direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Oostpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. weidebouw en veeteelt, met uitzondering van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. paardenhouderijen/-fokkerijen;
  • c. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. ondergeschikte agrarische nevenactiviteiten;
  • e. parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. per bestemmingsvlak ten hoogste één agrarisch bedrijf mag worden gevestigd;
  • b. per aanduiding ten hoogste één bedrijfswoning mag worden gebouwd;
  • c. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de bouwvlakken;
  • d. de afstand van gebouwen tot de waterkant niet minder mag bedragen dan 3 meter;
  • e. het bouwvlak (per bestemmingsvlak) ten hoogste voor 40% mag worden bebouwd, tenzij anders is aangeduid;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' de maximale oppervlakte aan bebouwing binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
  • g. de gezamenlijke inhoud van de agrarische bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 650 m³;
  • h. de goothoogte van de agrarische bedrijfswoning en de agrarische bedrijfsgebouwen niet meer mag bedragen dan 4 meter;
  • i. de bouwhoogte van de agrarische bedrijfswoning en de agrarische bedrijfsgebouwen niet meer mag bedragen dan 9 meter;
  • j. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de agrarische bedrijfswoning horende bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 100 m2;
  • k. de goothoogte van de bij de agrarische bedrijfswoning horende bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  • l. de bouwhoogte van de bij de agrarische bedrijfswoning horende bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 4,5 meter;
  • m. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 1 meter op de gronden voor de voorgevelrooilijn;
    • 2. 2 meter voor het overige;
  • n. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 6 meter;
  • o. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Kleinere afstand tot waterkant

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 3.2 sub d een omgevingsvergunning verlenen voor gebouwen op een kleinere afstand van de waterkant dan 3 meter, indien dit gelet op bijvoorbeeld de positie van andere bebouwing ter plaatse, de zichtbaarheid van het landschap en de ligging van de watergang niet leidt tot onevenredige aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de omgeving.

3.3.2 Hogere bebouwing

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 3.2 sub h en sub i een omgevingsvergunning verlenen voor een agrarisch bedrijfsgebouw met een goothoogte van maximaal 5 meter en een bouwhoogte van maximaal 10 meter, indien hiervoor een bedrijfseconomische noodzaak bestaat.