienen nageleefd te worden. Daarbij moet vooral gedacht worden aan de beschermde soorten die wel in het gebied voorkomen, maar waarvoor geen ontheffing is aangevraagd (te weten boerenzwaluw, steenuil, sommige vleermuissoorten, ringslang en huismus).
  • Nader onderzoek en ontheffingen kunnen nodig zijn, op basis van bevindingen uit de ecologische werkbegeleiding bij de werkzaamheden.
  • Als gevolg van de (uit te voeren) werkzaamheden kunnen nieuwe vestigingshabitats in het gebied ontstaan voor beschermde soorten. Mobiele soorten zoals oeverzwaluwen (o.m. aanwezig in Gouwepark) en rugstreeppadden (aanwezig in de wijde omgeving) staan er om bekend dat zij juist bouwterreinen met zandopslag verkiezen om daar te nestelen of te paren en eieren te leggen. Het is van belang bij de ecologische werkbegeleiding hierop te letten en indien vestiging van beschermde soorten dreigt, passende maatregelen te nemen om vestiging van nieuwe beschermde soorten te voorkomen. Deze maatregelen kunnen worden toegevoegd aan de bestaande werkprotocollen die worden gehanteerd. Het is aan te raden de resultaten van de ecologische begeleiding te laten bijhouden in een logboek zodat steeds een actueel beeld bestaat van de situatie tijdens het werk.
  • Er is voor het plangebied ook natuurcompensatie afgesproken. Om problemen te voorkomen met vestiging van soorten die niet langer hun oude plek kunnen vinden, is daarom geregeld dat de maatregelen uit het compensatieplan afgerond dienen te zijn, voordat er met (bouw)werkzaamheden wordt gestart . De compensatie voor weidevolgels is inmiddels gerealiseerd (via aankoop en inrichting van weidevogelgebied in de Hoekse Waard) en natuurcompensatie in het plangebied is uiterlijk eind 2015 afgerond.

Ten aanzien van de uitvoering is het aan te raden een logboek bij te houden waarin de ecoloog die het werk begeleid alle waarnemingen, mitigatiemaatregelen en de werking daarvan opneemt. Snel handelen kan nodig zijn bij de nieuwe vestiging van beschermde soorten. Sloopwerkzaamheden van boerderijen met mogelijk beschermde vogelnesten en verblijfplaatsen voor vleermuizen blijven tot de sloop is afgerond een permanent aandachtspunt.


Conclusie

Er wordt gewerkt met ecologische werkbegeleiding. Bij de werkzaamheden worden die maatregelen genomen die op basis van de ecologische werkbegeleiding nodig geacht worden.

Hierdoor zijn er geen beperkingen met betrekking tot ecologie en wordt het uitwerkingsplan toelaatbaar geacht.

Hoofdstuk 5 Planopzet

In dit hoofdstuk wordt in het kort ingegaan op de opbouw en inhoud van de regels van het uitwerkingsplan. In de voorgaande hoofdstukken is het beleid beschreven en zijn de ruimtelijke en functionele opzet van het plangebied toegelicht. De regels zijn niets meer en niets minder dan de juridische vertaling van de gemaakte keuzes voor dit plangebied.

5.1 Methodiek

algemeen

Krachtens artikel 9.1.5, lid 2 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening is het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening van op dit uitwerkingsplan van toepassing, ondanks het gegeven dat het moederplan Westergouwe nog onder het oude recht (WRO) is vastgesteld. Dit heeft tot gevolg dat de ministeriële richtlijnen voor het opstellen van digitale bestemmingsplannen hier van toepassing zijn.


Dit uitwerkingsplan bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding), regels en een toelicwethhtingd . De plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Het uitwerkingsplan is opgesteld conform het (wettelijke) model Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) versie 2012. Hierdoor is het plan geschikt voor interactieve uitwisseling via het Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO). De toelichting heeft in beginsel geen rechtskracht. Niettemin vormt zij een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het plan ten grondslag liggen. Daarbij is de toelichting van belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

methodiek

Het uitwerkingsplan is een uitwerking van de bestemming "Wonen-uit te werken" (artikel 15) uit het bestemmingsplan Westergouwe. Het uitwerkingsplan past binnen de daar opgenomen uitwerkingsregels.

In het uitwerkingsplan hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming toegewezen gekregen. Daarnaast komen op sommige gronden aanduidingen voor. Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plangebied gelegen gronden zijn toegekend. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak; lijnen en puntbestemmingen komen niet voor. Aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen hebben altijd juridische betekenis, die in de regels wordt gegeven.

 

5.2 Toelichting per bestemming

Alle functies zijn apart bestemd of aangeduid, waardoor het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen en aanduidingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels alsmede de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden te vinden.

bestemmingsvlakken

In dit plan wordt gebruikgemaakt van bestemmingsvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven en waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven.

aanduidingen

Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in enkele verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.

bestemmingsregelingen

De regels bestaan uit verschillende hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat inleidende regels. Die bestaan uit omschrijvingen van enkele in de regels voorkomende begrippen en de wijze van meten, bijvoorbeeld hoe de oppervlakte van een bouwwerk gemeten moet worden. Hoofdstuk 2 behelst de bestemmingsregels, die hierna uitgebreid aan de orde komen. Hoofdstuk 3 bevat de anti-dubbeltelbepaling, voorgeschreven op grond van het Besluit ruimtelijke ordening, en algemene bouw- en ontheffingsbevoegdheden. De antidubbeltelbepaling voorkomt dat grotere bouwmogelijkheden ontstaan door grond dubbel te tellen bij de toetsing aan het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 behelst het overgangsrecht. Ook van dit artikel staat de redactie vast. Het is gebaseerd op het Besluit ruimtelijke ordening. De slotregel is de titel van het bestemmingsplan. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.1) staat het algemene verbod om de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming te gebruiken. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

Onderstaand volgt nog een nadere een toelichting op de bestemmingen Wonen en Waarde Archeologie.

bestemming Wonen

Deze bestemming omvat de bouwvelden binnen het grid van wegen, water en groen, of met andere woorden het uitgeefbaar gebied. Binnen de bouwvelden is een bebouwingsvlak bepaald. Het bebouwingsvlak bepaalt de rooilijn waarachter gebouwd moet worden. De voortuinen dienen onbebouwd te blijven. In het bebouwingsvlak is ruimte voor verschillende invullingen. Het type woningen is bewust niet vastgelegd. Ook is geen achtergrens voor de hoofdbouwmassa bepaald. Daarmee zijn verschillende invullingen mogelijk. Teneinde een te grote verstening te voorkomen is voorgeschreven dat per bouwperceel maximaal 70% mag worden bebouwd.

dubbelbestemming "Waarde-archeologie

De dubbelbestemming "Waarde-archeologie" geldt voor de archeologische vindplaats, die met water wordt afgedekt. Voor werkzaamheden die mogelijk verstorend kunnen werken op de archeologische waarden is een vergunning nodig van het college van burgemeester en wethouders.

In de planregels is opgenomen dat het gebied is aangemerkt als "archeologisch monument".

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een uitwerkingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Tevens geldt de verplichting om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

Kostenverhaal

Voor Westergouwe is een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen de gemeente en de combinatie Volker Wessels/Heijmans. Zowel de gemeente als de combinatie hebben gronden in het gebied. De kosten voor openbare voorzieningen worden gedeeld. De vastgoedontwikkeling is voor rekening en risico van de afzonderlijke partijen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van het bestuurlijke vooroverleg (conform artikel 3.1.1 Bro) met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van de provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.

6.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het conceptuitwerkingsplan is voor overleg verstuurd naar de gemeente Zuidplas, de provincie Zuid-Holland, het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en de Kamer van Koophandel.

Onderstaand wordt de reactie weergegeven van de genoemde instanties en het antwoord van de gemeente daarop.

