23.1 	Verboden gebruik
						Een verboden gebruik, als bedoeld in artikel 2.1. onder 1 lid c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is in ieder geval het gebruik:
						
							- 
								a. van onbebouwde gronden voor:
									- 
										1. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
 
									- 
										2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan; met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'opslag'; 
 
									- 
										3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
 
								
							 
						
						een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met:
						
							
								
									- het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of 	het normale onderhoud van de gronden;
 
									- de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
 
									- het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen;
 
								
							
							- 
								b. van bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of detailhandel, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsregels.