28.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden, naast de bepalingen ten aanzien van de betreffende bestemmingen krachtens de andere artikelen van deze regels, de volgende bepalingen:
plaats van gebouwen
-
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd, tenzij krachtens deze regels anders is bepaald;
-
b. gebouwen mogen uitsluitend zodanig worden gebouwd, dat op elk bouwperceel de gronden gelegen binnen 8 m uit de voorgevelrooilijn voor 100% van hun oppervlakte worden bebouwd, tenzij krachtens deze regels anders is bepaald;
breedte van gebouwen
-
c. de breedte van gebouwen mag ter plaatse van de voorgevelrooilijn niet minder dan 4,20 m bedragen en mag niet meer bedragen dan de maximale gevelbreedte per gevel die voor de betreffende gevel op de gevelwandkaart staat aangegeven;
goothoogte en bouwhoogte van gebouwen
-
d. de bouwhoogte van een gebouw binnen een bouwvlak die is opgenomen op de gevelwandkaart mag niet meer zijn dan de op de gevelwandkaart aangegeven maximale bouwhoogte;
-
e. de goothoogte van een gebouw binnen een bouwvlak die is opgenomen op de gevelwandkaart mag niet minder c.q. meer zijn dan de op de gevelwandkaart aangegeven minimale goothoogte respectievelijk maximale goothoogte.
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, behoudens erf- of perceelafscheidingen, waarvan de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn van een hoofdgebouw niet meer dan 1 m mag bedragen en elders niet meer dan 2 m, tenzij elders in deze regels anders is bepaald;
plaats van de gevels
-
g. de voorgevel van een gebouw mag uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden gebouwd, daar waar die als bouwgrens is aangegeven;
-
h. in afwijking van het bepaalde onder g, mogen delen van een gebouw, zoals ingangspartijen, loggia's en terrassen, achter het vlak van de voorgevel worden gebouwd:
-
1. tot een diepte van de helft van de breedte van de betreffende gevel, en
-
2. tot een gezamenlijke verticale oppervlakte van 1/3 van de oppervlakte van de betreffende gevel;
-
i. in afwijking van het bepaalde onder g, mogen delen van een gebouw, zoals balkons, loggia's, erkers, gevellijsten, pilasters en luifels, vóór de voorgevelrooilijn worden gebouwd:
-
1. met een overschrijding van de bouwgrens met ten hoogste 0,5 m, en
-
2. met uitzondering van de eerste bouwlaag van gebouwen;
-
j. in gebouwen is een onderdoorgang uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' of binnen een afstand van 5 m tot die aanduiding, tot -binnenwerks gemeten- een hoogte van ten minste 2,5 m en ten hoogste 4,5 m, met een breedte van ten minste 3,5 m en ten hoogste 5 m;
bekapping van de gebouwen
-
k. gebouwen mogen uitsluitend worden afgedekt met een kap met een dakhelling van ten minste 40° en ten hoogste 55°, doch in geval de bestaande dakhelling daarvan afwijkt, is die dakhelling toegestaan.
28.3 Afwijken van de bouwregels
28.3.1 Afwijkingen plaats van de gevels
-
a. burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3.4, een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 28.2 onder i, sub 1, tot 1 m;
-
b. burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3.4, en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 28.2 onder j, ten behoeve van het bouwen van onderdoorgangen, tot -binnenwerks gemeten- een hoogte van ten minste 2,5 m en ten hoogste 4,5 m, met een breedte van ten minste 3,5 m en ten hoogste 5 m.
28.3.2 Afwijking bekapping van de gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3.4, en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 28.2 onder k ten behoeve van het bouwen met een andere dakhelling of een platte afdekking.
28.3.3 Afwijking breedte van gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in lid 28.3.4 een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 28.2 onder c, ten behoeve van het verbouwen van de eerste bouwlaag van twee zijdelings aan elkaar grenzende gebouwen, op geen van welke deze bevoegdheid eerder is toegepast, tot één geheel, mits binnenwerks achter de voorgevel een scheidingsmuur aanwezig blijft of wordt gebouwd ter hoogte van de oorspronkelijke gemeenschappelijke scheidingsmuur; tot een diepte van ten minste evenveel meter als de breedte, ter plaatse van de voorgevelrooilijn, van het breedste bij afwijking betrokken gebouw.
28.3.4 Toets beschermd stadsgezicht
Indien in deze regels wordt verwezen naar dit lid, toetsen burgemeester en wethouders alvorens de betreffende bevoegdheid uit te oefenen, aan de toelichting, behorende bij de Beschikking tot aanwijzing van een beschermd stadsgezicht, nr. MMA/MO 196.974.1, ter voorkoming van onevenredige aantasting van de in die toelichting aangegeven kwaliteiten van de omgeving.