direct naar inhoud van Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorie 1
Plan: Korte Akkeren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.0700BPKortea-DF01

Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorie 1

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische waarde(n) in haar gelaagdheid in de vorm van:

  • a. historische geografie (landschap en ruimtelijke patronen);
  • b. historische (steden)bouwkunde (stedenbouw, architectuur, constructie en techniek);

waarbij steeds de volgende kwaliteiten in het geding zijn:

    • 1. de beleefde kwaliteit (zichtbaarheid, herkenbaarheid en herinnerbaarheid);
    • 2. de fysieke kwaliteit (gaafheid, authenticiteit en geconserveerdheid);
    • 3. de inhoudelijke kwaliteit (zeldzaamheid, informatiewaarde, samenhang, representativiteit).

Meer specifiek worden per deelgebied met functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - ...' de volgende waarden beschermd:

  • a. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - singelstructuur':
    • 1. de waarde van het stedenbouwkundig ensemble: dat wil zeggen het geheel aan projectmatige woningbouw in samenhang met het straatprofiel en de ligging van de straat volgens de oorspronkelijke polderverkaveling;
    • 2. behoud van het bestaande profiel welke gekenmerkt wordt door een symmetrische opbouw met rechte singels, omzoomd met gazons waarin in lijn geplaatste bomen, verkeerswegen en projectmatig gerealiseerde langsbebouwing met voortuinen en gebouwde erfafscheidingen;
    • 3. behoud van vrije zichtlijnen over het water en de gazons.
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - Weidebloemkwartier':
    • 1. de waarde van het stedenbouwkundig ensemble: dat wil zeggen het behoud van de dijk, de groenstructuur en singel met aangrenzend projectmatige bebouwing in een (open) strokenverkaveling en typologische mix van woonbebouwing en 'brink' met centrale voorziening;
    • 2. behoud bestaande dijkprofiel.
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - zichtlijn':
    • 1. behoud van de vrije zichtlijn op de watertoren aan de Schielands Hogezeedijk vanaf het kruispunt Da Costakade–Bosboom Toussaintstraat–Aernout Drostkade; deze loopt grotendeels door de C. Busken Huetstraat en kruist de bebouwing aan de Vossiusstraat;
  • d. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - Woudstraat en omgeving':
    • 1. de waarde van het stedenbouwkundig ensemble: dat wil zeggen het behoud van het geheel aan projectmatige woningbouw in samenhang met het straatprofiel, de ligging van de straat volgens oorspronkelijke polderverkaveling, de hoofdvorm en het gevelbeeld;
  • e. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde – beschermd stadsgezicht':
    • 1. de instandhouding van het beschermd stadsgezicht.
18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden, in afwijking van de bouwregels bij de andere daar voorkomende bestemmingen, de volgende bouwregels:

18.2.1

Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde – singelstructuur', 'specifieke vorm van waarde – Weidebloemkwartier', 'specifieke vorm van waarde – zichtlijn' en 'specifieke vorm van waarde - Woudstraat en omgeving':

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte;
  • c. de hoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte;
  • d. de bestaande dakhelling van de kap mag niet meer en niet minder bedragen dan de bestaande dakhelling.
18.2.2

Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde – beschermd stadsgezicht':

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend zodanig worden gebouwd, dat op elk bouwperceel de gronden gelegen binnen 8 m uit de voorgevelrooilijn voor 100% van hun oppervlakte worden bebouwd, tenzij krachtens deze regels anders is bepaald;
  • c. de breedte van gebouwen mag ter plaatse van de voorgevelrooilijn niet minder dan 4,60 m bedragen en mag niet meer bedragen dan de maximale gevelbreedte per gevel die voor de betreffende gevel op de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen Gevelwandkaart is aangegeven, vermeerderd met maximaal 20%;
  • d. indien passend binnen de bestemming, mogen maximaal twee naastgelegen gebouwen voor een gezamenlijk gebruik geschikt worden gemaakt, met dien verstande dat de maximale gebouwbreedte na samenvoeging niet meer mag bedragen dan 20 m voor de eerste bouwlaag en 10 m voor de overige bouwlagen;
  • e. de goothoogte van een gebouw binnen een bouwvlak, dat is opgenomen op de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen Gevelwandkaart, mag ten hoogste 0,5 m minder of meer bedragen dan op de gevelkaart is aangegeven;
  • f. de bouwhoogte van een gebouw binnen een bouwvlak, dat is opgenomen op de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen Gevelwandkaart, mag niet meer bedragen dan de op de gevelkaart aangegeven maximale hoogte;
  • g. op gronden gelegen binnen 8 m uit de voorgevellijn mogen gebouwen met een goothoogte van meer dan 5 m uitsluitend met ten minste twee bouwlagen worden gebouwd;
  • h. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, behoudens erf- of perceelafscheidingen, waarvan de hoogte vóór de voorgevelrooilijn van een hoofdgebouw niet meer dan 1 m mag bedragen en elders niet meer dan 2 m, tenzij elders in deze regels anders is bepaald;
  • i. de voorgevel van een gebouw mag uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden gebouwd, daar waar die lijn - als grens van het bouwvlak - is aangegeven;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder g, mogen delen van een gebouw, zoals ingangspartijen, Ioggia's en terrassen, achter het vlak van de voorgevel worden gebouwd:
    • 1. tot een diepte van de helft van de breedte van de betreffende gevel, en;
    • 2. tot een gezamenlijke verticale oppervlakte van 1/3 van de oppervlakte van de betreffende gevel;
  • k. in afwijking van het bepaalde onder i, mogen delen van een gebouw, zoals balkons, loggia's, erkers, gevellijsten, pilasters en luifels, vóór de voorgevelrooilijn worden gebouwd:
    • 1. een overschrijding van de bouwgrens met ten hoogste 0,7 m, en;
    • 2. met uitzondering van de eerste bouwlaag van gebouwen;
  • l. in gebouwen is een onderdoorgang niet toegestaan;
  • m. gebouwen moeten worden afgedekt met een kap met een dakhelling van tenminste 40° en ten hoogste 55°, doch in geval de bestaande dakhelling daarvan afwijkt of sprake is van een platte afdekking, is die dakhelling danwel een platte afdekking toegestaan.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Overschrijden bouwgrens

Burgemeester en wethouders kunnen, met in achtneming van lid 18.3.5, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.1 onder a en lid 18.2.2 onder a voor het overschrijden van de grens van een bouwvlak tot 1 m, met dien verstande dat:

  • a. alvorens omgevingsvergunning wordt verleend de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit om advies wordt gevraagd omtrent de vraag of door de voorgenomen bouw- of gebruiksactiviteiten de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het bepaalde in lid 18.3.5 in acht wordt genomen bij een omgevingsvergunning in het gebied met de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde – beschermd stadsgezicht'.
18.3.2 Grotere goot- en/of bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen, na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 18.2.1 onder b en c, ten behoeve van het bouwen tot een grotere goot- en/of bouwhoogte, mits geen onevenredige afbreuk gedaan aan de waarden als bedoeld in lid 18.1;
  • b. het bepaalde in lid 18.2.2 onder e en f, ten behoeve van het bouwen tot een grotere goot- en/of bouwhoogte, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. het bepaalde in lid 18.3.5 wordt in acht genomen;
    • 2. het bepaalde over bekapping wordt in acht genomen;
    • 3. het beeld van de betreffende bebouwingswand, zoals onder meer tot uiting komt in de aanwezige afwisseling in (goot)hoogten en in de parcellering, wordt gerespecteerd of althans wordt niet wezenlijk aangetast;
    • 4. ten hoogste drie aan elkaar grenzende hoofdgebouwen krijgen dezelfde hoogte.
18.3.3 Dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen, na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 18.2.1 onder d, ten behoeve van een andere dakhelling, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden als bedoeld in lid 18.1;
  • b. het bepaalde in lid 18.2.2 onder m, ten behoeve van een andere dakhelling of een platte afdekking, waarbij het bepaalde in lid 18.3.5 in acht wordt genomen.
18.3.4 Breedte

Burgemeester en wethouders kunnen, met in achtneming van lid 18.3.5, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.2 onder c, ten behoeve van het verbouwen van de eerste bouwlaag van twee zijdelings aan elkaar grenzende gebouwen, op geen van welke deze afwijkingsmogelijkheid eerder is toegepast, tot één geheel, mits binnenwerks achter de voorgevel een scheidingsmuur aanwezig blijft of wordt gebouwd ter hoogte van de oorspronkelijke gemeenschappelijke scheidingsmuur; tot een diepte van ten minste evenveel meter als de breedte, ter plaatse van de voorgevelrooilijn, van het breedste bij de omgevingsvergunning betrokken gebouw.

18.3.5 Toetsing aan beschikking

Indien in deze regels wordt verwezen naar dit lid, toetsen burgemeester en wethouders alvorens de betreffende omgevingsvergunning wordt verleend, aan de toelichting, behorende bij de Beschikking tot aanwijzing van een beschermd stadsgezicht, nr. MMA/MO 196.974.1, ter voorkoming van onevenredige aantasting van de in die toelichting aangegeven kwaliteiten van de omgeving.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt verstaan ieder gebruik van de gronden en/of bouwwerken, waarmee afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige cultuurhistorische waarden als bedoeld in lid 18.1.