Gemeente Zuidplas

De gemeente Zuidplas ziet geen aanleiding tot een inhoudelijke reactie op de voorgelegde ruimtelijke plannen. Wel is er een vraag over de watercompensatie van Westergouwe in de Groenblauwe zone op het grondgebied van de gemeente Zuidplas. Kan de gemeente inzichtelijk maken hoeveel watercompensatie plaatsvindt in de Groenblauwe zone als gevolg van de realisatie van de deelgebieden Bolwerk 1, Bolwerk 2 en Tuinen 3, die deel uitmaken van de nu voorliggende partiële herziening en uitwerking ?

Antwoord

De watercompensatie die nodig is voor de realisatie van de deelgebieden Bolwerk 1, Bolwerk 2 en Tuinen 3 binnen Westergouwe-1, is reeds in uitvoering op basis van de vigerende keurvergunning in de Groenblauwe zone, op het grondgebied van de gemeente Zuidplas.

Gelijktijdig met de procedure van de bestemmingsplanherziening, wordt een watervergunning voor het "eerste deelgebied" in procedure gebracht. Het "eerste deelgebied" beslaat het gebied van de bestemmingsplanherziening/ het uitwerkingsplan en 80 % van de Groen Blauwe Zone van Westergouwe. In de gewijzigde Uitvoeringsovereenkomst van de Groen Blauwe Zone van 17 april 2013 is vastgelegd dat dit deel voor 31 december 2015 is aangelegd. Dit betekent dat voor eind 2015 het grootste deel van de watercompensatie voor heel Westergouwe aangelegd is (zie ook de laatste opmerking in het commentaar van het Hoogheemraadschap hieronder).

Provincie Zuid-Holland

Het e-formulier 'aanbieden ruimtelijke plannen Wro en ontheffingsverzoeken provinciale verordening ruimte' is ingevuld. De uitkomst daarvan is dat het plan voldoet aan de voorwaarden die gelden bij het provinciaal belang "woningbouw binnen de contour".

Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

In de afgelopen periode is het Hoogheemraadschap in goed overleg met de gemeente gekomen tot een gezamenlijk Addendum Waterhuishoudingsplan Westergouwe. Het voorontwerpbestemmingsplan voldoet derhalve aan de gezamenlijke doelstellingen van gemeente en Hoogheemraadschap. Wel wordt in aanvulling hierop de aandacht gevraagd voor enkele aspecten.

In het bestemmingsplan wordt gesproken over een waterkerende functie voor de woningen aan het oostelijke waterfront van het Bolwerk. Uit de stukken blijkt echter niet hoe deze functie via het bestemmingsplan of anderszins geborgd wordt. Hierbij stelt deze functie overigens ook voorwaarden aan de programmering van de woningen aan het waterfront. Immers de kerende functie is alleen geborgd als de woningen over gehele lengte van het waterkerende front zijn gerealiseerd, waardoor beperkingen ontstaan met betrekking tot het vraag gericht ontwikkelen.

Binnen de bestemming Water moet het mogelijk zijn om kunstwerken, zoals stuwen en gemalen, te realiseren. Dit zou wellicht toegevoegd kunnen worden aan de opsomming onder lid 1.

Wellicht ten overvloede wordt aandacht gevraagd voor voorzieningen binnen de bestemming water. Zo is de oppervlakte of de breedte van de bestemming water op tekening niet (altijd) gelijk aan het netto oppervlak/de netto breedte inclusief oevers en mogelijke andere voorzieningen. Het is van belang om dit bij de planvorming scherp te hebben om teleurstellingen in het kader van de vergunningenprocedure, met betrekking tot de vereiste percentages open water en/of vereiste het natte profiel van de diverse waterlopen, te voorkomen.

Tenslotte zijn er inmiddels concrete afspraken over de programmering van de Groenblauwe zone. De situatie dat de Groenblauwe zone grotendeels vooruitlopend op de verdere ontwikkeling wordt gerealiseerd biedt goede garanties dat gedurende de ontwikkeling constant wordt voldaan aan de vereiste bergingsbehoefte. Het verdient aanbeveling om deze programmering in het bestemmingsplan te benoemen, zodat dit ook als afwegingskader bij verdere procedures betrokken kan worden.

