Plan: | Noord |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0513.0400BPNoord-VA02 |
HUIDIGE NATUURWAARDEN PER SOORTGROEP |
Algemeen |
Het Goudse Hout is een gebied met intensieve recreatieve voorzieningen, open water, beplanting en een 'veenweide' gedeelte met graslandvegetaties en sloten in een opstrekkende verkaveling. Het gebied heeft een duidelijke, natuurlijke zonering. De natuurwaarden zijn het hoogst in het oostelijke deel en worden bepaald door de grasland-, oever- en watervegetaties. Het westelijke deel heeft een intensiever recreatief gebruik en relatief minder natuurwaarden. |
Planten |
- Bloemrijke hooilanden Door een duurzaam gevoerd verschralingsbeheer is op de oostelijke graslanden een voorzichtige ontwikkeling naar bloemrijk grasland waarneembaar. Het startpunt waren de raaigrasweides, behorend bij het voormalige agrarische beheer. De graslanden bevinden zich nu in het 'dominant-stadium': de dominantie van raaigras is doorbroken, met name door het optreden van gestreepte witbol. Soorten als zuring, witbol, zwenkgras en echte koekoeksbloem nemen in aantal toe. De uitgangssituatie is in het Goudse Hout minder gunstig dan in het Reeuwijkse Hout. Het gebied heeft potenties voor fraaie bloemrijke graslanden, maar ontwikkeling is een zaak van lange adem. - Krabbescheer, water- en oevervegetaties In het gebied zijn vegetaties van Krabbescheer aanwezig, vergezeld van kikkerbeet en pijlkruid. De bijbehorende soort (Groene glazenmaker) komt hierop voor. De sloten bevatten tevens waardevolle vegetaties van ondergedoken waterplanten, zoals stijve waterranonkel en kranswieren. De aanwezigheid van deze soorten indiceert een goede waterkwaliteit: helder, matig voedselrijk water met voldoende ijzer. Daarnaast is langs veel oevers in het oostelijk deel van het gebied een gevarieerde oevervegetatie aanwezig van zwanebloem, egelskop, dotterbloem, gele lis, wilgeroosje en lisdodde. |
Zoogdieren |
Waarnemingen zijn bekend van foeragerende vleermuizen: dwergvleermuis en laatvlieger. E zijn geen waarnemingen bekend van vaste rust- en kraamplaatsen. |
Vogels |
Het Goudse Hout biedt broedgelegenheid voor veel algemene broedvogels: vink, pimpelmees, koolmees, matkop, heggemus, rietzanger, fitis, tjiftjaf, wilde eend, meerkoet, etc. De ouder wordende beplanting is inmiddels geschikt geworden voor bossoorten als specht, gaai, bosuil en sperwer. Op 2 lokaties wordt de IJsvogel regelmatig aangetroffen en is waarschijnlijk sprake van een broedgeval. Naast broedvogels is het Goudse Hout aantrekkelijk voor wintergasten door de grote hoeveelheid elzen en berken (foerageersoorten voor sijzen, barmsijzen, verschillende vinkachtigen, pestvogels). De plas is in het winterhalfjaar rust- en foerageergebied voor eenden en andere watervogels die uitwijken van de plassen (bejaging). Snippen en rallen foerageren in de drogere slootjes. |
Reptielen |
De Ringslang wordt waargenomen, maar aanwezigheid van een populatie is onwaarschijnlijk. |
Amfibieën |
De meer algemene soorten amfibieën (bruine kikker, de verschillende soorten groene kikker, gewone pad, kleine watersalamander) zijn in het gebied goed vertegenwoordigd. Er zijn geen waarnemingen bekend van minder algemene soorten als heikikker, rugstreeppad of kamsalamander. |
Dagvlinders |
In het Goudse Hout worden verschillende vlinderroutes gelopen. In bijna alle gevallen zijn het landelijk algemeen voorkomende soorten. Citroenvlinder, Groot koolwitje, Atalanta, Klein geaderd witje, Gehakkelde aurelia, Klein koolwitje, Kleine vos, Landkaartje, Dagpauwoog, Boomblauwtje, Distelvlinder, Argusvlinder, Kleine vuurvlinder, Dikkopje, Oranjetipje. |
Libellen |
In het Goudse Hout worden verschillende libellenroutes gelopen. De volgende soorten worden waargenomen: Groene glazenmaker, Gewone oeverlibel, Viervlek, Grote roodoogjuffer, Lantaarntje, Variabele waterjuffer, Vroege glazenmaker, Bruinrode heidelibel, Kleine roodoogjuffer, Grote keizerlibel, Steenrode heidelibel, Houtpantserjuffer, Blauwe glazenmaker, Bruine glazenmaker, Paardenbijter, Watersnuffel, Grote groene sabelsprinkhaan. |
SPECIFIEKE KANSEN EN BEDREIGINGEN VOOR HET GOUDSE HOUT |
Graslandvegetaties |
Door een meer gericht beheer te voeren met enkele aanvullende maatregelen, zijn er kansen om de graslanden sneller door te ontwikkelen vanuit de witbol-fase naar een bloemrijk grasland, zoals er plaatselijk al voorbeelden in het Reeuwijkse Hout zijn aan te treffen. Denk hierbij aan het volgende:
- de juiste maaitijden aanhouden: dominantie van witbol doorbreken door op een moment te maaien waarbij je de soort het meest uitput; - verdichting voorkomen door inzet van licht materieel; - specifieker beheer voor de greppels. Voorkomen dat er 's winters waterlenzen in blijven staan; - plaatselijk plaggen. |
Krabbescheer, water- en oevervegetaties |
De watervegetaties, waaronder Krabbescheer, nemen in kwaliteit af. Oorzaken zijn verbaggering en een slechte waterkwaliteit. - Verbaggering Door het achterwege blijven van baggeren, bevat het water op termijn teveel sulfide (te voedselrijk) en wordt het te ondiep (geen kolom meer om in te zakken). Door een gericht baggerbeheer zoals beschreven in de factsheet Reeuwijkse Hout is herstel van deze vegetaties haalbaar. - Waterkwaliteit Verbeteren van de waterkwaliteit door indien mogelijk staken van het inlaten van gebiedsvreemd rivierwater en vasthouden van regenwater of anders her verlengen van de aanvoerweg, kan positieve gevolgen hebben voor zowel het Woudaapje, libellen als onderwater-, drijfblad- en oevervegetaties. |
Dagvlinders |
De structuur van het gebied en de aanwezige biotopen (oevers, graslanden, struweel, opgaande beplanting) bieden kansen voor een voor vlinders geschikt leefgebied. Met maatregelen zoals gefaseerd maaibeheer, bosrandbeheer, ruigteontwikkeling, ontwikkeling natuurlijke oevervegetaties etc. zijn er kansen om het aantal soorten en de aantallen per soort te vergroten. |
Libellen |
Zie ook watervegetaties. Bedreiging door verbaggering, waardoor Krabbescheer minder wordt met een direct gevolg voor de Groene glazenmaker, maar ook de waterkwaliteit als geheel minder wordt met gevolgen voor alle libellen. Kansen dus door te baggeren en de waterkwaliteit verder te verbeteren door staken van het inlaten van gebiedsvreemd rivierwater, vasthouden van regenwater. Verder door de variatie langs de oever nog verder te vergroten. |
Waterkwaliteit |
Verbeteren waterkwaliteit door indien mogelijk staken van het inlaten van gebiedsvreemd rivierwater en vasthouden van regenwater of anders her verlengen van de aanvoerweg, kan positieve gevolgen hebben. |
Bron: Groenservice Zuid-Holland