Plan: | Noord |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0513.0400BPNoord-VA02 |
In de tweede helft van de negentiende eeuw wordt een - zij het aarzelend - begin gemaakt met de uitbreiding van de stad Gouda buiten de singels. De eerste grote stadsuitbreidingen dateren van na 1901. Door de vestiging van nieuwe bedrijven en uitbreiding van de bestaande bedrijven ontstaat een grote behoefte aan arbeiderswoningen. Zo worden onder meer de wijken Korte Akkeren aan de westzijde en Kort-Haarlem aan de oostzijde van de stad gebouwd. Na de Tweede Wereldoorlog wordt Gouda allereerst in noordelijke richting verder uitgebreid (de wijk Noord). Later volgen Oosterwei in het oosten, Bloemendaal in het noordwesten, Plaswijck in het noordoosten en Goverwelle ten oosten van Oosterwei. De latere stadsuitbreidingen hebben naast de opvang van de eigen en regionale behoefte in de jaren '70 en '80 in de praktijk ook een overloopfunctie gehad voor met name een plaats als Den Haag.
Afbeelding: historische structuren en elementen in Gouda
Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit de wijk Noord (met de buurten Ouwe Gouwe en Achterwillens) en de Goudse Hout. De ontginningsgeschiedenis van het gebied begint vanaf de elfde en twaalfde eeuw. Van die tijd dateert de kenmerkende strokenverkaveling die in de Goudse Hout nog bestaat, maar ook in de structuur van genoemde wijken nog goed afleesbaar is.
Het grootste deel van Ouwe Gouwe is gebouwd vanaf 1955. De verkavelingsrichting in deze buurt volgt de oude slotenstructuur. Door zijn duidelijke begrenzingen is de wijk Ouwe Gouwe als een eenheid te beschouwen. De grenzen zijn alle relatief oude structuurlijnen, die in het ontstaan van het de wijk een bepalende rol hebben gespeeld. Vanouds zijn dat de Breevaart, de Ridder van Catsweg en de Omloopkade- en wetering. De Omloopkade- en wetering en de Breevaart waren in vroeger tijden van belang voor het turfvervoer naar de stad.
De bebouwing van het meest zuidelijke deel van de wijk Ouwe Gouwe, de noordelijke strook aan de Ridder van Catsweg en de bebouwing tussen Burgvlietkade en Bodegraafsestraatweg dateren van voor de oorlog.
Het gebied tussen de spoorlijn en de Graaf Florisweg is vanaf het einde van de negentiende eeuw opgevuld geraakt met een veelheid aan functies.
Het buurtbeeld van Achterwillens is divers. Een aantal straten heeft vooroorlogse, veelal vrijstaande bebouwing, terwijl het zuiden van de buurt vooral bestaat uit flats en het noorden uit rijwoningen. De randen van het woongebied worden gevormd door bestaande poldersloten en polderkavels. De verkaveling van het woongebied bestaat in hoofdzaak uit een daaraan evenwijdig noord-zuid gericht patroon van openbare ruimten en eengezinswoningen met voor- en achtertuinen. Loodrecht hierop zijn in oost-west richting enkele paden en woonstraten gesitueerd. Karakteristiek in het gebied is de oude structuur van de Achterwillenseweg met de hier langs gelegen bebouwing. Polder De Willens, waaraan deze weg zijn naam ontleent, werd tijdens de ontginning door twee evenwijdig lopende weteringen in drie delen gesplitst: Voor, Midden- en Achterwillens. De Achterwillenseweg is de weg langs de noordelijkste van deze weteringen.
De Goudse Hout tenslotte grenst direct aan het verveningslandschap van de Reeuwijkse plassen. De Hout vormt de overgang tussen stad en platteland door middel van een half open landschap van afwisselend gras- en ruigte percelen. Het oude verkavelingspatroon is tot dusver behouden gebleven. De Goudse Hout biedt goede mogelijkheden voor verschillende vormen van intensieve recreatie en vormen van route gebonden recreatie. Het gebied wordt vooral bezocht door recreanten uit de onmiddellijke omgeving welke dicht bij huis rust en natuur zoeken.