Plan: | Plaswijck |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0513.0100BPPlaswijck-DF02 |
Het plangebied valt geheel binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, dat gevestigd is in Leiden.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het watersysteem van de polder Bloemendaal. Deze polder heeft een oppervlakte van 1.116 ha. Circa 60% van deze polder is bebouwd en hoort bij het stedelijk gebied van Gouda. De grens tussen stedelijk gebied en landelijk gebied ligt op de rijksweg 12. Het polderpeil (waterpeil) in het landelijke gebied is NAP – 2,27 m. In het stedelijke gebied wordt een polderpeil van NAP – 2,20 m gehandhaafd. De afwatering van het stedelijke gebied vindt plaats via een automatische klepstuw bij de Winterdijk onder de rijksweg 12. Hier stort het wateroverschot uit het stedelijke gebied over op het landelijke gebied. In situaties met extreme neerslag kunnen twee klepstuwen onder de rijksweg bij de Bloemendaalseweg ook worden gestreken voor extra afvoer.
Binnen het plangebied ligt een drietal watertransportleidingen. De grootte van deze waterleiding is Ø500 mm en tweemaal Ø700 mm. Om de continuïteit te waarborgen van waterlevering zal aan weerszijden van deze leidingen respectievelijk een strook van 3 en 4 meter vrij worden gehouden van bebouwing of belemmeringen.
Het landelijke gebied wordt vervolgens bemalen met een gemaal nabij Waddinxveen. Het gemaal slaat het water uit op de Gouwe. Bij droogte wordt ingelaten bij het gemaal vanuit de boezem (de Gouwe). Voor het stedelijke gebied wordt bij droogte water ingelaten vanuit de stadsboezem (de Breevaart). Dit water is indirect afkomstig uit de Hollandsche IJssel.
De riolering in het plangebied is uitgevoerd als een gescheiden geïsoleerd stelsel.
De huidige waterkwaliteit wordt negatief beïnvloed door te kleine en te lange duikers. Tevens is de doorstroming niet overal mogelijk door het ontbreken van duikerverbindingen.
De visie op integraal stedelijk waterbeheer in Gouda is uitgewerkt aan de hand van vier sporen. Dit laat onverkort dat het waterbeheer in zijn integraliteit en samenhang van kracht blijft. De sporen zijn afgeleid uit (landelijke) beleidsontwikkelingen, kansen en knelpunten:
ad a. droge voeten: voorkomen van wateroverlast
Vanwege de zettingsgevoeligheid en geringe drooglegging is voldoende waterberging in het stedelijke gebied een vereiste. In het stedelijke waterplan is aangegeven dat het wateroppervlak in Gouda moet worden verruimd. Door in de toekomst meer verhard oppervlak af te koppelen van de riolering, zal de aanvoer van hemelwater op het oppervlaktewater toenemen. Daarnaast is de verwachting dat de neerslagintensiteit de komende eeuw zal toenemen.
Daarom is in deze wijken meer ruimte voor water gewenst. Voor de doorstroming van het water is een goed duikersysteem een vereiste. Vanwege de bevordering van de kwaliteit van het water mogen de duikers niet te lang zijn. Duikers met een geringe diameter zijn hindernissen in een goede vismigratie en beperken daarmee de mogelijkheden tot het realiseren van een betere waterecologie. In het waterplan is aangegeven dat gewerkt gaat worden aan het opheffen van deze barrières. Verder zijn duikers met een geringe diameter knelpunten in de waterafvoer. Het opheffen van deze knelpunten is gewenst.
ad b. gezond water: verbeteren van de waterkwaliteit
Een goede waterkwaliteit schept mogelijkheden voor een grote verscheidenheid aan planten en dieren. Een natuurlijke inrichting van de watergang en haar oevers brengt de natuur dichtbij de inwoners van Gouda. Daarnaast wordt gestreefd naar het opheffen van diffuse verontreinigingsbronnen, zoals nalevering vanuit de waterbodem. In geïsoleerd, stilstaand voedselrijk stadswater kunnen zich problemen met zuurstofloosheid voordoen. Stilstaand water is te voorkomen door zoveel mogelijk watergangen met elkaar in verbinding te stellen. Ook voor planten en dieren zijn doorgaande verbindingen van water en oever van belang.
Voor de bevordering van een evenwichtige waterecologie en indirect het verbeteren van de waterkwaliteit is het aanleggen van natuurvriendelijke oevers een uitgangspunt. Waar mogelijk dienen natuurvriendelijke oevers te worden gerealiseerd. Harde oeverbescherming in de vorm van beschoeiing dient te worden tegengegaan.
ad c. sprekend water: realiseren hoogwaardige woon-, werk- en leefomgeving;
Gouda ligt midden in het open veen- en polderlandschap van het Groene Hart. Gezien het natte karakter speelt water een grote rol in Gouda. Water is een belangrijk element bij het realiseren van een hoogwaardige woon-, werk- en leefomgeving. Om de beleving van het water te vergroten, is een duidelijk herkenbare structuur gewenst. Daarom streeft het waterplan naar:
d. werken aan water: aanpassen en afstemmen van onderhoud en beheer;
Verschillende instanties zijn in Gouda verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van delen van het watersysteem. Het streven is het beheer en onderhoud van water en oever goed op elkaar af te stemmen, zodat duidelijk is wie wat doet. Een natuurvriendelijk beheer van de natte en droge oevers is het streven.
Het bestemmingsplan Plaswijck is een conserverend plan. Het plan beoogt dan ook geen concrete maatregelen of projecten in relatie tot het waterplan Gouda. Niettemin is het van belang dat het bestemmingsplan hiervoor geen belemmeringen opwerpt. Belangrijkste doelstelling van het bestemmingsplan ten aanzien van water is het waar mogelijk ruimte bieden voor maatregelen die nodig zijn om het gewenste watersysteem te realiseren. Concreet betekent dit dat de volgende regelingen zijn opgenomen:
Het betreft hier een conserverend bestemmingsplan. Er worden geen grote ingrepen in het watersysteem voorgesteld. In het Waterplan Gouda is integraal waterbeleid geformuleerd, dat wil zeggen in samenhang en afstemming met onder andere het Hoogheemraadschap van Rijnland als waterbeheerder. Het voorontwerpbestemmingsplan is voor overleg toegestuurd aan het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het Hoogheemraadschap heeft in zijn overlegreactie van 8 augustus 2008 laten weten geen opmerkingen te hebben bij het voorontwerpbestemmingsplan, behoudens de noodzaak om een waterkering in plankaart en regels expliciet te bestemmen.