Antwoord
De woningen met een waterkerende fucntie worden over de gehele lengte van het waterkerende front gerealiseerd. De waterkerende functie zal worden geborgd door de opname van een extra planregel (artikel 6.2.e), die voor deze woningen bepaalt dat deze tevens een waterkerende functie dienen te hebben, tot uitdrukking komend in de constructie van een deel van de gevel aan het water en een verbod op het gebruik van de begane grond voor woon- of slaapkamers.

De opmerking over de bouwvoorschriften binnen de bestemming Water wordt begrepen. De planregels onder artikel 10 zijn aangepast.

De verbeelding van het bestemmingsplan heeft op het niveau van het watersysteem niet het detailniveau dat nodig is om de waterwerken te kunnen uitvoeren en een watervergunning te verkrijgen. De gemeente is zich ervan bewust dat bij de planvorming en de aanvraag om watervergunning zal moeten worden voldaan aan de gemaakte afspraken in het Addendum Waterhuishoudingsplan Westergouwe, waaronder de vereiste bergingspercentages en/of het vereiste natte profiel van de waterlopen.

De aanbeveling om de programmering van de Groen-Blauwe zone in de paragraaf waterhuishouding te benoemen wordt overgenomen. Daarmee wordt duidelijk dat eind 2015 het grootste deel van de watercompensatie voor geheel Westergouwe zal zijn gerealiseerd.

Kamer van Koophandel

De reactie is mede opgesteld namens de Raad voor Handel, Industrie en Dienstverlening Gouda. De Kamer van Koophandel heeft geen inhoudelijke opmerkingen die direct betrekking hebben op dit voorontwerpbestemmingspaln, maar wel over de gevolgen voor de bereikbaarheid door de realisatie van dit plan.

Door de (weliswaar gefaseerde) aanleg van Westergouwe gaat de verkeersintensiteit op de wegen aan de zuidkant van Gouda toenemen (N207 en N456). De zorg is dat de capaciteit van deze wegen onvoldoende is, met vertragingen en files als gevolg. Door onder andere het doorontwikkelen van Gouwe Park en Coenecoop, de aanleg van de Zuidwestelijke Randweg Gouda en de realisatie van de woonwijken Triangel en Westergouwe neemt het autoverkeer op deze wegen aanzienlijk toe.

Gevraagd wordt om de gevolgen van de genoemde ontwikkelingen mee te nemen in de ontwikkelingen Westergouwe. De Kamer van Koophandel roept de gemeente Gouda op om het initiatief te nemen voor een overleg met de provincie en de gemeenten Waddinxveen en Zuidplas om dit probleem te bespreken. De Kamer van Koophandel is bereid bij dit overleg aan te sluiten de zorg toe te lichten.

Antwoord

Zoals de provincie Zuid-Holland al aangegeven heeft in reactie op het manifest van de Kamer van Koophandel zijn er geen plannen voor verdubbeling van het tracé N207-N456. De provincie laat weten dat de telgegevens en prognoses laten zien dat de capaciteit tot 2020 voldoende is en dat het pas na 2020 mogelijk kritisch wordt. De gemeente heeft goed overleg met de provincie Zuid-Holland over beheer en groot onderhoud van de provinciale wegen grenzend aan Westergouwe.  

6.2.2 Zienswijzenprocedure

Na het verwerken van de eventuele inspraak- en overlegreacties wordt het ontwerpuitwerkingsplan opgesteld. Dat wordt, zoals de wet voorschrijft, gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd waarbij zienswijzen kunnen worden ingediend. Van de zienswijzenprocedure wordt te zijner tijd in deze paragraaf verslag gedaan. Na de zienswijzenprocedure wordt het bestemmingsplan ter vaststelling aan het college van burgemeester en wethouders aangeboden. Deze kan het plan gewijzigd of ongewijzigd vaststellen. Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking.

Bijlagen

Bijlage 1 Nota beantwoording zienswijzen (eventueel apart invoegen als losse PDF)